natuurkalender oktober 2020
De oktobermaand verliep somber en nat. In het westen van het land regende het overigens veel meer dan in onze omgeving. De zon liet zich maar mondjesmaat zien, maar toch was het wederom warmer dan eerdere oktobermaanden. De beperkingen van de coronapandemie droegen er niet bepaald toe bij om het sombere gevoel kwijt te raken. Gelukkig mochten we wel naar buiten, waarbij we ons uiteraard met de passie voor natuurfotografie gewoon hebben kunnen uitleven.
Qua vogels hebben we deze keer de volgende soorten voor u: buizerd, wilde zwaan, knobbelzwaan, kraanvogel, toendrarietgans en goudhaan. Uiteraard is er in deze herfstmaand ook ruimschoots aandacht besteed aan het schimmelrijk.
Aan bod komen onder andere enkele myxomyceten. Dat zijn in dit geval: grijswit kalkkopje, worstnetwatje en langstelig kroeskopje. De overige soorten behoren tot de “gewone“ paddenstoelen. Dat zijn achtereenvolgens: dennenvlamhoed, vliegenzwam, spekzwoerdzwam, valse teervlekkenzwam, zwarte kluifzwam, gewoon zwavelkopje, mycena spec. , bloedsteelmycena, oorzwammetje, geel brandnetelklokje en kroontjesknotszwam.
Voor de natuurvariëteit tonen we verder de rups van de meriansborstel, een gewone wegwesp, een verwelkte klaproos en groot dooiermos. Afgesloten wordt met een mooie zonsopkomst.
Maar nu eerst een zestal vogelsoorten.
Qua vogels hebben we deze keer de volgende soorten voor u: buizerd, wilde zwaan, knobbelzwaan, kraanvogel, toendrarietgans en goudhaan. Uiteraard is er in deze herfstmaand ook ruimschoots aandacht besteed aan het schimmelrijk.
Aan bod komen onder andere enkele myxomyceten. Dat zijn in dit geval: grijswit kalkkopje, worstnetwatje en langstelig kroeskopje. De overige soorten behoren tot de “gewone“ paddenstoelen. Dat zijn achtereenvolgens: dennenvlamhoed, vliegenzwam, spekzwoerdzwam, valse teervlekkenzwam, zwarte kluifzwam, gewoon zwavelkopje, mycena spec. , bloedsteelmycena, oorzwammetje, geel brandnetelklokje en kroontjesknotszwam.
Voor de natuurvariëteit tonen we verder de rups van de meriansborstel, een gewone wegwesp, een verwelkte klaproos en groot dooiermos. Afgesloten wordt met een mooie zonsopkomst.
Maar nu eerst een zestal vogelsoorten.
Tussen 14 en 17 oktober j.l. kreeg Nederland bezoek van tienduizenden overvliegende Buizerds (Buteo buteo). Er was op die dagen sprake van on-Nederlandse taferelen vanwege massale najaarstrek vanuit Zweden. Door de gunstige wind (noordoostelijke stroming) gleden al die roofvogels af richting Nederland. Hiervan waren veel vogelaars getuige. Tot medio oktober 2020 stond het Nederlandse dagrecord van overtrekkende buizerds op 1075 overtrekkende exemplaren; waargenomen vanaf één en dezelfde telpost. Dit record stamt uit 16 oktober 2010 en heeft exact 10 jaar stand gehouden. De telpost Oelemars bij Losser heeft nu het record in handen met maar liefst 1793 overvliegende buizerds, vastgesteld op 15 oktober 2020 ! De overvliegende buizerd op bijgaande foto werd twee dagen later op de gevoelige plaats vastgelegd.
|
De Wilde Zwaan (Cygnus cygnus) is een wintergast in ons land, alhoewel er nu ook al een aantal jaren een enkeling ins ons land broedt. Ze zijn net zo groot als knobbelzwanen, maar wel een stuk slanker. De lange rechte hals is een goed kenmerk. Ze lijken verder veel op kleine zwanen, maar wel zijn er enkele verschillen. Kleine zwanen vliegen allereerst wat sneller, zijn vaak met grotere aantallen en op de geelzwarte snavelbasis is meer zwart te zien. Wilde zwanen maken meer geluid in de vlucht; het lijkt enigszins op het nasale trompetteren van kraanvogels. Van half oktober tot half april zijn ze in ons land te zien. Bijgaand enkele vogels in de vlucht. Grappig is dat één van hen de andere kant opvliegt.
Het voorbijvliegen van een Knobbelzwaan (Cygnus olor), zeker van korte afstand, doet erg indrukwekkend aan. Het is niet alleen de grootte van deze dieren, maar de vleugels maken tijdens het vliegen ook nog eens een laag, zingend geluid. Ze gaan evenwel niet zo graag op de wieken, omdat hen dat veel energie kost. Als dat dan toch zo nodig moet, hebben ze een behoorlijke “aanloop over het water“ nodig alvorens ze als echte KLM ‘ers kunnen opstijgen. Ze zijn bovendien niet alleen zwaar, maar hebben ook een enorme spanwijdte. Deze kan wel 2.30 meter bedragen.
|
Als je in de maanden oktober en november afreist naar de bekende kraanvogelplekken in Duitsland, levert dat vrijwel zeker mooie opnames op van deze aansprekende vogelsoort met zijn kenmerkende geluid. Ook al heb je ze nog niet gezien, dan nog zijn ze vaak al van grote afstand te horen. Ze zijn in de regel vrij schuw en gaan vaak al van grote afstand op de wieken. Voor de natuurkalender is gekozen is voor vliegende Kraanvogels (Grus grus) bij avondlicht. Meer foto’s van “kranen” zijn te zien bij de rubriek recente foto’s. Kraanvogels en ooievaars vliegen overigens met gestrekte hals; in tegenstelling tot reigers, die hun hals intrekken. Van het nasale, schelle getrompetter van deze soort krijgen veel vogelaars nog altijd kippenvel.
Ook niet bepaald een kleine jongen is de Toendrarietgans (Anser serrirostris), die bij de Oelemars in Losser kon worden geportretteerd. Het is een wintergast, die we vanaf oktober in ons land mogen begroeten. Deze toendrabewoner uit Noord Rusland neemt wereldwijd enorm in aantal af. De schattingen wijzen op een afname van maar liefst 90 %! Merkwaardig genoeg neem het aantal overwinteraars in ons land de laatste jaren juist toe. Hoe dat kan is niet geheel duidelijk. In Nederland hebben we toch al gauw te maken met een kwart miljoen overwinteraars. Ze zijn vooral te vinden op akkers, waar ze op zoek zijn naar oogstresten, zoals maïs, granen en achtergebleven aardappeltjes. Verwarring tussen deze soort met de taigarietans (Anser fabalis) is mogelijk. Beide soorten lijken namelijk zeer sterk op elkaar. De laatstgenoemde soort is wat groter en heeft een wat langere snavel. Gemiddeld genomen is verder de snavel van de toendrarietgans niet alleen kleiner, maar ook donkerder.
|
Van de grote “jongens” nu naar het kleinste vogeltje in ons land; de Goudhaan (Regulus regulus). Tot voor kort werd deze dreumes steevast met de verkleinvorm goudhaantje aangeduid. Dat is eigenlijk niet zo vreemd, want ze zijn immers niet veel groter dan 9 cm en wegen amper 5 gram. Dat is evenveel als een envelop met een velletje papier erin! “Volgetankt” met energie leverende suikers uit bessen en vetten uit insecten, kan het gewicht oplopen tot hooguit 7 gram. Ze zijn doorgaans niet al te schuw, zoals ook dit exemplaar dat plotseling op 2,5 m voor de fotograaf in kwestie opdook. Het beweeglijke beestje bleef net lang genoeg zitten voor deze ene shot. Even later nam de goudhaan een bad, waarbij duidelijk werd dat het een mannetje betrof, hetgeen op deze foto overigens niet te zien is.
|
Als je in de natuur je ogen de kost geeft, is er op microniveau veel moois te vinden. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor dit Worstnetwatje (Arcyria stipata), die eveneens tot de myxomyceten oftewel de slijmzwammen wordt gerekend. Zeg nou zelf: De titel “boerenkool met worst” zou bij deze foto niet hebben misstaan. De soort komt matig algemeen voor in ons land. Ze zijn vooral te vinden op naaldhout. Hoe klein het allemaal is, wordt pas duidelijk als u weet dat al hetgeen u op de foto ziet slechts 4,5 cm breed is.
|
We blijven in de verkleinvorm, want bij de slijmzwammen hebben we het immers vaak over zeer kleine organismen. Door menigeen worden deze slijmzwammen ten onrechte tot de paddenstoelen gerekend. Dat komt omdat ze ook sporen produceren en uiterlijk een aantal overeenkomsten hebben. Afgebeeld is hoogst waarschijnlijk het Grijswit kalkkopje (Physarum leucophaeumis). Voor een zekere determinatie van deze myxomyceet zou microscopische controle nodig zijn geweest. Het puntzakje wat u ziet, met daarop de kalkkopjes, is slechts 17 mm hoog. Dat is geen nattevingerwerk; de hoogte is namelijk nagemeten. Bij deze opname is naast de 100 mm macrolens ook gebruik gemaakt van twee tussenringen (31 mm + 13 mm).
Ook het Langstellig kroeskopje (Comatricha nigra) behoort tot de myxomyceten en heeft - zoals u kunt zien - veel gelijkenis met rechtopstaande kersen. Ze zijn evenwel een stuk kleiner en amper met het blote oog te zien. Ze variëren in lengte van hooguit 1 - 8 mm. Ze zijn aanvankelijk licht van kleur, maar daarna verkleuren ze naar donkerbruin/rood en tenslotte naar zwart. Ook bij deze opname zijn de beide tussenringen gebruikt en zou voor een zekere determinatie microscopische controle nodig zijn geweest. Net als de vorige soort komen ze vrij algemeen voor in ons land, alhoewel velen van u deze soort waarschijnlijk nog nooit hebben gezien.
|
Voordat we overgaan naar de wereld van de paddenstoelen, eerst nog even een opname van Groot Dooiermos (Xanthoria parietina); een veel voorkomende en opvallend gekleurde korstmossoort. Het is geen (groene)mossensoort, zoals wij die kennen. Een kortsmos zou eigenlijk geen mos mogen heten, omdat het een samenlevingsverband is tussen een alg en een schimmel. De naam dankt deze opvallende soort aan de ronde vruchtlichamen, die wel wat weg hebben van (mini) spiegeleieren. De foto is gemaakt door onze jongste fotograaf, die in deze tak met dooiermos niet geheel ten onrechte een roofvogelklauw zag. Door vermesting is deze soort de afgelopen decennia enorm toegenomen en groeit nu overal waar genoeg stikstof in de lucht zit.
|
We schakelen nu, met de opname van een Dennenvlamhoed (Gymnopilus penetrans), over naar het “normale” schimmelrijk. De soort komt zeer algemeen in ons land voor en is vooral te vinden op stronken en dode takken van naaldbomen. De hoed is, zoals u kunt zien, kaal en glad en heeft een mooie goudgele kleur. De rand is wat lichter. De lamellen van deze plaatjeszwam zijn geel van kleur en de steel is bruinig met witte vezels. Een aantal Gymnopilus-soorten bevat hallucinaties opwekkende stoffen, die we kennen als paddo’s. Binnen een uur na inname kan de werkelijkheid er dan behoorlijk anders uitzien. Gewoon niet doen dus. Wij staan bovendien het plukken van paddenstoelen uit de vrije natuur voor consumptie- en andere doeleinden niet voor.
|
De meest bekende paddenstoel in ons land is met voorsprong de Vliegenzwam (Amanita muscaria). Wie is er immers niet groot gebracht met het liedje van die grote paddenstoel, rood met witte stippen, waarop kabouter Spillebeen heen en weer zat te wippen! De witte stippen op de vliegenzwam zijn in feite het restant van het witte vlies (het velum), waarin de paddenstoel opgesloten zat, voordat deze boven de grond kwam. Op bijgaande foto wordt dit beeldend weergegeven. Die stippen (vliesresten) willen nog wel eens bij hevige regenval verdwijnen. De witte velumresten spoelen er dan gewoonweg af. Wist u trouwens dat ook deze soort een hallucinogene werking heeft en onder de werking van de Opiumwet valt?
Men dacht lange tijd dat in 2012 de Valse Teervlekkenzwam (Ischnoderma resinosum) voor het eerst in ons land was ontdekt. Aan de hand van foto’s uit het recente verleden bleek evenwel dat deze houtzwam al in 2008 in Den Haag voorkwam, maar indertijd niet werd herkend. Ook daarna werd deze nog een jaar of vier aangezien voor de (gewone) Teervlekkenzwam (Ischnoderma benzoinum). Beide soorten lijken namelijk erg veel op elkaar. De hoed van de VaIse teervlekkenzwam is evenwel aanmerkelijk dikker en de kleur van het vruchtvlees is anders dan die van zijn familielid. Voor de Valse teervlekkenzwam is de aanwezigheid van dood beukenhout of beschadigde oude beuken belangrijk. De afgelopen jaren is er een sterke toename te zien. Nu ook in Lonneker, waar in oktober eveneens een valse teervlekkenzwam werd ontdekt (zie foto).
|
De derde soort uit de wereld van de fungi betreft een prachtige opname van de Spekzwoerdzwam (Merulius tremellosus). Je zou denken dat dit qua benaming een eetbare paddenstoel zou moeten zijn, maar de soort is voor menselijke consumptie evenwel ongeschikt. Het ”vlees” is bovendien elastisch en rubberachtig. Je kijkt bij deze foto deels tegen de onderzijde van deze zwam aan. Dat komt omdat deze plat tegen de boom is aangegroeid. De groei bij deze waaiervormige soort gebeurt dakpansgewijs. De wollige, viltige kleurranden ,de stekels en de kronkelige randen op de foto geven deze paddenstoel bijna iets magisch.
|
Vroeg in de herfst zijn er bizarre paddenstoelen te vinden; de zogeheten kluifzwammen. Door hun merkwaardige vorm lijken ze wel wat op afgekloven hondenbotten. Ze hebben namelijk een hele bijzondere vorm. Afgebeeld is de Zwarte Kluifzwam (Helvella lacunosa); een ascomyceet , die vrij algemeen in ons land voorkomt. De hoed is enigszins zadelvormig en grijs tot zwartgrijs van kleur. De holle steel is gegroefd en lichter van kleur dan de “hoed”. Ze zijn vooral te vinden op open plekken met humusrijke zandgrond. Het vruchtvlees bij jonge exemplaren schijnt aangenaam kruidig te zijn. Soms komen bleke exemplaren voor, die lijken op de witte kluifzwam (Helvella crisa).
|
Wat vindt u overigens van deze mooie sfeervolle landschapsfoto met daarop een boomstronk vol met bundelzwammetjes? Het zijn Gewone Zwavelkoppen (Hypholoma fasciculare), vereeuwigd in het Haaksbergerveen. De opname is met een 17 mm optiek gemaakt, een gemiddeld diafragma en een lage opnamestand. Mocht de spriet van het vingerhoedskruid u wellicht storen, dan moeten we u teleurstellen, want de fotograaf heeft deze met opzet laten staan om nog meer cachet aan de foto te geven. De gewone zwavelkop vind je met hun zwavelgele kopjes altijd in groepjes bij elkaar. Ze zijn zeer algemeen.
Een mycenasoort, die wel op naam gebracht kon worden, is de Grote Bloedsteelmycena (Mycena haematopus). Het woord grote is bij dit kleintje wat overtrokken. Hij is maar net 6 mm groot en groeit in de schors van loofbomen; in dit geval in de schaduw. Het lijkt wel of d’ie net over de “vensterbank” heen kan kijken. Het is een prachtige rood tot purperbruin gekleurde mycena, die
niet zo moeilijk te determineren is, omdat deze roodbruin vocht afscheidt. Ter vergelijking: bij de melksteelmycena is die afscheiding witachtig. Het hoedje van de grote bloedsteelmycena is kegel- tot klokvormig met een bultje. Ze komen vaak in kleine groepjes tevoorschijn. |
Net zo sfeervol is deze herfstplaat, met een mooie scherpte diepte, wat - naar de mening van de fotograaf - mooi het zogenaamde DOF (Depth of Focus) weergeeft. In dit geval kwam bij het paddenstoeltje op de foto wel de familienaam Mycena bovendrijven, maar helaas niet de juiste benaming van de soort. Dit is bij de meeste Mycenasoorten sowieso nogal problematisch. Vandaar dat we de term (Mycena spec.) bij deze foto gebruiken. Het liefst plaatsen we foto’s op naam, maar u zult het met ons eens zijn dat we een dergelijke foto niet in de map “'onbekend” moeten laten zitten. Kenmerkend voor de vele soorten mycena's zijn overigens de bleke lamellen en de witte sporen. De steel is lang en dun, het hoedje dunvlezig, gewelfd of klokvormig met een doorschijnend gestreepte rand. Het zijn sierlijke paddenstoeltjes.
|
Het Oorzwammetje (Crepidotus variabilis) is een klein schelpvormig paddenstoeltje, welke meestal wordt aangetroffen op dode takjes in het bos. Zoals uit de wetenschappelijke naam blijkt, kan de kleurstelling nogal variëren; van helder wit tot geelwit, maar ook crèmekleurige exemplaren komen voor. Vaak groeien er verschillende exemplaren bij elkaar. Nochtans kun je ze door hun geringe grootte ook zo maar over het hoofd zien. Het hoedje is 0,5 – 3 cm groot. Het mooist zijn de oorzwammetjes aan de onderkant, zoals te zien op bijgaande foto, waarbij vooral de compositie (zwammetje aan het eind van de tak) tot de verbeelding spreekt.
|
Behoorlijk zeldzaam is het Geel Brandnetelklokje (Calyptella campanula) die zowel op dode als levende stengels van vooral brandnetel, maar ook op andere kruidachtige planten, te vinden is. Daarvoor moet je zijn in loof- en gemengde bossen en in wegbermen. Wel is microscopische controle nodig voor een zekere determinatie. Deze plaatjeszwam vertoont overigens veel overeenkomsten met het Brandnetelklokje (Calyptella capula) en het Gewoon Geleikelkje (Crocicreas cyathoideum).
|
En dan nu aandacht voor de Kroontjesknotszwam (Artomyces pyxidatus); wellicht één van de mooiste zwammen die er is en nog redelijk zeldzaam ook. Het is een relatieve nieuwkomer in ons land, die hier pas in 1996 voor het eerst werd ontdekt. Waarschijnlijk is de komst van deze soort wederom een voorbeeld dat de aarde wel degelijk aan het opwarmen is. Deze knotszwam schuift namelijk langzaam met de warmtegrens mee. Het lukt ‘m steeds vaker om zich meer en meer noordelijker te vestigen. Net als de rechte koraalzwam (Ramaria stricta) groeit ook de kroontjesknotszwam op dood hout. De kroonvormige vertakking (kroontjes) maakt ‘m onmiskenbaar. In de rubriek “recente foto’s” vindt u een minstens zo fraaie opname van deze soort.
|
Nachtvlinders hebben niet zelden de mooiste rupsen; zo ook de Meriansborstel (Calliteara pudibunda). Het volwassen stadium van deze soort kan absoluut niet wedijveren met de kleurrijke rups. Niet alleen door de kleur, maar ook door zijn bijzondere uiterlijk valt de afgebeelde rups op. Let maar eens op het harige lichaam en niet in de laatste plaats de “scheerkwastjes” en de rode stekelvormige borstel achter op het lichaam. Wanneer de rups zich kromt, valt bovendien de zwarte kleur tussen de segmenten op. Het beestje kon worden vereeuwigd op een mooi bed van mos, onderaan de voet van een beuk. De vlinder zelf is een weinig opvallende “mot”, behorende tot de spinneruilen. Ze leven niet lang, omdat ze niet in staat zijn om zichzelf te voeden. De rupsen worden vooral in het najaar opgemerkt.
|
Dat de natuur ook heel mooi kan zijn na de bloei, laat deze klaproos zien. Alhoewel de bloemen er wellicht wat teer uitzien, zijn het eigenlijk best wel taaie planten. Het is niet helemaal duidelijk of het hier een Grote of Gewone klaproos (Papaver Rhoeas) betreft, maar dat is wel de meest voor de hand liggende en meest bekende soort onder de klaprozen. Ze worden gekenmerkt door hun felle rode kleur en bladeren die elkaar overlappen. De klaproos zie je in de zomerperiode veel langs de kant van de weg staan, maar ook op taluds of in weilanden. Ze gedijen het beste op voedselarme grond.
|
De Gewone Wegwesp (Anoplius viaticus) wordt ook wel roodzwarte borstelspinnendoder genoemd. Het is een zwarte wesp met een opvallend oranje achterlijf. De vleugels zijn donkergrijs tot zwart van kleur. Het is een echte “zenuwlijder”, met name als ze op zoek zijn naar een geschikte prooi. Tijdens de jacht maken ze namelijk “nerveuse” bewegingen met hun vleugels. Zodra ze een spin in beeld krijgen, spurten ze erachter aan en vallen ‘m aan. Met de angel wordt de spin gestoken en krijgt gif “toegediend”. De spin wordt (samen met andere soortgenoten) niet gedood, maar verlamd en dient als vers voedsel voor de toekomstige larven. Kortom; de gewone wegwesp houdt er zo maar een provisiekast op na.
|
Tijdens de vogeltrektelling op 17 oktober j.l. bij de Sterrenwacht in Lattrop (Beneden Dinkeldal) werd de slotfoto van deze natuurkalender gemaakt. Als je er dan toch vroeg uit moet, is het “meenemen “ van de zonsopkomst, naast het tellen van de eerste vogels, best een leuke bezigheid. De weergoden moeten dan natuurlijk wel een beetje meewerken; het liefst met het offreren van een mooie wolkenpartij. Die zorgen meestal voor de bijzondere kleurreflectie in de lucht. Bij deze foto piept de opkomende zon net tussen de wolken door. De “boomlagen” op de voorgrond zorgen in dit geval voor een mooie dieptewerking. Met deze foto sluiten we de oktobermaand ons inziens in stijl af.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Selva Wilbers – Wijering, Jaimey Wilbers, Laurents ten Voorde en Rinus Baaijens
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Selva Wilbers – Wijering, Jaimey Wilbers, Laurents ten Voorde en Rinus Baaijens
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.