natuurkalender november 2021
November; de Sint is weer voor even in ons land en de coronapandemie duurt onverminderd voort. De dagen worden korter en de winter komt steeds dichterbij. Koud was het zeker nog niet in november, alhoewel de zon er ook maar weinig aan te pas kwam. Mist, wat lichte vorst en zelfs al een beetje sneeuw passen helemaal in het weerbeeld van de voorlaatste maand van het jaar. De mooie herfstkleuren nemen weliswaar langzaam af, maar op het gebied van natuurfotografie valt er altijd nog genoeg te genieten.
Qua vogels kunnen we u ook dit keer weer leuke soorten laten zien. Wat te denken van sneeuwgors en rosse franjepoot en verder oeverpieper, een late boerenzwaluw, kraanvogel, kolgans, torenvalk, gaai, roodborsttapuit en glanskop.
Met betrekking tot de wereld van de paddenstoelen mag u zich verbazen over: een sporenwolk van de parelstuifzwam, sombere honingzwam, grote oranje bekerzwam, adonismycena, loodkleurig netplaatje, opgeblazen knoopzwam, groot langdraadwatje, bleek nestzwammetje, dikke kelderzwam en geweizwam.
Verder komen in deze editie aan bod: wezel, een rups van de agaatvlinder, de gallen van een lensgalwesp, lichtvlekje en een natuurlijk kleurenpalet op een boomstronk.
De hoofdmoot wordt in deze maand gevormd door vogels en paddenstoelen. In die volgorde gaan we beginnen.
Qua vogels kunnen we u ook dit keer weer leuke soorten laten zien. Wat te denken van sneeuwgors en rosse franjepoot en verder oeverpieper, een late boerenzwaluw, kraanvogel, kolgans, torenvalk, gaai, roodborsttapuit en glanskop.
Met betrekking tot de wereld van de paddenstoelen mag u zich verbazen over: een sporenwolk van de parelstuifzwam, sombere honingzwam, grote oranje bekerzwam, adonismycena, loodkleurig netplaatje, opgeblazen knoopzwam, groot langdraadwatje, bleek nestzwammetje, dikke kelderzwam en geweizwam.
Verder komen in deze editie aan bod: wezel, een rups van de agaatvlinder, de gallen van een lensgalwesp, lichtvlekje en een natuurlijk kleurenpalet op een boomstronk.
De hoofdmoot wordt in deze maand gevormd door vogels en paddenstoelen. In die volgorde gaan we beginnen.
In de beide voorgaande maanden leek het er op dat er net als in 2019 weer een gaaieninvasie stond aan te komen. Met duizenden tegelijk trokken namelijk de Gaaien (Garrulus glandarius) Nederland binnen op zoek naar voedsel voor de winter. Onze broedvogels zijn geen trekvogels. Het zijn in dit geval vogels uit Noord- en Oost-Europa die hier komen om te overwinteren of om door te trekken naar hun overwinteringslocatie. Tijdens de telling van Eurobirdwatch op 02 oktober j.l. werden er maar liefst 10.628 geteld. Hiermee eindigde deze soort op de 7e plek. Nochtans gaat 2021 niet de boeken in als invasiejaar. De prachtig gekleurde Gaai valt op door de blauwzwarte veertjes op de vleugels. In het recente verleden werd de soort steevast aangeduid al Vlaamse gaai. In 1999 heeft de Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna de naam simpelweg omgedoopt in gaai. De reden was dat gaaien niet alleen in Vlaanderen voorkomen, maar in heel Europa.
|
Tijdens onze verenigingsexcursie op 06 november j.l. werden in Duitsland (de bekende Diepholzer Moorniederung) duizenden Kraanvogels (Grus grus) waargenomen. Nagenoeg in de schemering werd deze opname gemaakt van een viertal vogels onderweg naar de slaapplaats. Zoals u kunt zien vliegen kraanvogels ~ net als ooievaars ~ met gestrekte hals. De poten steken in de vlucht ver naar achteren. De vleugelspanwijdte van 2.20 tot 2.45 meter evenaart die van de zeearend. Met de wind in de rug bereiken kraanvogels soms vliegsnelheden van meer dan 100 km per uur. Tijdens de trek kunnen soms non-stop afstanden worden overbrugd van meer dan 2000 kilometer! Normaal echter worden per dag afstanden afgelegd van 10-tallen tot 100-den kilometers.
Nadat de populatie van de Roodborsttapuit (Saxicola rubicola) enkele decennia geleden een behoorlijke veer heeft moeten laten, heeft de populatie zich wonderwel hersteld. Extensiever bermbeheer en natuurontwikkeling hebben de soort, wellicht in combinatie met zachtere winters, een flink zetje in de rug gegeven. Het kan zijn dat de geleidelijke veranderingen van het klimaat ook een rol spelen. Net als het verhaal over de late boerenzwaluw kunnen ook roodborsttapuiten nog tot heel laat in het jaar worden waargenomen. Zelfs nu nog worden er op enkele plaatsen in ons land roodborsttapuiten waargenomen. Bij zachte winters is een klein aantal zelfs in staat om hier te overwinteren. De meeste roodborsttapuiten brengen de winter evenwel door in Zuidwest-Europa en zijn vaak al vroeg terug.
|
Een bijzonder late waarneming van een Boerenzwaluw (Hirundo rustica) viel ons ten deel tijdens dezelfde kraanvogelexcursie. Daar vloog op die dag bij de Dümmersee, om precies te zijn bij Olgahafen, warempel nog één enkele boerenzwaluw rond. Na het beestje een poosje te hebben geobserveerd, zagen we dat deze een lekker warm plekje boven in de nok van het café verkoos boven een voedseltochtje in het luchtruim. Minder mooi is het dat hij / zij naar alle waarschijnlijkheid de winter niet zal overleven. We winnen er met deze waarneming niet de Frater Willibrordusprijs mee, want die is intussen overhandigd aan een andere vogelaar, afkomstig uit Nieuwkoop. Deze zag in zijn woonplaats op 5 december 2020 zelfs nog een extreem late boerenzwaluw. Ook dit jaar is een aantal laat. Op Waarneming.nl valt te lezen dat er op 02 december j.l. nog 6 exemplaren werden gezien bij Dronten.
In tegenstelling tot zijn “broertje”, de matkop, kun je de Glanskop (Poecile palustris) gewoon in de tuin aantreffen. Ze bezoeken daar graag de voedertafel; iets wat je bij de matkop eigenlijk nooit ziet. In tegenstelling tot bijvoorbeeld kool- en pimpelmees zou je de glanskop bij aanbod van voedsel qua gedrag eerder bedeesd dan brutaal kunnen noemen. Naast de zang, die heel verschillend is van de matkop, kun je de glanskop ook herkennen aan het lichte vlekje op de bovensnavel. Glans- en matkoppen zou je kunnen indelen in de categorie tweelingsoorten. Dat zijn soorten, die uiterlijk heel erg veel op elkaar lijken, maar gewoon ~ zonder te paren ~ naast elkaar (kunnen) leven. Andere voorbeelden hiervan zijn tjiftjaf en fitis, visdiefje en Noordse stern, bonte- en withalsvliegenvanger als ook nachtegaal en Noordse nachtegaal.
|
Je kunt de laatste tijd merken dat het kouder begint te worden. In hoeverre dit een voorbode is voor winterse omstandigheden, zullen we moeten afwachten. Feit is dat in deze kalendermaand weer tienduizenden ganzen ons land zijn binnengetrokken, nadat er ook al in september (erg vroeg) veel wintergasten zijn gearriveerd vanuit de noordelijke toendra's van Noord-Europa. Het gaat (vooral in onze omgeving) om Kolganzen (Anser albifrons) en kleinere aantallen grauwe- en toendrarietganzen. De vogels benutten graag een gunstige rugwind. De Kolgans (hier te zien op de foto) is de talrijkste in Nederland overwinterende ganzensoort. Gaandeweg het winterseizoen kan hun aantal oplopen tot circa twee miljoen!
Doorgaans laten Torenvalken (Falco tinnunculus) zich niet zo gemakkelijk benaderen. Dit vrouwtje bleef echter doodgemoedereerd zitten. De bruine staart, de bandering op de rug en de bruinige kop maken dat dit een juveniel vrouwtje is. Jonge torenvalken krijgen het richting hun eerste winter erg moeilijk. Vanwege honger en uitputting ~ en niet te vergeten het geringere voedselaanbod ~ legt circa 60 % van de onervaren vogels vroegtijdig het loodje. Er was in de onderhavige situatie evenwel geen enkele aanwijzing dat dit dier op de een of andere manier verzwakt was. Sterker nog; als je goed kijkt naar het verenkleed oogt het beestje eigenlijk heel vitaal. Torenvalken maken graag gebruik van speciale nestkasten. Binnen ons verenigingsgebied hangen er verschillende.
|
Zo nu en dan een uitstapje maken naar andere gebieden levert doorgaans een flinke portie energie en inspiratie op, maar vooral ook soorten, die we in onze omgeving niet zo gemakkelijk tegenkomen. Vooral het Lauwersmeergebied en directe omgeving is binnen onze groep fotografen favoriet. Eén der onzen heeft zich daar – zoals uzelf aan de hand van de fraaie foto’s kunt constateren - prima vermaakt met de camera. Dat is onder meer te zien aan de opname van dit mannetje Sneeuwgors (Plectrophenax nivalis). Deze gorzensoort kun je in het najaar in het Waddengebied, op de dijken en in de kwelders zomaar ergens tegenkomen. Ze foerageren er op zaad van allerlei zoutminnende planten. Het is uitzonderlijk dat er eind november ook een exemplaar in Twente (Westerhaar) opdook. Net als de afgebeelde vogel was ook dit exemplaar allerminst schuw. Dat is op zich niet vreemd, want ze broeden dicht in de buurt van de Noordpool, waar ze vrijwel nooit mensen tegenkomen.
Dankzij twee alerte dames kwam ook de afbeelding van deze Rosse Franjepoot (Phalaropus fulicarius) tot stand. Ook al zijn deze vogels allesbehalve schuw, dan nog zijn ze bijna niet fotografeerbaar. Ten eerste omdat het een vrij zeldzame doortrekker is en ten tweede omdat ze al zwemmend voortdurend ronddraaien in het water om voedsel te pikken. Je wordt er bijkans tureluurs van. Het zijn dan ook net bromtollen. Het betreft in dit geval (na bestudering) een juveniele vogel (1e winter). Van afstand lijken franjepoten wel wat op kleine meeuwtjes en vallen daardoor niet meteen op. Dat komt ook omdat ze in winterkleed er saai wit/grijs uitzien. Waarnemingen langs de Nederlandse kust vinden vooral plaats na een najaarsstorm. Het zijn broedvogels van arctische gebieden en doen slechts zo nu en dan ons land aan.
|
In hetzelfde gebied (Peazemerlannen, tussen Paesens en Moddergat in het noorden van Friesland) werd ook deze Oeverpieper (Anthus spinoletta) gefotografeerd. De vogel is herkenbaar aan de oranje zwarte, wat langere snavel, de vage “striping” op de borst en het (vrijwel) ontbreken van een wenkbrauwstreep. Let bij dit beestje ook eens op de bijzonder lange teennagels. Dit zie je bij piepers wel meer. Oeverpiepers zijn schaarse wintergasten, die vooral langs de kust te vinden zijn en sterk gebonden zijn aan een zout milieu. Hoewel er meerdere exemplaren in de buurt waren, was het een hele klus om de vogels te benaderen. Ze zijn namelijk voortdurend “on the run”. Even stilstaan is er vaak niet bij. Dankzij een kruip-sluiptocht over de dijk kon uiteindelijk toch deze foto worden gemaakt.
|
Als je al opnames hebt weten te maken van toch niet de minste, hiervoor genoemde soorten, dan past het vastleggen van de kleinste marterachtige van ons land, de wezel (Mustela nivalis) er ook nog wel bij. Wederom is de plaats van handeling het natuurgebied Peazemerlannen. De meesten van ons mijden de drukte en trekken er vaak alleen op uit. In dit gebied echter, kom je altijd wel mensen tegen, die er lopen te wandelen, vogelen of fotograferen. Dat heeft zo nu en dan ook z’n voordelen. Eén van hen begon plotseling te roepen en te wijzen: “Daarginds; een hermelijn”. Het beestje (wat later een wezel bleek te zijn) schrok zodanig dat hij / zij er van tussen ging en regelrecht op de maker van deze foto afrende. Heel even stond de fotograaf oog in oog met het kleinste roofzoogdiertje ter wereld. En dat was net genoeg voor het maken van bijgaande foto. Jammer voor de mensen, die ‘m het eerst zagen, want het beestje verdween daarna voorgoed in een hoop maaisel en aangespoeld materiaal.
|
Na al het “vogelgeweld” met een wezel als uitsmijter, is het nu tijd voor de wonderlijke wereld van de schimmels. Als je met name in de herfst je ogen goed de kost geeft, is er vaak veel moois en verrassends te vinden. Wat bijvoorbeeld te denken van deze Grote Oranje Bekerzwam (Aleuria aurantia); een pracht van een ascomyceet. Van afstand leek het aanvankelijk meer op een weggegooide sinaasappelschil dan op een paddenstoel. Dichterbij lagen nog veel meer “sinaasappelschillen”. De mooiste echter was dit exemplaar met een diameter van 10 cm, wat zich een plekje had uitgezocht tussen de klaverblaadjes. De grote oranje bekerzwam komt algemeen in ons land voor en is op heel veel plekken te vinden, zoals: loof- en gemengd bos, lanen, parken en gazons, op vrijwel kale bodems en op voedselrijke klei, leem of zand
|
Het Geweizwammetje (Xylaria hypoxylon) is een grillig gevormde zakjeszwam en behoort eveneens tot de ascomyceten. Ze komen zeer algemeen in ons land voor; je kunt ze bovendien het gehele jaar door vinden. Zoeken doe je ze zowel op dode takken, als houtsnippers en stronken van loofbomen. Het vruchtlichaam is klein en zwartgrijs met wittige bepoederde vertakkingen aan de top. Qua vorm zijn er duidelijke overeenkomsten met het hertengewei. Het meest rechtse exemplaar heeft zelfs veel weg van het gewei van een damhert. Als ze de witte sporen aan de buitenkant kwijt zijn, lijken het daarna net afgebrande lucifers
|
In hetzelfde bos (Lauwersmeergebied) werd ook de volgende ascomyceet gevonden met de bijzondere naam: Opgeblazen Knoopzwam (Ascocoryne inflata). Ze zijn te vinden op dood hout van loofbomen en struiken en zien er uit als roodpaarse tot roodbruine snoepjes. De vruchtlichamen hebben verschillende vormen; van hersenachtig tot schijf- en kussenvormig. Tot enkele jaren geleden stond deze knoopzwam als zeldzaam te boek. Mogelijk vanwege de toename van de paddenstoelenfotografie worden ze nu steeds vaker gevonden. Ze groeien doorgaans dicht bij – en op elkaar en kunnen alleen microscopisch met zekerheid worden gedetermineerd. De status zeldzaam is inmiddels gewijzigd in matig algemeen.
|
De minuscule Adonismycena (Mycena adonis), werd vorig jaar december voor het eerst binnen onze gelederen ontdekt bij de Lemselermaten in Weerselo. Nu bijna een jaar later werd deze fraaie mycenasoort ook in Drenthe gevonden. Ook dit keer was er sprake van toeval, omdat ze met het blote oog bijna niet te zien zijn. Ze verraden hun aanwezigheid aan de hand van hun piepkleine oranjerode klokvormige hoedjes. Dit plaatjeszwammetje heeft een voorkeur voor grasachtige terreinen met veel pijpestrootje. Het is een kwetsbare soort die absoluut niet tegen vermesting en verzuring kan. Zeg nou zelf: “Mooi is d’ie wel”.
|
De Sombere Honingzwam (Armillaria Ostoyae) is goed te herkennen in de natuur. De hoed is vleeskleurig en zit vol donkere vlokjes. Om de steel zit een mooie witte ring. Zowel de hoed als de steel zijn geschubd. Als je d’r eentje plukt kan je de zachte prettige geur van de paddenstoel ervaren. De sombere honingzwam komt vooral voor op zandgrond en groeit in bundels. Van deze plaatjeszwam zijn 10 opnames gemaakt met verschillende scherpstelpunten, die vervolgens zijn gemonteerd tot één opname. Dit is gedaan om een grotere scherpte te krijgen. Aardig gelukt, toch
|
Stuifzwammen behoren tot de zogeheten buikzwammen. De sporen van deze zwammen zitten in een bol, een knol of een zak. Diverse stuifzwammen zijn niet eenvoudig op naam te brengen. In dit geval gaat het echter om de Parelstuifzwam (Lycoperdon perlatum). Zodra stuifzwammen rijp zijn, scheuren ze vanzelf open of ontstaat er een ronde opening. Hier doorheen worden de olijf- tot donkerbruine sporen naar buiten “geperst en gelanceerd”. Regendruppels of een lichte aanraking zijn vaak al voldoende om op deze wijze de sporen te (doen) verspreiden. Om dit te kunnen laten zien heeft de fotograaf in kwestie op de stuifzwam een steentje laten vallen. Mooi is op bijgaande foto de wolk met sporen te zien. Uiteraard is dit alleen te realiseren met een hoge sluitersnelheid.
|
Een andere buikzwam, die er overigens heel anders uitziet, is het Bleek Nestzwammetje (Cyathus olla). Bij deze soort worden de sporen gevormd in eivormige vruchtlichaampjes, die als het ware zijn gelegen in een nestkommetje. Het lijkt op een minuscuul nestje met eitjes. De naam is dan ook goed gekozen. Het is een tamelijk algemene soort. Je kunt ze zowel vinden op dood, als gehakseld hout. Als het zwammetje nog dicht en klein is, heeft het een geel vlokkerig lichaam. Als het gaat regenen worden de eitjes als het ware gekatapulteerd, waarna de sporen kunnen verstuiven. Als je er wat langer bij stilstaat dan komt al gauw het besef hoe bijzonder de natuur in elkaar zit.
|
Myxomyceten oftewel slijmzwammen blijven ons qua kleur en vormgeving steeds weer verbazen. Hier zien we bijvoorbeeld het Loodkleurig Netplaatje (Dictydiaethalium plumbeum). Als je goed kijkt kan je op de foto zelfs een springstaartje ontdekken, maar dat even terzijde. De afgebeelde soort komt matig algemeen in ons land voor en groeit op niet al te oude, afgebroken takken en boomstammen. Aanvankelijk zien ze er zalmkleurig (zoals op de foto) tot roze-achtig uit, maar gaandeweg krijgen ze een loodgrijze tint, waar de soort z’n naam aan te danken heeft. In het verleden was er sprake van nog een andere soort (het roestkleurig netplaatje), maar die is intussen van de kaart verdwenen vanwege de uiterst minieme verschillen met z’n loodkleurige broertje.
Ook het Groot Langdraadwatje (Hemitrichia calyculata) behoort tot de myxomyceten. Ze komen voor op dood hout van loofbomen en struiken. Ze schijnen vrij algemeen te zijn, maar veel foto’s zijn er op het internet niet van te vinden. Als je er goed naar kijkt, zijn het net ijsjes op een steeltje. Met wat fantasie zou je er ook een minuscule microfoon van kunnen maken. Ze zijn in ieder geval piepklein en steken hun kopje omhoog. De pluizige sporen verspreiden zich vanaf de kopjes. Er is jammer genoeg (nog) niet veel bekend over deze soort, maar wel dat microscopisch onderzoek nodig zou zijn geweest voor een zekere determinatie.
Op bijgaande foto ziet u de gallen van de Lensgalwesp (Neuroterus quercusbaccarum). Het is maar een klein wespje, die galletjes produceert aan de onderkant van eikenbladeren. Door de verhogingen van de gal hebben deze wel iets weg van een lens; vandaar de naamgeving. In de gallen zitten de larven. De gallen laten eerder los van het blad dan dat het blad van de boom valt. Gallen die aan het blad blijven zitten, komen niet uit en verdrogen. De larven overwinteren op de grond om in mei als nieuwe galwespjes tevoorschijn te kome
De voorlaatste foto van deze natuurkalender is voorbehouden aan de heldergroene rups van de Agaatvlinder (Phlogophora Meticulosa). Die kleur is overigens lang niet altijd hetzelfde. Er zijn regelmatig ook bruinachtige tot roze-achtige exemplaren te zien. Over de rug loopt in de lengte een (gebroken) witte streep. Als je goed kijkt, is dat op de foto ook te zien. De rupsen van de agaatvlinder worden pakweg 4 cm lang en voelen dik en vrij zacht aan. Je kunt ze het hele jaar door tegenkomen; vooral in tuinen. Uit de rups groeit een fraaie nachtvlindersoort, die zelfs nog in de wintermaanden kan worden waargenomen. Bijzonder is dat je deze soort heel vaak onbeschut aantreft.
|
Huiszwammen zien eruit als korstzwammen. Het is een groep zwammen die uiterlijk helemaal niet aan een klassieke paddenstoel met hoed en steel doen denken. Vroeger werden ze ingedeeld bij de zogeheten plaatjesloze vlieszwammen. Nieuwe inzichten hebben ertoe geleid dat ze thans vreemd genoeg zijn ondergebracht bij de boleten. Alhoewel er twijfels bestaan hebben we bij deze foto waarschijnlijk te maken met de Dikke Kelderzwam (Coniophora puteana). Het zou echter ook zo maar de Dakloze huiszwam (Serpula himantioides) kunnen zijn. Beide soorten lijken op elkaar en komen gewoon in de vrije natuur voor. Ze hebben echter een slechte naam, omdat ze voor behoorlijk wat problemen kunnen zorgen in kelders, kruipruimtes e.d.
Het zogeheten Lichtvlekje (Phlyctis argena) is een korstmossoort, die een voorkeur heeft voor oudere loofbomen met een matig zure schors. Vaak staan dit soort bomen op boerenerven, langs wegen, in dorpen of in bossen. Hij groeit soms op naaldhout en zelden op graniet of baksteen. Het is een vrij algemene soort. In het noorden van het land komt hij overigens meer voor dan in het zuiden. Het oppervlak van deze korstmossoort is glad tot ietwat bobbelig. Ze zijn vrij dun en de kleur is heldergrijs. Naar de rand toe zijn ze vaak wat lichter van kleur. Let er maar eens op.
|
Als je ’s avonds je licht laat schijnen, kan het maar zo zijn dat je diep onder de indruk raakt van wat je te zien krijgt. Neem nou deze boomstronk, die er “bekorstmost” toch fantastisch uitziet? Je moet het maar zien! Eén van onze fotografen schept er een waar genoegen in om geregeld zo’n bijzondere foto in te sturen. We wilden jullie dit natuurlijke palet aan kleuren dan ook niet ontzeggen. Hiermee zijn we aanbeland bij de laatste maand van een veelbewogen jaar. Ondanks alle beperkingen zouden we tegen iedereen willen zeggen: Ga wat vaker de natuur in en neem vooral de camera mee. Het is gezond, je houdt je aan de regels en het is nog leuk en leerzaam tegelijk. Gewoon doen!
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
In deze maand zijn er nog diverse andere mooie natuurfoto’s (zonder toelichting) gemaakt. Ook die zijn het bekijken meer dan waard. Klik op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”.