waterspreeuw binnen onze contreien

Alhoewel er veel vogels zijn die duikend voedsel zoeken, denk maar eens aan verschillende soorten eenden, futen en sterns, zijn er ook zangvogels, die eveneens het duiken tot een specialisme hebben gemaakt en op deze wijze voedsel weten te bemachtigen. In de eerste plaats denk je dan aan een ijsvogel, die als een torpedo het water in kan schieten, op jacht naar vooral visjes.
Een geheel andere soort, die gespecialiseerd is om voedsel uit het water naar boven te halen, is de Waterspreeuw (Cinclus cinclus). Het beestje loopt onder water als het ware tegen de stroom in en zoekt zijn voedsel op de bodem van snel stromende wateren. Daarnaast steekt de soort met enige regelmaat zijn kop onder water en weet daar feilloos levend voedsel uit tevoorschijn te toveren. Hij buigt daarbij het gebogen lichaam naar voren waardoor deze als het ware door het water naar beneden wordt gedrukt. De vogel is hierdoor in staat om zich niet alleen goed staande te houden, maar zich ook voort te bewegen, vaak tegen de (sterke) stroming in.
Een geheel andere soort, die gespecialiseerd is om voedsel uit het water naar boven te halen, is de Waterspreeuw (Cinclus cinclus). Het beestje loopt onder water als het ware tegen de stroom in en zoekt zijn voedsel op de bodem van snel stromende wateren. Daarnaast steekt de soort met enige regelmaat zijn kop onder water en weet daar feilloos levend voedsel uit tevoorschijn te toveren. Hij buigt daarbij het gebogen lichaam naar voren waardoor deze als het ware door het water naar beneden wordt gedrukt. De vogel is hierdoor in staat om zich niet alleen goed staande te houden, maar zich ook voort te bewegen, vaak tegen de (sterke) stroming in.

De vogel zit vermoedelijk al meerdere weken binnen ons werkgebied op de grens Deurningen / Hengelo. Zeg maar de driehoek Oosterveld / Hartjesbos / Lonnekermeer. Voor zover mij bekend waren het Onno de Bruijn en Tim Roeke die deze wel heel speciale soort voor Twente op 10 februari 2012 voor het eerst ontdekten. Het is maar zo mogelijk dat de vogel al wat langer in onze contreien verblijft. Dat zou maar zo te maken kunnen hebben met de tamelijk zware winterse periode eind januari tot medio februari. Het is niet ondenkbaar dat het een beestje uit het hoge Noorden is. Dat zou meteen verklaren waarom de vogel zo benaderbaar is en in het geheel niet schuw. Vogels, die geen mensen gewend zijn, laten zich nu eenmaal niet snel verstoren als ze een voedselrijke plek hebben gevonden.

De afgelopen twee weken hebben hordes vogelaars en natuurfotografen zich aan dit bijzondere beestje mogen vergapen en zullen dat - zolang deze nog niet vertrokken is - blijven doen. Gelukkig is de vogel absoluut niet verstoringgevoelig. Vorig jaar verbleven er langdurig 2 exemplaren in de Amsterdamse waterleidingduinen. Net als dit exemplaar waren ook deze twee erg mak en stoorden zich evenmin aan de vele mensen, die de vogels kwamen bekijken of er opnames van wilden maken.
In Twente duikt de waterspreeuw de laatste jaren, mede door de vele (herstelde) beekjes, ook wat vaker op. Zo werd er in november 2005 een exemplaar gemeld bij Bentelo, in november 2006 een exemplaar in St. Isidorushoeve en in maart 2011 eentje bij het Singraven in Denekamp. Zelf kan ik me nog herinneren dat zich in de winter van 1973 / 1974 langdurig een exemplaar ophield bij de watermolen van Bels in Vasse. Drie jaar later verbleef er ook één langdurig bij de sluis van het Twentekanaal onder de rook van Hengelo. Het boekje “vogels van Twente” vermeldt verder waarnemingen uit februari 1986 in Diepenheim en uit december 1988 bij het Arboretum in de Lutte. In het verre, verre verleden was de waterspreeuw in Twente zelfs broedvogel.

Ondergetekende kon op 26 februari j.l. - zo dicht bij huis – de verleiding evenmin weerstaan om ook een kijkje te gaan nemen. Als vanzelfsprekend gaat de camera dan ook mee en bij aankomst was ik niet de enige. Gelukkig was het aantal belangstellenden op dat moment op de vingers van één hand te tellen. En daar zat d’ie dan; op minder dan 10 meter afstand, vlakbij een stuw, circa 18 cm lang, donkerbruin/grijs verenkleed, bruine kop, witte keel en borst en een kolderiek aandoend staartje. Onmiskenbaar een waterspreeuw. Precies zoals ik het beestje al vele malen eerder heb gezien, maar dan in Luxemburg, hippend op een kei in een snel stromend beekje. Foto 7 De zwarte buik duidt ogenblikkelijk op de nominaatvorm; de zwartbuikwaterspreeuw; een beestje uit waarschijnlijk Scandinavië, Finland of Rusland. Ter info: de ondersoort aquaticus (vooral te vinden in Engeland) heeft een roodbruine buik.
De vogel zit dicht tegen het tamelijk steile talud aan en kan helaas niet op ooghoogte worden geportretteerd. Aanvankelijk verplaatst het diertje zich nauwelijks en blijft onverstoorbaar – wars van de mensen in de buurt - naar het water staren, daarbij voortdurend de poten buigend (je zou het knikkende knieën kunnen noemen) en met de oogleden knipperend. Je hebt bijna de neiging om mee te doen. Dat knipperen met de ogen is essentieel voor het jagen op voedsel onder water; zeg maar het schoon houden van “de duikbril”.
Geregeld “schuift” het beestje verder het water in en verdwijnt zelfs geheel onder het wateroppervlak om dan even later met een prooi weer boven te komen. De korte vleugels worden daarbij als een soort roer gebruikt. Het is koddig om te zien hoe het diertje zich in een kopstand onder water begeeft, zoals we dat ook kennen van grondeleenden. In de pakweg anderhalf uur dat samensteller dezes van de bijzondere verrichtingen van deze waterloper annex duiker mocht genieten, is aan het ontwikkelstadium van heel wat larven vroegtijdig een eind gemaakt. Zo te zien was en is er op deze plek aan voedsel geen gebrek.
Zowel in Luxemburg als in België broedt de waterspreeuw nog steeds – zij het in niet al te grote aantallen - langs geschikte beken. Je kunt daar trouwens zowel de Zwartbuik- als de Roodbuikwaterspreeuw tegen komen. Wat mij bij staat is dat de waterspreeuwen in Luxemburg een stuk schuwer zijn en zich niet of nauwelijks laten benaderen, laat staan fotograferen. Niet zelden is de omgeving bovendien te donker voor het maken van goede opnames. Vele jaren geleden maakte ondergetekende kennis met een paartje wat het nest had gebouwd onder een van keien vervaardigd bruggetje in het bekende toeristengebied “La petite Suisse”. Het is, net als de ijsvogel, een holenbroeder. Uitgerekend op dat moment was er geen camera bij de hand toen de jongen in het nest werden gevoerd.

Heel vaak heeft ondergetekende, als geregelde Luxemburgganger, waterspreeuwen over het water zien vliegen. Ze scheren daarbij in een snelle, rechtlijnige vlucht, net als ijsvogels, dicht over het wateroppervlak. Als je geen bijgeluiden hebt, is zelfs het snorrende geluid van de korte vleugels te horen. Over het algemeen kiezen de vogels voor ondiepe wateren, het liefst met keien en begaanbare oevers. Snel stromend en zuurstofrijk water is nodig om aan voldoende insecten te komen. Het voedsel is veelzijdig en bestaat in hoofdzaak uit dierlijke kost. Het omvat wormen, weekdiertjes, geleedpotigen, kleine kreeftjes, insecten, spinnen en kleine visjes. Naar het schijnt vormen de larven van kokervliegen een lekkernij op zich. Het is maar waar je van houdt. De vogels zoeken ook onder en tussen steentjes naar voedsel. Om al deze prooien te kunnen verschalken, hebben waterspreeuwen zich ontwikkeld tot goede zwemmers.