natuurkalender september 2021
September was een opvallend warme, droge en zonnige nazomermaand. Het was op zes na de warmste sinds 120 jaar. Het aantal warme dagen bedroeg maar liefst 22 tegen 12 normaal. Vooral de eerste helft van september bracht prachtig nazomerweer. Toch openbaarde de herfst zich ook al een beetje en daalde het kwik op de 21e ’s nachts naar 3 ° C, terwijl een week later een koufront over het land trok met veel regen en wind. En dat was nu net de periode waarop een drietal onder ons een fotografieweekje Terschelling hadden geboekt. Het was jammer genoeg een wisselvallig slot van een verder mooie maand.
De herfst is de tijd van de paddenstoelen. Hieraan werd deze maand extra aandacht besteed. Het schimmelrijk was deze maand goed voor: geelgroene molissia, hangende zwameter, wijdmazig en zandkleurig lantaarntje, witsteelfranjehoed, zwartsnedehertenzwam en porseleinzwam. Vanuit de florahoek werden opnames aangeleverd van herfsttijloos en franjegentiaan.
Texel en Terschelling leverden verder soorten op als kompaskwal, pontische meeuw, zeekoet, bontbekplevier en wilde zwaan. Dichter bij huis (Oelemars bij Losser) werden opnames gemaakt van rosse stekelstaart, slechtvalk en een een-tweetje tussen een haas en een watersnip. In Volthe werd voorts nog een boomkikker vereeuwigd.
De insectenwereld werd evenmin vergeten; met dit keer: kleine vuurvlinder, hottentotvilla, blauwe muntgoudhaan, alsmede een aardwants en een dwergcicade. Afgesloten wordt met een fraaie foto van het haventje van Sil op Texel.
Nu eerst echter aandacht voor het mycologische wereldje.
De herfst is de tijd van de paddenstoelen. Hieraan werd deze maand extra aandacht besteed. Het schimmelrijk was deze maand goed voor: geelgroene molissia, hangende zwameter, wijdmazig en zandkleurig lantaarntje, witsteelfranjehoed, zwartsnedehertenzwam en porseleinzwam. Vanuit de florahoek werden opnames aangeleverd van herfsttijloos en franjegentiaan.
Texel en Terschelling leverden verder soorten op als kompaskwal, pontische meeuw, zeekoet, bontbekplevier en wilde zwaan. Dichter bij huis (Oelemars bij Losser) werden opnames gemaakt van rosse stekelstaart, slechtvalk en een een-tweetje tussen een haas en een watersnip. In Volthe werd voorts nog een boomkikker vereeuwigd.
De insectenwereld werd evenmin vergeten; met dit keer: kleine vuurvlinder, hottentotvilla, blauwe muntgoudhaan, alsmede een aardwants en een dwergcicade. Afgesloten wordt met een fraaie foto van het haventje van Sil op Texel.
Nu eerst echter aandacht voor het mycologische wereldje.
Nog zo’n wonderlijke soort uit de wereld van de ascomyceten is de Hangende Zwameter (Hypomyces rosellus), die met z’n rozerode kleur de show probeert te stelen. Deze soort, die tot de zogeheten kernzwammen wordt gerekend, is een stuk algemener dan de vorige soort en ook wat eenvoudiger te determineren. Vooral in onze omgeving zijn ze wat gemakkelijker te vinden. Ze groeien in verschillende vormen en stadia op zwammen, maar ook op de grond, op mos of rottend hout en schors.
|
De eerste opname is die van de Geelgroene Mollisia (Mollisia ventosa) een ascomyceet, die behoort tot de zogeheten schijfzwammetjes. Ze groeien op dood hout en komen matig algemeen voor in ons land. Zoals op bijgaande foto is te zien, hebben we te maken met kleine, steelloze schijfzwammetjes. Deze zijn vaak niet groter dan 0,2 tot 4 mm. In Europa komen van het geslacht Mollisia meer dan 50 verschillende soorten voor. Zonder microscoop en eventueel chemisch onderzoek zijn de meeste soorten van dit geslacht niet of nauwelijks met zekerheid te determineren. Dat geldt in zekere zin ook voor de soort op de foto.
|
Zoals bekend mag worden verondersteld wordt aan ieder organisme een wetenschappelijke naam gekoppeld. Pakweg 5 jaar geleden hebben 500 niet al te bekende paddenstoeltjes nu ook een Nederlandse naam gekregen, niet zelden in verkleinvorm. Wat te denken van namen als exotisch reikhalsje, houtraketje, brandnetelvulkaantje, gezellig mestvaasje, buikig schoorsteentje, gaspelknapzakje, oogstrelend piekhaarkelkje, eikenrotondezwammetje en ook het afgebeelde Wijdmazig Lantaarntje (Cribraria rufa). Het is weer zo’n soort uit de fascinerende wereld van de slijmzwammen, die veel mensen niet kennen. Dat komt omdat de vruchtlichaampjes vaak slechts 1,5 mm groot zijn en vaak van kleur en vorm veranderen. Hier zien we deze fraaie myxomyceet als een wit glanzend bolletje op een steeltje. Opgemerkt zij dat microscopische controle nodig zou zijn geweest voor een zekere determinatie.
|
De fascinatie van enkele fotografen uit onze gelederen voor deze uiterst kleine juweeltjes geeft een mooi inkijkje in deze bijzondere zwammenwereld. Daarom nog maar een gave macro-opname van in dit geval een familielid van de vorige soort; het Zandkleurig Lantaarntje (Cribraria argillacea). Deze matig algemeen in ons land voorkomende myxomyceet is zowel te vinden in naaldbos, gemengd bos als op dood hout. Zoals te zien is het zandkleurige stadium bij deze soort nog niet bereikt. De loodgrijze bolletjes zien er op de foto nu eigenlijk op z’n mooist uit. Ook voor deze soort geldt dat microscopische controle nodig zou zijn geweest voor een zekere determinatie.
|
Mooi en glanzend is ook de Porseleinzwam (Oudemansiella mucida), die z’n naam alle eer aan doet. Het is een witte tot ivoorkleurige plaatjeszwam, waarvan de hoed bedekt is met een slijmlaag. Deze houtzwam groeit meestal in kleine bundels en is niet alleen goed herkenbaar aan de slijmerige, doorschijnende hoed, maar vooral ook aan de geringde steel. Ze groeien bijna altijd op beuk; zowel op levende als dode stammen, stronken en takken. De naam van de paddenstoel is goed gekozen, want ze glimmen inderdaad als porselein. Het is een meer dan opvallende verschijning in het beukenbos.
|
Ook mooi is de Witsteelfranjehoed (Psathyrella piluliformis); een bundelzwam die in kleur varieert van bruin tot roodbruin. Ze zijn te vinden op dode stammen, stronken en begraven hout van voornamelijk eik en beuk, maar ook in bossen, parken en lanen. Ze komen zeer algemeen in ons land voor. De periode tussen augustus en november is de beste tijd om ze te vinden. De steel is wit tot lichtbruin van kleur en in de lengterichting vezelig. Jonge exemplaren zijn aanvankelijk lichtbruin. Als de hoed door en door vochtig is, kleurt hij effen honingbruin. Naarmate deze franjehoed ouder wordt, wordt de hoed gaandeweg steeds donkerder. De exemplaren op de foto bevinden zich nog in een vroeg stadium; de hoed is immers nog niet gespreid.
|
Van de paddenstoelen nu over naar de flora met een tweetal interessante plantensoorten, waartoe heel passend voor de tijd van het jaar Herfsttijloos (Colchicum autumnale). De soort is van oorsprong afkomstig uit West-Azië en het Middellandse Zeegebied, maar komt intussen in geheel Europa voor, met uitzondering van het noorden. Ons land ligt aan de noordwestgrens van het verspreidingsgebied. De soort is hier vrij zeldzaam. Herfsttijloos heeft op het eerste gezicht veel weg van een krokus. Tussen de bloeitijden van beide soorten zit evenwel een half jaar verschil. De plant wordt door insecten bestoven. De gevormde zaden worden door de wind of door mieren verspreid. De plant is zeer giftig. De opname is de afgelopen maand gemaakt in de Eifel.
|
Het paddenstoelengeweld sluiten we af met een vrij zeldzame soort; de Zwartsnedehertenzwam (Pluteus atromarginatus). Het is een ernstig bedreigde plaatjeszwam. De soort leeft voornamelijk op stammen en stronken van voornamelijk den, maar ook op Lariks, die staan op matig voedselarme zandige of lemige bodem. Het is niet bekend waarom deze soort zo sterk in aantal is achteruit gegaan. De hoed is, zoals te zien op de foto, donkerbruin tot bruin/zwart van kleur met een zwart/bruine snede. Ze kunnen een diameter bereiken tot wel 10 cm. De steel heeft een iets lichtere kleur dan de hoed en bevat bruine vezels.
Eveneens in de Eifel gefotografeerd is deze Franjegentiaan (Gentianopsis ciliatais). In ons land komt deze gentiaansoort ook voor, maar daar zal je veel moeite voor moeten doen om ‘m te vinden. Deze mooie soort is in ons land nog slechts in 4 atlasblokken te vinden (Gelderland en Limburg). Sinds 1950 is de franjegentiaan zeer sterk afgenomen Ze groeit slechts in specifieke kalkrijke graslanden. De soort is erg afhankelijk van een nat voorjaar. Van nature zijn ze inheems in Eurazië. U zult het met ons eens zijn dat het een fraaie gentiaansoort is.
|
Van het binnenland nu naar de kust waar op het Noordzeestrand van Texel deze Kompaskwal (Chrysaora hysoscella) kon worden vereeuwigd. Vooral bij oostenwind spoelen ze soms in grote aantallen aan op het strand. Het is een neteldier welke behoort tot de zogeheten schijfkwallen. Het lichaam heeft de vorm van een paraplu en is doorschijnend. De “hoed” heeft een diameter van 35 cm. De tentakels en de mondarmen kunnen een lengte van wel 2 tot 5 meter bereiken. Het lichaam van de kompaskwal is melkachtig wit. Het strepenpatroon heeft veel weg van een kompasroos; vandaar de naamgeving. De lijnen zijn bruinrood tot paars.
Aan dezelfde kust kon ook deze Pontische Meeuw (Larus cachinnans) worden vereeuwigd. Het herkennen van deze meeuwensoort is allesbehalve eenvoudig. Zelfs op de foto zijn de kenmerken moeilijk te zien, vooral omdat het beestje een plaatsje heeft opgezocht tussen zilvermeeuwen in verschillende stadia. Vandaar dat we er maar een rode cirkel omheen hebben getrokken. In het algemeen kun je zeggen dat de pontische meeuw een verhoudingswijs kleine ronde kop heeft met donkere ogen, een lange snavel, lange poten en lange vleugels. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat er bij elke leeftijd weer andere kenmerken kunnen zijn. De soort werd lange tijd als een ondersoort van de geelpootmeeuw beschouwd. Ze lijken dan ook veel op elkaar. Feit is dat er steeds vaker pontische meeuwen in ons land worden gesignaleerd.
|
Momenteel worden er veel gestrande Zeekoeten (Uria aalge) gevonden langs de kust. Deze vogels leven normaliter op zee, maar door verzwakking, ondervoeding en sterke windkracht worden ze niet zelden het strand op of de haven ingeblazen. Aan het einde van de zomer zijn het vooral jonge vogels die dit overkomt. Een aantal van ons heeft nog niet zo lang geleden een weekje Terschelling achter de rug met enkele dagen windkracht 6 à 7. We telden alleen al aan de kust en in de haven zeker 7 exemplaren, waartoe drie exemplaren, die het niet hebben overleefd. Op de foto ziet u een juveniele vogel, die er ook niet geheel “okselfris” uitziet.
Aan de wadkant van Terschelling kon ook deze Bontbekplevier (Charadrius hiaticula) worden vereeuwigd. Gewoon even gaan zitten op de dijk; een poosje wachten en dan komt het juveniele beestje met snelle dribbelpasjes vanzelf naar je toe. Het foerageergedrag bestaat uit rennen, stilstaan en pikken. Het voedsel bestaat uit wormen, weekdieren en kreeftachtigen. Er werd pas afgedrukt toen het beestje binnen lensbereik was en een mooi foerageerplekje had opgezocht tussen de zeekraal. Je zou het gedrag van deze pleviersoort kunnen omschrijven als behoedzaam, maar niet overdreven schuw. In winterkleed ontbreekt bij adulte exemplaren de oranjezwarte snavel, evenals de zwarte band op het voorhoofd.
|
Zeer vroeg voor de tijd van het jaar was er ~ eveneens op Terschelling ~ reeds een groepje van 11 Wilde Zwanen (Cygnus cygnus) aanwezig. Het zijn namelijk echte wintergasten, die hier vaak pas eind oktober / begin november arriveren. Er worden wel vaker vroege exemplaren gemeld, maar dan zijn het (achter)blijvers of wellicht een enkele broedvogel. De Fransen noemen de wilde zwaan “Cygne Chanteur”, oftewel de zingende zwaan. Deze naam is zo gek nog niet, omdat de wilde zwaan bijzondere trompetachtige geluiden (nasale drietonen) produceert. Tsjaikovski heeft zich ooit eens door deze geluiden laten inspireren tot het schrijven van “het Zwanenmeer”. Net zoals één zwaluw nog geen zomer maakt, maken 11 wilde zwanen nog geen winter, maar bijzonder is het wel.
De Oelemars bij Losser staat zo langzamerhand garant voor heel wat bijzondere gasten. Zo dook er in deze kalendermaand zomaar een vrouwtje van de Rosse Stekelstaart (Oxyura jamaicensis) op en is er 14 dagen gebleven. Zoals de wetenschappelijke naam al doet vermoeden is deze “vreemde eend in de bijt” met z’n omhoog staande stekelstaart geen inheemse soort. Het gaat om een diersoort, die door de mens is geïntroduceerd en zich in de vrije natuur heeft weten te handhaven en ook in staat is gebleken om zich voort te planten. Vrouwtjes en onvolwassen vogels zijn rossig bruin van kleur met donkerbruine kruin, zwarte snavel en lichtbruine wangen met daarin een donkerbruine horizontale streep. Het mannetje heeft in broedkleed een prachtige blauwe snavel.
|
Ook vanuit de observatiehut bij de Oelemars kon deze bijzondere foto worden gemaakt van een Slechtvalk (Falco peregrinus), die een kievit in de vlucht sloeg. Jammer genoeg was de roofvogel net iets te ver weg voor een spectaculair shot, maar nochtans zijn de details goed zichtbaar. Weidevogelliefhebbers zijn wellicht wat minder enthousiast bij het zien van deze foto, maar dat is dan maar zo. Zo vaak hebben we nu ook geen slechtvalk op bezoek. Slechtvalken zijn in Nederland vooral stadsvogels, waar ze zich vooral voeden met al dan niet verwilderde stadsduiven. Het aantal broedparen schommelt tegenwoordig zo rond de 100 paar. In de negentiger jaren was deze soort door het gebruik van bestrijdingsmiddelen nagenoeg uitgestorven in ons land.
|
Voor de variatie in onze natuurkalender nu ook na lange tijd weer eens een Boomkikker (Hyla arborea). De foto is genomen bij de Hunenborg in Volthe; een historische locatie (Rijksmonument) , die reeds van 1050 bekend is. Het is een zogeheten ringwalburg; niet ver van het Kanaal Almelo-Nordhorn. Nog niet zo lang geleden is deze locatie weer geheel en al in ere hersteld. De boomkikkers hier varen er wel bij. Als we een aantal mensen moeten geloven, zouden dat er dit jaar honderden moeten zijn geweest. Gelukkig voor de soort weten ze zich overdag fantastisch schuil te houden. ’s Avonds en ’s nachts zorgen ze echter voor een meer dan luidruchtig en aanhoudend concert. Bijgaand één van die rakkers op braam.
|
De 3e foto, gemaakt op de Oelemars, kan wat ons betreft geplaatst gaan worden bij de categorie “bijzonder”. Zoals uzelf kunt constateren zit er namelijk een Haas (Lepus europaeus) gebroederlijk naast een Watersnip (Gallinago gallinago). Zo te zien lijkt het voor “heer langoor” wat ongemakkelijk, maar kennelijk verdragen ze toch elkaars aanwezigheid. Van de gewenste anderhalve meter hebben ze in ieder geval nog nooit gehoord. We zijn benieuwd of er ooit eerder een dergelijk tafereeltje op de gevoelige plaat is vastgelegd. Laat het ons weten.
|
Wat dichter bij huis, namelijk in Rossum, werd deze Blauwe Muntgoudhaan (Chrysolina coerulans) gefotografeerd op harige munt. Het is een kevertje uit de familie van de bladkevers. Van mei tot en met september zijn deze goudhaantjes op alle soorten muntplanten te vinden. Karakteristiek voor de soort, die 7 tot 9 mm groot wordt, zijn de metallic glanzende dekschilden. Deze kunnen variabel van kleur zijn, namelijk van blauw tot groen en alles wat daartussen in zit. De voelsprieten zijn daarnaast goed herkenbaar. Dat alles klopt volledig met wat je op de foto ziet. Er bestaat ook nog een groene muntgoudhaan (Chrysolina herbacea), die een stuk zeldzamer is dan z’n neefje.
Onze webmaster is één van de natuurfotografen, die meewerkt aan de totstandkoming van de natuurkalender. Hij experimenteert graag met allerlei technieken. Wat te denken van deze fraaie zonsopkomst, gemaakt op Texel in het haventje van Sil (de Cocksdorp) met een wat langere sluitertijd. Naar onze bescheiden mening had deze foto zomaar hoge ogen kunnen gooien bij een fotowedstrijd. Hiermee beëindigen we geheel in stijl de natuurkalender van september 2021. Op naar oktober met hopelijk veel fraaie herfstopnames.
|
Niet alleen de moeilijk op te sporen dwergcicade, maar ook de hier afgebeelde Hottentottenvilla(Villa hottentotta) werd ontdekt door onze jongste natuurfotograaf. Hij heeft daar een neusje voor. Villa’s zijn parasitaire vliegen uit de familie van de wolzwevers, die wel wat weg hebben van zweefvliegen. Van de 4 soorten die er ooit in Nederland voorkwamen, zijn er nog maar twee over. Naast de hottentotvilla (met name Zuid Limburg) komt in de duinen ook nog de duinvilla (Villa modesta) voor. De “hottentot” zou te vinden zijn van eind mei tot begin augustus. De foto is evenwel gemaakt op 04 september j.l. op de St. Pietersberg; een maand later dus. De waarneming is intussen met zekerheid gevalideerd.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Rinus Baaijens, Gerard Benerink en Jaimey Wilbers.
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Rinus Baaijens, Gerard Benerink en Jaimey Wilbers.
In september zijn er nog circa 100 mooie natuurfoto’s (zonder toelichting) meer gemaakt. Ook die zijn het bekijken meer dan waard. Klik op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”.