natuurkalender oktober 2018
Oktober was in 2018 de zevende warme maand op rij. De zon scheen anderhalf keer zo lang dan normaal. Daarmee werd deze oktobermaand de op twee na zonnigste ooit gemeten! Gemiddeld werd het 1,2 graden warmer dan normaal. De Bilt telde deze maand maar liefst 10 officiële warme dagen (20° C of meer). Normaliter wordt het slechts één of twee keer 20 graden of warmer in deze tijd van het jaar.
Nochtans is de afgelopen week aan alles te merken dat de herfst eindelijk zijn intrede heeft gedaan. Intussen is ook de wintertijd, waar veel over te doen is geweest, weer ingegaan. We hebben onlangs dan ook een uurtje langer mogen slapen.
Met dergelijke mooie weersomstandigheden waren we vanzelfsprekend geregeld met de camera’s buiten te vinden. Daarbij viel op dat “de paddenstoelenoogst” (kennelijk vanwege de droogte) duidelijk minder is dan voorgaande jaren. Nochtans kunnen we u trakteren op veel materiaal, waarmee vaak de herfst wordt gesymboliseerd. We beginnen zo meteen met een 3-tal herfstbeelden, gevolgd door een 10--tal opnames van paddenstoelen. Respectievelijk komen aan bod: Kastanje-inktzwam, spechtinktzwam, porseleinzwam, wollige bundelzwam (2 x), sombere honingzwam, knolhoningzwam, vliegenzwam, gewoon eekhoorntjesbrood, roodbruine slanke amaniet en gele ringboleet.
Aan vogels laten we u dit keer niet bepaald de minste soorten zien. Wat te denken van: middelste bonte specht, bladkoning, visarend, pestvogel, toendrarietgans, pijlstaart, wintertaling, kramsvogel en pimpelmees. Voorts werd ook een drinkende eekhoorn, een meikever (in oktober!) en een nestkast met hoornaars op de gevoelige plaat vastgelegd.
Nochtans is de afgelopen week aan alles te merken dat de herfst eindelijk zijn intrede heeft gedaan. Intussen is ook de wintertijd, waar veel over te doen is geweest, weer ingegaan. We hebben onlangs dan ook een uurtje langer mogen slapen.
Met dergelijke mooie weersomstandigheden waren we vanzelfsprekend geregeld met de camera’s buiten te vinden. Daarbij viel op dat “de paddenstoelenoogst” (kennelijk vanwege de droogte) duidelijk minder is dan voorgaande jaren. Nochtans kunnen we u trakteren op veel materiaal, waarmee vaak de herfst wordt gesymboliseerd. We beginnen zo meteen met een 3-tal herfstbeelden, gevolgd door een 10--tal opnames van paddenstoelen. Respectievelijk komen aan bod: Kastanje-inktzwam, spechtinktzwam, porseleinzwam, wollige bundelzwam (2 x), sombere honingzwam, knolhoningzwam, vliegenzwam, gewoon eekhoorntjesbrood, roodbruine slanke amaniet en gele ringboleet.
Aan vogels laten we u dit keer niet bepaald de minste soorten zien. Wat te denken van: middelste bonte specht, bladkoning, visarend, pestvogel, toendrarietgans, pijlstaart, wintertaling, kramsvogel en pimpelmees. Voorts werd ook een drinkende eekhoorn, een meikever (in oktober!) en een nestkast met hoornaars op de gevoelige plaat vastgelegd.
De bladeren van de Japanse esdoorn zijn bij uitstek geschikt voor speciale herfsttinten. De mooie rode herfstkleur ontstaat doordat de esdoorn zijn voedingsstoffen onttrekt aan het blad en deze opslaat in de stam. Gaandeweg laat de boom daarna zijn bladeren vallen. Het schijnt dat koud weer en veel regenval de roodkleuring stimuleren. Vorst en droogte daarentegen beperken de roodkleuring. Bijgaande foto is dit keer als herfstachtergrond uitverkoren voor onze site. Als het enigszins kan proberen we bij elk jaargetijde een passende achtergrond te plaatsen. Als u geregeld onze site bezoekt, zult u deze achtergrondfoto dan ook een tijdlang te zien krijgen. Wij laten u nu genieten van de gehele foto, waarbij de herfsttinten een stuk beter tot hun recht komen.
|
Het vastleggen van de herfstsfeer kan op veel verschillende manieren. Nevel, dauw, vallend blad, bomen en zonnestralen zijn zo voor de vuist weg een aantal ingrediënten, die je niet zelden terugziet op herfstbeelden. Zoals uzelf kunt constateren zijn een aantal van deze ingrediënten ook terug te vinden op bijgaande foto. Wat er bij deze opname vooral uitspringt zijn de felle zonnestralen, die tegen de zijkant van de op de voorgrond staande boomstam schijnen. De weerkaatsing van het licht heeft zelfs voor een apart kleurenpalet gezorgd. Tip: Ook mooi is om gebruik te maken van de laagstaande zon. Die zorgt namelijk voor mooie lange schaduwen in het bos. Gewoon eens lekker uitproberen!
|
De vraag voor het aanleveren van mooie herfstfoto’s werd deze maand door meer dan één onzer opgevolgd. In oktober, maar vooral ook in november, zijn de herfstkleuren immers op zijn mooist. Het bos is bij uitstek dé locatie om herfstfoto’s te maken. De bijzondere lichtval door het bladerdek, de kleuren van de bladeren; het bos heeft in deze tijd van het jaar altijd wel iets bijzonders te bieden. Vooral de verschillende kleurschakeringen spreken veel mensen aan. Bij deze opname is niet alleen gekeken naar de herfstkleuren, maar vooral ook naar de compositie. Die heeft op deze foto beslist iets rustgevends. De opname is gemaakt bij licht bewolkt weer. Bewolking zorgt namelijk voor een gelijkmatiger verdeling van het licht. Dit komt niet alleen het contrast in de foto ten goede, maar ook de kleuren.
|
De NMV (Nederlandse mycologische Vereniging) benoemt de Kastanje-inktzwam als (Parasola auricoma). In de Nederlandse soortenbank staat de soort echter als (Coprinus auricomus) te boek. Dat is tegenwoordig niet zo vreemd, want de wetenschappelijke namen van veel paddenstoelen zijn voortdurend aan veranderingen onderhevig. Dat komt met name omdat de interesse voor en de kennis van paddenstoelen de laatste jaren explosief is gestegen. Daar zal de natuurfotografie ongetwijfeld ook haar steentje aan hebben bijgedragen. Hoe het ook zij; we hebben in het onderhavige geval te maken met een klein formaat inktzwam, die veel gelijkenis vertoont met het Plooirokje (Coprinus plicatilis). Ze zijn alleen iets groter en hebben haartjes op de hoed. Dat laatste ontbreekt bij het plooirokje. Verder mist de kastanje-inktzwam ook het oranjebruine schijfje op het centrale deel van de hoed. Dat laatste is kenmerkend bij het plooirokje. De afgebeelde soort komt vrij algemeen in ons land voor.
|
Dat laatste geldt niet voor de Spechtinktzwam (Coprinopsis picacea), die vrij zeldzaam is in ons land. De soort staat dan ook niet voor niets op de Rode lijst. Je moet ze zoeken in loofhoutbossen, vooral in de buurt van beuken. De hoed van deze inktzwamsoort ziet er in het begin volledig wit en viltig uit. Bij het uitgroeien breekt deze onregelmatig open. De ontstane banden hebben dan wel iets weg van de veren van een (grote bonte) specht; vandaar de naamgeving. De spechtinktzwam wordt 4 tot 6 cm hoog; de hoed bereikt een diameter van 4 tot 8 centimeter. De glanzende hoed is kegelvormig en wordt gaandeweg donkerbruin tot (licht)grijs met hier en daar wat lichte bruine strepen. De steel is witachtig. Al deze typeringen vindt u terug op de foto.
Eén van de favorieten voor de natuurfotograaf is de Porseleinzwam (Oudemansiella mucida); een vrijwel altijd glanzende ivoorkleurige plaatjeszwam. Vaak worden er tegenlichtopnames van deze paddenstoel gemaakt; waardoor de doorschijnende hoed er vooral mystiek uit kan zien. Ook bij deze foto is dat het geval. De glans op de hoed wordt overigens gevormd door een slijmlaag. Op de opname is ook goed de “manchet” aan de witte steel te zien. Net als de vorige soort is deze zwam nauw verweven met de beuk. De meeste exemplaren zul je dan ook op deze boomsoort aantreffen; veelal in kleine bundels. Dat geldt voor zowel dood als levend hout als ook takken. Uit de porseleinzwam wordt “oudemansine A” gehaald; een middel tegen huidschimmelziektes.
In dezelfde periode konden elders nog meer Wollige bundelzwammen (Pholiota populnea) worden gefotografeerd. In de onderhavige situatie op het zaagvlak van een gevelde populier in het Lutterzand. Aan alle stammen op die locatie groeiden aan weerskanten 10-tallen exemplaren. Menige wandelaar heeft hiervan opnames kunnen maken. Deze plaatjeszwam groeit vooral in bundels, zoals op bijgaande foto goed te zien is. Ook de verschillende groeistadia komen hierop mooi tot hun recht. Verder is de vezelige steel bij deze exemplaren eveneens opvalklend. In Nederland komen trouwens 25 soorten van het geslacht Pholiota voor.
|
De Wollige Bundelzwam (Pholiota populnea) daarentegen komt wel weer vrij algemeen in ons land voor. Ze groeien zowel op levende als dode populieren. De hoed kan variëren van 5 tot maar liefst 20 cm doorsnee. Ook de kleur kan variëren; van lichtgrijs tot geelwit en oranjebruin. Ze hebben in het beginstadium vezelig wollige schubben die buiten de rand uitsteken, hetgeen met name op de foto mooi te zien is. Het hoedoppervlak voelt bij deze soort opvallend droog aan. Verwarring met andere soorten ligt vanwege al deze kenmerken niet erg voor de hand.
|
De laatste; de zeer algemene Knolhoningzwam (Armillaria lutea), ontkwam deze maand evenmin aan de ogen van de fotograaf. Het belangrijkste verschil met de sombere honingzwam is dat de steel van de knolhoningzwam vaak geheel geelbruin gekleurd is, zoals duidelijk wordt op de foto. Bij de sombere honingzwam is vaak alleen de steelvoet enigszins geelbruin verkleurd. Veelal is er bij de knolhoningzwam ook sprake van een verdikking bij de steelvoet. Voorts ontbreken de donkere schubjes op de steel en de ring; één van de betere kenmerken van voorgaande soort.
|
Als je dit groepje Sombere Honingzwammen (Armillaria ostoyae) ziet, zou je deze plaatjeszwammen zo maar voor bundelzwammen kunnen “verslijten”. Deze honingzwamsoort is te vinden op zandgrond en groeit zowel op dood als levend loof- en naaldhout. De hoed is vleeskleurig tot lichtbruin en bevat donkere, vezelige schubjes. De vlokkige steel is veelal lichter gekleurd dan de hoed en bevat vaak donkere vlokjes. Als je de onderzijde van deze zwam bekijkt, valt onmiddellijk het “kraagje” op onder de hoed. Dat is op bijgaande foto minder goed te zien. De sombere honingzwam vertoont veel overeenkomsten met de echte honingzwam en de knolhoningzwam
|
Van de honingzwammen nu over naar de amanieten. De welhaast bekendste is de vliegenzwam (Amanita muscaria). Al gauw doet deze paddenstoel denken aan onze eigen kindertijd. Toen hoorden we regelmatig het bekende kinderliedje: “Op een grote paddenstoel, rood met witte stippen. Zat kabouter Spillebeen heen en weer te wippen. . . . .”. Nog altijd wordt dit liedje gezongen, omdat praktisch iedereen deze opvallende paddenstoel wel kent. Pakweg 6 jaar geleden is de vliegenzwam zelfs nog uitverkoren tot de populairste paddenstoel van Nederland. Dat was het resultaat van de zogeheten paddenstoelenparade, een verkiezing die door het radioprogramma Vroege Vogels en de Nederlandse Mycologische Vereniging was georganiseerd. Zoals uit bijgaande foto blijkt, valt daar wel iets voor te zeggen.
Wij tonen u nu een sfeervolle opname van de Roodbruine Slanke Amaniet (Amanita fulva). Deze paddenstoel heeft in tegenstelling tot andere amanieten geen "witte stippen" aan de bovenkant. In mycologische termen spreekt men dan over het ontbreken van velumresten. Niet zelden is deze soort te vinden in de buurt van berken. In jonge toestand (zoals op de foto) is deze amaniet bolvormig en roodbruin van kleur om zich later uit te spreiden tot een min of meer vlakke “schijf” met een bobbel in het midden. De volgroeide hoed is glanzend en kleverig met een donker centrum en een bleke geribbelde rand. De witte steel van de paddenstoel is lang en slank. Zowel de kleur van de hoed als de vorm van de steel is gebruikt bij de totstandkoming van de naam.
|
Voordat we overgaan naar onze gevleugelde vrienden, eerst nog even aandacht voor de Gele Ringboleet (Suillus grevillei); een echte naaldhoutbewoner. Deze soort groeit eigenlijk alleen in lariksbossen. Ze zijn geregeld te vinden langs paden in het bos, mits er maar lariksen in de buurt staan. Aanvankelijk is deze boleet te herkennen aan de goudgele hoed en dito buisjeslaag. In een later stadium gaat de halfbolvormige hoed wijd uitstaan tot wel 12 cm. Bij rijpe zwammen is dan vaak ook de vage gordel rond de steel te zien, zoals op bijgaande foto. Jonge exemplaren kunnen overigens variabel van kleur zijn; van geel tot oranje en bruin.
Paddenstoelen zijn erg nuttig in de natuur. Dat wordt zo nu en dan wel eens vergeten. Zij verteren immers veel stoffen, waartoe andere organismen niet in staat zijn. We sluiten dit keer de paddenstoelenreeks af met wederom een bekende soort, namelijk het Gewoon Eekhoorntjesbrood (Boletus edulis). Deze soort behoort tot de zogeheten boleten en is onder meer herkenbaar aan de buisjes onderaan de hoed. Ze komen vooral voor in lanen, met name bij eik en beuk, waarmee ze in symbiose leven. Drie jaar geleden is eekhoorntjesbrood uitgeroepen tot paddenstoel van het jaar. Het afgebeelde exemplaar (zie de wittige schimmel) is aangetast door een zwameter; zeer waarschijnlijk de goudgele zwameter (Hypomyces chrysospermus). Deze zorgt ervoor dat het korte leven van eekhoorntjesbrood al snel weer voorbij is. Paddenstoelen, die elkaar verteren; je zou ’t waarachtig kannibalisme kunnen noemen.
|
De overstap van eekhoorntjesbrood naar Eekhoorns (Sciurus vulgaris) is gauw gemaakt. Alhoewel ze zich voornamelijk voeden met boomzaden (eikels, noten en kegels van naaldbomen) snoepen ze ook van eekhoorntjesbrood en - indien voorradig - truffels. In de directe woonomgeving van de mens eten ze verder ook graag (ongebrande) pinda’s. Uit al dit voedsel is doorgaans niet al te veel vocht te halen. Ze moeten dus regelmatig drinken. Een geschikt watertje in het territorium van dit koddige zoogdiertje levert zo nu en dan best een leuk plaatje op, zoals uzelf kunt constateren. Eekhoorns leggen, zoals meer dieren dat doen, in de herfst voedselvoorraden aan. Ze verstoppen het eten op meerdere plaatsen en weten dat in de regel feilloos terug te vinden. Met het verzamelen van voedsel bereiden ze zich voor op de komende koude winterperiode. Ze houden er namelijk geen winterslaap op na.
|
Op 06 oktober j.l. deden wij gewoontegetrouw weer mee aan Eurobirdwatch. Dit alles vanaf de kijkheuvel bij de Sterrenwacht in Lattrop. Onze telpost leent zich telkenjare in het bijzonder voor langstrekkende kleine zangertjes. Dat bleek ook dit keer weer met langstrekkende staart-, kool- en pimpelmezen, tjiftjafs en een enkele roodborst, goudhaan en zwartkop. Tussen dergelijke groepjes kunnen in het najaar wel eens zeldzame zangertjes zitten, zoals in dit geval twee Bladkoninkjes (Phylloscopus inornatus), waarvan er één in de struiken kon worden gefotografeerd. De beestjes verrieden zich door hun kenmerkende roepje. Bladkoningen zijn vrijwel net zo klein als goudhanen en vallen, naast hun roepje op door hun groenachtige kleur, lichte onderzijde en kenmerkende wenkbrauwstreep. Het zijn - bijzonder genoeg - lange-afstandstrekkers, afkomstig uit West-Siberië. Net als beflijsters is oktober de doortrekmaand bij uitstek voor deze kleine zangertjes.
|
Op dezelfde dag kregen wij tot twee keer toe ook te maken met een overtrekkende Visarend (Pandion haliaetus), die de gekanaliseerde Dinkel (Omleidingskanaal) gebruikten als trekroute. Aanvankelijk vloog het 2e exemplaar alleen. Het duurde echter niet lang voordat deze fraaie roofvogelsoort gezelschap kreeg van een groepje kauwen (zie foto). Kraaiachtigen hebben het nu eenmaal niet zo op roofvogels in hun territorium of foerageergebied. Vaak jagen ze de “indringer” alleen maar weg, maar niet zelden gaan ze ook het gevecht aan in de lucht. Tot voor kort stond de visarend in ons land te boek als doortrekker. Sinds 2016 (Biesbosch) broeden er echter eindelijk ook visarenden in ons land. Ze trekken in het najaar naar Afrika om daar te overwinteren.
|
Twente behoort tot de eerst gekoloniseerde én best bezette regio als het gaat om de Middelste Bonte Specht (Leiopicus medius). Er werden dit jaar maar liefst 295 territoria in kaart gebracht, waarvan bijna de helft in de omgeving van Losser. Dat is meer dan er zo'n tien jaar geleden in heel Nederland zaten! Momenteel telt ons land vele honderden broedparen. De opmars van deze spechtensoort lijkt eenvoudigweg niet te stuiten. Gedurende een groot deel van de twintigste eeuw was de soort een zeldzaamheid in ons land. Tot en met 1995 kende ons land nog maar negen broedgevallen. De meeste stammen uit Twente. De foto van deze middelste bonte specht is overigens niet in Twente, maar in de Achterhoek gemaakt.
|
Een Pimpelmees (Cyaneus caeruleus) met zijn kobaltkleurige kopje is en blijft voor een fervente natuurfotograaf een dankbaar onderwerp. Vaak worden pimpelmezen op foto’s afgebeeld, hangend aan een vetbol of pindasnoer. Ze zijn immers heel behendig. Toch is dat niet het voedsel wat deze mezensoort doorgaans eet. Het is namelijk een insecteneter pur sang. Ze weten de insecten uit de kleinste naden en spleten te peuteren. Op bijgaande foto pikt deze pimpelmees de insecten van de onderkant van bladeren. Pimpelmezen hebben het heden ten dage een stuk gemakkelijker dan in het verleden. Net als bij vele andere tuinvogels mogen ze zowel in de herfst als de winter rekenen op brede menselijke steun.
|
De weekendexcursie naar Schiermonnikoog leverde recentelijk niet alleen veel vogels op, maar ook veel fotomateriaal. Binnenkort wordt van dit geslaagde weekend verslag gedaan op onze site. Om alvast in de stemming te komen tonen we u op voorhand twee foto’s. Bij de Westerplas vloog het bij de eerste foto af en aan met verschillende soorten eenden, waartoe deze twee synchroon vliegende Pijlstaarten (Anas acuta). Pijlstaarten zijn fraaie eenden, die vrijwel even groot zijn als wilde eenden. Ze ogen evenwel duidelijk slanker en sierlijker. Doorgaans springen de lange hals en de puntige staart bij deze soort het meest in het oog. Zo ook bij deze opname.
|
De tweede “Schiersoort”, die we u willen laten zien is deze Wintertaling (Anas crecca). Ook dit beestje zat op de Westerplas en liet zich vanuit de kijkhut gewillig portretteren. Van deze kleine eendensoort broeden er jaarlijks slechts enkele duizenden in Nederland. In het winterhalfjaar wordt de populatie aangevuld met grote aantallen vogels uit het noorden van Europa. Deze vogels overwinteren met name in grote groepen langs de kust. Ze laten zich echter ook regelmatig in het binnenland zien. De roodbruine kop met de brede groene streep maakt overduidelijk dat we hier met een mannetje van doen hebben.
|
Oktober is een echte doortrekmaand voor lijsterachtigen, zoals beflijsters, koperwieken en Kramsvogels (Turdus pilaris). De laatste heeft, als je er goed naar kijkt, eigenlijk best wel een bont verenkleed, waarbij grijs en bruin overheersen. Zelfs zijn snavel (geel met zwart) is bont. In deze kalendermaand waren ze op verschillende plekken op doortrek weer volop te zien. Deze keer voor de verandering eens niet in een eenvormig weiland, waar behalve gras vrijwel niets anders groeit, maar gewoon in een voor natuurliefhebbers en ongetwijfeld ook voor vogels aantrekkelijk landschap. Vaak kondigen ze hun komst of aanwezigheid al van verre aan met hun kenmerkende 'tsjak-tsjak-tsjak' geluid. Bij deze foto is er bewust voor gekozen om de vogel eens te portretteren in een natuurlijk landschap. Dat is goed gelukt, toch!
|
Eveneens op 31 oktober kon een Toendrarietgans (Anser serrirostris) worden gefotografeerd toen deze op de Oelemars een perfecte landing inzette. We kennen in ons land 3 soorten rietganzen, waarvan de toendrarietgans de meest algemene is. De taigarietgans (Anser fabalis), die er veel op lijkt, kom je hier maar heel sporadisch tegen. Deze soort overwintert doorgaans veel noordelijker. Ook kennen we nog de kleine rietgans (Anser brachyrhynchus) die je vooral in oktober in Zuidwest Friesland moet zoeken. Wat later in het seizoen trekken deze vogels weg richting België. De rug van deze vaak uit Spitsbergen afkomstige broedvogelsoort is overigens blauwgrijs van kleur. Bij de toendra- en taigarietgans zitten de verschillen met name in de kleurtekening van de snavels.
|
Op de laatste dag van deze kalendermaand konden eindelijk weer eens Pestvogels (Bombycilla garrulus) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Eem 10-tal vogels verblijft namelijk al meer dan een week in Ootmarsum en doet zich in een woonwijk tegoed aan de late kersen van een morellenboom. Deze weinig schuwe vogels foerageerden tijdens de fotosessie niet alleen op bessen, doch vooral op vliegende insecten. Het gedrag lijkt daarbij verdacht veel op dat van bijeneters en vliegenvangers. Pestvogels broeden in de dichte taigabossen van Noord-Rusland, als ook in de bosrijke gebieden van Finland, Zweden en Noorwegen. Alhoewel ze vooral leven van allerlei insecten, schakelen ze richting winter over op bessen. Dat is waar we ze vooral uit het verleden van kennen.
|
Omdat er inmiddels heel wat nestkastjes in het buitengebied hangen, kom je hierin ook wel eens andere bewoners tegen dan vogels. Zoals op de foto te zien was dit nestkastje duidelijk te klein voor een volkje Hoornaars (Vespa crabro). Deze wespensoort wordt in de volksmond ook wel horzel genoemd. Veel mensen zijn er bang voor vanwege het formaat (een koningin kan wel 3 ½ cm groot worden) en het brommende geluid wat ze maken. Hoornaars zijn echter een stuk minder agressief dan wespen. Bovendien komen ze - in tegenstelling tot gewone wespen - bovendien nooit op zoetigheid af. Ze voeden zich onder andere met: vliegen, muggen, rupsen, (andere)wespen en spinnen. Mocht je overigens een hoornaar tegenkomen met gele poten, die zich bovendien agressief gedraagt, wees dan alert. Dan heb je vrijwel zeker te maken met de Aziatische Hoornaar. Deze sinds kort in ons land voorkomende soort wordt gezien als een bedreiging voor de Europese honingbij en dient bij de overheid te worden gemeld. Met deze info sluiten we de oktobersessie af.
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Rinus Baayens en Selva Wilbers - Wijering |
Eén der onzen spant in z’n tuin regelmatig in het donker een verlicht wit doek voor zowel onderzoeksdoeleinden als het fotograferen van nachtvlinders en overige insecten. Groot was de verbazing toen hij er medio oktober een levende Meikever (Melolontha melolontha) op aantrof. Nu kennen we in de natuur ~ naast meikevers ~ ook juni- en zelfs julikevers, maar een “oktoberkever”, die ook nog eens vliegt, zal je in de literatuur niet gemakkelijk aantreffen. Trouwens; ook in Saasveld schijnt de afgelopen maand een meikever te zijn gezien. Bij kenners is het bekend dat er af en toe in het najaar en zelfs in de winter wel eens vliegende meikevers worden waargenomen. De warme zomermaanden, gevolgd door het warme herfstweer van de afgelopen tijd, zouden bij dit alles wel eens een rol gespeeld kunnen hebben. Het beestje op de foto is overigens een vrouwtje. Dat is te zien aan de gewimperde voelsprieten met aan het eind de kenmerkende “handjes”. De mannetjes hebben namelijk 7 lange “vingertjes” en de vrouwtjes 6 korte.
|
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.