natuurkalender november 2022
De voorlaatste maand van dit jaar was zeer zacht (gemiddeld 8,6 graden), zeer zonnig (97 zonuren), maar ook behoorlijk nat. Dat laatste gold echter vooral voor het noordwesten van ons land. In onze omgeving viel de regenval mee of zo u wilt, tegen. We hebben immers nog steeds last van de droogte van de afgelopen maanden. Er werd dit keer weliswaar geen weerrecord verbroken, maar de novembermaand ging wel de boeken in als de op 5 na warmste ooit.
Dat de herfst overduidelijk zijn intrede heeft gedaan blijkt uit de vele foto’s, die vooral in deze tijd van het jaar te maken zijn. Het overgrote deel van de novembersessie bestaat dit keer dan ook uit paddenstoelen en korstmossen. Geportretteerd werden achtereenvolgens: geel nestzwammetje, franjehoed ssp, hazenpootje, een myxomyceet indet., pruikzwam, papegaaizwammetje, schimmel (Anamorf Acremonium), sikkelkoraalzwam, waaiertje en zwarte trilzwam, zwart draadwatje en zwarte kluifzwam. De categorie korstmossen bestaat deze maand uit: IJslands mos, zomersneeuw, kopjesbekermos en ruw heidestaartje.
Daarnaast hebben we een bijzondere mix aan soorten, zoals: klein koolwitje (laat), herfstspanner, bolvormig springstaartje, tuinschallebijter, bruine kikker, kuifmees, goudvink en Gelderse roos.
We sluiten af met twee landschapsbeelden, gemaakt op het Stift bij Weerselo en op het landgoed het Waarrecht in Haaksbergen. Nu eerst echter het schimmelrijk.
Dat de herfst overduidelijk zijn intrede heeft gedaan blijkt uit de vele foto’s, die vooral in deze tijd van het jaar te maken zijn. Het overgrote deel van de novembersessie bestaat dit keer dan ook uit paddenstoelen en korstmossen. Geportretteerd werden achtereenvolgens: geel nestzwammetje, franjehoed ssp, hazenpootje, een myxomyceet indet., pruikzwam, papegaaizwammetje, schimmel (Anamorf Acremonium), sikkelkoraalzwam, waaiertje en zwarte trilzwam, zwart draadwatje en zwarte kluifzwam. De categorie korstmossen bestaat deze maand uit: IJslands mos, zomersneeuw, kopjesbekermos en ruw heidestaartje.
Daarnaast hebben we een bijzondere mix aan soorten, zoals: klein koolwitje (laat), herfstspanner, bolvormig springstaartje, tuinschallebijter, bruine kikker, kuifmees, goudvink en Gelderse roos.
We sluiten af met twee landschapsbeelden, gemaakt op het Stift bij Weerselo en op het landgoed het Waarrecht in Haaksbergen. Nu eerst echter het schimmelrijk.
U kent vast wel het gezegde dat je je “flink in de nesten kunt werken”. Bij het afgebeelde nestzwammetje gebeurt juist het tegenovergestelde. Ze werken zich juist uit de nesten. Dat gaat onder andere op bij het Geel Nestzwammetje (Crucibulum crucibuliforme). Dit is een vrij algemeen in ons land voorkomend buikzwammetje wat er uitziet als een minuscuul nestje met eitjes. Ze zijn vooral te vinden op dood hout (spaanders, grof strooisel, takken, twijgen en stronken) van loof- en naaldbomen. Op de bodem van de “nestkom” liggen vuilwitte lensvormige eitjes, die een diameter hebben van 1 tot 2 mm. Bijzonder klein dus. Deze eitjes worden peridiolen genoemd. Nestzwammetjes schieten hun sporen (eitjes) af dan wel worden door regendruppels weggeslingerd. Verwarring kan optreden met het bleek nestzwammetje en het gestreept nestzwammetje.
|
Een echte herfstsoort en een tikkeltje groter is het zogeheten Hazenpootje (Coprinopsis lagopus). De naam van dit onopvallende zwammetje is ontleend aan het prille stadium van deze soort. Dat ziet er namelijk uit als een hazenpootje. Deze groeivorm duurt slechts kort, want niet lang daarna wordt het een ranke paddenstoel op een lange steel. Bovenaan zit een fragiel hoedje met dunne lijntjes. In het begin is de hoed klokvormig, maar al snel krullen de randen op en begint de hoed aan de rand te vervloeien. Daarmee verraadt deze soort zijn verwantschap met de inktzwammen. Het leven van het hazenpootje is kort. Vaak verschijnt de paddenstoel binnen een dag, maar is de dag erna ook al weer verdwenen. Je vindt ze vooral op dode houtsnippers. Het hazenpootjes komt zeer algemeen in ons land voor.
|
Van vergelijkbare grootte is het vrij zeldzame Papegaaizwammetje (Gliophorus psittacinus); één van de gemakkelijkst herkenbare wasplaten. Het is een indicatiesoort, die hoge eisen stelt aan z’n biotoop. Ze zijn uitsluitend te vinden in schrale graslanden waar de bodem lang met rust is gelaten. In dit geval betreft dit het Arboretum in de Lutte. Bij een ingezet verschralingsbeheer van vermeste graslanden kan het wel 20 jaar duren voordat het zwammetje zich pas weer laat zien. De kleur van de paddenstoel is aanvankelijk felgroen, maar verkleurt gaandeweg naar olijfbruin en citroengeel. Acht jaar geleden werd het papegaaizwammetje gekozen tot paddenstoel van het jaar. Vermoedelijk kwam de soort aan het begin van de vorige eeuw zeer algemeen in ons land voor, maar heeft sindsdien een enorme veer moeten laten door de toename van vermesting en verzuring.
|
In het arboretum kon ook deze Sikkelkoraalzwam (Clavulinopsis corniculata) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Deze soort behoort tot de knots- en koraalzwammen. In Twente zal je ze nagenoeg niet aantreffen. De soort staat op de Rode lijst als kwetsbaar. De meeste waarnemingen worden gedaan langs de kusstreek. Het is een grondsoort, die je tussen gras en mos in onbemeste, schrale wei- en hooilanden en open bosranden moet zoeken. De vruchtlichamen van deze geelkleurige zwam zijn vanaf de stam enkel- of meervoudig vertakt met gewei-achtige gevorkte uiteinden. Een soort, die er veel op lijkt, maar fletser van kleur is, betreft de bleke sikkelkoraalzwam (Clavulinopsis subtilis). Deze soort is vrij zeldzaam en komt slechts op enkele plaatsen in Nederland voor.
|
Franjehoeden behoren tot de plaatjeszwammen. In ons land komen hiervan bijna 100 soorten voor, die ondergebracht zijn in de genera Psathyrella en Lacrymaria. Het zijn meestal tere, langstellige zwammen, die bij vocht of uitdroging vaak sterk van kleur veranderen. Het is daarom lastig om ze op naam te brengen. De afgebeelde franjehoeden zijn gefotografeerd op het Hoge Boekel tussen Losser en Enschede. Op één ervan heeft ~ zoals u kunt zien ~ een insect zijn intrek genomen. De meeste franjehoeden zijn alleen met zekerheid te determineren op grond van microscopische kenmerken. Dat laten we graag over aan de specialisten. Mogelijk betreft het in de onderhavige situatie de Sierlijke Franjehoed (Psathyrella corrugis). Ook de Langsteelfranjehoed (Psathyrella conopilus) zou ons inziens nog in aanmerking kunnen komen.
|
Het Waaiertje (Schizophyllum commune) is een kosmopoliet, hetgeen betekent dat hij wereldwijd kan worden aangetroffen, behalve dan in Antarctica. In ons land is het een veel voorkomende paddenstoel. Deze grijswitte, waaiervormige soort is viltig behaard. Als je ‘m omkeert dan is d’ie minstens zo mooi van uiterlijk als de bovenkant. Ze kunnen het hele jaar door worden gevonden op dood hout van loofbomen. Een heel enkele keer parasiteert hij ook op levend hout. In de onderhavige situatie (Lochem) werden meerdere waaiertjes aangetroffen op een dode omgevallen beuk. Waaiertjes kunnen weliswaar bij mensen infecties veroorzaken, maar hebben daarnaast veel positieve medicinale eigenschappen. Zoals op de foto te zien zat het op de stam tevens vol met Zwarte Trilzwammen (Exidia nigricans). Als de vruchtlichamen hiervan samen vloeien, ontstaat er een zwarte onregelmatige, hersenachtige structuur.
|
Misschien wel de mooiste paddenstoel van de maand is deze Pruikzwam (Hericium erinaceus), die tot de steeltjeszwammen wordt gerekend. Ze komen zowel in Noord-Amerika, Europa als Azië voor. Ze zijn direct herkenbaar aan de lange, hangende “stekels”. In de herfst worden hierop de sporen gevormd. Hij groeit normaliter hoog in oude beukenbomen. In dit geval hing dit fraaie exemplaar aan een omgevallen beuk over een greppel, zodat er geen kunststukken behoefden te worden uitgevoerd om er foto’s van te kunnen maken. Incidenteel komt de soort ook voor op andere loofbomen (zomereik, linde, plataan, lijsterbes en Robinia). In Europa is de zwam behoorlijk zeldzaam. In dertien landen, waartoe Nederland, staat de soort op de rode lijst.
|
Een andere “zwarte” soort, die deze maand vereeuwigd werd, is de merkwaardig gevormde Zwarte Kluifzwam (Helvella lacunosa). Deze rare paddenstoel lijkt met wat fantasie wel wat op een prop, een onregelmatige opgevouwen doek of op een klein formaat hondenkluif. Ze groeien op veel open plekken, zoals houtopslagplaatsen, hellingen, in wegbermen en in loof- en naaldbossen. Een steenachtige omgeving met zanderige, arme grond tussen gras en groene kruiden geniet evenwel de voorkeur. De steel is relatief fors, tot 2 cm dik. Deze is hol en heeft een opvallend geribd oppervlak. De kleur van de steel is bleekgrijs met een wat bruinige tint. Zoals op de foto te zien, zijn Zwarte kluifzwammen lang niet altijd (pik)zwart van kleur. Dit exemplaar ziet er eerder bruin dan zwart uit.
|
In het verleden deelden wetenschappers slijmzwammen of - zo u wilt myxomyceten - in bij de schimmels. Dat is niet zo vreemd, omdat beide organismen zich voortplanten door middel van sporen. Ze vertonen bovendien veel gelijkenissen. DNA-onderzoek heeft evenwel uitgewezen dat ze geen directe gemeenschappelijke voorouder hebben. Slijmzwammen blijken derhalve een aparte levensvorm te zijn. Als je regelmatig waarnemingen instuurt naar Waarneming.Nl wordt je nogal eens geconfronteerd met de toevoeging Indet. In het onderhavige geval gaat het om een Myxomyceet indet. Dat laatste staat voor het Franse woord indéterminé, wat zoiets betekent als onbepaald of onbekend. Kortweg gezegd: de afgebeelde myxomyceet is helaas niet op naam te brengen. De opname zelf ziet er natuurlijk wel heel “gelikt” uit.
|
Eveneens tot de slijmzwammen behoort het Zwart Draadwatje (Trichia botrytis). De vruchtlichamen zijn echte dreumesen van pakweg 1½ mm hoog. Je kunt ze zowel aantreffen in loof- als in naaldbos, maar dan wel op dood hout. De soort staat als vrij algemeen te boek, maar het aantal waarnemingen van deze soort is nog steeds gering. Wat de determinatie lastig maakt, is dat de vruchtlichamen qua stadia zeer variabel van kleur kunnen zijn. Hoezo zwart draadwatje hoor ik u al zeggen als u deze okerkleurige bolletjes op zwarte steeltjes ziet. De kleur zwart komt pas om de hoek kijken in het laatste stadium als de sporen zich gaan verspreiden. Een macrolens, stevig statief en een draadontspanner zijn bij het fotograferen van deze ieniemienies absoluut noodzakelijk
|
Een wel heel bijzondere opname werd gemaakt van bijgaande schimmel, die veel weg heeft van dauwdruppeltjes. De witte “draadjes” doen evenwel anders vermoeden. Aanvankelijk werd gedacht aan het zeer zeldzame Grootsporig Slijmkopspeldje (Polycephalomyces tomentosus), maar dat bleek het uiteindelijk niet te zijn. Om toch de juiste benaming te kunnen vinden, werd de foto op het forum van Observation.org geplaatst. Op een vergelijkbare foto zou het gaan om de ongeslachtelijke fase van een schimmel (anamorf), die bij ascomyceten voorkomt. De schimmel zelf blijkt te zijn ingedeeld in het geslacht Acremonium. Hiertoe behoren vele soorten, die alleen via microscopisch onderzoek op naam te brengen zijn. De informatie is afkomstig van de Duitse specialist Björn Wergen, die onder meer de "Ascomycetes of the World" heeft geschreven. We hebben dan wel niet een naam, maar in ieder geval wel een indicatie.
|
De jongste fotograaf in onze gelederen beijvert zich de laatste tijd om wat meer aandacht te vragen voor korstmossen. Juist in deze tijd van het jaar zijn er veel soorten te vinden. We beginnen met een opname van IJslands Mos (Cetraria islandica), gemaakt op de Altweerterheide in Noord Limburg. Deze korstmossoort zou je in ons land eigenlijk niet verwachten. Ze is namelijk inheems in IJsland, Groenland, Spitsbergen en enkele delen van Noord Europa. In Nederland is deze soort zeer zeldzaam en staat op de Rode Lijst als ernstig bedreigd. Aan de plant werd / wordt een geneeskrachtige werking toegeschreven. Met name hierdoor zijn er veel exemplaren met wortel en tak weggehaald uit de natuur. Vooral rond de Kerst wordt er veel (zogenaamd) IJslands Mos op de markt gebracht. Het handelt zich echter gelukkig steeds om Rendiermos, wat er toch een beetje anders uitziet en lang niet zo zeldzaam.
|
Nog een leuke korstmossoort, waar we deze keer aandacht aan besteden, is Zomersneeuw (Cladonia foliacea) wat ook wel Elandgeweimos wordt genoemd. Die laatste naam hebben ze te danken aan “de blaadjes”, die wel wat lijken op een gewei van een eland. Deze soort komt vrij zeldzaam voor in ons land, met name op het kale, kalkrijke duinzand langs de gehele kuststreek. Kenmerkend voor zomersneeuw zijn de grote, geelgroene grondschubben. Bij droogte krullen de blaadjes op, waardoor de gelig witte onderzijde zichtbaar wordt. Hieraan hebben ze de naam zomersneeuw te danken. In dergelijke periodes kan het duin, samen met groot duinsterretje en vals rendiermos tamelijk wit kleuren van deze soort, waardoor het begrip sneeuw is ontstaan. Ze groeien overigens in losse groepjes.
|
Een andere Cladonia-soort, die deze maand gefotografeerd werd, is het Ruw Heidestaartje (Cladonia scabriuscula). Deze korstmossoort komt gelukkig nog wel vrij algemeen in ons land voor. Ook deze opname is gemaakt op de Altweerterheide in Noord Limburg. Van de 350 Cladoniasoorten, die er op de wereld zijn, komen er in Nederland 50 voor. Ze zijn soms lastig te vinden en uit elkaar te houden. Veel soorten groeien namelijk dwars door elkaar heen, wat het determineren in de vrije natuur er niet eenvoudiger op maakt. De individuele “takjes” hebben inderdaad wel wat weg van staartjes met daarop allerlei ruwe aanhangseltjes. Ook werd het ruw heidestaartje op heide aangetroffen. Het klopt dus allemaal. Het is een bekend gegeven dat veel korstmossen als gevolg van milieuvervuiling danig in aantal afnemen.
|
Voordat we overgaan naar een tweetal vogelsoorten behandelen we nóg een Cladoniasoort, te weten Kopjesbekermos (Cladonia fimbriata). Het is één van de meest voorkomende bekermossoorten. Anders dan de naam doet vermoeden is Bekermos geen mossoort, dus geen plantje. Korstmossen zijn samenlevingsvormen van een wier met een schimmel. Kopjesbekermos kan je niet alleen op bomen en hout aantreffen, maar ook gewoon op de grond en op steen. Ze hebben een vrij gladde lange steel met aan het eind een soort bekertje of kopje. De vorm van het “kopje” doet denken aan een vuvuzela, een blaasinstrument dat nog steeds erg populair is onder voetbalfans in Zuid Afrika. Daarmee hebben we moeten dealen tijdens de WK voetbal in 2010.
|
In de zomer bestaat het voedsel van de Kuifmees (Lophophanes cristatus) vrijwel geheel uit insecten. In de winter daarentegen worden voornamelijk zaden gegeten. In deze periode zwerft deze koddige mezensoort rond in zijn eigen leefgebied en sluit zich zo nu en dan aan bij groepen andere mezen. Dat zijn dan vaak jonge vogels. Zodra een dergelijke gemengde groep zich buiten het naaldbos begeeft, haakt de kuifmees af. Het is en blijft ~ ook in de winter ~ een echte naaldhoutbewoner. Bij voederplekken zal je ze dan ook niet gemakkelijk aantreffen. Van de kuifmees zijn, in tegenstelling tot de zwarte mees, geen echte trekbewegingen bekend.
Deze maand is er ook ruimte voor dit poserende vrouwtje van een Goudvink (Pyrrhula pyrrhula. In tegenstelling tot het mannetje ziet het vrouwtje er maar gewoontjes uit. Het zwarte petje met dito vleugeldelen en staart zie je overigens ook terug bij het vrouwtje. Zoals uzelf kunt zien is de rug van het vrouwtje bruingrijs. Bij mannetjes is die asgrijs. Ook de felrode kleur op hals, borst en buik ontbreekt bij deze dame. Net als de appelvink heeft ook de goudvink een redelijk forse snavel. Deze is veel minder krachtig dan die van de appelvink. De goudvinksnavel is meer geschikt om knoppen van twijgen af te “bijten”. Het kraken van pitten en zware zaden is nu eenmaal niet aan een goudvink besteed. In Nederland overwinteren goudvinken uit oostelijker en noordelijker gelegen landen. In het najaar merken we ook wat van doortrek. Dit zijn dan vooral vogels uit Duitsland en Scandinavië.
|
We springen met de laatste foto’s van deze kalendersessie letterlijk en figuurlijk van de hak op de tak. Afgebeeld ziet u in dit geval de bekende Gelderse roos (Viburnum opulus), een struik of lage boom uit de muskuskruidfamilie. Ze kunnen wel 6 meter hoog worden. In de regel komen ze niet verder dan pakweg de helft. Na de bloei komen er trosjes met bessen aan de struik, zoals ook te zien op de foto. De rode vruchtjes zijn weliswaar eetbaar, maar wel erg bitter en zuur. Veel vogels blijven er dan ook lange tijd van af. Net als bij de boerenkool moet eerst de vorst erover heen. Daardoor worden de bessen zoeter. Vogelsoorten als goudvink, grote lijster, pestvogel en roodborst zijn wat minder kieskeurig en laten de besjes zich doorgaans goed smaken.
|
Dagvlinders zal je in november niet veel meer aantreffen. Toch worden er van het Klein koolwitje (Pieris rapae) nog af en toe imago’s gezien. Dit hangt uiteraard nauw samen met het weer. Tot en met 13 november werden er nog verschillende kleine koolwitjes waargenomen in ons land. Daartoe ook deze waarneming, die dateert van 11 november j.l. Zoals u weet is de winter normaal gesproken een rustperiode voor veel vlinders. De meeste vlinders in Nederland brengen de winter door als eitje, rups of pop. Van een paar opportunisten is bekend dat ze de winter doorbrengen als vlinder. Dat zijn de kleine vos, de dagpauwoog, de gehakkelde aurelia en de citroenvlinder. Zij houden er een soort “winterslaap” op na. Dat geldt echter niet voor het klein koolwitje.
|
De meeste dag- en nachtvlinders, zijn of gaan in november in de overwinteringsstand. De afgebeelde Herfstspanner (Epirrita dilutata) vliegt evenwel nog tot de laatste week van november. Het is een algemene nachtvlinder, die verspreid over het hele land voorkomt. De soort kent overigens maar één generatie, waarvan de eersten pas in september beginnen te vliegen. Ze zijn vooral in bosachtige gebieden te vinden. Overwinteren doen ze niet als vlinder, maar als ei. Er zijn ook nachtvlinders, die actief blijven zolang het niet al te hard vriest. De zwartvlekwinteruil (Conistra rubiginosa) en de wachtervlinder (Eupsilia transversa) zijn hiervan twee voorbeelden. Deze twee nachtvlinders zijn goed herkenbaar en komen, net als de herfstspanner, ook overal in Nederland voor.
|
We hebben de afgelopen jaren al meerdere schallebijters de revue laten passeren. Dit keer komt de Tuinschallebijter (Carabus nemoralis) aan bod. Deze keversoort wordt ook wel tuinloopkever, gewone veldloopkever of woudloopkever genoemd. Schallebijters zijn echte rovers. Ze zijn ’s nachts actief en schuilen overdag onder stenen en houtblokken. Het zijn zeer snelle renners. Prooidieren als slakken, regenwormen en insectenlarven worden in stukjes geknipt en opgegeten. De kever heeft een relatief groot lichaam en een zwarte kleur met een wat violette glans op de randen van het borststuk en de dekschilden. De dekschilden zijn in de lengterichting gekorreld zonder duidelijke doorlopende ribben, met op ieder dekschild drie rijen ondiepe stippen. Ze zijn circa 2,5 tot 3 cm lang.
|
Een enorm stuk kleiner is één van de vele Bolvormige Springstaartjes uit de familie Sminthuridae, ook wel tuinspringstaartjes genoemd. Ze zijn vaak niet veel groter dan een ½ tot 1½ mm! Ze danken hun naam aan het feit dat vrijwel alle soorten beschikken over een gevorkt “apparaat” aan het achterlijf, waarmee ze in staat zijn grote sprongen te maken. Voeden doen ze zich met plantendelen of dood organisch materiaal. Ze komen vrij algemeen in ons land voor. Het is geen spin en ook geen insect, maar een lid van een heel eigen orde binnen de dierenwereld. Er zijn enorm veel soorten springstaartjes op de wereld. Ze zijn ontstaan uit de orde der Kreeftachtigen. De aanloop naar het winterseizoen is bij uitstek het seizoen voor het vinden van springstaartjes. Ze zijn ook nog eens bijzonder fotogeniek
|
Dankzij de sterke spieren in de achterpoten kunnen ook kikkers aanzienlijke sprongen maken, zo ook de Bruine Kikker (Rana temporaria). Een deel van de populatie overwintert op land en een ander deel in het water. Overwinteren in het water is niet alleen bekend van de bruine kikker, maar ook van de meerkikker en wellicht niet vreemd: watersalamanders. Bij milde temperaturen kunnen bruine kikkers tot en met december gevonden worden. Zelfs op zonnige winterdagen worden overwinterende dieren soms tijdelijk actief en zijn in dat geval bovengronds te zien. Dit subadulte beestje was op de opnamedatum (26 november) in een beukenbos kennelijk nog op zoek naar een geschikte vorstvrije plek. Regel is immers dat amfibieën in winterslaap gaan.
|
We besluiten deze novembersessie met een tweetal landschapsbeelden. De eerste is dit mooie landschapstafereel op het Stift bij Weerselo. Het Stift is een beschermd dorpsgezicht en vrij te betreden. Op deze unieke plek in Twente loopt u in de voetstappen van mensen die er eeuwenlang hebben gewoond en gewerkt. Bekend is dat er in 1152 zowel monniken als nonnen woonden in een Benedictijner dubbelklooster. Pakweg 100 jaar later verlieten de laatste monniken het klooster, maar bleven de ~ vooral adellijke ~ nonnen. Op deze prachtlocatie houden we volgend jaar (om precies te zijn op zondag 4 juni 2023) een natuurexpo, annex natuurmarkt in verband met ons 40 jarig jubileum. Zo’n 50 – 60 stands zullen dan bemand zijn om de natuur in al zijn diversiteit voor het voetlicht te brengen. Samenwerking op natuurgebied, het aanwakkeren van natuurbesef en een blik op de toekomst voor onze toekomstige generaties zijn op die dag de belangrijkste speerpunten.
Omdat november een echte herfstmaand is, hebben we deze kleurige foto van Landgoed Het Waarrecht als laatste bewaard. Zoals u waarschijnlijk reeds hebt opgemerkt, is de opname gemaakt in het zogeheten “gouden uurtje”, wat vooral in de herfst zo fraai kan uitpakken. Het Waarrecht is gesitueerd tussen het Buurserzand en het landgoed Zonnebeek (tussen Haaksbergen en Enschede). Van oudsher bestaat dit gebied uit heidevelden en venen. Rond 1900 zijn hier de eerste bossen aangeplant en zijn delen ontgonnen. Het landgoed bestaat thans uit verschillende ecosystemen, zoals bos, heidevelden, veen, akkers en weilanden. Er is een grote variatie aan flora en fauna van vooral inheemse soorten ontstaan. Het aaneengesloten gebied heeft een oppervlakte van 72 hectare. Hiermee zijn we gekomen aan het eind van de voorlaatste maand van het jaar.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: wimwijering@hotmail.com Tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
Als altijd zijn er ook deze maand weer diverse andere natuurfoto’s gemaakt. Benieuwd; klik dan op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”.