natuurkalender november 2020
De start van de herfstkleuring kwam dit jaar pas laat op gang. Dat kwam vooral door het uitblijven van lage minimumtemperaturen. Enkele koude nachten halverwege oktober zorgden echter wel voor een versnelling van de bladverkleuring. Daarna ging het snel, waardoor we met name in november volop van de herfstkleuren - zij het kort - konden genieten. Het werd overigens de op drie na zonnigste november. Vooral in de eerste week van november scheen de zon volop en liep de temperatuur zelfs op tot bijna 20 ° C ! Een weekje uitwaaien op Texel was voor twee van ons in die periode dan ook allesbehalve een straf. Dat er met name in die tijd veel foto’s zijn gemaakt, laat zich raden.
Dit keer hebben we een 8-tal vogelopnames voor u van achtereenvolgens: drieteenstrandloper, kluut, wulp, toendra- en grauwe gans, hybride gans (kleine Canadese gans x brandgans), smient, torenvalk en boomkruiper.
In deze herfstmaand was er uiteraard ook weer veel aandacht voor het schimmelrijk. We laten u dit keer kennis maken met achtereenvolgens: duinfranjehoed, gele aardappelbovist, viltige aardster, sombere honingzwam, berkenzwam, levermelkzwam, kleine speldenprikzwam, gele knotszwam, witte taailing, mosschelpje, kogelwerper en prachtsneeuwvlokje.
De overige foto’s hebben betrekking op beukennootjes, een reebok, twee landschappen (Duivelshof en Witteveen), waarna wordt afgesloten met een fraaie zonsondergang.
We beginnen deze sessie echter eerst met wat opnames van vogels.
Dit keer hebben we een 8-tal vogelopnames voor u van achtereenvolgens: drieteenstrandloper, kluut, wulp, toendra- en grauwe gans, hybride gans (kleine Canadese gans x brandgans), smient, torenvalk en boomkruiper.
In deze herfstmaand was er uiteraard ook weer veel aandacht voor het schimmelrijk. We laten u dit keer kennis maken met achtereenvolgens: duinfranjehoed, gele aardappelbovist, viltige aardster, sombere honingzwam, berkenzwam, levermelkzwam, kleine speldenprikzwam, gele knotszwam, witte taailing, mosschelpje, kogelwerper en prachtsneeuwvlokje.
De overige foto’s hebben betrekking op beukennootjes, een reebok, twee landschappen (Duivelshof en Witteveen), waarna wordt afgesloten met een fraaie zonsondergang.
We beginnen deze sessie echter eerst met wat opnames van vogels.
Een soort, die we in Twente niet zo vaak zullen tegenkomen is de Drieteenstrandloper (Calidris alba). Die zul je toch vooral moeten zoeken aan het (Noordzee)strand, zoals in dit geval op Texel. Het zijn dribbelaars die tijdens een strandwandeling steeds een eindje voor je “uit vluchten”. Deze behendige kustvogels zijn leuk om te bekijken en - als je je de tijd gunt - niet zo moeilijk te fotograferen. In tegenstelling tot veel andere strandlopers is de drieteenstrandloper geen vogel van het wad. De vloedlijn langs het strand is waar je ze kunt aantreffen. De naam dankt deze strandloper aan het feit dat hij alleen maar drie voortenen heeft.
|
Het uiterlijk van de Kluut (Recurvirostra avosetta) is uniek en behoeft nauwelijks een beschrijving. Het meest opvallende en tevens kenmerkende van deze steltloper is de lange, dunne en omhoog gebogen snavel. Door het ondiepe water lopend vangt de kluut met zijwaartse bewegingen zijn voedsel. Hij houdt tijdens deze maaibewegingen de snavel op een kiertje en vangt daarmee garnaaltjes, kleine kreeftjes en overige insecten, die in het water leven. In de eerste week van november liet een groep van pakweg 150 kluten zich prachtig observeren en fotograferen. Uit de vele opnames, die er van deze steltloper zijn gemaakt, is deze foto gekozen van een dertigtal landende kluten, waarbij heel mooi de zwartwit tekening op het verenkleed is te zien.
|
Een andere steltlopersoort met een minstens zo bijzondere snavelvorm is de Wulp (Numenius arquatus), die in de onderhavige situatie zijn kop net boven ”het maaiveld” uitstak. Bekende vogeltermen zijn in dit verband: “De kluut wijst naar zijn snuut en de wulp naar zijn gulp”. Dat laatste slaat op de opvallend lange, omlaag gebogen snavel van deze weidevogelsoort, die we zo goed kennen in onze contreien. De snavel van het vrouwtje is overigens nog wat langer dan die van het mannetje. We zijn geneigd om te zeggen dat het exemplaar op de foto een mannetje is. In het najaar treffen we in het binnenland nog nauwelijks wulpen aan. Het zijn vooral de kustgebieden waar je dan “onze” wulpen moet zoeken. Langs de “vogelboulevard “op Texel kon je dagelijks tot wel 300 wulpen bij elkaar zien tijdens hoogwater. Nederland is zowel in als buiten de broedtijd van oudsher een belangrijk land voor de wulp.
|
De Toendrarietgans (Anser serrirostris) is in het winterseizoen vrij talrijk in ons land. Dat geldt in veel mindere mate voor zijn wat grotere “broer”, de Taigarietgans (Anser fabalis), die je in ons land maar heel spaarzaam tegenkomt. Het vergt echter veel ervaring om ze goed uit elkaar te houden. De hals en de snavel van de toendrarietgans is wat korter dan die van “Taiga”. Ook de hoeveelheid oranje op de snavel is wat minder bij de “Toendra”. Tijdens ons verblijf op Texel konden we genieten van honderden toendrarietganzen. Op de foto zijn twee toendrarietganzen in de vlucht te zien in gezelschap van twee grauwe ganzen (Anser anser). Let daarbij vooral op de vleugeltekening en snavel van beide soorten.
|
Net als bij de beide genoemde rietganzen komen er in ons land ook twee soorten Canadese ganzen voor, namelijk de Grote Canadese Gans (Branta canadensis) en de Kleine Canadese Gans (Branta hutchinsii). De kleine Canadese gans is van zijn grotere broer te onderscheiden door z’n kleinere, ronde kop, de kortere snavel en de kortere hals. Bovendien bestaat er een behoorlijk verschil in formaat. Het wordt in de vrije natuur een stuk lastiger als je een kruising tegenkomt tussen twee verschillende soorten, vaak uit hetzelfde geslacht. In de Markerwaard kon dit exemplaar worden vereeuwigd wat uiteindelijk een hybride bleek te zijn van een mengvorm tussen een kleine Canadese gans en een brandgans (Branta leucopsis).
|
De Smient (Mareca penelope) wordt niet zelden ook wel “fluiteend' genoemd. Dat heeft alles te maken met de kenmerkende roep. In ons land is deze fraaie eendensoort vooral een wintergast, alhoewel er soms ook wel een enkel paartje tot broeden overgaat. Met honderdduizenden komen ze uit Scandinavië en Siberië om hier de winter door te brengen. Ook op Texel waren ze in november met grote aantallen te zien. Het voedsel van smienten is plantaardig. Ze eten vooral gras, maar ook bladeren, zaden, plantenwortels en algen staan op het menu. Op de foto ziet u een kleurrijke woerd met op de achtergrond het veel soberder getinte vrouwtje.
|
In de meeste gevallen laten Torenvalken (Falco tinnunculus) zich niet zo gemakkelijk benaderen. Dit mannetje bleef echter doodgemoedereerd zitten. Het opschudden van de veren maakt duidelijk dat de vogel geen angst had voor de fotograaf. De mannetjes zijn herkenbaar aan de grijsblauwe kop, de roodbruine rug, de vleugels met donkere vlekken en de grijsachtige staart met zwarte eindband. Het hoofdmenu van deze valkensoort bestaat uit veldmuizen. Het gezichtsvermogen van torenvalken is uitzonderlijk goed ontwikkeld. Ze zijn zelfs in staat om urinesporen van hun prooidieren waar te nemen en te onthouden. Dat vergemakkelijkt het bemachtigen van de prooi. Torenvalken hebben jammer genoeg veel te lijden van bestrijdingsmiddelen. Veel jongen sterven voordat ze een jaar oud zijn.
|
Na de “grotere” jongens is het nu de beurt aan een beduidend kleinere soort; de Boomkruiper (Certhia brachydactyla). Met zijn lengte van amper 12 cm en hun verborgen leefwijze vallen ze nauwelijks op. Bovendien zijn hun camouflagekleuren perfect als ze tegen een stam omhoog klimmen. In tegenstelling tot de bruin gestreepte bovendelen is de onderzijde van een boomkruiper witachtig. Boomkruipers hebben een lange, sikkelvormige snavel. Boven het oog bevindt zich een lichte wenkbrauwstreep. Al deze kenmerken zijn goed te zien op bijgaande foto. Bij het klimmen wordt de staart als ondersteuning gebruikt. In tegenstelling tot de boomklever klimt de boomkruiper nooit naar beneden, maar altijd spiraalsgewijs langs de stam omhoog. Het mannetje en het vrouwtje zien er hetzelfde uit.
|
Voordat we overschakelen naar de illustere wereld van de schimmels eerst nog twee andere foto’s. Allereerst deze van een robuuste Reebok (Capreolus capreolus), die recht in de lens van de camera kijkt. Zolang je maar doodstil blijf staan en de wind uit de goede richting komt is zo’n opname met een telelens, uiteraard ook met een tikkeltje geluk, te maken. Het gezichtsvermogen van een ree is namelijk maar matig ontwikkeld. Ze zien onscherpe beelden met weinig scherptediepte en herkennen alleen grote objecten. De overige zintuigen zijn daarentegen wel goed ontwikkeld. Reeën zijn in het algemeen erg plaatstrouw en blijven vaak hun hele leven aan één bepaald territorium gebonden. Bokken verdedigen hun territorium tijdens de bronst sterk tegen andere bokken. Dan kan het er behoorlijk pittig aan toe gaan. In de winter zijn ze wat verdraagzamer.
In de herfst kan de bodem van een beukenbos bezaaid liggen met beukennootjes. Het ene jaar is overigens het andere niet. De Beuk (Fagus sylvatica) behoort net als de inlandse eik en de tamme kastanje tot de zogeheten napjesdragers. De verpakking van de nootjes is - zoals gezegd - een napje. Deze groeit uit de vrouwelijke bloemsteel. Binnenin het fluweelzachte napje ontwikkelen zich de beukennootjes. In elk napje zitten twee bruine driekantige nootjes Afgepeld zijn die heerlijk om op te eten. Eekhoorns, muizen, maar ook kepen zijn er ook dol op. De meest kunstzinnige fotograaf binnen onze gelederen heeft - zoals u kunt zien - een herfstlichtopname gemaakt van de ruwe bolsters, waar de nootjes in hebben gezeten.
De nu volgende foto is van dezelfde fotograaf, waarbij zijn oog viel op deze Gele Aardappelbovist (Scleroderma citrinum) met daarop een Bosaardslak (Lehmannia marginata). De gele aardappelbovist kun je aantreffen vanaf de zomer tot in het begin van de winter. De soort is giftig en komt zeer algemeen voor in ons land. Deze paddenstoel heeft wel wat weg van een aardappel en dankt daar zijn naam aan. De buitenkant van deze bovist is ruw en schubbig. De kleur varieert van geelachtig tot okerkleurig. De bosaardslak is een middelgrote naaktslak, die er lang en smal uitziet. Deze slak voedt zich niet alleen met algen en korstmossen, maar ook met . . . . . . paddenstoelen. Klopt dus.
|
De Berkenzwam of Berkendoder (Fomitopsis betulina) parasiteert - zoals de naam al aangeeft - logischerwijs op berken. Deze boomzwam groeit voornamelijk op dood, maar soms ook op levend hout. Feit is dat dat uiteindelijk de dood zal betekenen voor de (verzwakte) berk. De vruchtlichamen groeien trouwens het hele jaar door; kunnen behoorlijke proporties aannemen, maar zijn eenjarig. Hout dat door schimmels aan het rotten is, heeft vaak de geur van appeltjes. Onze jongste natuurfotograaf wist deze bekende zwam met velen tegelijk op een treffende manier vast te leggen.
De Sombere Honingzwam (Armillaria ostoyae) is een schimmel die behoort tot de plaatjeszwammen. Ze groeien vaak in bundels en zijn te vinden op de stam en op de wortelbasis van zowel loof- als naaldbomen. De soort lijkt op de echte honingzwam (Armillaria mellea), maar de laatste bezit onder het manchetkraagje een gele randzone en heeft hieronder geen donkere vlokjes. De “sombere” heeft daarentegen geen gele randzone maar wel donkere vlokjes, zoals te zien op bijgaande foto. Het afgebeelde exemplaar ziet er best bijzonder uit en is vastgelegd vanuit een laag standpunt. De soort staat te boek als wereldrecordhouder. In april 2000 werd namelijk in de Amerikaanse staat Oregon een sombere honingzwam ontdekt van naar schatting 2400 jaar oud. De bewuste zwam had een ondergronds mycelium van maar liefst 8,9 km². Het is daarmee het grootste organisme ter wereld!
Een minder spectaculaire status heeft de Levermelkzwam (Lactarius hepaticus), die je kunt vinden onder naaldbomen op voedselarm zand. De soort komt algemeen in ons land voor en behoort tot één van de ruim 50 soorten melkzwammen, die we in Nederland kennen. De hoed van deze zwam is fijn gekarteld en is leverkleurig tot grijzig-kastanjebruin van kleur. Het witte melksap, wat kenmerkend is bij melkzwammen, verkleurt bij deze soort langzaam naar een gelige tint. De smaak ervan is bitter en de geur onopvallend. Het is een plaatjeszwam met een stevig trechtervormig vruchtlichaam.
|
Een soort, die je eigenlijk alleen maar aan de kuststreek kunt aantreffen, is de Duinfranjehoed (Psathyrella ammophila). Daar trotseert dit paddenstoeltje in de duinen (tussen het helmgras) in weer en wind niet alleen het zout, maar ook het vele stuifzand. Vanwege de unieke standplaats is het één van de weinige franjehoeden, die je in het veld met enige mate van zekerheid op naam kunt brengen. Het uiterlijk van deze plaatjeszwam kan overigens nogal variabel zijn. Jonge exemplaren hebben een gewelfd hoedje, dat vaak maar net boven het zand uitsteekt. Nochtans zitten ze diep “geworteld” in het losse duinzand. Naarmate de paddenstoel ouder wordt, spreidt het hoedje zich en verkleurt via vaalbruin naar diep donkerbruin.
Eveneens te vinden in de duinen is de Viltige Aardster (Geastrum saccatum). Er zaten er maar liefst 7 bij elkaar in de buurt. Ze groeiden in de Geulduinen op Texel in een open, mosrijke omgeving. Voor deze soort moet de bodem wel kalkrijk zijn. Deze aardstersoort is onder andere herkenbaar aan het ongesteelde bolletje, de oker- tot bruingele kleur en het viltige oppervlak. Als gevolg van vergrassing van de duinen is er een afname te bespeuren. Dat is de reden waarom deze soort inmiddels op de Rode lijst van bedreigde paddenstoelen is verzeild geraakt. De viltige aardster vertoont overeenkomsten met respectievelijk a. de gekraagde aardster (Geastrum triplex), b. de slanke aardster (Geastrum lageniforme) en c. de gewimperde aardster (Geastrum fimbriatum).
|
We maken nu een switch naar de micropaddenstoelenwereld. In de Westerduinen nabij Den Hoorn (Texel) zaten welgeteld 31 Grote Speldenprikzwammetjes (Poronia erici) bij elkaar. Je kunt er honderd keer langs lopen en dan zie je ze nog niet; zo klein zijn ze. Dat het speldenprikzwammen zijn, zie je echter onmiddellijk als je er een loep boven houdt of door een macrolens kijkt. Het is een zogeheten ascomyceet die groeit op uitwerpselen, zoals paardenmest of konijnenkeutels. Verwarring met de kleine speldenprikzwam (Poronia punctata) is in dit geval mogelijk. De “kleine speldenprik” is kleiner en heeft normaliter minder prikgaatjes (< 25) dan de “grote” (> 25). Aan de hand van het aantal gaatjes houden we het derhalve op de Grote speldenprikzwam. Voor een zekere determinatie zou microscopische controle nodig zijn geweest
|
Het geslacht Chromocyphella kent 5 soorten. De bekendste hiervan is het afgebeelde Mosschelpje (Chromocyphella muscicola); wederom een piepklein paddenstoeltje. De soort doet zijn naam alle eer aan, want ze lijken inderdaad op witte minischelpjes en parasiteren op mos dat op bomen groeit. De mosschelpjes verraden hun aanwezigheid door kale plekken in het mos achter te laten. Niet zelden gebeurt dat in cirkels (net als bij heksenkringen), die wel een omvang kunnen hebben van een halve meter. Op de foto is de groei op het dode mos goed zichtbaar. De soort is lange tijd over het hoofd gezien en stond aanvankelijk als (zeer) zeldzaam te boek. Mede dankzij de huidige aandacht voor de paddenstoelen(fotografie) is die status intussen veranderd in matig algemeen.
|
Van de zogeheten knotszwammenfamilie komen in ons land 10 soorten voor. Zonder microscoop schijnt niet te bepalen te zijn met welke soort knotszwam we op bijgaande foto te doen hebben. De meest voor de hand liggende is de op het oog meest gelijkende Gele Knotszwam (Clavulinopsis helveola), temeer omdat deze in Nederland ook het vaakst voorkomt. Samen met de Sikkelkoraalzwam (Clavulinopsis corniculata) zijn dit de bekendste soorten uit deze familie. Wat de determinatie ook nog lastig maakt, is dat de gele knotszwam meerdere varianten kent.
|
Matig algemeen in ons land is ook de Witte Taailing (Marasmius epiphyllus). Dit tere en minuscule paddenstoeltje groeit in loofbossen op dode takjes of op de nerven van dode bladeren. Het hoedje is slechts een paar millimeter tot 1 centimeter breed en doorschijnend wit. Ook het steeltje is aanvankelijk wit, maar verkleurd bij het ouder worden naar geelbruin. De ver uit elkaar staande lamellen liggen als plooien straalsgewijs om de steel. Zo te zien is het exemplaar op de foto nog tamelijk vers. Deze tot de plaatjeszwammen behorende soort wordt slechts enkele centimeters hoog en is vooral te vinden op vochtige plaatsen
|
Een prachtige naam voor een andere dreumes is de zogeheten Kogelwerper (Sphaerobolus stellatus), die je onder andere kunt vinden op houtsnippers en rottend hout. Dit paddenstoeltje zit altijd met groepjes bij elkaar. Ze zijn - zoals gezegd - erg klein (pakweg 2 mm) en herkenbaar aan het “glazen kogeltje” dat in een soort schoteltje ligt. Bij rijpheid verkleuren deze kogeltjes van bruin naar zwart. Het kogeltje bevat de sporen en wordt weggeschoten als het schoteltje openklapt. Het is amper te geloven, maar het wegschieten gebeurt met zo’n kracht dat het kogeltje wel 4 meter hoog en vijf meter ver kan wegschieten. De benaming voor dit buikzwammetje is dus helemaal in orde.
|
Een hele bijzondere foto kon er deze maand worden gemaakt van hoogstwaarschijnlijk het Prachtsneeuwvlokje (Lepidoderma tigrinum). Hiervan zijn slechts een zeer klein aantal waarnemingen in ons land bekend. Het is een superkleine slijmzwam of myxomyceet, die niet veel groter is dan 3 mm en groeit op kruidachtige plantendelen. De naam slijmzwam mag in dit verband dan wel onaantrekkelijk klinken, maar de leden van deze groep produceren vruchtlichamen met een grote verscheidenheid aan vormen en kleuren en zien er doorgaans zeker niet lelijk uit. Slijmzwammen behoren overigens niet tot de paddenstoelen, maar worden hier wel vaak mee vereenzelvigd. Net als een paddenstoel planten ze zich namelijk voort door middel van sporen.
|
Na al het paddenstoelengeweld is het nu tijd voor een drietal landschapsfoto’s, tevens slotfoto’s van deze maand. We beginnen met een opname, gemaakt in het Witte Veen (Buurse), een circa 100 ha groot natuurgebied bestaande uit heide, bos en veen. Het is in beheer bij Natuurmonumenten en ligt tussen Buurse en de Duitse grens. Heel vroeger was het een groot hoogveengebied, waarvan jammer genoeg veel is afgegraven. Er resteert nog pakweg 40 hectare. Bloeiend veenpluis en eenarig wollegras staan waarschijnlijk garant voor de oorspronkelijke benaming van het gebied. Bijgaand een kijkje in het gebied met op de voorgrond een oerbeek.
|
Ook het Duivelshof tussen de Lutte en Losser is in beheer bij Natuurmonumenten. Dit natuurgebied bestaat uit heide, bos, akkers en grasland. De ingang tot het landgoed stond dit keer garant voor een fraai landschapsbeeld in november met op de voorgrond een onvervalst Twents landhek, gemaakt van inlandse eik. Kortom; de herfst in optima forma. Over het Duivelshof doen nog altijd mysterieuze verhalen de ronde. Volgens overlevering zou de landsheer in vroeger tijden zijn slecht betalende pachters soms hebben opgesloten in zijn kelders. Aannemelijker is echter dat de naam van het Duivelshof een verbastering is van het Duitse Tubil, welke ooit het erf (de hof) bewoond heeft.
|
We zijn begonnen met opnames, gemaakt op Texel. Daar sluiten we deze kalendersessie ook mee af. Zoals bekend mag worden verondersteld zijn er in november fraaie zonsondergangen te zien en natuurlijk ook te fotograferen. Niet vaak maak je echter mee dat de hemel als het ware in brand staat, zoals te zien op bijgaande foto. Al ruim voor zonsondergang leek het er al een beetje op dat het waarschijnlijk een mooie zonsondergang zou worden. En dan is het op een geschikte plek, zoals hier bij de Bol met z’n fraaie molen, geduldig wachten op de dingen die gaan komen. Dat het evenwel zo’n fraaie zonsondergang zou worden was niet verwacht, maar wel iets om heel enthousiast van te worden. Daarmee zetten we een punt achter november 2020. Op naar de laatste maand van 2020!
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Jaimey Wilbers, Laurents ten Voorde en Rinus Baaijens.
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Jaimey Wilbers, Laurents ten Voorde en Rinus Baaijens.
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.