natuurkalender september 2018
September is de zesde maand op rij, die warmer is verlopen dan normaal. In onze omgeving kwam het dan ook tot meerdere zomerse dagen (> 25 °C). Op 18 september werd bij het weerstation in Losser zelfs een temperatuur van 29,3 °C gemeten, hetgeen net niet genoeg was om als tropische dag in de boeken te verdwijnen. Voor septemberbegrippen zou dit uiterst zeldzaam zijn geweest. Alhoewel de eerste drie weken van de maand warm verliepen, koelde het in de nachten soms al behoorlijk af. Op de eerste dag van de meteorologische herfst (1 september) had de vliegbasis Twenthe de primeur - om als eerste na de hoogzomer - vorst op “klomphoogte” te registeren”. Dat gebeurde in de loop van de maand overigens nog een aantal keren. Nochtans is er sindsdien nog maar weinig te merken geweest van de typische voortekenen dat de herfst voor de deur staat.
Niets stond ons dan ook in de weg om er weer een bijzondere fotomaand van te maken. Eén der onzen bracht medio september zelfs een aantal dagen door in het noorden van Duitsland met daarbij een tweedaags bezoek aan Helgoland. Dit leverde nogal wat opnames op van onder meer Jan van Genten en een tweetal zeehondensoorten. Natuurlijk werd de afgelopen weken de aandacht ook weer op de grond gericht, want daar zijn doorgaans de meeste paddenstoelen te vinden. We laten u in deze sessie afbeeldingen zien van een aantal soorten met fraaie namen, zoals: fopelfenbankje, bruin netpluimpje, gewoon ijsvingertje, plooirokje, geschubde inktzwam, grote bloedsteelmycena, streepsteelmycena en reuzenzwam (2 x).
Uiteraard hebben we ook weer meerdere vogelfoto’s voor u “in de aanbieding”, van - zoals vermeld -Jan van Gent, maar ook bonte kraai, watersnip, Temmincks strandloper, bontbekplevier, goudplevier, scholekster, ijsvogel en zwartkop. De insectenwereld wordt deze maand vertegenwoordigd door een paardenbijter in de vlucht en voor wat betreft de wereld der botanica is een een macro-opname van rode klaver toegevoegd.
Uit de zoogdierwereld komen dit keer aan bod: egel, gewone zeehond, grijze zeehond of kegelrob en edelhert. We sluiten voor de afwisseling deze natuurkalender af met het tonen van een kort filmpje over een zenuwachtig drentelend groepje hindes (edelhert). Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. Vergeet ook nu niet om de overige rubriekfoto’s te bekijken (kwestie van de link onderaan aan te klikken).
Niets stond ons dan ook in de weg om er weer een bijzondere fotomaand van te maken. Eén der onzen bracht medio september zelfs een aantal dagen door in het noorden van Duitsland met daarbij een tweedaags bezoek aan Helgoland. Dit leverde nogal wat opnames op van onder meer Jan van Genten en een tweetal zeehondensoorten. Natuurlijk werd de afgelopen weken de aandacht ook weer op de grond gericht, want daar zijn doorgaans de meeste paddenstoelen te vinden. We laten u in deze sessie afbeeldingen zien van een aantal soorten met fraaie namen, zoals: fopelfenbankje, bruin netpluimpje, gewoon ijsvingertje, plooirokje, geschubde inktzwam, grote bloedsteelmycena, streepsteelmycena en reuzenzwam (2 x).
Uiteraard hebben we ook weer meerdere vogelfoto’s voor u “in de aanbieding”, van - zoals vermeld -Jan van Gent, maar ook bonte kraai, watersnip, Temmincks strandloper, bontbekplevier, goudplevier, scholekster, ijsvogel en zwartkop. De insectenwereld wordt deze maand vertegenwoordigd door een paardenbijter in de vlucht en voor wat betreft de wereld der botanica is een een macro-opname van rode klaver toegevoegd.
Uit de zoogdierwereld komen dit keer aan bod: egel, gewone zeehond, grijze zeehond of kegelrob en edelhert. We sluiten voor de afwisseling deze natuurkalender af met het tonen van een kort filmpje over een zenuwachtig drentelend groepje hindes (edelhert). Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. Vergeet ook nu niet om de overige rubriekfoto’s te bekijken (kwestie van de link onderaan aan te klikken).
Ook van bovenaf ziet de Reuzenzwam (Meripilis giganteus) er in een dergelijk stadium (vooral met een zwarte achtergrond) eveneens fraai uit. Het zijn behoorlijke knoeperds met enorme rozetten van waaiervormige hoeden, die bijeenkomen op één gemeenschappelijke steel. Ze groeien aan de voet van levende bomen van vooral eiken en beuken en zorgen ervoor dat deze geen lang leven (meer) beschoren zijn. Binnen enkele jaren zijn deze bomen door rotting namelijk ten dode opgeschreven. De boomzwam doet zijn naam alle eer aan, want ze kunnen een doorsnede hebben van minstens een meter. De vruchtlichamen zijn vanaf de zomer tot aan de vorst zichtbaar.
Een andere mycenasoort, die deze maand aandacht krijgt, is de Streepsteelmycena (Mycena polygramma). Erg lekker ruiken doet dit kleine paddenstoeltje niet. Ze verspreiden namelijk een ranzige meelgeur Ze groeien in kleine groepjes bij elkaar op dode stobben, omgevallen bomen en afgevallen takken van loofbomen. Vooral eik, beuk, haagbeuk en hazelaar zijn favoriet. De naamgeving van deze paddenstoel is afgeleid van de groeven in de steel. Deze zijn het best te zien bij jonge exemplaren, zoals op de foto. Bijzonder is dat deze mycenasoort licht kan verspreiden, net zoals honingzwammen. Waarom dat zo is, is niet duidelijk.
|
We beginnen deze kalendersessie met het bijzondere wereldje van wat in de volksmond bekend staat als schimmelrijk, oftewel de wereld van de paddenstoelen. Alleen al in Nederland leven ruim 5000 soorten. Het zal u duidelijk dat het onmogelijk is om deze allemaal fotografisch vastgelegd te krijgen, temeer omdat vele soorten ernstig worden bedreigd en heel wat soorten alleen middels microscopisch onderzoek gedetermineerd kunnen worden. Nochtans hopen we met het tonen van een aantal leuke soorten een tipje van de sluier voor u te kunnen oplichten. Wat te denken van deze drieluik van een prachtige Reuzenzwam (Meripilis giganteus) aan een beuk! De zwam bevindt zich al enigszins in een gevorderd stadium.
In vergelijking met de reuzenzwam is de Grote Bloedsteelmycena (Mycena haematopus) maar een kleintje. Het vruchtlichaam van deze mycenasoort heeft namelijk slechts een doorsnede van 1 tot 3 centimeter. Waar er wel overeenkomsten zijn, is dat beide soorten algemeen in ons land voorkomen en een voorkeur hebben voor beuken- en eikenhout; in het geval van deze mycena dood hout. Mooi op deze foto te zien is de klokvormige hoed met een bultje. Deze geurloze zwam is vaak variabel van kleur, van vleeskleurig tot roodachtig, maar ook purperbruin komt voor. Verwarring is mogelijk met de wat lichtere melksteelmycena. Deze scheidt bij beschadiging een witachtig vocht af. Bij de Grote bloedsteelmycena is dat donkerroodbruin.
|
Mocht je van afstand een vuilwitte waas zien op het hout, dan is het goed om dat toch eens van wat dichterbij te bekijken. Je hebt dan zomaar de kans om oog in oog te staan met het Gewoon IJsvingertje (Ceratiomyxa fruticulosa), ook wel IJspegeltje genoemd. Pas met een loep of door het maken van een macro-opname zie je de schoonheid van dit kleine, waterig doorschijnende slijmzwammetje. Deze in groepjes bij elkaar staande zwammetjes hebben zowel rechtopstaande als vertakte “vingertjes”. Alhoewel het vruchtlichaam meestal wit is, kan deze ook paars of bleekgeel van kleur zijn. Ook deze komt, net als de vorige soort, redelijk algemeen in ons land voor.
“Trameten” in de mycologiewereld, kennen we vooral als elfenbankjes. De meest bekende hiervan is het Gewoon Elfenbankje (Trametes versicolor). Met zijn fraaie gekleurde ringen doet deze zwam sprookjesachtig aan. Toch is het goed om deze soort ook geregeld eens van onderaf te bekijken. Als deze namelijk geen gladde onderkant (ragfijne buisjes) heeft, maar in plaats hiervan lamellen, dan hebben we namelijk te maken met het zogeheten Fopelfenbankje (Lenzites betulinus). Zonder dat je hiernaar kijkt, is het zeer wel mogelijk dat je gefopt wordt. Op bijgaande foto zijn mooi de lamellen aan de onderzijde van de laatstgenoemde soort te zien. Vroeger stond het fopelfenbankje te boek als "gewone plaatjeshoutzwam”. Bijzonder genoeg parasiteert het fopelfenbankje op het gewone elfenbankje.
|
Een stuk gemakkelijker is de determinatie van de Geschubde Inktzwam (Coprinus comatus). Deze bekende zwammensoort is moeilijk te verwarren met een andere soort. De vorm, de kleur, de schubben en de standplaats zijn namelijk onmiskenbaar. Zo nu en dan wordt de geschubde inktzwam evenwel toch nog verward met de kale inktzwam (Coprinus atramentarius). Deze laatste heeft evenwel geen schubben en is giftig. De geschubde inktzwam schijnt daarentegen wel goed eetbaar te zijn, mits jong en vers gegeten. Wij, als natuurfotografen, staan de wildpluk van paddenstoelen evenwel niet voor. Bijgaande foto is tot stand gekomen door middel van Focus Stacking. De foto bestond namelijk aanvankelijk uit 3 scherp gestelde foto’s, die naderhand tot één foto zijn samengevoegd. Hiermee is bereikt dat de paddenstoel nu in z’n geheel scherp kan worden getoond.
|
Nog een stuk lastiger om te determineren zijn de zogeheten netpluimpjes. Degene, die er op de foto het meest op lijkt is het Bruin Netpluimpje (Stemonitis virginiensis). Deze schijnt zeer zeldzaam te zijn in ons land. Twee andere soorten netpluimpjes zijn respectievelijk het Roodbruin netpluimpje (Stemonitis axifera) en het Gebundeld netpluimpje (Stemonitis fusca). Deze beide soorten, die zeer veel op hun voorganger lijken, komen in ons land matig algemeen voor. Bij alle drie soorten zou microscopische controle nodig zijn geweest voor een zekere determinatie, hetgeen evenwel niet heeft plaats gevonden. Het bruin netpluimpje verschilt van de andere twee soorten, omdat deze blijvend bruin blijft. Het gebundeld netpluimpje daarentegen verkleurt tijdens het rijpingsproces in enkele uren tijd van wit middels lilapaars naar bruin.
|
Van de paddenstoelen maken we nu een switch naar onze gevederde vrienden. Een bezoek aan het bij veel vogelaars bekende Duitse eiland Helgoland leverde medio september mooie opnames op van heel veel Jan van Genten (Morus bassanus). Bijgaand exemplaar (volle foto) is met een portie zeewier onderweg naar z’n broedlocatie op de “Lummenfelsen”. Vanaf het aangelegde looppad is het maken van foto’s van deze imposante zeevogels - zelfs met eenvoudige apparatuur – op deze locatie voor praktisch iedereen te doen. De Jan van Genten hier zijn zonder twijfel mensen met camera’s gewend, waardoor de vogels op heel veel verschillende manieren fotografisch kunnen worden vastgelegd. Bij de rubriek “overige foto’s” zijn meer opnames te zien van deze fotogenieke soort. Overwogen wordt om over enige tijd op onze site een special te maken over deze fraaie soort.
|
Nog niet zo lang geleden werden Plooirokjes ook tot de inktzwammen gerekend. Bij veroudering “verinken” ze evenwel niet, zoals dat wel gebeurt bij de echte inktzwammen. Daarom zijn ze sinds enige tijd in een aparte groep van plaatjeszwammen ingedeeld, waartoe in Nederland 10 soorten worden gerekend. Plooirokjes zijn zonder uitzondering mooi, erg fragiel, maar leven slechts kort. Ze zijn te herkennen aan de wijde plooien van de hoedjes. Zowel de hoed als de steel zijn glad en kenmerken zich door het ontbreken van een vlies. Omdat er bij het afgebeelde plooirokje geen microscopisch onderzoek is gedaan, houden we het vooraleerst op het Gewoon Plooirokje (Parasola plicatilis) wat het eerst voor de hand ligt. Het zou echter evengoed het Geelbruin plooirokje (Parasola leiocephala) kunnen zijn.
|
Voordat de euro werd ingevoerd sierde in het verleden de watersnip (Gallinago gallinago) ons bankbiljet van 100 gulden. Hoe lang is dat al weer geleden. Ook toen al stond deze kritische weidevogelsoort op de Rode Lijst als ernstig bedreigd. De lange snavel van de Watersnip heeft namelijk zachte grond nodig om in te boren. In heel veel gebieden is dat door allerlei vormen van ontwatering een probleem geworden. Bijgaande foto geeft een goed beeld van waar de watersnip zich het beste thuis voelt. Mooi is de lichte middenkruinstreep en de lichte lengtestrepen op de rug van het beestje te zien. Op trek kunnen we ze hier gelukkig nog wel eens tegenkomen. De aantallen zijn het hoogst van half september tot half november en van maart tot begin april.
|
In ons land kom je ze praktisch niet meer tegen; de Bonte Kraai (Corvus cornix). Dat was in het recente verleden wel anders. Tot aan de jaren ’80 – ’90 van de vorige eeuw was dit een normale wintergast in onze contreien (bijvoorbeeld het Westerikkerbroek). Door een veranderd trekgedrag zijn ze hier (op een enkele uitzondering na) echter vrijwel nooit meer te zien. Bijgaande opname is eveneens gemaakt op het eiland Düne bij Helgoland. Als u goed kijkt ziet u dat het geen loepzuivere bonte kraai is, maar een hybride (zwarte kraai x bonte kraai). Nog niet zo lang geleden werden beide kraaiensoorten als één soort beschouwd. Beide soorten hebben verschillende verspreidingsgebieden. In de overlapzone, zoals op Helgoland, zijn kruisingen meer regel dan uitzondering.
|
Een ander strandlopertje, welke ~ net als voorgaande soort ~ in het kustgebied van Noord Duitsland werd gefotografeerd, is deze Bontbekplevier (Charadrius hiaticula). Deze plevierensoort kom je met name tegen op schelpenstrandjes, schorren en slikken; een echte kustvogel dus. Het is een zoutminnende vogel, die het overtollige zout via een klier uitscheidt. Ons land telt tussen de 400 en 500 broedparen, met name op de Waddeneilanden en langs de Zeeuwse kust. Net als scholeksters komen “bontbekken” wel eens tot broeden op grintdaken. Op de foto is een juveniele vogel afgebeeld , hetgeen te zien is aan de geschubde rugveertjes en de ver doorlopende witte wenkbrauwstreep.
|
Al heel lang stellen we allerlei pogingen in het werk om een Temmincks Strandloper (Calidris temminckii) op de gevoelige plaat vastgelegd te krijgen en dat is nu dan eindelijk gelukt. Het is nota bene een geringde vogel, waarvan de ringgegevens helaas niet konden worden afgelezen. De Temmincks strandloper is een weinig opvallend strandlopertje, die sterke overeenkomsten vertoont met zijn even grote neefje, de kleine strandloper (Calidris minuta). Daar waar de kleine strandloper vaak in groepsverband te zien is, foerageert de Temmincks strandloper echter vaak alleen. Deze laatste is evenwel het beste te herkennen aan de gelige poten, welke bij de kleine strandloper zwart zijn.
|
Op hetzelfde strand kon ook deze opname worden gemaakt van een tweetal foeragerende Scholeksters (Haematopus ostralegus). Het betreft een oudervogel (rechts) met een geringd jong (links), waarbij het jong wat al bijna volwassen is, nog altijd bedelt om voedsel. Van nabij werd waargenomen dat de oudervogel even tevoren een kleine nog levende zeekrab bemachtigde en deze voor het jong neerlegde. De laatste pakte ~ zij het met wat schroom ~ de nog levende prooi op en liet zich de maaltijd goed smaken. Van deze cyclus zijn meerdere foto’s gemaakt. Hiervan is bijgaande foto uitgekozen, die de situatie aardig weergeeft. Goed is te zien dat de jonge vogel nog allesbehalve op kleur is.
|
Door langdurig zittend op het zandstrand te wachten kon bijgaande foto worden gemaakt van deze Goudplevier (Pluvialis agricaria), die de fotograaf na enige tijd niet (meer) als een bedreiging zag. Bij opkomend water kwam het diertje dan ook steeds dichterbij, waarbij er bijna een volle foto van het beestje kon worden gemaakt. De zon bezorgde de vogel bovendien een goudkleurige gloed op het verenkleed, waaraan de goudplevier niet voor niets zijn naam te danken heeft. De opname is gemaakt op het eiland Düne bij Helgoland. Doortrekkende goudplevieren zijn in ons land vooral van september tot april te zien. Broeden doen ze niet meer in Nederland. Het laatste broedgeval dateert uit 1974.
|
Al geruime tijd zien we in Twente amper nog IJsvogels (Alcedo atthis). En dat nadat er jaren achtereen sprake was van een spectaculaire groei. Naar het zich laat aanzien, heeft de populatie ijsvogels de afgelopen winter een enorme klap te verduren gekregen. Dat blijkt uit de vergelijkingen tussen de broedvogeltellingen in 2018 en 2017. Uit bijna de helft van de gebieden waarin vorig jaar nog ijsvogels werden geteld, blijkt de soort nu volledig te zijn verdwenen. Triest genoeg kende tot 2017 bijna elke Twentse beek wel een broedgeval. Nu moet je ze werkelijk met een loep gaan zoeken. Het is nochtans verheugend te noemen dat we toch weer een exemplaar voor de lens hebben weten te krijgen. De geheel zwarte snavel verraadt dat het een mannetje betreft.
|
Bij de één is het de zwarte snavel en bij de ander het zwarte petje wat de soort maakt dat het een mannetje is. Dit exemplaar doet volledig recht aan de soortnaam van de vogel. Het is namelijk een Zwartkop (Sylvia atricapilla), waarvan het vrouwtje evenwel een bruin petje heeft en dus niet beantwoordt aan de naamgeving. Voorafgaand aan de trek naar het zuiden proppen zwartkoppen zich vol met allerlei bessen, zoals bramen, lijsterbessen, maar vooral (rijpe) vlierbessen. Dat laatste is bij deze gulzigaard op de foto ook het geval. Met deze bessen “vetten” ze zich op voor de lange reis naar het zuiden.
|
Nu naar een ander vliegend pareltje, de Paardenbijter (Aeshna mixta). Voor een glazenmakersoort zijn ze wat aan de kleine kant. Het is jammer dat men deze libellensoort zo’n vreemde, maar ook onterechte naam heeft meegegeven. Ze bijten immers helemaal geen viervoeters; ze scheren er alleen rakelings langs heen om vliegende insecten te vangen. De grootste aantallen zijn in de nazomer te zien, zeg maar in augustus en september. Er wordt aangenomen dat vooral in de nazomer veel paardenbijters vanuit Midden-Europa hier arriveren. Ze zijn vooral in de middag actief en op warme avonden. Dat vindt zelfs plaats tot diep in de schemering. Op de foto staat een uitgekleurde man in de vlucht afgebeeld.
|
Rode klaver (Trifolium pratense) behoort in Nederland tot één van de meest voorkomende soorten uit onze inheemse flora. Waarschijnlijk hierdoor lopen we er om die reden zo maar aan voorbij en hebben nauwelijks oog voor de fraaie bloeivorm van deze vlinderbloemige. Middels deze mooie macro-opname hopen we deze ondergewaardeerde soort eniszins voor het voetlicht te brengen. Hebt u er bijvoorbeeld wel eens bij stil gestaan hoe belangrijk de bloemen van deze klaversoort voor onze bijen zijn? Deze diertjes worden aangetrokken door de nectar in de bloemen en verzamelen er stuifmeel en / of pollen. Rode klaver is bovendien lange tijd als groenbemester in de landbouw gebruikt, totdat kunst- en drijfmest ze heeft verdrongen. De soort bloeit van mei tot in de herfst in de regel met rode bloemen. Niet zelden tref je echter ook rode klaver aan met vleeskleurige tot witte bloemen. Vlinders, hommels en grotere bijen zorgen voor de bestuiving.
|
We maken nu een overstap naar enkele zoogdieren, te beginnen met dit aandoenlijke egeltje (Erinaceus europaeus), die ~ al snuffelend ~ tussen het gebladerte op zoek is of er ook iets van zijn gading te vinden is. Vaak wordt er niet bij stil gestaan, maar egels zijn in onze tuinen bijzonder nuttig als ongediertebestrijders. Ze eten namelijk voor tuinplanten schadelijke dieren, zoals rupsen, slakken en kevers. Als je een egel in de tuin hebt, zijn bestrijdingsmiddelen overbodig! Helaas gaat het onze inheemse egels allesbehalve voor de wind. Naast het wegverkeer vormen ook kou en nattigheid een grote bedreiging voor deze nuttige dieren. Het is eenvoudig om een tuin egelvriendelijk te maken. Creëer ~ daar waar dat mogelijk is ~ geschikte plekjes waar egels kunnen schuilen, nestelen en foerageren. Met een bereikbare composthoop, een rommelhoekje met takken en bladeren of een stapel houtblokken is een egel al heel snel te helpen.
|
Aandoenlijk is ook de foto van dit pakweg 4 maanden oude Gewone Zeehondje (Phoca Vitulina). Het beestje werd zielig en alleen in een grotendeels drooggevallen baai met bladwerk aangetroffen op het eiland Düne bij Helgoland. Door laagtij was het kleintje van zijn soortgenoten afgedwaald en lag eenzaam te wachten op opkomend water. Een kijkje later op de dag leerde dat het beestje uit zichzelf in staat is geweest om de open zee te bereiken. De jonkies van de gewone zeehond worden tegenwoordig al half mei geboren; hetgeen een maand vroeger is dan 30 jaar geleden. Tot drie weken na de geboorte drinkt het jong melk bij de moeder. In die korte tijd groeien zeehondenpups van 10 kilo naar maar liefst 24 kilo. Dat komt door de erg voedzame moedermelk met een hoog vetgehalte. Na de zoogtijd moet het jong zichzelf redden, zoals in de onderhavige situatie.
|
Heel anders dan de gewone zeehond werpt de Grijze Zeehond (Halichoerus grypus), ook wel Kegelrob genoemd, hun jongen in november en december. Dat gebeurt eveneens op het eiland Düne bij Helgoland. Veel natuurfotografen reizen in de winter naar deze bekende eilandjes in de Noordzee af om de geboorte of de vaak dan nog witte hulpeloze pups te fotograferen. In september zul je op Düne dergelijke jonkies niet (meer) aantreffen. Wel kun je daar dan volop genieten van een aanzienlijke groep grijze zeehonden op het strand of in het water. De dieren zijn overduidelijk mensen gewend en laten zich gemakkelijk fotograferen. Speciale “coast-guards” zien er op toe dat de fotografen niet te dicht bij de dieren komen. Daartoe wordt een afstand van 30 meter in acht genomen.
|
Een andere trekpleister voor natuurfotografen is een bezoek aan het Nationaal Park de Hoge Veluwe. Met name in de bronsttijd zijn er dan mooie opnames te maken van de koning van het Park; het Edelhert (Cervus elaphus). Dat koninklijke slaat vooral op het imposante uiterlijk van een volwassen mannetje, het kolossale gewei en de trotse houding. Ze kunnen tussen twee haakjes een gewicht van bijna 200 kilo bereiken. In het Park leven tot wel 200 edelherten. Ieder jaar in september trekken veel natuurliefhebbers naar de intussen alom bekende wildobservatieplaatsen. Zij hopen iets mee te krijgen van de rituelen die horen bij de bronsttijd. Eén der onzen maakte ~ tijdens het urineren van het dier ~ bijgaande foto van dit fraaie mannetje.
|
We sluiten voor de verandering deze natuurkalendersessie eens af met een filmpje, gemaakt in hetzelfde gebied. Zoals u kunt zien hebben we hier te maken met een schichtige roedel Edelherthindes (Cervus elaphus) met hun kalveren en eenjarigen. Zoals op de foto zichtbaar, dragen hindes geen gewei. Bij veel dieren is vlektekening te zien, wat wel iets doet denken aan damherten. Edelherten voeden zich onder meer met gras, heide, boomschors, knollen, wortels, vruchten, zaden, knoppen, scheuten en loof van bomen. Dat was het weer voor deze maand; op naar oktober.
LET OP! Afhankelijk van de snelheid van uw computer kan het even duren alvorens het filmpje start.
LET OP! Afhankelijk van de snelheid van uw computer kan het even duren alvorens het filmpje start.
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.