natuurkalender september 2019
Voor de verandering blonk September 2019 eindelijk weer eens uit in normaliteit en dat is weer even geleden. Geen warmterecords, langdurige droogte of extreme regenval deze keer. Bovendien viel gemiddeld over Nederland precies de normale hoeveelheid regen van 78 mm en daar zal de natuur, de vele natuurliefhebbers en de agrarische sector beslist blij mee zijn geweest. De zon scheen dan wel iets meer dan gebruikelijk, maar dat was alleen maar prettig.
Minder prettig was het fysieke ongemak van schrijver dezes (achillespeesscheuring) de afgelopen maand. Nochtans konden er vanuit de rolstoel en hobbelend op loopgips in de eigen tuin nog wat foto’s worden gemaakt van de bijzondere insectenwereld. En die is best interessant kan ik u zeggen. Zo kwam de kolibrievlinder even buurten en kregen we op de klimop bezoek van andere zuidelijke soorten als klimopbij en stadsreus. Andere insectensoorten, die deze maand voor de lens poseerden, waren: hoornaar, grote kommazweefvlieg, zwervende heidelibel, paardenbijter en oranje luzernevlinder.
De vertegenwoordigers vanuit de florawereld zijn dit keer: vlasbekje, zegekruid en de pluizenbol van een paardenbloem. De “bloemen van de herfst” zijn evenwel de paddenstoelen, die deze maand weer overal uit de grond schoten. Aan bod komen achtereenvolgens: kleverig koraalzwammetje (2), gewone hertenzwam, koningsmantel, porseleinzwam, parelstuifzwam, grote bloedsteelmycena en een ongedetermineerde paddenstoel in z’n eindfase. Het ornithologische deel bestaat deze keeer uit knobbelzwaan, toendrarietgans, casarca, bonte strandloper en tapuit. De septembersessie wordt afgesloten met een smachtende foto om (meer) regen.
Maar nu eerst een 8-tal foto’s uit de mystieke wereld van de paddenstoelen.
Minder prettig was het fysieke ongemak van schrijver dezes (achillespeesscheuring) de afgelopen maand. Nochtans konden er vanuit de rolstoel en hobbelend op loopgips in de eigen tuin nog wat foto’s worden gemaakt van de bijzondere insectenwereld. En die is best interessant kan ik u zeggen. Zo kwam de kolibrievlinder even buurten en kregen we op de klimop bezoek van andere zuidelijke soorten als klimopbij en stadsreus. Andere insectensoorten, die deze maand voor de lens poseerden, waren: hoornaar, grote kommazweefvlieg, zwervende heidelibel, paardenbijter en oranje luzernevlinder.
De vertegenwoordigers vanuit de florawereld zijn dit keer: vlasbekje, zegekruid en de pluizenbol van een paardenbloem. De “bloemen van de herfst” zijn evenwel de paddenstoelen, die deze maand weer overal uit de grond schoten. Aan bod komen achtereenvolgens: kleverig koraalzwammetje (2), gewone hertenzwam, koningsmantel, porseleinzwam, parelstuifzwam, grote bloedsteelmycena en een ongedetermineerde paddenstoel in z’n eindfase. Het ornithologische deel bestaat deze keeer uit knobbelzwaan, toendrarietgans, casarca, bonte strandloper en tapuit. De septembersessie wordt afgesloten met een smachtende foto om (meer) regen.
Maar nu eerst een 8-tal foto’s uit de mystieke wereld van de paddenstoelen.
Het ene Kleverige Koraalzwammetje (Calocera viscosa) is het andere niet. Dat geldt ook voor de natuurfotografen onder ons. Daar waar de één de soort verstild vastlegt in een donker hoekje van het bos, fotografeert de ander dit zwammetje (ander exemplaar), recht van boven en dus eens niet van de zijkant. Op deze manier krijg je een hele andere kijk op dit variabele paddenstoeltje. Als er geen insecten op hadden gezeten, dan zou je bijna denken dat je hier naar een zeeanemoon zit te kijken. Het kleverig koraalzwammetje is een saprofiet, hetgeen wil zeggen dat de paddenstoel leeft van dood materiaal. In dit geval - zoals gezegd - dood naaldhout. De zwam varieert in hoogte van 1 tot 8 centimeter. Het oppervlak is glad en voelt kleverig aan; vandaar de naamgeving.
|
De herfst heeft deze maand haar intrede gedaan. Logisch dat de paddenstoelen dan wat extra aandacht krijgen. In de donkerste hoekjes van het bos kun je zo maar ineens oog in oog komen te staan met dit feloranje gekleurde paddenstoeltje; het zogeheten Kleverig Koraalzwammetje (Calocera viscosa). Ze groeien op dode stronken en brengen, net als de sponszwam, kleur in duistere naaldbossen. Dit zwammetje is eenvoudig te herkennen aan de opvallende kleur en vormgeving. Die kan variëren van geel tot feloranje, zoals in dit onderhavige geval. De vertakking van dit kleine zwammetje kan daarnaast variëren van geweivormig tot sterk koraalvormig. Het is een zeer algemene soort, die je op een geschikte herfstdag door goed om je heen te kijken vrijwel zeker kunt vinden, maar dan wel in naaldbos.
|
Voor de verandering is ook deze Koningsmantel of Purpergele Ridderzwam (Tricholomopsis rutilans) eens van bovenaf gefotografeerd. Op de foto is duidelijk de purperkleurige mantel (hoed) te zien, maar blijven de gele lamellen aan de onderkant, wat zo kenmerkend is voor deze soort, buiten beeld. Wel is er nog een gele rand te zien. Deze ridderzwamachtige soort is net als het kleverig koraalzwammetje in naaldbossen te vinden en heeft ook de status: algemeen. De meeste exemplaren worden gezien in de periode van juli tot en met september. In ons land komen 2 soorten voor van het geslacht Tricholomopsis. De andere soort is de Gele houtridderzwam (Tricholomopsis decora). In tegenstelling tot z’n neefje is deze zwam zeer zeldzaam en staat om die reden op de Rode lijst.
|
Ook de opname van de Gewone Hertenzwam (Pluteus cervinus) met op de achtergrond waarschijnlijk een laat bloeiende schijnpapaver, springt er in onze ogen deze maand uit. Heerlijk om dit tafereeltje onder donkere omstandigheden vastgelegd te zien. De fotograaf in kwestie gaf de foto zelf de titel: “dubbelbloei” mee en daar valt wat voor te zeggen. De kleur van de hoed van de gewone hertenzwam is veelal donkerbruin, maar kan ook veel lichter getint zijn. Soms komen zelfs geheel witte exemplaren voor. Hoewel het vezelige hoedje best iets weg heeft van een hertenhuidje, dankt de hertenzwam toch vooral z’n naam aan cellen in de paddenstoel, die aan de top een ′geweitje′ hebben. Het is een algemene soort, die je op allerlei stammen, takken, stronken en ondergronds hout van loofhout kunt aantreffen.
|
Stuifzwammen vormen een schimmelgroep die tot de buikzwammen behoort. De meeste hebben een vrij groot vruchtlichaam. Wanneer de sporen gaan rijpen, raakt de vruchtlaag in verval, waardoor de zwam gevuld wordt met een poedervormige massa, waarin zich de sporen bevinden. De bolvormige soorten hebben een stevig omhulsel met aan de top een opening. Door vallende regendruppels, takken of als een dier of mens deze toucheert, wordt de droge massa naar buiten geperst en door de wind weggevoerd. Vanaf dat moment beginnen de sporen hun geheimzinnige reis door de lucht. Het inademen van sporen van rijpe stuifzwammen kan gevaarlijk zijn en aanleiding geven tot ernstige longaandoeningen. Dat verschijnsel is vooral bekend van de afgebeelde Parelstuifzwam (Lycoperdon perlatum).
|
Een fraaie opname kon er deze maand ook worden gemaakt van deze Porseleinzwammen in wording (Oudemansiella mucida). Die naam hebben deze zwammen overigens niet voor niets gekregen. Het zijn namelijk hele tere paddenstoeltjes. Dus . . . . . . . gewoon niet door het bos banjeren als “een olifant in een porseleinkast”! Porseleinzwammen hebben een melk- tot ivoorwitte kleur en groeien vaak in groepjes. Ze zijn goed te herkennen aan het glanzende slijmlaagje op de hoed, wat bij deze prachtige bollen ook al het geval is. De mooie glans maakt ze heel fotogeniek. Veel soorten beginnen trouwens als bolletjes. Na een paar dagen gaan ze steeds verder open en krijgen dan mooie hoedjes. Dat zal intussen met deze ook gebeurd zijn. De porseleinzwam is eveneens een algemene soort, die je op veel plekken kunt tegen komen. De trefkans is het grootst tussen augustus en november. Ze zijn vaak te vinden op beuken, waar je ze zowel op de takken als op de stammen kunt aantreffen.
Ook de Grote Bloedsteelmycena (Mycena haematopus) komt in ons land algemeen voor. Je vindt ze vooral op rottende takken, stronken en stammen van eiken. Voor een Mycenasoort is het een vrij grote soort. De hoed is klok- of kegelvormig met een bultje en kan een diameter van 3 - 4 cm bereiken. Bijna altijd groeit de bloedsteelmycena in bundels, zoals ook in de onderhavige situatie. Het onderste gedeelte van de hoed is gestreept; in dit geval uitmondend in een wit gekarteld randje. De kleur van de paddenstoel varieert van grijs- tot roodbruin, maar kan ook vuilroze of bleek roze zijn. De steel is meestal net zo gekleurd als de hoed. Bij jonge exemplaren is het bovenste gedeelte van de steel iets gestreept. De naamgeving dankt de grote bloedsteelmycena aan het bloedrode melksap wat bij beschadiging vrijkomt.
|
Een paddenstoel is niet meer dan het zichtbare vruchtlichaam van een ondergrondse schimmel of zwam. De meeste schimmels gedijen het best onder vochtige omstandigheden en dat is meestal in het najaar. Nederland kent circa 3500 soorten paddenstoelen, van giftig tot eetbaar en van algemeen tot zeer zeldzaam. Aan alles komt evenwel een eind; zo ook aan het leven van een paddenstoel. En daar was het bij het maken van deze opname nu net om te doen. Als je goed kijkt is te zien dat het mos al duidelijk vat heeft gekregen op deze “oudjes”, die overduidelijk aan hun laatste fase zijn begonnen. Vanwege de verschillende stadia die een paddenstoel doorloopt, is het determineren vaak een lastige klus en zeker in een dergelijke situatie. We kunnen er dus helaas “geen naam op plakken”.
|
Alhoewel het bloeistadium van veel planten intussen voorbij is, kom je toch zo hier en daar nog leuke bloempjes tegen. Zoals dit Vlasbekje (Linaria vulgaris), een soort uit de Weegbreefamilie. Deze valt in de vegetatie onmiddellijk op door zijn opvallende vorm en fel lichtgele kleur. In dit geval vallen de bloempjes helemaal op, omdat de achtergrond is “gemaskeerd”. Vroeger werd het vlasbekje tot de Helmkruidfamilie gerekend en kennen we ‘m onder de naam: vlasleeuwebek. Ook bij deze foto is er bewust voor gekozen om een ander standpunt in te nemen, waardoor je als het ware boven op de bloem van het vlasbekje kijkt. Je vindt deze pioniersoort op omgewerkte grond in ruigten en op grazige plaatsen, langs spoorwegen en in de duinen. De bloeitijd loopt van juni tot in de herfst. Grotere insecten, zoals hommels, zijn in staat om de bovenste- en onderste helft van de bloem te openen, in de bloem kruipen en er de nectar uit te halen. Daarbij brengen ze stuifmeel over van de ene naar de andere bloem. Op deze manier vindt de bevruchting plaats.
|
Ook Paardenbloemen (Taraxacum officinale) komen aan hun eind. In volle bloei hebben ze prachtige gele bloemen. Op het moment dat ze evenwel uitgebloeid zijn, krijgen ze een schitterende pluizige bol. Een krans van donzige witte pluisjes zit dan op de groene stengel. Op de afgebeelde foto heeft een gedeelte van de zaden de grijswitte bol reeds verlaten en is door de wind meegevoerd. Op deze manier zorgt de plant elders voor nageslacht. De paardenbloem werd voor het eerst ontdekt in Noord- Amerika. Inmiddels kun je de paardenbloem over de gehele wereld aantreffen. Dat betekent natuurlijk niet dat de parachutevormige zaadjes helemaal vanuit Amerika naar Europa zijn komen aanwaaien. Daar hebben indertijd Europese kolonisten voor gezorgd. Zij hebben de plant meegenomen vanwege hun medicinale en culinaire eigenschappen. Opm. Leuk om te doen met kinderen: Laat ze een pluizenbol plukken en daarna de pluisjes door hard te blazen laten verspreiden. Om het nog interessanter te maken: “Laat ze vervolgens ook een wens doen!”. Succes verzekerd.
|
De Klimopbij of Klimopzijdebij (Colletes hederae) is een solitaire bij die we alleen in de nazomer kunnen tegenkomen. Het is een zuidelijke soort, waarvan de eerste exemplaren pas in 1997 in Maastricht zijn ontdekt. De aanwezigheid van deze soort bleef tenminste 15 jaar in ons land beperkt tot de zuidelijke provincies. De afgelopen jaren wordt de soort steeds noordelijker waargenomen, zij het in klein aantal. Ze zijn heel vaak op klimop te vinden en lijken te profiteren van de warmere zomers van de laatste jaren. Het borststuk van beide geslachten is bovenaan helbruin behaard en het achterlijf is zwartglanzend met brede geelbruine bandjes. De mannetjes hebben 7 achterlijfsegmenten; de vrouwtjes slechts 6. Zoals u zelf kunt constateren hebben we hier dus met een vrouwtje te maken. De klimop(zijde)bij vliegt vanaf eind augustus tot half oktober.
|
Het Zegekruid (Nicandra physalodes), groeit in ons land zowel in het wild, als in allerlei tuinen. Dit exemplaar was onlangs te vinden in de berm van de Ageler-es. Het is een grote eenjarige plant, die behoort tot de nachtschadefamilie. Zoals bekend zijn alle leden uit deze familie erg giftig. Zo ook nicandra, zoals het zegekruid ook wel wordt genoemd. De plant heeft, zoals te zien op de foto, fraaie blauwe, trechtervormige bloemen. Takken van deze plant (met de decoratieve zaaddozen) worden vaak gebruikt in droogboeketten. In het land van herkomst (Peru) gebruikte men in het verleden de bessen van zegekruid bij blaas-en nierkwalen.
Ook de Stadsreus (Volucella zonaria) was tot voor kort een zeldzame verschijning. Net als de klimopbij is het een zuidelijke soort, die het hier kennelijk goed toeven vindt. Hij wordt ook wel eens aangeduid als hoornaarzweefvlieg. Met z’n lichaamslengte van pakweg 2 centimeter is het de grootste zweefvlieg van ons land. Door zijn roodachtig geel met zwarte kleurenpatroon heeft hij / zij veel weg van een hoornaar. Aan de korte voelsprieten op de kop is evenwel te zien dat het geen wesp is, maar een vlieg. Wespen hebben daarnaast vier vleugels en vliegen maar twee. Nederland kent vijf soorten zweefvliegen, die de naam reus dragen. Dat zijn naast de stadsreus, de hommelreus, de wespreus, de witte reus en de gele reus. Zowel de klimopbij als de stadsreus konden in de eigen tuin op bloeiende klimop worden geportretteerd.
|
Om het verschil tussen een stadsreus en een (Europese) hoornaar (Vespa crabro) te laten zien, is ook bijgaande foto in de natuurkalender opgenomen. Ook deze hoornaar werd in de eigen tuin geportretteerd en wel op de laatste dag van september. De hoornaar is één van de bekendste wespensoorten van Europa. We kennen ‘m ook onder de namen paardenwesp en horzel. Het is veruit de grootste wespachtige en kan wel 3 cm groot worden. Koninginnen zijn nog groter en kunnen zelfs tot wel 3 ½ cm lang worden.. De hoornaar kenmerkt zich door zijn roodbruine kop en middenlijf en is in vergelijking met de wesp een stuk minder agressief. Veel mensen schrikken van ‘m vanwege z’n grootte en het zware brommende geluid wat hij maakt. Het is wat men noemt, een echte “brombeer”. We hebben tegenwoordig in ons land ook te maken met de Aziatische hoornaar (Vespa velutina), een agressieve soort waar we eigenlijk niet blij mee moeten zijn.
|
In ons land komen alleen al 328 verschillende soorten zweefvliegen voor. Daartoe 9 soorten kommazweefvliegen, die allemaal veel op elkaar lijken. Sterker nog: veel soorten zweefvliegen lijken door hun kleurpatroon op het oog ook verdacht veel op bijen, hommels of wespen. Ze zien er hoegenaamd gevaarlijk uit, maar niets is minder waar. Ze zijn niet alleen ongevaarlijk, maar ook erg wendbaar en zijn daardoor in staat om stil in de lucht blijven hangen. Daar is ook hun naam aan ontleend. In tegenstelling tot hommels wespen en bijen hebben ze maar twee vleugels i.p.v. vier. De aandacht voor zweefvliegen wint, vooral dankzij de steeds groter wordende kennis en niet in de laatste plaats de natuurfotografie, aan populariteit. Vanuit de rolstoel (afgescheurde achillespees) kon medio september in de eigen tuin bijvoorbeeld deze Grote Kommazweefvlieg (Eupeodes luniger) worden vereeuwigd.
|
Nog een leuke soort, die vanuit “the wheelchair” op de gevoelige plaat kon worden vastgelegd, betreft de Kolibrievlinder (Macroglossum stellatarum). Deze vlinder stelt dezelfde acrobatiek tentoon als de echte kolibrie. Om ze goed te kunnen fotograferen moet je engelengeduld hebben, want ze vliegen razendsnel van de ene naar de andere bloem. Vaak worden ze op of bij een vlinderstruik geportretteerd, zoals ook in het onderhavige geval. Ondergetekende is - onder de gegeven omstandigheden - niet ontevreden over het resultaat. Je kunt het je haast niet voorstellen, maar deze vlindersoort kwam 15 jaar geleden nog nauwelijks in ons land voor. Door de warmte en de droogte werden er in 2018 alleen al 7000 gezien. Hoeveel het er dit jaar waren is (nog) niet bekend. Alhoewel de kolibrievlinder eigenlijk een nachtvlinder is, vliegt deze overdag. We noemen ‘m daarom een "dagactieve nachtvlinder".
Minstens zo interessant was deze maand de aanwezigheid van een Oranje Luzernevlinder (Colias crocea); al weer zo’n zwerver uit Zuid-Europa en Noord Afrika. Deze dagvlindersoort is te herkennen aan de brede zwarte band aan de bovenkant van de vleugels. Bij gesloten vleugels is deze evenwel pas goed te zien als je ‘m met tegenlicht fotografeert. Met de vleugels dicht lijkt d’ie evenwel sterk op z’n neefje, de gele luzernevlinder (Colias hyale). Je kunt ze wat gemakkelijker uit elkaar houden als je op de kleur let tijdens het vliegen, wat ook bij deze vlinder is gebeurd. Oranje luzernevlinders ogen dan namelijk oranjegeel en gele luzernevlinder neigen naar citroengeel. Aan het einde van de zomer (augustus en september) heb je de meeste kans om de oranje luzernevlinder aan te treffen. De eerste vlinders arriveren trouwens al in mei en juni in ons land.
|
De Paardenbijter (Aeshna mixta) is een fraaie glazenmakersoort. Jammer dat men aan deze grote libellensoort zo’n vreemde, maar ook onterechte naam heeft gegeven. Soms kun je ze - als ze rusten of een prooi aan het oppeuzelen zijn - tot op korte afstand benaderen en alle kenmerken van deze soort op je gemak vastleggen. In vergelijking met andere glazenmakers is de paardenbijter relatief klein. Ze zijn zelfs tot in november waar te nemen. De grootste aantallen zijn echter in de nazomer te zien, zeg maar in augustus en september. Paardenbijters zijn vooral in de middag actief en op warme avonden. Dat kan zelfs tot diep in de schemering. Op de foto is een uitgekleurde man van opzij afgebeeld.
Voordat u zich afvraagt of er deze maand überhaupt ook vogelopnames zijn vervaardigd, kan ik u gerust stellen. Het zijn er deze keer wellicht niet veel, maar daar zal de komende maanden zeker verandering in komen. Met name mijn broer Leo gaat er geregeld bij tij en ontij op uit om onze gevederde vrienden op de gevoelige plaat vastgelegd te krijgen. Allereerst uit de vogelwereld maar eens een close-up van een duttende Knobbelzwaan (Cygnus olor); een mannetje met de kop in de veren. Vogels slapen overigens veel minder diep dan mensen. Ze kennen een soort remslaap, maar dit vormt slechts een kort deel van de slaaptijd. Vogels zijn afwisselend in staat om dan eens met de linker- en dan eens met de rechterhelft van de hersenen te slapen! Eén oog is dan open, zodat ze toch waakzaam blijven, zoals ook in het onderhavige geval.
|
Een andere libellensoort, die we niet al te vaak voor de lens krijgen, is de Zwervende Heidelibel (Sympetrum fonscolombii). Jarenlang konden we ‘m in de eigen contreien niet vinden, maar drie maand geleden was er dan toch eindelijk één aanwezig bij de Peddemorsplas in Weerselo. Deze maand liet zich een tweede exemplaar zien; dit keer een uitgekleurd vrouwtje in het Beuningerveld. Dat past aardig bij de landelijke trend, omdat ze ook in ons land steeds vaker worden waargenomen. Het is van origine wederom een zuidelijke soort, die daar het hele jaar kan worden waargenomen. Op de foto is goed te zien dat de ogen aan de onderzijde blauwgrijs van kleur zijn en de bovenzijde bruinrood. Dat is bij deze soort een belangrijk determinatiekenmerk. Verder zijn de poten aan de voorkant zwart en aan de achterkant geel.
|
Normaliter verschijnen de eerste groepjes Toendrarietganzen (Anser serrirostris) pas in oktober weer in ons land om hier de winter door te brengen. Bij de Oelemars in Losser streek reeds op 24 september j.l. een groepje van 12 exemplaren op genoemde zandwinplas neer. Deze klapwiekende vogel maakte hier deel van uit. Zoals de naam al doet vermoeden, broedt deze vrij forse ganzensoort in de toendragebieden van West Siberië. Alhoewel er in ons land elk jaar tussen de 200 en 300.000 toendrarietganzen de winter doorbrengen, worden ze lang niet altijd opgemerkt. Dat komt vooral omdat ze zich veelvuldig ophouden op grauwe uitgestrekte akkers. Daar vallen ze amper op. Je zou ze in Nederland met recht akkervogels kunnen noemen. Toendrarietganzen zijn goed te herkennen aan de donkerbruine kop met een oranjezwarte snavel.
|
Een andere ganzensoort, die de afgelopen maand zo bereidwillig was om zich te laten vereeuwigen, betreft deze Casarca (Tadorna ferruginea). Vanwege z’n roestkleurige uiterlijk wordt deze soort ook wel Roestgans genoemd. De casarca’s, die in Nederland broeden, zijn waarschijnlijk nazaten van ontsnapte of vrijgelaten exemplaren. Vanaf de jaren negentig worden er ook steeds vaker casarca’s van elders in ons land waargenomen. Verschillende vogels zijn afkomstig uit Duitse broedgebieden. Men tast nog steeds in het duister of er ook vogels bij zijn uit de oorspronkelijke broedgebieden in Zuidoost-Europa. Afgebeeld is een vrouwtje, herkenbaar aan het ontbreken van de zwarte halsring.
|
Al vanaf 09 september bivakkeren er 2 Bonte Strandlopers (Calidris alpina) bij de Oelemars in Losser. Voor Twentse begrippen is het een doortrekker in zeer klein aantal. De meeste waarnemingen worden gedaan in september. Een ontmoeting met deze typische kustvogel in onze contreien blijft daarom een aangename verrassing. Van de Europese bonte strandlopers overwintert bijna 30 % in Nederland. Op trek kun je ze langs de kust in grote groepen aanschouwen. Ze foerageren dan vooral in kwelders en slenken. Het is een prachtig schouwspel om grote “wolken” bonte strandlopers in de vlucht te volgen. De ene keer scheren ze laag over het water om daarna plots omhoog te stijgen en zich daarna weer als een blok naar beneden te laten vallen. Dit fenomeen hebben we tijdens onze excursies vaak op Schiermonnikoog gezien.
|
Als broedvogel zijn we de Tapuit (Oenanthe oenanthe) in Twente - op een enkele uitzondering na - al bijna 3 decennia kwijt. Dat is best jammer, want eigenlijk hoort deze soort toch eigenlijk net zo thuis op de hogere zandgronden als in de kustduinen, op de Waddeneilanden en in de stuifzandgebieden. Ze broeden graag in konijnenholen. Door de afname van het aantal konijnen is er echter veel nestelgelegenheid verloren gegaan. Doortrekkende tapuiten van noordelijke herkomst kunnen talrijk zijn tijdens de najaarstrek. We kunnen ze dan ook hier in redelijke aantallen tegenkomen van pakweg half augustus tot begin oktober. Tapuiten hebben een opvallende staarttekening, te weten een zwarte T-vorm op een verder witte staart. Dit patroon is echter pas te zien als ze (op)vliegen. Trekgroepjes houden zich vaak in agrarisch cultuurland op. We hebben op de foto te maken met een juveniele vogel, hetgeen te zien is aan het geschubde verenkleed. Het beestje moet welhaast erg laat zijn geboren, want zo zien we ze op doortrek nooit.
|
De laatste foto is gemaakt net over de grens bij Buurse, terwijl een ~ meer dan welkome ~ zware regenbui op komst is. En dan is ineens de zomer weer voorbij en zijn we in de herfst aanbeland. De droogte van de afgelopen zomer lijkt nu toch eindelijk plaats te maken voor meer regenval. Regen die we al tijden bikkelhard nodig hebben, zeker in veengebieden, zoals het Haaksbergerveen, die de afgelopen periode volledig is opgedroogd. Natuurlijk wil iedereen graag mooi weer, maar niet zoals dat de afgelopen twee jaar heeft plaats gevonden, want dat heeft op termijn consequenties voor heel veel soorten. Dus laat de regen maar komen. Onze zegen heeft het. Resteert tot slot de opmerking dat de eerstvolgende sessie (oktober) door omstandigheden wat later zal verschijnen.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Rinus Baayens
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Rinus Baayens
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.