natuurkalender november 2018
Ook de voorlaatste maand van het jaar is weer voorbij. We maken ons nu op voor de laatste maand van het jaar. Terugkijkend is het trouwens al weer 15 jaar geleden dat de natuurkalender binnen onze Vereniging voor het eerst het levenslicht zag. Hopelijk kunnen we daar nog in lengte van jaren mee doorgaan. Het verveelt eigenlijk nooit. Het schrijven van de toelichting bij de foto’s is niet alleen verhelderend voor anderen, maar zeker ook voor onszelf. Belangrijk is verder dat we actief blijven in het veld. Het is bovendien prettig om dit samen te doen.
De herfst van 2018 is samen met 2004 het zonnigste ooit geweest in Twente. Er werden maar liefst 465 zonuren gemeten. Tot pakweg 18 november was het weer opnieuw veel te zacht voor de tijd van het jaar. De zon scheen volop; het was kortweg gezegd een genot om er op uit te trekken. Op 06 november werd in Twente zelfs nog een temperatuur bereikt van ruim 18 ° C. Pas in de 2e helft van november verlieten we de dubbele cijfers en liep de temperatuur zienderogen terug. Op meerdere momenten kregen we te maken met nachtvorst en de dagtemperatuur werd vanwege de straffe oostenwind in week 4 niet veel hoger dan 3 tot 5 ° C. Koud, kil en grijs, dus. De laatste dagen van november verliepen regenachtig. Naar het zich laat aanzien lopen de temperaturen thans evenwel weer in snel tempo op.
In de categorie vogels laten we u dit keer afbeeldingen zien van pestvogel, torenvalk, kraanvogel, watersnip en witgat. Je zou het voor november wellicht niet verwachten, maar er werden zelfs dagvlinders als atalanta en gehakkelde aurelia geportretteerd, evenals een grote wintervlinder en een kromzitter(beide nachtvlinders). Daarnaast werd een rouwmug en een gal van de eikengalwesp gefotografeerd. Zoogdieren hebben we deze keer ook. Getoond worden afbeeldingen van eland en wisent. Aan de wereld van de paddenstoelen werd dit keer de meeste aandacht besteed. De volgende soorten werden vereeuwigd: spaanderfranjehoed, brandplekbundelzwam, paarse korstzwam, kroontjesknotszwam, gewimperde aardster, knolparasolzwam, grote sponszwam, donzige mycena, helmmycena, linzenknotsje en knopschimmel. We sluiten af met een tweetal herfstbeelden.
Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. Vergeet ook nu niet om de overige rubriekfoto’s te bekijken. Daar zit ook weer veel mooi materiaal bij. Kwestie van de link onderaan aan te klikken.
We beginnen eerst maar eens met een vijftal vogelsoorten.
De herfst van 2018 is samen met 2004 het zonnigste ooit geweest in Twente. Er werden maar liefst 465 zonuren gemeten. Tot pakweg 18 november was het weer opnieuw veel te zacht voor de tijd van het jaar. De zon scheen volop; het was kortweg gezegd een genot om er op uit te trekken. Op 06 november werd in Twente zelfs nog een temperatuur bereikt van ruim 18 ° C. Pas in de 2e helft van november verlieten we de dubbele cijfers en liep de temperatuur zienderogen terug. Op meerdere momenten kregen we te maken met nachtvorst en de dagtemperatuur werd vanwege de straffe oostenwind in week 4 niet veel hoger dan 3 tot 5 ° C. Koud, kil en grijs, dus. De laatste dagen van november verliepen regenachtig. Naar het zich laat aanzien lopen de temperaturen thans evenwel weer in snel tempo op.
In de categorie vogels laten we u dit keer afbeeldingen zien van pestvogel, torenvalk, kraanvogel, watersnip en witgat. Je zou het voor november wellicht niet verwachten, maar er werden zelfs dagvlinders als atalanta en gehakkelde aurelia geportretteerd, evenals een grote wintervlinder en een kromzitter(beide nachtvlinders). Daarnaast werd een rouwmug en een gal van de eikengalwesp gefotografeerd. Zoogdieren hebben we deze keer ook. Getoond worden afbeeldingen van eland en wisent. Aan de wereld van de paddenstoelen werd dit keer de meeste aandacht besteed. De volgende soorten werden vereeuwigd: spaanderfranjehoed, brandplekbundelzwam, paarse korstzwam, kroontjesknotszwam, gewimperde aardster, knolparasolzwam, grote sponszwam, donzige mycena, helmmycena, linzenknotsje en knopschimmel. We sluiten af met een tweetal herfstbeelden.
Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. Vergeet ook nu niet om de overige rubriekfoto’s te bekijken. Daar zit ook weer veel mooi materiaal bij. Kwestie van de link onderaan aan te klikken.
We beginnen eerst maar eens met een vijftal vogelsoorten.
Alhoewel we in de maand oktober reeds een groepje van 7 Pestvogels (Bombycilla garrulus) hebben laten zien, zijn er ook opnames gemaakt op de eerste dag van november. Uit de vele foto’s, die er op deze dag van deze weinig schuwe vogels zijn gemaakt, is bijgaand exemplaar (in de vlucht) uitverkoren. Let er eens op hoe diepe vleugelslagen de vogel maakt. Veel andere natuurfotografen hebben de afgelopen weken eveneens foto’s gemaakt van deze gewilde soort. Ieder heeft zo zijn eigen voorkeurfoto’s. Op genoemde datum waren de 7 aanwezige vogels geregeld in het luchtruim te vinden, op zoek naar vliegende insecten. Dat kan natuurlijk alleen bij zacht herfstweer. Daarvan was op deze dag zeker sprake. Zo nu en dan zochten ze ook dat ene speciale morellenboompje op in een woonwijk te Ootmarsum. Ze pakten dan snel een kers en vlogen er direct mee weg om deze daarna in een naburige boom op te “slokken”. De afgebeelde vogel had zich overigens even afgezonderd van de groep en liet zich de lijsterbessen aan de overkant van de straat goed smaken om daarna vliegend terug te keren naar de rest van de groep.
|
Het blijft een fascinerend gezicht om Torenvalken (in dit geval een adult mannetje) te zien “bidden”. Het zijn ware luchtacrobaten, hangend in de lucht met de kop in de wind en de staart gespreid; spiedend naar hun favoriete prooisoort: de veldmuis. Jonge torenvalken hebben het in hun eerste winter erg moeilijk. Vanwege honger en uitputting en niet te vergeten het geringere voedselaanbod legt helaas circa 60 % vroegtijdig het loodje. Het gezichtsvermogen van torenvalken is uitzonderlijk goed ontwikkeld. Het schijnt dat torenvalken zelfs urinesporen van veldmuizen kunnen waarnemen en onthouden. Dat vergemakkelijkt het bemachtigen van de prooi.
|
Kraanvogels (Grus grus) vliegen met gestrekte hals. Dit in tegenstelling tot reigers, die hun hals intrekken. Bijgaande opname is gemaakt tijdens onze jaarlijkse kraanvogelexcursie naar Duitsland. Dat levert in november vrijwel altijd mooie opnames op van deze aansprekende vogelsoort met zijn kenmerkende geluid. Het waren er dit jaar overigens beduidend minder dan voorgaande jaren. Kraanvogels zijn in de regel vrij schuw en gaan vaak al op grote afstand op de wieken. Soms heb je geluk en vliegen ze een poosje met je mee, zoals in de onderhavige situatie. Vaak worden kraanvogels niet eens op zicht opgemerkt, maar dan nog zijn ze vaak al van grote afstand te horen. Prachtige trompetterachtige geluiden maken ze; een genot om naar te luisteren!
|
Bij de oprichting van onze Vereniging in 1983 stond de Watersnip (Gallinago gallinago) binnen ons gebied nog te boek als broedvogel in klein aantal. Nu 35 jaar later komen we ‘m als broedvogel in Twente alleen nog tegen in enkele natuurreservaten. In de rest van Twente zijn ze eigenlijk alleen nog maar te zien tijdens de trek. Vanuit de kijkhut (Oelemars Losser) kon een groepje van drie van nabij worden gevolgd tijdens hun zoektocht naar voedsel. Op sommige momenten foerageerden ze op nog geen vier meter afstand van de hut. Het afgebeelde exemplaar “liep bijkans de lens binnen”. Pas van dichtbij zie je hoe lang z’n snavel wel niet is. Daarmee zoeken ze voedsel op de tast in de bovenlaag van de bodem, maar ook tussen de bladeren. Goed te zien was in welk tempo de snavel verticaal in de bodem werd gestoken. Naast de lange snavel zijn ook de opvallende strepen op kop en rug goed zichtbaar.
|
Wat bij de ene situatie wel direct lukt en bij de andere pas na verloop van tijd, is veelal een kwestie van geduld. Dat was onder meer het geval bij deze Witgat (Tringa ochropus). Gewoon wachten tot deze binnen fotografeerafstand komt. Als het dan lukt, geeft dat extra veel voldoening. Het witgatje is één van de weinige steltlopertjes, die je in de winter in het binnenland kunt tegenkomen. In zachte winters is hun aantal groter dan in strenge winters. In tegenstelling tot veel andere steltlopers kun je ze eigenlijk praktisch het hele jaar door in ons land aantreffen. Niet zelden vind je ze in sloten of langs grotere wateren met slikrandjes. Ze vertonen veel overeenkomsten met oeverlopers, maar missen onder meer de inham bij de vleugelboeg. Beide soorten leven over het algemeen solitair.
|
Niet alleen libellen, maar ook dag- en nachtvlinders, kunnen niet zelden nog tot laat in het jaar actief worden waargenomen. Bijgaand bijvoorbeeld een opname van een Gehakkelde Aurelia (Polygonia c-album) gefotografeerd op 08 november j.l. Vorig jaar werden er tot in december nog waarnemingen gedaan van deze soort. Dat is alleen mogelijk als het niet al te sterk begint te winteren. Wist u trouwens dat er dagvlinders zijn, die er een echte winterslaap op na houden? Traditioneel zijn dat vier soorten. Dat zijn achtereenvolgens dagpauwoog, kleine vos, citroenvlinder en ook de gehakkelde aurelia. Alle vier soorten kruipen weg op beschutte plekken en wachten op de eerste voorjaarsdagen om actief te worden en zich daarna voort te planten. Daar waar dagpauwogen en kleine vossen vaak zoeken naar een beschutte plek in schuurtjes, zolders en bunkers, overwinteren citroenvlinders en gehakkelde aurelia’s vooral in struiken en takkenbossen.
|
Een andere dagvlinder, die in november kon worden geportretteerd, betreft de Atalanta (Vanessa atalanta). Het is zo te zien nog een “vers” exemplaar. Van oudsher kennen we deze soort uitsluitend als trekvlinder, die niet in staat is om hier te kunnen overwinteren. Tot enkele jaren geleden wisten we niet beter dan dat ze in het najaar naar zuidelijker streken vlogen om zich daar voort te planten. In het voorjaar konden we dan weer nakomelingen uit het zuiden verwachten. Kennelijk onder invloed van de klimaatveranderingen worden er echter steeds vaker atalanta’s gezien, die niet wegtrekken, maar blijven. Ze kunnen weliswaar tegen een stootje, maar strenge vorst overleven ze niet. In tegenstelling tot de hiervoor genoemde vier dagvlindersoorten zijn ze namelijk niet in staat om over te schakelen tot een winterslaap. Zo af en toe zullen ze in de winter “bij moeten tanken”. Er bloeit in die tijd echter niet al te veel. Nochtans ziet een aantal toch elk jaar kans om te overleven. Vorig jaar februari werden er bij waarneming.nl bijvoorbeeld nog ruim honderd exemplaren gemeld.
|
Bij de enige supermarkt in ons dorp blijven ’s nachts de gevellichtjes branden. Dit gecombineerd met de ruwe, tevens lichte gevelstructuur oefent kennelijk op meerdere soorten nachtvlinders een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Vooral in november kon je overdag op de muur dan ook tientallen vlinders aantreffen. Niet alleen de boodschappentas, de lege flessen maar ook de camera’s gaan om die reden dan ook geregeld mee bij het boodschappen doen. Dat levert zo nu en dan wel verbaasde gezichten op bij het winkelende publiek, maar ~ zoals steeds ~ went alles snel. Dat leverde op enig moment deze Kromzitter (Asteroscopus sphinx) op; een uiltje dat gemakkelijk te herkennen is aan het harige borststuk en de lengtestreeppatronen in de vleugel. Ook deze soort vliegt laat in het jaar. De naam is afgeleid van de gekromde houding, die de rups er op na houdt.
Lichtbronnen bij tankstations trekken eveneens veel nachtvlinders aan. Let er maar eens op. Tijdens een tankbeurt kon in mijn woonplaats ook de Grote Wintervlinder (Erannis defoliaria) worden gefotografeerd. Deze spannersoort komt redelijk algemeen in ons land voor en doet z’n naam alle eer aan, want ze vliegen in één generatie van begin oktober tot laat in december. Reeds vroeg in de avond tot ruim na middernacht komen de mannetjes op licht af; soms in grote aantallen tegelijk. Dat geldt overigens niet voor de vrouwtjes. Die zijn namelijk vleugelloos en kunnen niet vliegen. Vleugelstompjes hebben de dames echter wel. Het is om die reden lastig om de vrouwtjes op te sporen.
|
Alhoewel er in Nederland meer dan 130 soorten Rouwmuggen (Sciaridae) voorkomen, verdeeld over 20 geslachten, worden er maar zelden opnames van deze soort(en) gemaakt. Niet alleen het grote aantal soorten, maar ook het kleine formaat en het ontbreken van Nederlandse namen zal voor menige natuurfotograaf een stap te ver zijn. Om aan soorten een naam toe te kennen is in veel gevallen bovendien genitaal onderzoek noodzakelijk. Als mensen piepkleine vliegjes in huis hebben, die niet afkomstig zijn van de fruitschaal of de GFT-bak, dan heb je vrijwel zeker te maken met piepkleine rouwmuggen. Vaak komen ze thuis tevoorschijn uit potgrond met dode wortels. In de vrije natuur zijn ze te vinden op plekken met rottend organisch materiaal. Dat kan zijn op rottend hout, maar ook op in ontbinding verkerende paddenstoelen, zoals op bijgaande foto. |
Met uitzondering van het natuurpark in Lelystad zul je nergens anders in Nederland Elanden (Alces alces) aantreffen. Medio juni werd in deze semi-natuurlijke omgeving zelfs een kalfje geboren. Dat brengt het aantal elanden hier op vijf. Er liepen al drie vrouwtjes en één mannetje rond. Elandkoeien hebben een draagtijd van pakweg 8 maanden. Bij de geboorte weegt een kalfje al snel 15 tot 16 kilo. Binnen een maand is het lichaamsgewicht reeds verdubbeld. Ondanks hun formaat laten de dieren zich in het park maar heel weinig zien. Ze hebben immers een groot territorium ter beschikking. Elanden behoren tot de hertachtigen. Het is het grootste hert binnen deze familie. Een elandstier kan wel 800 kilogram zwaar worden. Die beur je zo een, twee drie nog niet op. Ooit kwam de eland ook in ons land voor, maar dan moeten we wel 1000 jaar terug in de tijd. Misschien dat daarvoor de teletijdmachine (uit de strip van Suske en Wiske) nog eens van zolder kan worden gehaald.
|
De kleine roodgroene appeltjes die je in het najaar aan de onderzijde van eikenbladeren kunt aantreffen, zijn gallen. In de volksmond worden ze daarom ook wel galappels genoemd. Ze hebben dan ook veel weg van kleine appeltjes. De galappel is in feite de woekering van een plant, wat veroorzaakt wordt door een parasiet. Dit zijn meestal insecten die hun eieren in de plant leggen. De gallen dienen niet alleen als behuizing voor de larve, maar ook als voedsel. Waarschijnlijk huist in de afgebeelde gal een larve van de Eikengalwesp (Cynips quercusfolii). Dit wespje is amper vier millimeter groot. De gallen van deze galwesp hebben een doorsnee van circa 2 cm. Ter info: De wetenschap die zich met gallen bezighoudt, wordt cecidologie genoemd.
|
In hetzelfde natuurpark is het ook mogelijk om Wisenten (Bison bonasus) te aanschouwen en ~ met wat geluk ~ voor de lens te krijgen. De wisent is één van de twee nog resterende bizonsoorten in de wereld. De andere is de alom bekende Amerikaanse bizon. Samen met de yak is het het grootste nog levende zoogdier van Europa. Honderd jaar geleden was deze diersoort bijna uitgestorven, maar dankzij allerlei beheermaatregelen en inspanningen van organisaties gaat het de wisent gelukkig weer wat beter. Wereldwijd bestaan er thans 7000 van deze bedreigde soort. Dit jaar zijn er 8 kalfjes geboren in het natuurpark. Dankzij een uitgebalanceerd fokprogramma kunnen er tegenwoordig zelfs weer dieren worden uitgezet in de vrije natuur.
|
We maken nu een sprongetje naar de paddenstoelen; in dit geval naar de franjehoeden. Dit zijn veelal tere en “langgesteelde” plaatjeszwammen, die bij droogte of vocht sterk van kleur kunnen veranderen. Op de foto ziet u een heel “leger” aan mogelijke Spaanderfranjehoeden (Psathyrella marcescibilis). Zekerheid voor wat betreft de determinatie kunnen we u helaas niet geven. Dat kan alleen na microscopisch onderzoek. En daarvan is in dit geval geen sprake geweest. De spaanderfranjehoed is niet alleen nauw verwant aan de krulzoomfranjehoed (Psathyrella involuta), maar lijkt er ook veel op. Deze soort is in een later stadium herkenbaar aan de vaak iets omgekrulde rand. Alleen al in Nederland komen trouwens bijna 100 soorten franjehoeden voor. Lastig om die allemaal uit elkaar te houden.
|
Afgebeeld is hier de Paarse korstzwam (Chondrostereum purpureum), die ook wel wordt aangeduid als purperkorstzwam en loodglansschimmel. De laatste benaming dankt deze algemene soort aan het feit dat deze verantwoordelijk wordt gesteld voor de zogeheten loodglansziekte bij kersenbomen. Fruittelers zijn er daarom niet blij mee. De paarse korstzwam heeft door z’n plakkaatvorm wel wat weg van een elfenbankje, maar de kleurtekening past er absoluut niet bij. De randen van deze opvallende paddenstoel zijn golvend en roze-wit donzig behaard. De onderzijde is glad en bruinachtig van kleur. Je treft ze niet alleen aan op verse stammen en stronken van loofbomen, maar ook als parasiet op levende bomen en struiken.
|
In Nederland werd de Kroontjesknotszwam (Artomyces pyxidatus) pas in 2007 ontdekt. Foto’s van drie jaar eerder tonen evenwel aan dat de soort toen al in ons land voorkwam. Nochtans zijn ze vrij zeldzaam. Ze worden gevonden op dood hout van zowel abeel, wilg als populier en lijken enigszins op rechte koraalzwammen (Ramaria stricta). Ook die groeit op dood hout en heeft rechtopstaande, vertakkingen. Deze laatste is echter niet zo wit en vaak kleiner dan de kroontjesknotszwam. Het verschil in beide soorten zit ‘m echter vooral in de structuur van de vertakkingen. Bij de veel algemenere rechte koraalzwam ontbreken de ”kroontjes”. Deze zijn op bijgaande foto goed zichtbaar. De kroontjesknotszwam behoort bovendien niet tot de familie van de koraal-, maar tot de oorlepelzwammen.
|
De volgende paddenstoel, die we u willen laten zien, is de zogeheten Knolparasolzwam (Chlorophyllum rhacodes); een parasolzwam met een opvallende knol onderaan de steel. Zoals op de foto te zien, is de hoed van deze zeer algemene plaatjeszwam aanvankelijk bolvormig, waardoor deze met wat fantasie wel wat weg heeft van een trommelstokje. De hoed kan uiteindelijk wel een diameter van 15 cm bereiken. Als er beschadiging optreedt kleuren zowel de steel als de lamellen roodbruin. Regelmatig kom je ze tegen in zogeheten heksenkringen. Verwarring is mogelijk met zowel de grote- als de tuinparasolzwam. Daar heeft men sinds kort de Giftige Knolparasolzwam (Chlorophyllum venenatum) aan toegevoegd.
|
Nederland kent 19 soorten aardsterren. De meest algemene is de gekraagde aardster. Iets minder algemeen is de Gewimperde Aardster (Geastrum fimbriatum). Naar Europese begrippen is deze laatste waarschijnlijk de meest algemene aardster. Hier ziet u ‘m op de foto met 8 zogeheten “gewimperde” slippen. Dat kan overigens variëren van 5 tot tien slippen. Het is - wat men noemt - een echte bosaardster, die je moet zoeken op zandgrond. De soort laat zich zien van eind augustus tot in november op zowel voedselarme als voedsel- en kalkrijke grond. De onrijpe zwam zit half in de grond en heeft wel iets weg van een ui. De beige-witte vruchtlichamen zelf hebben een diameter van twee tot vijf centimeter.
|
En dan nu een foto van de Grote Sponszwam (Sparassis crispa). De naam van deze zwam is goed gekozen, omdat deze soort, die groeit op de wortels van naaldbomen, daadwerkelijk lijkt op een grote (bad)spons. Ze zijn weliswaar niet zeldzaam in ons land, maar erg dik gezaaid zijn ze nu ook weer niet. De sponszwam is eetbaar maar laat ‘m a.u.b. staan, zodat een ander er ook (met de ogen) van kan genieten. Bovendien staan wij het plukken van paddenstoelen uit de vrije natuur voor consumptiedoeleinden niet voor. Grote sponszwammen kunnen behoorlijk groot worden tot wel 40 – 50 cm in doorsnee. In het Engels worden ze Cauliflower mushroom, oftewel bloemkoolzwam genoemd. En daar valt ook wel iets voor te zeggen.
|
Ooit wel eens gehoord van de Brandplekbundelzwam (Pholiota highlandensis)? Wij aanvankelijk (ook) niet, totdat op een brandplek bijgaande paddenstoelen werden ontdekt en er natuurlijk foto’s van zijn gemaakt. Het is een zogeheten plaatjeszwam met een oranjebruine gebolde hoed. Het is in dit geval niet moeilijk te bedenken waar de naamgeving vandaan komt. Ze groeien meestal in groepen op plekken waar hout (met name coniferen en heide) is verbrand. Er bestaan maar liefst 50 soorten paddenstoelen, die allemaal op brandplekken groeien. Hiertoe behoren onder meer de brandplekinktzwam (Coprinus angulatus), de Zwarte brandplekbekerzwam (Plicaria anthracina) en de violette brandplekbekerzwam (Peziza subviolacea). Al deze zogeheten brandplekpaddenstoelen vervullen door het verteren van verbrand hout- en houtskoolresten een belangrijke rol in de voorbereiding van nieuw plantenleven.
Mycena’s hebben een gewelfde- tot klokvormige hoed met (doorschijnende) gestreepte randen en bleke lamellen. Een goed kenmerk is dat ze bij het rijper worden niet naar binnen omkrullen. De steel is over het algemeen dun en ze dragen geen “manchet”. Sommige mycenasoorten hebben melksapbuizen in de steel. Als deze doorbreken komt er een wit of rood sap naar buiten. Ze zien er altijd sierlijk uit. Op deze foto ziet u een close-up van de zogeheten Helmmycena (Mycena galericulata). De helmmycena tref je vooral in groepjes aan op boomstronken. In de herfst zijn ze doorgaans talrijk, maar je kunt ze in principe het hele jaar door tegenkomen. Als ze beschadigd raken geven ze een meelgeur af.
|
Alleen al in ons land komen circa 100 soorten mycena’s voor, verdeeld over 2 geslachten. Ongeveer 80 hiervan worden gerekend tot het geslacht Mycena. Mycena’s behoren tot de zogeheten plaatjeszwammen. Beide geslachten kennen zowel kleine als middelgrote paddenstoelen. Afgebeeld is de zogeheten Donzige Mycena (Mycena amicta), die vooral in verrijkte en voedselrijke naaldbossen op de hogere zandgronden voorkomt. Ze zijn te vinden op strooisel, maar ook op stronken en takken. Ook in de duinen komt de donzige mycena vrij algemeen voor. Zo nu en dan worden ze ook aangetroffen in loofbossen. Bij deze foto zou je kunnen denken aan dauwdruppeltjes op misschien wel ijshaar of zo u wilt haarijs. In werkelijkheid is het evenwel de Knopschimmel (Spinella fusiger), een piepklein zwammetje met een vruchtlichaam (knopje) van 1 mm doorsnede. De knopschimmel parasiteert op de hoedjes van andere paddenstoelen. Ze zitten geregeld op kleinere soorten plaatjeszwammen, zoals de roestvlekkenmycena (Mycena zephirus ). Aanvankelijk zijn de “knopjes” doorschijnend wit, maar naargelang de rijping vordert, verkleuren ze naar zwart. De steeltjes zijn ook minuscuul klein en kunnen 5 tot 15 mm lang worden. Ook die zien er - zoals zichtbaar op de foto - waterig en wit doorschijnend uit. |
Een eveneens heel fragiel en bodembewonend paddenstoeltje is het Linzenknotsje (Typhula phacorrhiza). Ze hebben een enigszins draadvormig hockeystickachtig uiterlijk en komen als saprotroof algemeen voor op afgevallen bladeren en humus van loofbomen; met name op populier, beuk en wilg. Vaak zijn ze in grote groepen te vinden in bossen en parken op vochtige, voedselrijke bodems. Het woord saprotroof wordt in de paddenstoelenwereld vaak gebezigd. Kortweg gezegd is het een organisme dat z’n voedingsstoffen verkrijgt uit dood materiaal. Zoals u kunt zien is het een fotogenieke soort.
|
Vlakbij Delden ligt het landgoed Twickel wat bijna 700 jaar oud is en een oppervlakte heeft van maar liefst 3400 ha. Kenmerkend op het landgoed is het kasteel Twickel. Verder kent het gebied 147 historische boerderijen, 2 watermolens, een watertoren en een houtzagerij. Dit alles gelegen in een kleinschalig coulisselandschap wat zo kenmerkend is voor Twente. Op Twickel gaan cultuur en natuur hand in hand. Het landgoed is voor het grootste deel opengesteld voor het publiek. Men heeft volop gelegenheid om er van te genieten. Bijgaand een landschapsfoto waarop de laatste herfstkleuren van het Twickel te zien zijn.
|
Hoe mooi het kan zijn op het landgoed Twickel is niet in enkele foto’s te vatten. Daar heb je een heel boekwerk voor nodig. Als je alleen al let op de historische en bezienswaardige monumenten in het gebied, dan kun je heel wat opnames maken. Het enorme landgoed biedt veel natuurlijke variatie. Je treft er zowel uitgestrekte loof- en naaldbossen aan, maar ook moeras- en heidegebieden, akkers, weilanden en landerijen. Je kunt er dan ook mooie fiets- of wandeltochten maken. De laatste foto van november geeft een heel andere herfstimpressie dan de vorige. Er zullen in de toekomst ongetwijfeld meer opnames volgen uit dit gebied. Met deze info sluiten we de novembersessie af.
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Selva Wilbers-Wijering, Laurents ten Voorde en Rinus Baayens
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Selva Wilbers-Wijering, Laurents ten Voorde en Rinus Baayens
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.