natuurkalender november 2023
November 2023 gaat wederom de boeken in als uitzonderlijk nat. Het hoosde - net als in oktober - dan ook veelvuldig. De gemiddelde neerslagsom over het land kwam uit op circa 177 mm. Dat is ruim twee keer zoveel als normaal en net iets meer dan de 174 mm uit het recordjaar 1944. Als het in december wederom zoveel regent zal er voor de zoveelste keer wederom een weerrecord sneuvelen. De kalendermaand verliep verder zacht met normale hoeveelheden zon.
Gelukkig werden ons in deze herfstmaand, naast veel regen, ook nog goede fotografiemomenten gegund. We hebben ons met name gefocust op de vogel- en de schimmelwereld.
De eerste was deze keer goed voor een aantal bijzondere soorten, zoals: roodtbuikwaterspreeuw, pestvogel, paarse strandloper, kraanvogel, frater en kleine barmsijs. Ook minder aansprekende soorten als kolgans, grote bonte specht, glanskop, winterkoning, vink en pimpelmees komen aan bod.
Het schimmelrijk wordt deze maand vertegenwoordigd door zowel paddenstoelen als myxomyceten. De paddenstoelen die we u laten zien zijn: paarse knoopzwam, grote stinkzwam. bundelmosklokje, grote bloedsteelmycene en muizenstaartzwam. Aan myxomyceten hebben we voor u: knikkend kalkkopje, Dendrostibella smaragdina en prachtsneeuwvlokje.
Verder komen nog aan bod: gestreept lieveheersbeestje, segrijnslak, hakige bisschopsmuts en de bloeivorm van klimop. Afgesloten wordt er met een mooie zonsondergang. We beginnen vanwege het grote aanbod deze keer met onze gevleugelde vrienden.
Gelukkig werden ons in deze herfstmaand, naast veel regen, ook nog goede fotografiemomenten gegund. We hebben ons met name gefocust op de vogel- en de schimmelwereld.
De eerste was deze keer goed voor een aantal bijzondere soorten, zoals: roodtbuikwaterspreeuw, pestvogel, paarse strandloper, kraanvogel, frater en kleine barmsijs. Ook minder aansprekende soorten als kolgans, grote bonte specht, glanskop, winterkoning, vink en pimpelmees komen aan bod.
Het schimmelrijk wordt deze maand vertegenwoordigd door zowel paddenstoelen als myxomyceten. De paddenstoelen die we u laten zien zijn: paarse knoopzwam, grote stinkzwam. bundelmosklokje, grote bloedsteelmycene en muizenstaartzwam. Aan myxomyceten hebben we voor u: knikkend kalkkopje, Dendrostibella smaragdina en prachtsneeuwvlokje.
Verder komen nog aan bod: gestreept lieveheersbeestje, segrijnslak, hakige bisschopsmuts en de bloeivorm van klimop. Afgesloten wordt er met een mooie zonsondergang. We beginnen vanwege het grote aanbod deze keer met onze gevleugelde vrienden.
Het is lang geleden dat we u een waterspreeuw hebben kunnen offreren. Voor zover is na te gaan heeft geen van ons ooit eerder een Roodbuikwaterspreeuw (Cinclus cinclus aquaticus) voor de lens gehad. Deze ondersoort broedt in Midden-Europa. In ons land is het een zeldzame en onregelmatige broedvogel en dan ook nog alleen in Zuid-Limburg. Het beestje op de foto pendelt al geruime tijd heen en weer in het grensgebied tussen Duitsland en Nederland, oftewel tussen Haarmühle en Buurse. De Buurserbeek is favoriet. De eerste waarneming dateert al van 01 augustus 2023. De tweede waarneming volgde pas op 02 oktober en sindsdien wordt het beestje vrijwel dagelijks dan wel wekelijks gezien. In Twente worden zo heel nu en dan Zwartbuikwaterspreeuwen (Cinclus cinclus cinclus) gezien. Dat zijn zeer waarschijnlijk zwervers uit Scandinavië.
|
Ook niet alledaags is een Pestvogel (Bombycilla garrulus); hier op de foto te zien in het Lauwersmeergebied. Het beestje foerageerde op de bessen van de Gelderse roos. De soort leeft in Noord Scandinavië en Rusland. In sommige jaren is het een echte invasievogel. Dan komen ze hier met grote aantallen naar toe. Wellicht minder bekende invasiesoorten in de herfst / winter zijn: grote kruisbek, appelvink, zwarte mees, gaai, keep en notenkraker. De pestvogel is uitgerust met een donker masker. Dat geeft de vogel doorgaans een streng uiterlijk. Nochtans is het voor velen - zeker voor natuurfotografen - een geliefd fotografieobject
Als er een uitje wordt gemaakt naar het Lauwersmeergebied zijn we altijd op zoek naar enkele favoriete vogelsoorten. Tot deze categorie behoort ook de Paarse Strandloper (Calidris maritima). Dat komt omdat we deze allesbehalve schuwe vogels in het binnenland vrijwel nooit te zien krijgen. Ze zijn dan ook vrijwel altijd in het kustgebied te vinden. Hier proberen ze hun kostje bij elkaar te scharrelen tussen basaltblokken en allerlei aangespoeld materiaal. De vogel is vooral te herkennen aan de geelachtige snavelbasis en de geelachtige poten. Ook valt de licht gebogen snavel op. Waarom men deze vogel in vredesnaam paarse tinten toedicht, is ons een raadsel. De vogels broeden overigens langs de slecht bereikbare rotskusten van Scandinavië en zijn amper mensen gewend.
|
Tot de favoriete kustvogels behoort om dezelfde reden ook de Frater (Carduelis flavirostris). Deze tot de vinkachtigen behorende soort zullen we in Twente niet al te vaak te zien krijgen; laat staan voor de lens. De opname is dan ook niet in onze omgeving, maar langs de Fries-Groningse Waddenkust gemaakt. De soort heeft wel wat weg van een kneu. Het gele snaveltje, de roze stuit en de lichte vleugelstreep zijn in dat verband de belangrijkste kenmerken. Ze broeden niet in ons land, maar zijn afkomstig uit de broedgebieden langs de Noorse kust. ’s Winters foerageren ze in groepen, vooral in kweldergebieden. Hier doen ze zich tegoed aan de zaden van zoutminnende planten. Het zijn rusteloze en beweeglijke vogeltjes, die zich van de mens niet al teveel aan schijnen te trekken, getuige deze foto waarbij ze even voor wandelaars opvlogen en gelijk weer neerstreken
|
De 3e vinkensoort, die we u willen laten zien is de gewone huis- en tuin Vink (Fringilla coelebs); hier samen op de foto met een Pimpelmees (Cyanistes caeruleus). De eerste is de bekendste en meest frequent voorkomende vinkachtige van ons land. Het zijn echte zaadeters. Dat is te zien aan de korte en stompe snavel, net als groenling, huismus en rietgors die hebben. Uit de mezenfamilie is de pimpelmees, welllicht op de koolmees na, de meest bekende. Met zijn kobaltkleurige kopje is het altijd een dankbaar onderwerp voor een natuurfotograaf. Vaak staan in de winterperiode pimpelmezen op foto’s afgebeeld, hangend aan een vetbol of pindasnoer. Deze mezensoort is daar, zoals iedereen weet, heel behendig in. Toch is dat niet het standaardvoedsel wat de pimpelmees doorgaans eet. Het is veeleer een echte insecteneter, die zijn voedsel uit de kleinste naden en spleten weet te peuteren.
Het kleine Jantje of Nettelkörnke, zoals dit nog geen 10 cm grote vogeltje met zijn opgewipte staartje bij ons genoemd wordt, blijft door zijn beweeglijkheid een zeer lastig te fotograferen soort. We hebben het uiteraard over het Winterkoninkje (Troglodytes troglodytes). Tijdens langdurige winterperiodes hebben kleine vogels het erg moeilijk om in leven te blijven. Hoe kleiner de vogel, des te sneller is er sprake van warmteverlies. Ze zullen in de winter dan ook veel meer moeten eten om het warmteverlies te kunnen compenseren. In zware vorstperiodes heeft een winterkoning dagelijks dan ook bijna twee keer zijn lichaamsgewicht aan voedsel nodig. En dat is er veelal niet. Veel jonge vogels sterven dan ook vroegtijdig. De kwieke winterkoning op de foto gaat dan ook een moeilijke periode tegemoet. Voor het beestje is het te hopen dat het niet teveel en te langdurig gaat winteren.
|
Een andere Carduelissoort, die we deze maand voor de lens hebben gekregen, betreft de Kleine Barmsijs (Carduelis cabaret). Een groepje foerageerde op elzenproppen, waaruit met veel precisie de zaadjes worden gepeuterd. In ons land kunnen we doorgaans twee barmsijssoorten tegenkomen. Dit zijn achtereenvolgens de grote barmsijs (Carduelis flammea), die in ons land alleen voorkomt als wintergast en de afgebeelde soort. Deze laatste is zowel wintergast als broedvogel. Het aantal broedparen in ons land is echter gering. Beide soorten verschillen qua kleur en formaat slechts marginaal van elkaar. De kleine barmsijs is iets kleiner en het verenkleed lijkt (meer) bruinachtig. De kruin en het voorhoofd zijn rood, zoals op de foto te zie
Een andere soort uit het mezengilde is de Glanskop (Poecile palustris). In tegenstelling tot zijn “tweelingsoort”, de Matkop (Poecile montanus) kun je deze mezensoort ook gewoon in de tuin aantreffen. Het beste kenmerk van de glanskop is het lichte vlekje op de bovensnavel, wat op bijgaande foto goed te zien is. Daarmee onderscheidt hij zich - met nog enkele kleine kenmerken meer - van de matkop. Op plekken waar voedsel voor handen is, zoals in dit geval een zonnebloem, is het vaak snel een zaadje weggrissen en dan snel wegwezen. Ze leggen het namelijk qua brutaliteit altijd af bij soorten als kool- en pimpelmees.
|
We laten u bij deze foto niet alleen kennismaken met Kolganzen (Anser albifrons), maar ook met een regenboog, Hoe mooi is dat; een vlucht Kolganzen wat voor een regenboog langs vliegt! In de herfst- en wintermaanden doet deze ganzensoort met bijna 900.000 exemplaren ons land aan. Dat is 80 % van de wereldpopulatie. Ga d’r maar aan staan. Ze zijn goed herkenbaar aan de zogeheten witte kol, waaraan ze hun naam te danken hebben. Volwassen vogels hebben op de buik ook nog bruinzwarte dwarsstrepen. Bij juveniele vogels ontbreken die doorgaans, zoals bij de laatste vogel op de foto het geval is. En voor wat betreft de regenboog: De noodzakelijke ingrediënten hiervoor zijn zonlicht en contrasterende donkere wolken en regen. Traditioneel zijn de kleuren van een regenboog van buiten naar binnen: rood, oranje geel, groen, blauw, indigo en violet. En dat is op de foto nu net niet te zien.
|
Tijdens onze jaarlijkse najaarsexcursies wordt vrijwel altijd in november een bezoek gebracht aan de Diepholzer Moorniederung. Dit is, voor ons Twentenaren, de dichtstbijzijnde kraanvogelhotspot. Hier bivakkeren elk najaar tienduizenden Kraanvogels (Grus grus). Een dergelijk bezoek levert doorgaans mooie opnames op van deze aansprekende vogelsoort met zijn kenmerkende geluid. Het zijn vrij schuwe vogels, die vaak al van ver op de wieken gaan. Dat gebeurt vooral als ze zich ophouden in een grote groep. Bij oudervogels met jonge vogels (zoals hier) lukt dat vaak wat beter, vooral als ze gezamenlijk aan het foerageren zijn. Niet veel mensen weten dat deze majestueuze vogels behoren tot de zogeheten hoenderachtigen; zeg maar het achterneefje van de patrijs en de fazant. Tijdens de trek kunnen kraanvogels soms non-stop afstanden overbruggen van meer dan 2000 kilometer! Normaliter worden per dag evenwel afstanden afgelegd van 10-tallen tot 100-den kilometers. Met de wind in de rug kunnen ze vliegsnelheden van meer dan 100 km per uur bereiken.
|
De laatste foto in de vogelreeks is een echte herfstfoto met de Grote Bonte Specht (Dendrocopos major) als centraal middelpunt. De herfst was dit jaar allesbehalve vroeg. De bladeren verkleurden veel later dan normaal en veel bladeren zitten zelfs nu nog aan de bomen. Intussen hebben ze - zoals te zien op de achtergrond - wel prachtige herfstkleuren gekregen. Dat proces vond vooral in deze kalendermaand plaats. Door de zeer warme september en oktobermaanden en het uitblijven van nachtvorst is de natuur behoorlijk achterop geraakt. In vergelijking met zestig jaar geleden, valt tegenwoordig de herfst gemiddeld twee tot drie weken later in. Bij de grote bonte specht zijn op de foto de kenmerkende kleuren zwart, wit en rood slechts deels zichtbaar. U moet van ons maar aannemen dat we hier te maken hebben met een vrouwtje. Op voederplekken is de soort vaak heer en meester ten opzichte van andere vogels.
|
We maken nu een switch naar het schimmelrijk en wel naar de myxomyceten oftewel slijmzwammen. Allereerst maar eens het Knikkend Kalkkopje (Physarum album). Deze hummeltjes zaten mooi op een rij zodat de meesten scherp op de foto konden worden gezet. Het fotograferen van dergelijke miniaturen valt lang niet altijd mee. Het mooie is dat ze niet wegvliegen en je aldus volop tijd aan het maken van de opname kunt besteden. De diameter van de vruchtlichaampjes zijn niet veel meer dan 1-2 mm. Leven doen ze op dood hout van naaldbomen en -struiken. Ze groeien als het ware op steeltjes. Aan de bovenkant zijn de bolletjes wit. De voortplanting vindt plaats door de afzet van sporen, nadat de “bolletjes” zijn opengebarsten. Dat laatste is goed te zien op bijgaande foto. Ze gaan dus terug naar af. De soort komt in ons land vrij algemeen voor. Wel is er microscopische controle nodig voor een zekere determinatie. We zijn in dit geval echter vrij zeker van de juiste determinatie
In de wonderlijke en vaak kleurrijke microwereld kom je soms prachtige levensvormen tegen. De fotograaf in kwestie ontdekte vorig jaar onder een afgezaagd stuk hout deze superkleine smaragdkleurige “speldenknoppen op zwarte steeltjes”. Ze luisteren naar de wetenschappelijke naam (Dendrostibella Smaragdina). Dertien maanden later werd onder hetzelfde stuk hout opnieuw gekeken Zoals uzelf kunt zien zijn ze gelukkig niet verdwenen. Dat is maar goed ook, omdat van deze soort in Nederland nog maar weinig bekend is. Foto’s zijn er dan ook amper. Helaas heeft deze ongeslachtelijke schimmelsoort nog altijd geen Nederlandse naam. Zoals eenieder kan zien zijn het in ieder geval beauty’s. Ook is het goed te zien onder welke donkere omstandigheden de foto moest worden gemaakt.
|
Tijdens een zoektocht naar myxomyceten in de omgeving Lochem kreeg één van onze fotografen enkele gele knopjes in het vizier. Na het gebruik van een loep werd al snel duidelijk dat het hier ging om het Prachtsneeuwvlokje (Pepidoderma tigrinum), waarvan maar enkele vindplaatsen in Nederland bekend zijn. De herkenning was er al snel, omdat dit slijmzwammetje van amper 1 ½ mm drie jaar eerder ook al in de buurt was gevonden. De fotograaf in deze had nooit gedacht dat hij deze vrij zeldzame soort ooit nog eens weer te zien zou krijgen. Niet alleen het fotograferen, maar zeker ook het ontdekken van bijzondere soorten zorgt altijd voor een extra kick. De zwammetjes zaten in de onderhavige situatie in een kluitje van 18 exemplaren bij elkaar. De zwammetje groeien op kruidachtige plantendelen en zien er in de beginfase geel uit, zoals te zien op de foto. Aansluitend worden ze grijsachtig met witte vlokjes. De soort heeft hier waarschijnlijk z’n naam aan te danken.
|
Zoals vaker verwoord, zijn slijmzwammen niet verwant aan paddenstoelen, althans niet zoals wij die kennen. We gaan nu dan ook verder met de “echte zwammen”. Op bijgaande foto ziet u direct al een mooie en kleurrijke soort, namelijk de Paarse Knoopzwam (Ascocoryne sarcoides), die algemeen in ons land voorkomt. De zakjeszwam is op veel plaatsen te vinden. Regelmatig tref je ze aan op gezaagde stobben. Ze groeien zowel op dood naald- als loofhout. Meestal zijn ze dan nog in een onvolgroeid stadium. De zwammetjes zijn aanvankelijk knop- tot kussenvormig. Ze neigen vooral naar de kleuren paars en soms roze. Veel gelijkenis is er met de Grootsporige paarse knoopzwam (Ascocoryne cylichnium). Voor de Roze knoopzwam (Neobulgaria pura) lijkt de afgebeelde knoopzwam net iets te donker.. We houden het echter op “de paarse”.
|
Zeer waarschijnlijk hebben we bij deze opname te maken met het zeer giftige Bundelmosklokje (Galerina marginata). Deze paddenstoel bevat dodelijke amatoxines, die onder andere ook bij de groene knolamaniet voorkomen. Deze kunnen onder meer ernstige leverklachten veroorzaken. Feit is dat je dit soort paddenstoelen maar beter niet voor consumptie kunt plukken. Wij, natuurfotografen, staan sowieso het plukken van paddenstoelen niet voor. Mooi laten staan is ons devies. Vaak wordt wel eens humoristisch gezegd: “Alle paddenstoelen zijn eetbaar”, met als toevoeging: “in ieder geval één keer”. Als je de foto van dit mosklokje instuurt bij Waarneming.Nl, dan wordt naast het bundelmosklokje ook kraag-, beemd-, vals bundel- en duinmosklokje genoemd. Het laat zien dat de determinatie niet zelden bijzonder lastig is. Dat laat onverlet dat we ook hier weer te maken hebben met een mooie herfstfoto.
|
Tot de minuscule paddenstoelen kan ook dit Muizenstaartzwammetje (Baeospora myosura) worden gerekend. Dit piepkleine zwammetje groeit op kegels, zoals op deze foto te zien is. Meestal zitten er meerdere exemplaren op één kegel. Dat kunnen kegels zijn van zowel dennen als sparren. De steel van dit zwammetje is veel langer dan de diameter van de hoed. Het onder de grond zittende deel heeft afstaande, stijve haren. Met name daaraan heeft de soort zijn of haar naam te danken. Er zijn nog meer paddenstoelen, die op kegels groeien. Ook de melksteelmycena en enkele kegelzwammen doen dat. De hoed is aanvankelijk bijna halfrond, later vlak gewelfd en vlakt tenslotte volledig af. De hoed heeft een diameter van 0,5 tot 2 cm en is langs de rand duidelijk lichter van kleur. 100 % zekerheid kunnen we bij de determinatie niet geven. Wel is het een algemeen voorkomende soort.
|
De naam van deze paddenstoel, de Grote Bloedsteelmycena (Mycena haematopus), doet vermoeden dat we hier te maken hebben met een uit de kluiten gewassen soort. Niets is echter minder waar. Het vruchtlichaam van deze mycenasoort heeft namelijk slechts een doorsnede van 1 tot 3 centimeter. De soort komt algemeen in ons land voor en heeft een voorkeur voor beuken- en eikenhout. Mooi op deze foto te zien is de klokvormige hoed met een bultje. Deze geurloze zwam is vaak variabel van kleur, van vleeskleurig tot roodachtig, maar ook purperbruin komt voor. Verwarring is mogelijk met de wat lichtere melksteelmycena. Deze scheidt bij beschadiging een witachtig vocht af. Bij de Grote bloedsteelmycena is dat donkerroodbruin.
Als u in de natuur een penetrante geur ruikt kan dat van een dood dier zijn, maar zeker ook van deze paddenstoel. Op bijgaande foto ziet u namelijk een Grote Stinkzwam (Phallus impudicus), die je in het najaar vaak al van verre kunt ruiken. Ze verspreiden de lucht van een in ontbinding verkerend kadaver. Maar dat doen ze niet zo maar. De geur trekt namelijk allerlei insecten aan, die vervolgens door hun bezoek aan deze stinkzwam voor de verspreiding van de sporen zorg dragen. Dat het werkt, is goed te zien op bijgaande foto. De hoed van de grote stinkzwam zit namelijk vol met vliegen. Zij doen zich tegoed aan de kleverige, olijfgroene sporenmassa. Deze “lekkernij ”is voor vliegen en andere insecten onweerstaanbaar. Van de stinkzwammen komt de grote stinkzwam misschien wel het meeste voor in ons land.
Afgebeeld ziet u het Gestreept Lieveheersbeestje (Myzia oblongoguttata). De soort is redelijk gemakkelijk te herkennen aan het bruinrode halsschild met brede witte zijranden. De bruinrode dekschilden zijn verder bedekt met lichte langgerekte vegen. Het beestje heeft een lengte van 6-9 mm en is voor een lieveheersbeestje aan de grote kant. De soort is mogelijk te verwarren met het Oogvleklieveheersbeestje (Anatis ocellataen) en het Harlekijnlieveheersbeestje (Harmonia quadripunctata). De “gestreepte” op de foto komt wijd verbreid voor, maar wel met de toevoeging: schaars. Het gestreept lieveheersbeestje leeft van een bepaald soort bladluizen wat in naaldbomen leeft. De soort is dan ook alleen in naaldhout te vinden. Ze worden waargenomen van maart tot en met oktober. Met de waarnemingsdatum van 15 november wijkt dit exemplaar daar duidelijk van af. Het is dan ook de op één na laatste waarneming van dit jaar.
Hoe treffend is het dat we u naar aanleiding van de vorige soort een bladluis kunnen voorschotelen. Op deze macrofoto ziet u namelijk de Melige Koolluis (Brevicoryne brassicae). Deze soort komt niet voor in naaldbos en staat dus niet op het menu van de vorige soort. De koolluis is te vinden op kruisbloemigen en diverse koolsoorten. In de onderhavige situatie zaten ze, zoals wij dat hier noemen, op “moos”. U hoeft dat woord niet op te zoeken, want moos betekent niet anders dan boerenkool. Zoals u wellicht weet, zorgen bladluizen voor honingdauw, waar vooral mieren dol op zijn. Bladluizen scheiden deze zoetige stof af, omdat ze teveel plantensappen binnenkrijgen. Het blad waarvan ze snoepen, voelt dan ook kleverig aan.
|
Net als de vorige foto kon ook deze opname worden gemaakt in de eigen moestuin en ook nog eens op hetzelfde “moos”. Te zien is de zogeheten Segrijnslak (Cornu aspersum), ooit een slak uit den vreemde. Deze slak is van origine inheems in onder andere het Middellandse Zeegebied. Sinds de eerste helft van de twintigste eeuw heeft deze soort zich door toedoen van de mens in veel andere gebieden weten te vestigen. De segrijnslak leeft vooral van jonge groene planten of scheuten. Het dier kan dan ook behoorlijke vraatschade aan tuinplanten en bloemknoppen toebrengen. Ze staan niet voor niets te boek als plaagdier. Ze zijn dan ook niet bepaald geliefd bij tuinliefhebbers. Overwinteren doen ze samen; dicht tegen elkaar aan.
Mossen zijn primitieve sporenplanten die al eerder in de evolutie zijn ontstaan dan bijvoorbeeld varens en paardenstaarten. De jongste telg uit onze gelederen legt veel interesse aan de dag voor deze mosplantjes. Daar zal hij nog wel even mee bezig zijn, want alleen al in ons land komen er 600 – 700 soorten voor. Mos groeit zowel in natte als droge milieus. Het mooie ervan is dat je ze het hele jaar door kunt vinden. Omdat mos geen traditioneel wortelstelsel heeft, kan het alleen maar groeien op vochtige locaties. Recentelijk werd door onze jonge onderzoeker op meerdere plekken in de Weerter- en Budelerbergen een variant van de zeldzame Grijze Bisschopsmuts, te weten de Hakige Bisschopsmuts (Racomitrium canescens var. intermedium) opgespoord, waarvan u hier de opname ziet. Deze variant kon pas worden vastgesteld nadat een stukje mos was ingestuurd en microscopisch onderzoek (zie inzet) had plaats gevonden.
|
Klimop (Hedera helix) zou eigenlijk iedereen in de tuin moeten hebben. De bessen van de klimop zijn namelijk in het najaar en de winter een welkome voedselbron voor met name lijsterachtigen. Voor de mens zijn deze echter giftig. Dat geldt overigens ook voor de bladeren. Hedera is tevens een belangrijke drachtplant in de herfst voor veel insecten. Als de klimop in de eigen tuin bloeit, dan zoemt en gonst het als nooit tevoren. Bloeiende klimop is immers een rijke bron van nectar en stuifmeel. In die tijd van het jaar bloeien er dan ook maar weinig andere planten. Klimop groeit op vochtige, voedselrijke grond en kan met de hechtwortels langs muren, schuttingen en bomen wel 10 meter hoog klimmen. Alhoewel de soort beschreven staat als een groenblijvende, houtige liaan, kan Tarzan hier maar beter niet aan gaan slingeren. Op de foto ziet u de trosvormige bloeiwijze,
Zonsondergangen aan het eind van een kalendersessie doen het altijd goed. Het wachten op een extra wolkenpartij om een fraaie verkleuring te krijgen als op de foto heeft zich in dit geval dan ook geloond. Dat de zon even tevoren is ondergegaan geeft het geheel mooie warme kleuren. De opname is gemaakt in het natuurgebied het Mokkelengoor in de buurschap Ypelo. Het gebied is 44 ha groot. Met een verwijzing naar het gezegde: “Avondrood brengt mooi weer aan boord” sluiten we deze novembersessie in stijl af. We zijn benieuwd wat de laatste maand van het jaar ons op natuurfotografiegebied gaat brengen.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Johan Drop, Rinus Baaijens, Jaimey Wilbers en Gerard Benerink.
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Johan Drop, Rinus Baaijens, Jaimey Wilbers en Gerard Benerink.
In deze maand zijn er vanzelfsprekend nog meer natuurfoto’s gemaakt. Benieuwd naar dit materiaal; klik dan op “Foto's november 2023” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente foto's”.