natuurkalender november 2017
De maand november ligt weer achter ons. Nog één maand en dan kunnen we de jaarkalender weer omslaan. Zowel oktober als november heeft op paddenstoelengebied vaak veel te bieden, hetgeen ook in deze kalendermaand het geval was. We hebben ook nu weer menige soort uit het rijk der schimmels op de gevoelige plaat gezet. Achtereenvolgens laten we u kennis maken met soorten, die er wel hele bijzondere namen op na houden, zoals: azaleaknopvreter, geel nestzwammetje, gewone botercollybia, muizenstaartzwammetje, peervormig draadwatje, schotelkluifzwam, winterhoutzwam en witte taailing.
Ook de vogels krijgen in deze kalenderrubriek weer ruimschoots de aandacht. Deze maand hebben we ons oog laten vallen op: bosuil, goudvink, grote Canadese gans, koperwiek, kraanvogel, paarse strandloper, patrijs (2 x), roodborst en waterpieper. Verder hebben we voor u een eekhoorn op een vogelvoederplek, een druppel aan een mosknop en twee foto’s met herfsttinten. De resterende foto’s tenslotte hebben betrekking op een drietal zonsondergangen.
Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. Vanwege allerlei omstandigheden is het aantal gemaakte opnames in november beperkt gebleven. Ook de vele regendagen hebben ons parten gespeeld. Uiteraard hebben we de gebruikelijke 25 natuurkalenderfoto’s (met toelichting), wel weer voor u in petto, maar het aantal overige recente foto’s is beduidend minder dan u van ons gewend bent. Dat laat onverlet dat ook deze opnames ons inziens de moeite van het bekijken waard zijn. Ook bekijken dus.
We beginnen deze natuurkalender allereerst met een achttal opnames uit het schimmelrijk.
Ook de vogels krijgen in deze kalenderrubriek weer ruimschoots de aandacht. Deze maand hebben we ons oog laten vallen op: bosuil, goudvink, grote Canadese gans, koperwiek, kraanvogel, paarse strandloper, patrijs (2 x), roodborst en waterpieper. Verder hebben we voor u een eekhoorn op een vogelvoederplek, een druppel aan een mosknop en twee foto’s met herfsttinten. De resterende foto’s tenslotte hebben betrekking op een drietal zonsondergangen.
Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. Vanwege allerlei omstandigheden is het aantal gemaakte opnames in november beperkt gebleven. Ook de vele regendagen hebben ons parten gespeeld. Uiteraard hebben we de gebruikelijke 25 natuurkalenderfoto’s (met toelichting), wel weer voor u in petto, maar het aantal overige recente foto’s is beduidend minder dan u van ons gewend bent. Dat laat onverlet dat ook deze opnames ons inziens de moeite van het bekijken waard zijn. Ook bekijken dus.
We beginnen deze natuurkalender allereerst met een achttal opnames uit het schimmelrijk.
Een paddenstoel, die we in de winterperiode kunnen tegenkomen is de zogeheten Winterhoutzwam (Polyporus brumalis). Deze zwam is aanvankelijk houtbruin van kleur, maar verbleekt sterk naarmate hij langer staat. De soort groeit vooral op afgevallen takken en stronken van loofbomen, niet zelden in de buurt van berken. Ook tref je ze aan bij andere loofhoutsoorten als els, eik en beuk. De hoed van deze eveneens algemene soort is fijn viltig geschubd. Het vruchtvlees is taai en leerachtig. NMV’ers gebruiken liever het woord sporendrager in plaats van vruchtlichaam. Oppervlakkig gezien lijkt deze soort op een boleet, maar groeit - zoals gezegd - op hout, vaak met meerdere exemplaren bij elkaar. Na een fikse regenbui ziet zo’n paddenstoel er ons inziens een stuk fotogenieker uit.
|
In een sfeervolle “omlijsting” is deze (Gewone) Botercollybia (Rhodocollybia butyracea) in het zuiden van ons land op de gevoelige plaat vastgelegd. Deze hoedzwam komt zeer algemeen en verspreid in ons land voor. Midden op de hoed van deze bruin tot gelig bruine paddenstoel valt meteen de bultvorming op. De vettige glans op de hoedhuid is eveneens een belangrijk kenmerk om de soort op naam te brengen. De steel verbreedt zich, zoals op de foto te zien, naar de basis toe geleidelijk. Ze komen vaak voor in strooisel van loof- en naaldbos; niet zelden in grote aantallen of in heksenkringen.
|
Ondanks het feit dat er geen microscopisch onderzoek heeft plaats gevonden, zijn wij van mening dat bijgaande soort is aan te merken als Schotelkluifzwam (Helvella macropus). Ook deze kluifzwam komt algemeen in ons land voor en behoort tot de zogeheten bekerzwammen en aanverwante soorten. Alleen al van de Helvella familie komen er 20 soorten voor in ons land. Verwarring is evenwel mogelijk met de Gladstelige schotelkluifzwam (Helvella fibrosa) en de Grote schotelkluifzwam (Helvella queletii). Schotelkluifzwammen zijn vrijwel uitsluitend in loofbossen te vinden.
|
Na de wat grotere paddenstoelen schakelen we nu over naar beduidend kleinere soorten. Daartoe behoort zonder twijfel ook het Gele Nestzwammetje (Crucibulum crucibuliforme). Takjes, houtsnippers en onder de grond liggend hout kun je overal tegenkomen, zelfs in je eigen tuin. Daarop kun je zo maar opeens dit minuscule zwammetje aantreffen. Ze zijn zo klein dat veel mensen ze niet eens opmerken. Pas als je ze van heel nabij bekijkt, zie je de “nestjes met de eitjes”, want daar hebben ze veel van weg. De “eitjes “worden tijdens regenval uit het “nestje” geslingerd. Op deze manier worden de sporen verspreid. Om aan te geven hoe klein ze zijn, is ter vergelijking een muntje van 10 cent bij de zwammetjes gelegd.
|
Nog zo’n peuter uit het schimmelrijk, die overigens wel wat meer opvalt, is de Witte Taailing (Marasmius epiphyllus). Het hoedje van deze taaie rakker, die bestand is tegen uitdroging, is niet veel groter dan 3 tot 10 mm. De kleur hiervan is wit tot crèmekleurig. Dit plaatjeszwammetje is verder straalsgewijze geplooid en vliezig. Je kunt ze zowel op de bodem als op hout aantreffen. Ze zijn vrij algemeen in loofbossen. Verwarring is mogelijk met de Tengere Beukentaailing (Marasmius setosus) en de Beukentaailing (Marasmius wynnei). De laatste is een zeldzame saprofiet, die als kwetsbaar op de Rode Lijst staat.
|
In de categorie minuscule paddenstoelen past ook dit Muizenstaartzwammetje (Baeospora myosura). Deze piepkleine zwammetjes groeien op kegels, zoals op deze foto mooi te zien is. Meestal zitten er meerdere exemplaren op één kegel. Dat kunnen kegels zijn van zowel dennen als sparren. De steel van dit zwammetje is veel langer dan de diameter van de hoed. Het bovenste deel van de steel is fijn bepoederd; het onder de grond zittende deel heeft afstaande, stijve haren. Daar heeft de soort dan ook zijn of haar naam aan te danken. Ook de melksteelmycena en enkele kegelzwammen groeien op kegels van naaldbomen.
|
Het Peervormig Draadwatje (Trichia decipiens) is een zeer klein formaat slijmzwammetje, die je vooral aan de onderzijde van dikke liggende stammen kunt aantreffen. Het is overigens een myxomyceet, welke niet tot de paddenstoelen wordt gerekend. Hoewel hun uiterlijk sterk aan schimmels doet denken, vormen ze een aparte groep. Voor deze soort is microscopische controle nodig voor een zekere determinatie. Het rijpingsproces van deze slijmzwam kan maandenlang aanhouden, zodat ze in verschillende groeistadia kunnen worden aangetroffen. Op bijgaande foto is zo’n beetje de derde groeifase te zien. Ze lijken dan wel wat op minuscule oranje ballonnetjes op een steeltje. Ingeval van rijping zien ze er overigens heel anders uit. Ze hebben dan harige gele pruikjes, die er uitzien als watjes. Daar heeft de soort dan ook zijn naam aan te danken.
De Azaleaknopvreter (Pycnostysanus azaleae) is een schimmel die voorkomt op de knoppen van de Rhododendron. Als de knoppen er zwartbruin beginnen uit te zien, zijn ze zeer waarschijnlijk aangetast door deze schimmel. Het oppervlak is dan helemaal bezet met zwarte kleine bolletjes op steeltjes, zoals te zien op bijgaande foto. De van origine uit Noord Amerika afkomstige Rhododendroncicade (Graphocephala fennahi) legt haar eitjes in de knoppen, die hierdoor worden aangetast. De schimmels zorgen er vervolgens voor dat de bloem zich niet verder kan ontwikkelen. De knoppen worden aanvankelijk bruin, daarna blauwgrijs en uiteindelijk zwart.
|
Al heel wat jaren - vooral met oostenwind - mogen we in Twente meeprofiteren van de kraanvogeltrek over Duitsland. Dit jaar bleven de aantallen evenwel ver achter bij voorgaande jaren. Ook in de Diepholzer Moorniederung, waar bijgaande opname is gemaakt, waren dit jaar veel minder Kraanvogels (Grus grus) te zien. De hoogste aantallen werden in de eerste week van november geteld, waarbij de telgegevens nog geen 48000 exemplaren opleverden. Meer dan eens benaderden in het recente verleden de tellingen wel 70 tot 80.000 vogels. Dat betekent overigens niet dat het met de kraanvogel snel bergafwaarts gaat. Andere trekroutes, langer blijven “hangen” bij de broedlocaties geven in dit geval een vertekend beeld. Op een landweggetje kon dit ouderpaar, met in hun midden een juveniele vogel, worden vereeuwigd.
Eindelijk kon deze maand weer eens een Patrijs (Perdix perdix) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Deze hoenderachtige is inmiddels in ons land een ernstig bedreigde vogel geworden. In het monotone agrarische landschap met voornamelijk maïs en grasland, zonder bloemen en kruiden, heeft deze soort nauwelijks nog iets te zoeken. Maar liefst 90 procent van de patrijzenpopulatie is de afgelopen decennia dan ook verdwenen. Ooit eens scharrelden er honderdduizenden van deze veldhoenders op de Nederlandse akkers rond. Hoeveel dat er anno 2017 nog zijn is de vraag. In ons verenigingsbied zijn dat er in ieder geval nog maar heel weinig. Gelukkig worden er sinds kort op meerdere plekken in ons land initiatieven ondernomen om de patrijs te redden van de ondergang. Ook binnen onze Vereniging willen we daaraan meedoen. De subsidieaanvraag hiervoor is evenwel nog niet gehonoreerd.
|
In de regel besteden we in onze natuurkalender slechts één foto aan een bepaalde soort. Voor de sterk bedreigde Patrijs (Perdix perdix) maken we in dit specifieke geval evenwel een uitzondering. Op de vorige foto zag u een statige foto van een mannetje, waarop het kenmerkende omgekeerde hoefijzer op de buik goed zichtbaar is. Op bijgaande foto zien we gelukkig zelfs een ouderpaar met twee jongen. Alhoewel het aantal nakomelingen niet bepaald overhoudt, zijn we al lang blij dat ze dit jaar jongen hebben groot gebracht. Als we de leefomstandigheden en het leefgebied voor deze oerhollandse soort weer wat zouden kunnen opkrikken dan is er in de nabije toekomst wellicht weer uitbreiding mogelijk. Wat zou het mooi zijn om weer in een aantal potentieel geschikte gebieden bloemrijke graanranden, struweelhagen, kruidenrijke graslanden voor deze soort te kunnen aanleggen.
|
Het kostte heel wat minder moeite om deze Grote Canadese Ganzen (Branta canadensis) voor de lens te krijgen. Zoals op de foto te zien zijn het statige vogels, die hier met z’n zevenen bij elkaar zwemmen. De Canadese gans is weliswaar een uitheemse soort (van origine afkomstig uit: Noord-Amerika, Canada en Alaska), maar mag ook al geruime tijd bogen op een inheemse status. Al in 1951 werden in ons land broedgevallen van deze exoot in het wild gevonden. Tot in de ‘80 er jaren van de vorige eeuw werden deze dieren successievelijk afgeschoten. Vanaf 1987 wordt dit evenwel niet meer gedaan en weet deze grote ganzensoort sindsdien zijn verspreidingsgebied snel uit te breiden. De soort kruist nogal eens met andere ganzen, waardoor je in de vrije natuur allerlei mengvormen kunt tegen komen. Het meest opvallende bij deze ganzensoort is de witte halsvlek.
|
Zo kom je in geen jaren Paarse Strandlopers (Calidris maritima) tegen en nu al twee keer in korte tijd en dat relatief kort na elkaar. Deze arctische gast moet je evenwel niet in het binnenland zoeken, maar aan de kust. Deze weinig schuwe soort werd dan ook vereeuwigd in Lauwershaven. Grappig om te zien is dat de vogel als het ware op zijn tenen gaat staan om de situatie goed te kunnen overzien. De kenmerkende gele poten en geeloranje snavelbasis, in combinatie met de heel licht gebogen snavel, zijn op de foto goed te zien. We komen ze in ons land vooral tegen in de buurt van basaltblokken, langs dijken, pieren en strekdammen. Niet zelden zijn ze in gezelschap van steenlopers.
|
Een andere wintergast uit het “hoge Noorden” is de Koperwiek (Turdus iliacus), die met zijn kastanjebruine ”oksels” en lichte oogstreep duidelijk verschilt van zijn neefje, de zanglijster. Deze kenmerken vallen op bijgaande foto goed op. Koperwieken trekken vooral in oktober en maart door ons land. Je kunt ze met name aantreffen in weilanden; niet zelden in gezelschap van hun grotere neven; de kramsvogels. De landelijke aantallen zijn hartje winter gewoonlijk niet groot. Dat hangt overigens samen met de aard van het winterweer. Koperwieken zijn voorts echte nachttrekkers en zijn verzot op bessen. Dit exemplaar foerageert op Amerikaanse vogelkers en moet er wel wat moeite voor doen.
|
Recentelijk heeft één van de Bosuilen (Strix aluco) uit de directe woonomgeving van samensteller dezes het leven gelaten door zich jammer genoeg tegen een raam te pletter te vliegen. Het dier krijgt echter een tweede leven middels het museum Natura Docet Wonderryck Twente. Met de afgebeelde bosuil (uit Losser) is evenwel niets mis. Ondanks z’n toegeknepen ogen (het is immers een nachtdier) ontgaat ‘m ook overdag niet veel, ook al lijkt dat wellicht niet zo. Hij of zij vindt het heerlijk om op z’n favoriete stekkie te genieten van een weldadig zonnetje. Als je voorzichtig genoeg bent, laat deze uilensoort die veel wijsheid wordt toegedicht, zich zelfs gemakkelijk portretteren. Wist u trouwens dat er van deze soort drie kleurvarianten bestaan, te weten een grijze, een donkerbruine en een roestrode variant?
|
De vogeltrek om elders te overwinteren vindt normaliter plaats van Noord naar Zuid. Een soort, die evenwel van Zuid naar Noord trekt, is de Waterpieper (Anthus spinoletta). Deze onopvallende piepersoort verlaat in de herfst en winter de hoge bergweiden in Midden Europa en trekt dan in behoorlijke aantallen noordwaarts. Van oktober tot eind maart kunnen er dan ook vele duizenden waterpiepers in ons land worden aangetroffen. Zo ook dit exemplaar wat in de buurt van het Drentse Oranjedorp op de gevoelige plaat kon worden vastgelegd. De soort is van z’n tweelingbroertje, de graspieper (althans in de winter), te onderscheiden door z’n gele ondersnavel en de lichtere en geringere hoeveelheid strepen op de rug.
|
Als we de wetenschappelijk naam van de Goudvink (Pyrhula pyrrhula) zouden gaan vertalen, dan komen we zo ongeveer uit op: “De vuurrode”. Dat klopt dus aardig, althans voor wat betreft het mannetje, zoals te zien op deze foto. Het goud heeft in dit geval niets te maken met de kleur van het verenkleed. Goud moet je in dit verband meer zien als een onovertroffen vinkensoort, die net als in de sport door de mens op het hoogste treetje is geplaatst. Goudvinken hebben weliswaar een opvallend uiterlijk, maar gedragen zich daarentegen erg onopvallend. Ze houden er namelijk een verborgen leefwijze op na en laten zich bovendien nauwelijks horen.
|
Een vogel fotograferen met tegenlicht is weer eens iets anders, zeker als het gaat om een goed herkenbare vogel als de Roodborst (Erithacus rubecula). Het geeft ons inziens in de onderhavige situatie gewoon meer sfeer. Bovendien zijn de contouren van de vogel op de foto mooi te zien. De afbeelding hoefde dan ook nauwelijks te worden uitgesneden. Tegenlichtopnames van vogels komen het beste tot hun recht met een mooie egale achtergrond. Dat kan bijvoorbeeld open water zijn of, zoals in dit geval, de lucht. Bij deze opname is bewust gekozen om het onderwerp af te beelden in een geheel zwart silhouet. De één vindt het mooi en de ander is er wat minder van gecharmeerd. Smaken verschillen nu eenmaal, maar wij zijn er content mee.
|
Veel (natuur)fotografen worden op allerlei manieren geïnspireerd door water. Water kent immers vele verschijningsvormen, zoals strand en zee, een waterval, regen en reflecties in water of ijs. Elke zichzelf respecterende fotograaf probeert wel eens foto’s te maken van (regen)druppels. Dat kan een druppel aan een takje of bloem zijn of een vallende druppel. Het fotograferen van druppels is een mooie manier om verschillende technieken te leren en creatieve fotovaardigheden te ontwikkelen. In dit geval betreft het een macro-opname van een doorschijnende druppel aan een mosknop. Best wel bijzonder, toch!
|
Een Eekhoorn (Sciurus vulgaris) in de tuin is altijd leuk om te zien, vooral als ze zich niet al te schuw gedragen. Ze zijn geliefd vanwege hun aaibare uiterlijk en mooie pluimstaart en bezoeken graag voederplekken voor vogels. Daar pikken ze heel wat pinda’s in en komen geregeld terug om hun wintervoorraad verder aan te vullen. Het is grappig om te zien hoe ze gebruik maken van allerlei "verstopplekjes". Per plekje worden vaak niet meer dan twee tot vier nootjes verstopt, waarna er weer een nieuwe plek wordt opgezocht. Veel voedsel wordt ook ingegraven. Ze vinden hun voorraadjes evenwel wonderwel terug met hun sterke reukvermogen. Niet zelden “ontfermen” andere dieren (muizen, ratten, maar ook gaaien en eksters) zich overigens over deze verstopplekjes. Op de foto ziet u “onze” vrijwel dagelijks aanwezige eekhoorn, die zich aan een pindaslinger tegoed doet.
|
November is net als oktober toch vooral een herfstmaand bij uitstek. Als je van mooie warme herfstkleuren houdt, dan is dat dé tijd om naar buiten te gaan met de camera. In het najaar neemt namelijk de lichtintensiteit van de zon af, waardoor er steeds meer bladverkleuring optreedt. Het is een fenomeen dat voorkomt bij tal van bladverliezende bomen en struiken. In een tijdsbestek van amper enkele weken verandert het landschap dan ook langzaam maar zeker in een reeks van allerlei kleuren. Deze kunnen behoorlijk variëren; van geel tot oranje en rood, met daarnaast allerlei tinten bruin. Een beukenbos, zoals in dit geval op het Twickel leent zich in deze tijd van het jaar prima voor een shot met mooie zachte herfsttinten.
|
Opnieuw een foto met herfsttinten, maar dan één met zonnestralen. Alhoewel het fotograferen met veel zon en / of tegenlicht niet altijd de beste keuze is, pakt dat bij deze foto echter juist goed uit. Dat heeft in dit geval te maken met de compositiekeuze op een plek in het bos, waarbij je als het ware kijkt naar twee afzonderlijke “aaneengeplakte” foto’s. Zou de zon meer naar links of rechts in beeld zijn gebracht, dan was of het ene deel te donker en het ander deel te licht zijn geworden. Door het tegenlicht komen de zachte bruinoranje en groene kleuren op deze foto mooi naar voren. Bij deze foto is overigens gebruik gemaakt van de automatische witbalansinstelling. Dat wil in een contrastrijke omgeving nogal eens verkeerd (te donker) uitpakken. Met een daglicht-, bewolking- of flitslichtinstelling zijn doorgaans natuurgetrouwere foto’s te maken. Wat nog wel eens vergeten wordt, is dat er bij grauw weer ook mooie foto’s te maken zijn. Elk weertype heeft immers zijn voor- en nadelen.
Zoals uzelf kunt constateren zit er bij deze foto, die gemaakt is in het Buurserzand, genoeg variatie in de wolken. Dat de zon even tevoren is ondergegaan geeft de omgeving warmere kleuren. Alles ziet er heel contrastrijk uit, mede omdat er voor gekozen is om de “grillige” houtwal op de achtergrond nadrukkelijk bij de afbeelding te betrekken. Dit is nu zo’n foto waarbij je al snel verwijst naar het gezegde: “Avondrood brengt mooi weer aan boord”.
|
Nu we toch in het kleurrijkere deel van de natuurkalender zijn aanbeland, laten we u tot slot nog drie zonsondergangen zien, gemaakt door evenveel fotografen. U mag zelf beoordelen welke opname het beste past bij uw persoonlijke voorkeur. De eerste foto is gemaakt bij de Grote Rietplas in Drenthe, waarbij de zon net zo’n beetje ondergaat achter een dik pak wolken. Helaas was er op dat moment net iets te weinig variatie in de wolken, maar dat heb je nu eenmaal niet in de hand. Als je goed kijkt zie je op het water en in de lucht zelfs nog heel veel vogels, ook al zijn het maar hele kleine stipjes.
|
Bij de laatste foto van deze natuurkalender stond de Deldeneresch centraal. De fotograaf heeft in dit geval - niet geheel ten onrechte - gekozen voor het maken van een panoramafoto. Daarbij is niet alleen meer van de omgeving te zien, maar worden ook meer kleuren en vormen toegelaten in de foto. Let alleen al eens op het landweggetje, de solitaire bomen en het laatste lichteffect van de zon, die net onder is. Met deze drie behoorlijk van elkaar verschillende zonsondergangkeuzes sluiten we de natuurkalender van november 2017 af. Op naar de laatste maand van het jaar!
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.