wespendief voor
vijfde jaar op rij succesvol
De wegtrek van de wespendieven ligt al enige tijd achter ons en inmiddels verblijven de broedvogels en hun jongen al enige maanden in Afrika. Het afgelopen jaar zijn op dezelfde nestplaats in ons verenigingsgebied voor het vijfde jaar op rij jonge wespendieven uitgevlogen. Voor een wespendief is het niet gebruikelijk dat zoveel jaren achterheen hetzelfde nest wordt gebruikt om een broedsel te beginnen. Het had niet echter veel gescheeld of het eerste broedgeval in 2011 van deze bijzondere roofvogel was onopgemerkt gebleven.
In de loop van mei was er rond een oud bestaand nest in een lariks wel enige activiteit. Rondom de nestboom werden echter geen poepspetters of andere sporen van bewoning aangetroffen. Mogelijk dat hier door een buizerdpaar nog een late broedpoging werd begonnen. Buizerds leggen hun eieren gewoonlijk in de periode vanaf eind maart tot half april. Met een broedduur van ruim zes weken zouden er dan in de loop van juni jongen moeten zijn. Maar ook toen was er onder het nest nog steeds niets te zien dat hierop wees. Totdat in de loop van juli duidelijk verse loofbladeren waren te zien op de rand van het nest. Dit kon alleen maar betekenen dat het nest dus toch bewoond werd. En gezien de tijd van het jaar rees het vermoeden dat het wel eens een wespendief zou kunnen. Om zekerheid te krijgen werd de telescoop op enige afstand van de nestboom opgesteld. Het was nog even zoeken om een goed beeld door het bladerdak van de omringende bomen te krijgen. De telescoop onthulde na enige tijd twee bijna volgroeide jonge wespendieven. Goed herkenbaar aan de choco-kleur en de kenmerkende neusspleet in plaats van de gebruikelijke ronde neusgaten zoals bij overige roofvogels. Omdat de jongen diep in het nest lagen was het lastig om een goede leeftijd schatting te maken. De leeftijd van de jongen werd geschat tussen 36 en 40 dagen. Voor het ringen van jonge wespendieven was het dus op dat moment te laat. Jammer! Maar het risico dat de jongen hierbij uit het nest zouden springen was veel te groot. De leeftijd was goed geschat want een week later zat al één van de jongen op een tak naast het nest. Gewoonlijk verlaten de jongen het nest na ongeveer 42 dagen. Terugrekenend was het paar al op ongeveer 22 mei begonnen met de eileg. Dit betekent dat de eerder genoemde activiteiten rond het nest, begin mei, van dit paartje wespendieven moet zijn geweest. Waarschijnlijk waren ze op dat moment slechts enkele weken teruggekeerd uit hun overwinteringsgebied in onder andere West-Afrika om vervolgens al snel op een geheimzinnige en onopvallende manier aan een nieuw broedseizoen te beginnen. Typisch wespendief! Heel bijzonder en speciaal.
Buitenbeentje.
De wespendief is een buitenbeentje binnen de roofvogels in Nederland. Alles aan een wespendief is eigenlijk speciaal. Het gele oog in de kleine duifachtige kop, het spleetvormige neusgat, de slanke hals, de stevige poten, de vlinderende baltsvlucht, het onopvallende gedrag op de broedplaats, de gelijke taakverdeling tussen man en vrouw wat betreft het bebroeden van de eieren en het warm houden van de jongen, de voedselkeus. Het aantal broedparen van deze bosbewoner wordt in Nederland geschat op 500 – 650 paar, waarvan de grootste populatie op de Veluwe. De wespendief is een middelgrote roofvogel met het formaat van een buizerd met wie hij dan ook vaak wordt verwisseld. De wespendief is echter sierlijker en houdt de vleugels geheel vlak tijdens het zweven. (buizerd V-vormig) Adulte mannetjes hebben een grijze kop en een gebandeerde staart met zwarte eindband. Vrouwtjes zijn bruiner en donkerder. Het is een trekvogel die de helft van zijn leven in Afrika doorbrengt. De naam wespendief verraad al de voedselvoorkeur van deze bijzondere roofvogel. Voor hun voedsel zijn ze voor een groot deel aangewezen op de larven van grondwespen. Ze komen echter eind april begin mei terug in de broedgebieden voordat de wespenvolkeren zich zodanig hebben ontwikkeld dat ze voor Wespendieven een lucratieve voedselbron kunnen vormen. Waarschijnlijk eten Wespendieven in deze periode vooral kikkers en vogels. Zodra er geen wespenlarven meer zijn, ongeveer eind augustus, vertrekken de oude vogels weer net zo stil als ze kwamen naar Afrika. De jonge vogels vertrekken één of twee weken later.
De wespendief is een buitenbeentje binnen de roofvogels in Nederland. Alles aan een wespendief is eigenlijk speciaal. Het gele oog in de kleine duifachtige kop, het spleetvormige neusgat, de slanke hals, de stevige poten, de vlinderende baltsvlucht, het onopvallende gedrag op de broedplaats, de gelijke taakverdeling tussen man en vrouw wat betreft het bebroeden van de eieren en het warm houden van de jongen, de voedselkeus. Het aantal broedparen van deze bosbewoner wordt in Nederland geschat op 500 – 650 paar, waarvan de grootste populatie op de Veluwe. De wespendief is een middelgrote roofvogel met het formaat van een buizerd met wie hij dan ook vaak wordt verwisseld. De wespendief is echter sierlijker en houdt de vleugels geheel vlak tijdens het zweven. (buizerd V-vormig) Adulte mannetjes hebben een grijze kop en een gebandeerde staart met zwarte eindband. Vrouwtjes zijn bruiner en donkerder. Het is een trekvogel die de helft van zijn leven in Afrika doorbrengt. De naam wespendief verraad al de voedselvoorkeur van deze bijzondere roofvogel. Voor hun voedsel zijn ze voor een groot deel aangewezen op de larven van grondwespen. Ze komen echter eind april begin mei terug in de broedgebieden voordat de wespenvolkeren zich zodanig hebben ontwikkeld dat ze voor Wespendieven een lucratieve voedselbron kunnen vormen. Waarschijnlijk eten Wespendieven in deze periode vooral kikkers en vogels. Zodra er geen wespenlarven meer zijn, ongeveer eind augustus, vertrekken de oude vogels weer net zo stil als ze kwamen naar Afrika. De jonge vogels vertrekken één of twee weken later.
Bijzondere jachtstrategie.
Door hun bijzondere jachtstrategie worden wespendieven weinig gezien. Voor het grootste deel van de dag zitten ze, voor zover niet broedend, op een tak langs bosranden om zich heen te kijken tot ze een wesp voorbij zien vliegen. Die proberen ze te volgen waarna ze opnieuw geduldig gaan posten. Op die manier komen ze stapje voor stapje dichter bij de plek waar de wespen naar toe vliegen: het wespennest. Als ze dat ontdekt hebben gaan ze aan het werk. Met de korte stevige graafpoten, die meer lijken op scharrelpoten van een kip dan op roofvogelklauwen, graven ze het nest uit. De wespensteken ervaren ze wel als hinderlijk maar ook niet meer dan dat. Het neusgat is smal en spleetvorming en de snavelbasis is breed, met korte borstelige veertjes waar geen wesp doorheen kan prikken. Als het nest is uitgegraven snoept de wespendief een voor een de wespen en larven eruit en ook de raten worden opgegeten. Ook het menu van de jongen bestaat voornamelijk uit wespenbroed maar ook worden kikkers als prooi aangevoerd. Voor hun voedselvluchten worden grote afstanden van meer als 5 km afgelegd. Uit onderzoek aan gezenderde broedvogels bleek dat vooral de vrouwen een groot gebied bestrijken tot soms meer dan 10 km rond de nestplaats. De maximale afstand van een foeragerend vrouwtje tot haar nest bedroeg 62 km.
Door hun bijzondere jachtstrategie worden wespendieven weinig gezien. Voor het grootste deel van de dag zitten ze, voor zover niet broedend, op een tak langs bosranden om zich heen te kijken tot ze een wesp voorbij zien vliegen. Die proberen ze te volgen waarna ze opnieuw geduldig gaan posten. Op die manier komen ze stapje voor stapje dichter bij de plek waar de wespen naar toe vliegen: het wespennest. Als ze dat ontdekt hebben gaan ze aan het werk. Met de korte stevige graafpoten, die meer lijken op scharrelpoten van een kip dan op roofvogelklauwen, graven ze het nest uit. De wespensteken ervaren ze wel als hinderlijk maar ook niet meer dan dat. Het neusgat is smal en spleetvorming en de snavelbasis is breed, met korte borstelige veertjes waar geen wesp doorheen kan prikken. Als het nest is uitgegraven snoept de wespendief een voor een de wespen en larven eruit en ook de raten worden opgegeten. Ook het menu van de jongen bestaat voornamelijk uit wespenbroed maar ook worden kikkers als prooi aangevoerd. Voor hun voedselvluchten worden grote afstanden van meer als 5 km afgelegd. Uit onderzoek aan gezenderde broedvogels bleek dat vooral de vrouwen een groot gebied bestrijken tot soms meer dan 10 km rond de nestplaats. De maximale afstand van een foeragerend vrouwtje tot haar nest bedroeg 62 km.
Broedseizoen.
Wespendieven komen eind april begin mei terug uit hun overwinteringsgebied in West-Afrika. Door hun heimelijke levenswijze vindt dat ongemerkt plaats. Het afgelopen jaar werd op 15 mei het vrouwtje voor de eerste keer gezien op de nestrand. Het is niet bekend of de vogels gepaard aankomen of dat de partners onafhankelijk van elkaar de broedplek weer opzoeken. Baltsactiviteiten voorafgaand aan het broedseizoen zijn tot heden niet waargenomen. Zoals gebruikelijk bij de wespendief worden de nesten uitbundig bekleed met vers loof.
Hoewel het voorjaar jaarlijks zeer verschillend verloopt wat betreft temperatuur en neerslag is er maar weinig variatie in het begin van de eileg. De eileg van alle vijf broedsels viel in de periode van 19 tot en met 26 mei. Het legbegin is berekend aan de hand van de leeftijd van het oudste jong tijdens het ringen van de jongen. Doorgaans bestaat een wespendief legsel uit 2 eieren die met een leginterval van 2-3 dagen worden gelegd en 34 dagen worden bebroed. Uit de legsels van 2011-2014-2015 werden twee jongen geboren. De broedsels van 2012 en 2013 hadden ieders één jong. In het nest van 2013 werd behalve het jong tevens een niet uitgekomen ei aangetroffen.
Dankzij het kundige klimwerk van Bart Klaassen konden de jongen worden geringd. De leeftijden van de jongen op het moment van ringen varieerde van 18 tot 25 dagen. Tijdens het ringen werd de vleugel van de jongen gemeten (vleugellengte), de kropinhoud geschat en werden de jongen gewogen.
De geringde jongen van 2015 bleken 22 en 24 dagen oud te zijn en waren met een gewicht van respectievelijk 745 en 797 gram in een prima conditie. Gezien de volle krop van beide pullen en de hoeveelheid leeggegeten raat op het nest was er aan wespenbroed kennelijk geen gebrek.
Wespendieven komen eind april begin mei terug uit hun overwinteringsgebied in West-Afrika. Door hun heimelijke levenswijze vindt dat ongemerkt plaats. Het afgelopen jaar werd op 15 mei het vrouwtje voor de eerste keer gezien op de nestrand. Het is niet bekend of de vogels gepaard aankomen of dat de partners onafhankelijk van elkaar de broedplek weer opzoeken. Baltsactiviteiten voorafgaand aan het broedseizoen zijn tot heden niet waargenomen. Zoals gebruikelijk bij de wespendief worden de nesten uitbundig bekleed met vers loof.
Hoewel het voorjaar jaarlijks zeer verschillend verloopt wat betreft temperatuur en neerslag is er maar weinig variatie in het begin van de eileg. De eileg van alle vijf broedsels viel in de periode van 19 tot en met 26 mei. Het legbegin is berekend aan de hand van de leeftijd van het oudste jong tijdens het ringen van de jongen. Doorgaans bestaat een wespendief legsel uit 2 eieren die met een leginterval van 2-3 dagen worden gelegd en 34 dagen worden bebroed. Uit de legsels van 2011-2014-2015 werden twee jongen geboren. De broedsels van 2012 en 2013 hadden ieders één jong. In het nest van 2013 werd behalve het jong tevens een niet uitgekomen ei aangetroffen.
Dankzij het kundige klimwerk van Bart Klaassen konden de jongen worden geringd. De leeftijden van de jongen op het moment van ringen varieerde van 18 tot 25 dagen. Tijdens het ringen werd de vleugel van de jongen gemeten (vleugellengte), de kropinhoud geschat en werden de jongen gewogen.
De geringde jongen van 2015 bleken 22 en 24 dagen oud te zijn en waren met een gewicht van respectievelijk 745 en 797 gram in een prima conditie. Gezien de volle krop van beide pullen en de hoeveelheid leeggegeten raat op het nest was er aan wespenbroed kennelijk geen gebrek.
Veertien dagen na het ringen stonden de jongen soms duidelijk op het nest en hadden al een volledig bruin verenkleed. Al snel daarna verlaten de jongen voor korte tijd het nest en zitten dan vaak op een tak naast het nest. Met korte vluchtjes in de nestboom trainen ze hun vliegvermogen. Geleidelijk verplaatsen ze zich steeds verder van het nest. Eenmaal uitgevlogen jongen keren nog geruime tijd terug naar het nest om te slapen en worden door hun ouders van voedsel voorzien. De afgifte van het voedsel op het nest gaat in een floep en een zucht waarbij de jongen nauwelijks vleugelwieken en een slechts zacht klinkend bedelgeluid maken. Dit alles onder het motto; niet opvallen doet overleven, vooral ook omdat de jongen van de wespendief nogal eens worden gepredeerd worden door haviken. Met vijf succesvolle broedsels op rij en met een haviksnest op betrekkelijk korte afstand lijkt deze strategie voor deze wespendieven al die jaren goed te hebben uitgepakt.
Auteur: Johan Drop
Foto's: Johan Drop, Bart Klaassen, Frans Stopel en Laurents ten Voorde
Literatuur: Bijlsma R.G. 1993; Ecologische atlas van de Nederlandse roofvogels.
Foto's: Johan Drop, Bart Klaassen, Frans Stopel en Laurents ten Voorde
Literatuur: Bijlsma R.G. 1993; Ecologische atlas van de Nederlandse roofvogels.