natuurkalender september 2022
De eerste herfstmaand van dit jaar kende een opmerkelijk temperatuursverloop. De eerste tien dagen verliepen bijna recordwarm met zomerse tot tropische temperaturen. Op sommige plekken en dagen liep de thermometer zelfs op tot boven de 30 ° C en dat in september! Vanaf half september kantelde het weer en werd het juist veel kouder dan gebruikelijk en viel er veel regen; water waar de natuur en ook veel mensen lange tijd naar uit hadden gezien, behalve de vakantiegangers dan.
Er viel op fotografisch gebied weer van alles te beleven en daar willen we u wederom graag van mee laten genieten. De herfst heeft intussen zijn intrede gedaan, waardoor er automatisch ook meer aandacht is voor paddenstoelen en myxomyceten. Dit keer zijn dat: valse hanenkam, geel hoorntje, knikkend kalkkopje, bloedweizwam en bruin netpluimpje. Verder hebben we zes vogelsoorten voor u, te weten: kleine strandloper, zwartkopmeeuw, sperwer, (een afwijkend gekleurde) huismus, boomkruiper en tapuit.
Daarnaast konden er 3 vlindersoorten worden vereeuwigd, te weten: staartblauwtje, kleine vuurvlinder en gehakkelde aurelia. De overige vertegenwoordigers uit het insectenrijk zijn deze keer: zuidelijke boomsprinkhaan, zuidelijke groene schildwants, groene muntgoudhaan, moerassprinkhaan en schuimbeestje. Ook een bos-aardslak moest er dit keer aan geloven. Het florawereldje komt in deze natuurkalender aan bod met soorten als klokjesgentiaan en klein timoteegras. Eveneens wisten we op de valreep nog een egel en een gewone zeehond te “scoren”. Daarmee zijn we er nog niet, want ook een muurhagedis en het nest van een hoornaar ontkwamen niet aan de mensen achter de camera.
Allereerst maar eens het schimmelrijk:
Er viel op fotografisch gebied weer van alles te beleven en daar willen we u wederom graag van mee laten genieten. De herfst heeft intussen zijn intrede gedaan, waardoor er automatisch ook meer aandacht is voor paddenstoelen en myxomyceten. Dit keer zijn dat: valse hanenkam, geel hoorntje, knikkend kalkkopje, bloedweizwam en bruin netpluimpje. Verder hebben we zes vogelsoorten voor u, te weten: kleine strandloper, zwartkopmeeuw, sperwer, (een afwijkend gekleurde) huismus, boomkruiper en tapuit.
Daarnaast konden er 3 vlindersoorten worden vereeuwigd, te weten: staartblauwtje, kleine vuurvlinder en gehakkelde aurelia. De overige vertegenwoordigers uit het insectenrijk zijn deze keer: zuidelijke boomsprinkhaan, zuidelijke groene schildwants, groene muntgoudhaan, moerassprinkhaan en schuimbeestje. Ook een bos-aardslak moest er dit keer aan geloven. Het florawereldje komt in deze natuurkalender aan bod met soorten als klokjesgentiaan en klein timoteegras. Eveneens wisten we op de valreep nog een egel en een gewone zeehond te “scoren”. Daarmee zijn we er nog niet, want ook een muurhagedis en het nest van een hoornaar ontkwamen niet aan de mensen achter de camera.
Allereerst maar eens het schimmelrijk:
Zoals de naam al doet vermoeden is de Valse Hanenkam (Hygrophoropsis aurantiaca) niet verwant aan de echte hanenkam (Cantharellus cibarius); een eetbare paddenstoel met lamellen. De afgebeelde soort daarentegen is giftig, is wat geler van kleur; behoort tot de zogeheten plaatjeszwammen en heeft geen lamellen, maar ribben. Wij staan het plukken van paddenstoelen sowieso niet voor. Saillant detail: de Nederlandse Mycologische Vereniging heeft de hanenkam negen jaar geleden gekozen als paddenstoel van het jaar. Een dergelijke uitverkiezing betekent in de natuurwereld doorgaans weinig goeds. Het stond in dit geval symbool voor de grote achteruitgang van veel soorten paddenstoelen. De valse hanenkam komt overigens nog wel algemeen in ons land voor en is veelal te vinden in naaldbos.
|
Een heel stuk kleiner is het zogeheten Geel Hoorntje (Calocera cornea). De vruchtlichaampjes zijn niet veel groter dan 1 tot 1½ cm, die rechtop staan en doorgaans een tamelijk spitse punt hebben. Je kunt ze ook omgebogen vinden, terwijl ze ook gevorkt en vertakt kunnen zijn. De kleur varieert van (dof) geel tot oranje. Ze groeien op takken en stammen van loofbomen en -struiken. De twee op de foto piepen uit een opening in de stam. Bij droog weer krimpt dit zwammetje in tot een harde, hoornige massa; vandaar de naam. Dauw, regen e.d. zorgen er echter weer voor dat ze zich al snel weten te herstellen. Met een mooi woord heet dat regenereren. Onder vochtige omstandigheden zijn ze glad en kleverig. Ze komen zeer algemeen in ons land voor.
|
We switchen nu naar een drietal myxomyceten, die weliswaar slijmzwammen worden genoemd maar geen verwantschap hebben met paddenstoelen, alhoewel ze er wel veel op lijken. We beginnen allereerst met de zogeheten Bloedweizwam (Lycogala epidendrum), die ook te boek staat als gewone boomwrat. Aanvankelijk zijn de vruchtlichamen zacht, licht roze en rond (als op de foto) waardoor ze in de volksmond ook wel blotebilletjeszwammen worden genoemd. Qua vorm hebben ze daar ook wel iets van weg. In de literatuur wordt evenwel geschreven dat ze op kiezelsteentjes lijken. Ze zijn ieder geval erg klein en vindt ze maar eens. Daar moet je wel een geoefend oog voor hebben.
|
Een stuk lastiger om te determineren zijn de zogeheten netpluimpjes; het zijn net sterrenflikkertjes. Degene, die er op de foto het meest op lijkt is het Bruin Netpluimpje (Stemonitis virginiensis). Deze schijnt zeer zeldzaam te zijn in ons land. Twee andere soorten netpluimpjes zijn respectievelijk het Roodbruin netpluimpje (Stemonitis axifera) en het Gebundeld netpluimpje (Stemonitis fusca). Deze beide soorten, die zeer veel op hun voorganger lijken, komen in ons land matig algemeen voor. Bij alle drie soorten zou microscopische controle nodig zijn geweest voor een zekere determinatie, hetgeen evenwel niet heeft plaats gevonden. Het bruin netpluimpje verschilt van de andere twee soorten, omdat deze blijvend bruin blijft. Het gebundeld netpluimpje daarentegen verkleurt tijdens het rijpingsproces in enkele uren tijd van wit middels lilapaars naar bruin.
|
Voor vogelbegrippen behoort de Boomkruiper (Certhia brachydactyla) met z’n circa 13 cm eveneens tot de kleintjes. Het is een echte standvogel, die in principe z’n broedgebied niet verlaat. Ze hebben dunne gebogen snavels, korte poten en lange tenen en teennagels. Ze zijn gemaakt voor het echte klauterwerk. Met deze “uitrustingstukken” zijn ze in staat om insecten en larven uit allerlei spleten en schorsdelen van bomen te peuteren. Daartoe beginnen ze onder aan de stam en klimmen dan al foeragerend spiraalsgewijs omhoog. Even later wordt hetzelfde kunstukje herhaald bij een andere boom. Ze komen sporadisch aan de grond. Om een bad te nemen is dat evenwel zo nu en dan noodzakelijk. Voor de rest vallen ze nagenoeg niet op.
|
Wellicht net zo klein of wellicht nog kleiner is het Knikkend Kalkkopje (Physarum album). De diameter van de vruchtlichamen zijn hooguit 1-2 mm. Ook voor deze slijmzwam geldt dat microscopische controle nodig zou zijn geweest voor een zekere determinatie. Leven doen ze op dood hout van naaldbomen en -struiken. Ook deze soort groeit als het ware op steeltjes. Aan de bovenkant zijn de bolletjes wit. Ze planten zich voort door het afzetten van sporen, nadat de “bolletjes” zijn opengebarsten. De soort komt in ons land vrij algemeen voor. Zoals u kunt zien lenen de kalkkopjes zich voor het maken van mooie foto’s. Ze zijn in ieder geval fotogeniek.
|
Voor Twentse begrippen is een waarneming van een Kleine Strandloper (Calidris minuta) best bijzonder. Zo vaak krijgen we ze immers hier niet te zien. Het is dan ook een doortrekker in zeer klein aantal. In mei en juni en in augustus / september heb je voor Twente de meeste kans. Het Kristalbad, de Engbertsdijkvenen en de Oelemars zijn locaties waar je ze kunt tegenkomen. In dit geval was dat de Oelemars bij Losser. Op respectievelijk 9, 11 en 12 september werd daar een juveniele foeragerende vogel gezien. Dat zal zeer waarschijnlijk dit beestje zijn geweest, want ook dit is een jonge vogel, die zijn wintertenue nog moet krijgen.
|
In september en oktober krijgen we steeds vaker Sperwers (Accipiter nisus) te zien, afkomstig uit noordelijker streken. Ze trekken mee met groepen vinken, mezen, piepers, spreeuwen en wat dies meer zij. Onderweg worden de zwakkere vogels uit dergelijke groepen (vaak jonge beesten) “het haasje”, alhoewel maar 5 % van alle pogingen om een prooi te bemachtigen, slaagt. Als ze eenmaal een geschikt voedselgebied hebben gevonden, blijven ze daar en proberen prooien te overrompelen. Niet zelden gebeurt dat bij menselijke bewoning met voederplekken en water, waarin vogels een bad nemen. Dat gebeurde ook in de onderhavige situatie, waarbij een koolmees in een dergelijke omgeving werd “gepakt”. Het leed is op deze foto evenwel al geschied.
Ook geen alledaagse waarneming bij de Oelemars, betrof deze juveniele Zwartkopmeeuw (Ichthyaetus melanocephalus). Op zowel 9 als 12 september liet deze jonge vogel zich daar zien. Aan het verenkleed valt op dat het een ruiende vogel is, die op weg is naar zijn 1e winterkleed. De zwarte kap, waaraan deze meeuwensoort zijn naam te danken heeft, is alleen in het broedseizoen en bij volwassen vogels te zien. Ze hebben dan tevens een rode snavel en zwarte poten. Alhoewel deze meeuwensoort iets groter is dan een kokmeeuw, zal deze eenling waarschijnlijk alleen door kenners als zodanig zijn herkend. Zwartkopmeeuwen broeden in toenemende mate in Nederland. Vaak maken zij deel uit van kokmeeuwen, die in kolonieverband broeden.
|
Allesbehalve zeldzaam in Twente - althans in de trektijd - is de Tapuit (Oenanthe oenanthe). Vooral in september worden ze veel gezien. Soms zijn het eenlingen, maar niet zelden trekken ze ook in familieverband of samen met roodborsttapuiten en paapjes. Ze hebben in Scandinavië, IJsland en Groenland gebroed en trekken op de lange route naar de Afrikaanse savannes door Nederland. Als broedvogel dreigen ze helaas geleidelijk uit Nederland te verdwijnen. De meeste broedlocaties zijn nog te vinden op de Waddeneilanden en langs de kust. Het zijn echte grondbewoners, die regelmatig in (konijnen)holen broeden. De witte stuit en witte staart met een omgekeerde zwarte 'T' erop zijn goede herkenningskenmerken.
|
Kleurafwijkingen bij vogels komen geregeld voor. U hebt ze vast wel eens gezien, vogels die er anders uitzien dan hun soortgenoten. Bekende vormen van kleurafwijkingen zijn albinisme, melanisme en leucisme. Aangezien dit een ingewikkelde materie is, waarbij bovendien sprake is van nog veel meer kleurvariëteiten, richten we ons in dit geval alleen op dit Huismusvrouwtje (Passer domesticus), die recentelijk in Enschede kon worden gefotografeerd. Zoals is te zien, zijn er op de rug en de staart pigmentloze delen in het verenkleed te zien, terwijl ook de borst- en buikveren veel lichter zijn dan normaal. Bij deze vogel kan dit ontstaan zijn door een gebrek aan juiste stoffen in het voedsel. Met een snackbar in de buurt (refererend aan de “patatvos”) kan dit zo maar de oorzaak zijn.
|
Van de 3 vlindersoorten, die nu de revue passeren, steekt het Staartblauwtje (Cupido argiades) er met kop en schouders boven uit. De laatste vondst van dit blauwe vlindertje in ons land dateert namelijk uit 1933. Bijna 80 jaar later; om precies te zijn in 2011 werden de eerste exemplaren weer in ons land gemeld en er werd zelfs voortplanting geconstateerd. Nog geruime tijd daarna werden maar mondjesmaat staartblauwtjes gezien; de meesten in Limburg. Inmiddels is de soort weer tien jaar onafgebroken terug in ons land. Dat betekent dat we ‘m weer als standvlinder mogen begroeten in onze landelijke database. De soort profiteert overduidelijk van de huidige klimaatverandering. De waardplant, waarop de rupsen foerageren, is vooral rode klaver. De “staartjes” zijn op de foto goed te zien. Het staartblauwtje was één van de wenssoorten van onze jongste fotograaf. Gelukt dus
Daar waar de gehakkelde aurelia er 2 generaties op na houdt, heeft de Kleine Vuurvlinder (Lycaena phlaeas) er zelfs drie. Schrale graslanden is hun domein. Ook deze soort kan tot in oktober worden waargenomen, zij het in niet te grote aantallen. Het is een relatief kleine vlindersoort, waarbij de kleur oranje en zwarte blokjes in de vleugels een gemakkelijk kenmerk zijn. Het is zo te zien een mannetje; die hebben net wat meer kleur op de voorvleugels. Het schijnt zo te zijn dat er in ons land ieder jaar enkele vlinders worden gezien, waarbij het oranje is vervangen door lichtgeel of wit. Zo’n exemplaar hebben we hier nog nooit gezien, maar wat niet is, kan komen.
|
Ook de foto van de Gehakkelde Aurelia (Polygonia c-album) is door onze jongste telg gemaakt. Daar waar het staartblauwtje indertijd uit ons land verdween, heeft de gehakkelde aurelia sinds de zestiger en tachtiger jaren vanuit het zuiden heel Nederland weten te veroveren. Met z’n opvallende oranjebruine kleur en z’n van nature gehakkelde vleugels springt de soort onmiddellijk in het oog. Ze komen nu algemeen in ons land voor. Tot ver in oktober kunnen ze nog worden gezien. Als deze soort de vleugels sluit, wordt op de onderkant van de achtervleugel een kleine witte C zichtbaar. Dit kenmerk is in de wetenschappelijke naam terug te vinden.
|
We stappen nu over naar een aantal andere vertegenwoordigers uit het insectenrijk, waarbij we beginnen met de Groene Muntgoudhaan (Chrysolina herbacea). Het is een vrij zeldzaam haantje, die behoort tot de familie bladkevers. De soort komt vooral voor in het oosten van ons land. Dat klopt helemaal, want de opname is gemaakt in de Rossummermeden. Zoals op bijgaande foto te zien, is het beestje eenkleurig helder groen met een goudrode glans. Zoals de naam al doet vermoeden werd deze bladkever aangetroffen op munt. Dat hij / zij zich behoorlijk tegoed heeft gedaan aan de bladeren, is de zien aan de uitwerpselen. In Nederland komen maar liefst 319 soorten bladhaantjes voor, waarvan 307 inheems
De kleur groen vinden we ook terug in de benaming van de Zuidelijke Groene Schildwants (Nezara viridula). Schildwantsen worden ook wel stinkwantsen genoemd vanwege de sterke geur die hun geurklieren uitscheiden, wanneer ze bedreigd worden. Deze wantsensoort komt van oorsprong uit Ethiopië, maar heeft - kennelijk door de opwarming van de aarde - kans gezien om zich ook in Zuid Europa te vestigen en van daaruit verder te verspreiden. Intussen hebben we ze ook in ons land en daar zijn de kwekers die in hun kas groenten, zoals paprika, verbouwen allerminst blij mee. Want vooral daar worden de meeste exemplaren, die behoorlijk veel schade kunnen aanrichten, gevonden. Op de foto ziet u een prachtig getekende en gekleurde nimf van deze soort, die in de omgeving van Maastricht kon worden gefotografeerd.
Een andere soort, die al wat langer uit zuidelijker streken binnen onze gebiedsgrenzen is neergestreken, betreft de Zuidelijke Boomsprinkhaan (Meconema meridionale). Deze relatief kleine sprinkhaan heeft een lichtgroene kleur met een duidelijke gelige streep op de rug. Binnen Nederland is deze sprinkhaan met geen enkele andere soort te verwarren, omdat de volwassen dieren een karakteristiek uiterlijk hebben en vrijwel ongevleugeld zijn. De zuidelijke boomsprinkhaan werd voor het eerst in ons land in 1992 waargenomen. Sindsdien heeft het beestje zich snel weten te verspreiden. Nu, 30 jaar later, komt de soort in vrijwel heel Nederland voor. Boomsprinkhanen behoren tot de zogeheten sabelsprinkhanen. Het vrouwtje, zoals op de foto, heeft een vrij lange, sabelvormige legbuis die iets naar boven gekromd is. Wat verder opvalt zijn de enorm lange antennes.
Alhoewel over smaak niet valt te twisten, is de Moerassprinkhaan (Stethophyma grossum) wellicht de fraaist gekleurde Nederlandse sprinkhaan. Het voorkomen van deze soort is vrijwel beperkt tot vochtige biotopen, zoals blauwgraslanden en vochtige heiden; in dit geval de Rossummermeden. In de loop van de eeuw is deze soort gestaag achteruitgegaan als gevolg van biotoopvernietiging, verdroging en bemesting. Dankzij allerlei maatregelen neemt de soort de laatste decennia gelukkig weer toe. De mannetjes staan er om bekend dat ze een knappend geluid laten horen, wat lijkt op het geluid van schrikdraad. We waren er getuige van dat een wespspin in recordtempo een exemplaar te pakken had en ‘m ogenblikkelijk “inwikkelde”.
|
Een heel stuk groter is de Europese hoornaar (Vespa crabro), die ook wel paardenwesp wordt genoemd. De soort kan tot wel 3½ centimeter lang worden en is hiermee de grootste wespachtige van ons land. De hoornaar komt dan wel niet in grote aantallen voor, maar is ook zeker niet zeldzaam. De koningin bouwt haar nest het liefst in de vrije natuur; daar waar er veel andere insecten rondvliegen. Deze dienen als voedsel voor de larven in het nest. Kortelings troffen we nabij de Lemselermaten dit fraaie bouwsel aan, waarbij je nog net kunt zien dat er een nestkastje onder zit. Ondanks de lichaamsgrootte en het luide gezoem is de hoornaar niet echt agressief. Het is echter niet verstandig om te dicht bij het nest te komen.
|
Het zal u vast wel eens opgevallen zijn; al die schuimhoopjes op allerlei bomen en struiken. Vaak zult u zich afgevraagd hebben waar dat nou vandaan komt. Welnu, de “dader” hebben we voor u in beeld gebracht; het is de zogeheten Schuimcicade (Philaenus spumarius), de meest algemene cicade in ons land. Ze worden ook wel spuugbeestjes genoemd. Het volwassen diertje kan enorm ver springen tot wel honderd maal z’n eigen lengte. Zelf zijn ze ongeveer5 tot 7 mm groot; ieniemienies dus. Ze zuigen plantensappen uit bladeren en stengels. Het schuim wordt gevormd door lucht uit te ademen in vocht dat via de anus wordt uitgescheiden. Hierin leven de larven, die op deze manier beschermd worden tegen belagers als vogels, spinnen en wespen.
|
Voor slakken bestaat binnen onze groep natuurfotografen doorgaans niet al teveel belangstelling. Wellicht komt dat omdat bepaalde slakkensoorten niet zelden moeilijk op naam te brengen zijn, vooral als het gaat om naaktslakken. Tot de 25 meest algemene soorten naaktslakken in ons land behoort ook de afgebeelde Bosaardslak (Lehmannia marginata). Althans dat denken we. Deze soort lijkt namelijk sprekend op de Spaanse aardslak (Lehmannia valentiana).Microscopisch onderzoek is noodzakelijk om de beide soorten uit elkaar te houden. Het is interessant om te weten dat een naaktslak geen huisje (meer) draagt. Wel is er nog een schild vlak achter hun kop zichtbaar, waar dat ooit moet hebben gezeten. Zoals bekend zijn slakken errrrrg traag.
|
Beduidend minder traag is deze Muurhagedis (Podarcis muralis), die in ons land als ernstig bedreigd te boek staat. De soort komt eigenlijk alleen voor in Maastricht, waar ook deze foto is gemaakt. Na een aanvankelijk dieptepunt in de jaren tachtig groeit de populatie gelukkig weer enigszins. Het gaat echter nog steeds maar om enkele honderden dieren en een kwetsbare, volledig geïsoleerde populatie. De soort is daarentegen op veel plekken in ons land illegaal uitgezet. Vaak betreft dat dieren uit Midden- en Zuid-Europa, die hier eigenlijk niet thuis horen. De muurhagedis is wat men noemt een slanke hagedis, die zo’n beetje 19 cm lang kan worden. Op korte afstand vallen de krachtige poten en de buitengewoon lange tenen op.
|
We willen u in deze natuurkalender één lid uit de grote florafamilie niet onthouden. Dat is in dit geval de Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe) met z’n fraaie blauwe bloempjes. Mozaïeken van natte heide, vegetaties met pijpenstrootje en gagelstruweel is het habitattype, waar dit leuke plantje zich thuis voelt. Een voorwaarde is echter wel dat er sprake moet zijn van een stikstofarme bodem. Waar hebben we dat woord dit jaar ook weer vaker gehoord . . . . . . . . . Door de kurkdroge zomer waren de verwachtingen op een bekende locatie in de buurt dit jaar niet bijster hoog. Tot ieders verrassing stonden er in de eerste week van september toch nog zeker 80 exemplaren in bloei en daar mogen we best blij mee zijn. Helaas komt op deze plek al vele jaren het gentiaanblauwtje niet meer voor.
|
Het is te merken dat de temperatuur aan het veranderen is, vooral ’s nachts. Voor egels is het nu de beste tijd om zich op te vetten, alvorens aan de winterslaap te beginnen. Doorgaans zie je egels overdag niet rondscharrelen op zoek naar voedsel. De afgelopen 3 weken is schrijver dezes dat inmiddels twee keer overkomen. Het afgebeelde exemplaar struinde aanvankelijk rond in een houtwal om daarna een weiland in te trekken, wroetend en snuffelend naar wormen en emelten. Binnenkort begint de winterslaap voor deze dieren, welke duurt tot april / mei. Ze maken een winternest van droge bladeren. In de komende periode is er immers weinig voedsel voor ze te vinden. Als je egels in de buurt hebt kun je de grote tuinschoonmaak maar beter uitstellen tot het voorjaar.
|
Tot slot nog een zoogdier, die je overigens in Twente niet zult tegenkomen. Tijdens een dagje Texel zwom in de haven van Oudeschild dit beestje, een Gewone Zeehond (Phoca vitulina) doodgemoedereerd naar de kade. En zo’n buitenkansje - op ettelijke meters afstand - laat je je dan niet ontnemen. Het is in Nederland de meest voorkomende zeehond. Regelmatig zijn ze in havens te vinden. In het Waddengebied gebruiken ze de zandplaten om uit te rusten, zich voort te planten en pups te baren. Het merendeel van de Nederlandse populatie in ons land jaagt en eet in de Noordzee. Met dit leuke plaatje besluiten we de septembersessie. We zijn benieuwd wat de oktobermaand ons gaat brengen.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Henk Kalma en Jaimey Wilbers.
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Henk Kalma en Jaimey Wilbers.
Als altijd zijn er ook deze maand weer veel meer natuurfoto’s gemaakt. Benieuwd; klik dan op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”.