natuurkalender mei 2024
Mei 2024 is intussen de boeken ingegaan als een kletsnatte maand. Er viel zelfs ruim twee keer zoveel regen als normaal. Zeer waarschijnlijk wordt het zoveelste weerrecord gebroken. Zoals het er nu naar uitziet wordt mei 2024 vrijwel zeker de natste meimaand; ooit gemeten. Daarnaast was het deze maand ook nog eens uitzonderlijk zacht.
Er viel ondanks de vele regen in de natuur van alles te beleven en te fotograferen. Het was sneu dat een aantal van ons om uiteenlopende redenen helaas geen fotomateriaal kon aanleveren. De overige natuurfotografen hebben evenwel gezorgd voor veel extra foto’s.
Met 16 foto’s krijgt de vogelwereld dit keer de meeste aandacht. Gefotografeerd werden: kluut, drieteenstrandloper, torenvalk, visdief, scholekster, grutto, steltkluut, flamingo, knobbelzwaan, zomertaling, ralreiger, maskerklauwier, blauwe rotslijster, izabeltapuit, kneu en grauwe vliegenvanger.
De vlinder- en libellenrubriek staan dit keer garant voorsoorten als: bont dikkopje, kleine ijsvogelvlinder en venwitsnuitlibel. Een viertal andere insecten, die de revue passeren zijn: driehoek eendagsvlieg, basterdzandloopkever, behaarde bijenwolf en schaakbordlieveheersbeestje.
We sluiten af met moeraskartelblad en een “ lachende“ eekhoorn. Nu eerst maar eens een 16-tal vogelsoorten.
Er viel ondanks de vele regen in de natuur van alles te beleven en te fotograferen. Het was sneu dat een aantal van ons om uiteenlopende redenen helaas geen fotomateriaal kon aanleveren. De overige natuurfotografen hebben evenwel gezorgd voor veel extra foto’s.
Met 16 foto’s krijgt de vogelwereld dit keer de meeste aandacht. Gefotografeerd werden: kluut, drieteenstrandloper, torenvalk, visdief, scholekster, grutto, steltkluut, flamingo, knobbelzwaan, zomertaling, ralreiger, maskerklauwier, blauwe rotslijster, izabeltapuit, kneu en grauwe vliegenvanger.
De vlinder- en libellenrubriek staan dit keer garant voorsoorten als: bont dikkopje, kleine ijsvogelvlinder en venwitsnuitlibel. Een viertal andere insecten, die de revue passeren zijn: driehoek eendagsvlieg, basterdzandloopkever, behaarde bijenwolf en schaakbordlieveheersbeestje.
We sluiten af met moeraskartelblad en een “ lachende“ eekhoorn. Nu eerst maar eens een 16-tal vogelsoorten.
We beginnen de maand met een tweetal fotografische hoogstandjes. Eén van onze natuurfotografen houdt ervan om te experimenteren. De foto van deze Kluut (Recurvirostra avosetta) kwam tot stand door de camera op meervoudige opnames (4 opnames) te zetten en bij de instelling te kiezen voor een donkere instelling. Hierdoor komen de zwarte partijen naar voren. Tijdens het fotograferen van deze steltlopersoort is met de camera een lichte beweging gemaakt, waardoor het lijkt dat er tegelijkertijd meerdere exemplaren zijn gefotografeerd. In werkelijkheid gaat het echter maar om één enkel exemplaar. Om het geheel nog beter tot z’n recht te laten komen, is de opname in de nabewerking omgezet naar zwartwit. Het leek ons een keer leuk om u met deze bijzondere vorm van fotografie kennis te laten maken.
|
Ook de 2e opname mag er ons inziens wezen. In dit geval gaat het om een foto van een groepje Drieteenstrandlopers (Calidris alba), die net als de vorige foto op Texel is gemaakt. Het betreft in dit geval een zogeheten HighKey opname, waarbij het afgebeelde tafereeltje 2,7 stops is overbelicht. Door deze toepassing valt de zee op de achtergrond volledig weg en krijg je een hele heldere foto. Probeer het maar eens uit. De drieteenstrandloper is uniek onder de strandlopers, omdat hij de achterteen mist, vandaar de naamgeving. In de winter is de soort overwegend wit, wat hem de wetenschappelijke naam "Calidris alba" heeft opgeleverd. Alba betekent immers wit. Deze dribbelaars zijn vooral bekend van het strand, waar ze in groepjes voedsel zoeken en snel wegrennen voor aanrollende golven.
|
Op Texel werd ook deze langs vliegende Torenvalk (Falco tinnunculus) gefotografeerd. De bruine staart, de bandering op de rug en de bruinige kop maken dat dit een vrouwtje is. Mannetjes zijn herkenbaar aan de grijsblauwe kop, de roodbruine rug, de vleugels met donkere vlekken en de grijsachtige staart met zwarte eindband. Torenvalken zijn ware luchtacrobaten en staan vooral bekend om het “bidden voorafgaand aan de maaltijd”. Ze hangen daarbij in de lucht met de kop in de wind en de staart gespreid. Op deze wijze staan ze klapwiekend en spiedend naar hun favoriete prooisoort (de veldmuis) vrijwel stil in de lucht. Het gezichtsvermogen van torenvalken is uitzonderlijk goed ontwikkeld. Het schijnt dat torenvalken zelfs urinesporen van veldmuizen kunnen waarnemen en onthouden. Dat vergemakkelijkt natuurlijk het bemachtigen van de prooi.
|
Een andere vogelsoort, die eveneens bekend staat om zijn “bid- en vooral duikgedrag” is de Visdief (Sterna hirundo). Voor veel natuurfotografen is het, net als de vorige soort, een geliefd foto-object. Een aandoenlijk moment wat deze maand kon worden vastgelegd, betreft het aanbieden van een visje aan de partner. Mannetjes bieden geregeld visjes aan het vrouwtje aan om hun liefdesband te versterken. En vrouwtjes op hun beurt laten zich graag verleiden met zo’n lekker hapje. Visdiefjes zijn niet alleen aan de kust en boven zee aan te treffen. Deze sternsoort heeft zich eveneens aan het leven in het binnenland aangepast, Daar jagen ze vooral boven visrijke slootjes en grotere binnenwateren, zoals in dit geval de Grote Rietplas nabij Emmen. Broeden doen ze voornamelijk in kolonieverband; het liefst op een eilandje om op die manier gevrijwaard te zijn van bodempredatoren. Ze maken daarnaast veelvuldig gebruik van de bescherming in andere kolonies, zoals die van kokmeeuwen
|
Op een ander Waddeneiland, namelijk Schiermonnikoog, kon dit vredige plaatje worden gemaakt van een broedende Scholekster (Haematopus ostralegus) temidden van bloeiend Engels gras. Deze weidevogelsoort heeft ruim een halve eeuw optimaal kunnen profiteren van de rijkdom van het wad en van de goed bemeste weilanden. Dit alles is de laatste 10 tot 15 jaar duidelijk anders geworden. Net als bij alle andere weidevogelsoorten is ook bij de “bonte piet” sprake van een overduidelijke afname. Er bereiken eenvoudigweg veel te weinig jongen het volwassen stadium. Een niet onaanzienlijk deel van de scholeksterpopulatie broedt tegenwoordig op platte daken met grint. Zulks is mogelijk omdat scholeksters hun jongen voeren, in tegenstelling tot bijvoorbeeld grutto, kievit, tureluur en wulp. Daardoor vormt de scholekster op tweeërlei wijze het buitenbeentje binnen de groep weidevogels
|
Het voortbestaan van de Grutto (Limosa limosa) hangt in ons land aan een zijden draadje, ook al wordt er steeds meer aandacht besteed aan het behoud van deze soort. Gelukkig bestaan er in ons land toch nog plekken waar gunstige voorwaarden aanwezig zijn voor weidevogels. Deze opname van de koning van de weidevogels kon bijvoorbeeld worden gemaakt in Noord Holland bij het dorpje Twisk. Zowel hier als in het naburige dorpje Oostwoud vlogen ons geregeld links en rechts de grutto’s om de oren, ten teken dat er jongen in de buurt waren. De gruttoman op de foto hield overduidelijk de wacht en liet zich gewillig portretteren. In 2008 hebben we dit boegbeeld van de weidevogels in onze verenigingsnaam opgenomen. Niet uit luxe, maar vooral omdat het slecht gaat met deze soort. Nederland dient in meerdere opzichten internationale verantwoordelijkheid voor deze steltloper te dragen
|
Qua lange stelten kan de voorgaande soort niet wedijveren met deze Steltkluut (Himantopus himantopus). Zoals uzelf kunt zien heeft deze vogel uitzonderlijk lange poten met daarnaast ook nog eens een lange priemsnavel. Aanvankelijk was het een tamelijk zeldzame broedvogel in ons land, maar kennelijk onder invloed van de opwarming van de aarde, vindt deze nauwe verwant van de kluut zich steeds meer thuis in ons land. We stomen inmiddels in de waterrijke gebieden op naar circa 100 broedparen. Eén van die plekken is het Zuidlaardermeer, waar deze foto is gemaakt tijdens een verenigingsexcursie. Zoals u kunt zien zijn het gracieuze zwart-witte vogels. De vrouwtjes hebben wat bruinige tinten op rug en vleugels. Bij mannetjes is de kleur in- en inzwart. Het betreft in dit geval aldus een mannetje. Overigens kan de hoeveelheid zwart op kop en nek bij beide geslachten zeer variabel zijn.
We hebben in de kalendermaand nóg een “langbenige” soort voor u weten te vereeuwigen. Zoals is te zien, gaat het om een tweetal Flamingo’s (Phoenicopterus roseus), die zich op 24 mei j.l. ophielden in het Haaksbergerveen. Beide vogels waren voorzien van een ring. Daardoor weten we - aan de hand van het ringnummer ZV42 - dat de rechtervogel geboren is in 2006. De vogel links op de foto droeg het ringnummer ZV64. Hiervan is bekend dat het een vogel is die op dezelfde locatie is geboren; evenwel een stuk later, namelijk 2017. Het is bovendien geen loepzuivere soort, omdat de vogel is voortgekomen uit een kruising tussen een “gewone” flamingo met een Caribische flamingo (Phoenicopterus ruber); kortom een hybride. De vogels horen thuis in het Zwillbrocker Venn (vandaar de letters ZV), net over de grens in Duitsland. Daar broeden ze al sinds 1982. De kolonie op deze locatie - met pakweg 40 vogels - is indertijd ontstaan uit verwilderde vogels, die zijn ontsnapt uit gevangenschap.
|
Tijdens ons verblijf in Noord Holland kon ook deze aandoenlijke foto worden gemaakt van een tweetal donskuikens van de Knobbelzwaan (Cygnus olor), die dicht tegen elkaar aan lagen en genoten van het zonnetje. Wat de situatie uitzonderlijk maakte, was dat het ouderpaar er maar liefst 8 jonkies op na hield. Standaard zijn het er maar 5 – 7. Uitzonderingen bevestigen ook nu weer de regel. De jongen blijven een heel jaar bij hun ouders. Voor vogels is dat uitzonderlijk lang. De jongen verlaten overigens wel spoedig het nest en kunnen na 4 tot 5 maanden vliegen. De ouders dragen hun jongen, zoals bij futen, af en toe op de rug. Ze worden door beide ouders verzorgd. Knobbelzwanen gaan niet graag op de wieken, omdat hen dat te veel energie kost. Als dat toch nodig is, hebben ze een behoorlijke “aanloop over het water“ nodig, alvorens als echte KLM ‘ers op te stijgen
|
Ook geen alledaagse soort is de Zomertaling (Spatula querquedula), die deze maand kon worden gefotografeerd in het Ochsenmoor in de buurt van de Dümmersee (Duitsland). Deze talingsoort is een echte trekker. De soort overwintert ten zuiden van de Sahara, onder meer in de Sahel. De vogels keren doorgaans pas in maart terug; het zijn er echter steeds minder. Het gaat met deze fraaie eendensoort dan ook allesbehalve goed. Op de foto is een mannetje afgebeeld, die onder andere herkenbaar is aan de lichte sikkelvormige streep boven het oog. Zomertalingen zoeken met hun snavel “slobberend” in het water voedsel, zoals larven, waterkevers, waterslakken, schietmotten en wormen. Als broedvogel doet hij het in ons land niet goed. Onderzoek heeft uitgewezen dat de soort de afgelopen decennia met meer dan 95 % heeft ingeboet! De zomertaling houdt van kleinschalige plassen en sloten in drassige wei- en hooilanden. Belangrijk is een natte, kruidenrijke vegetatie, waarbij de waterkwaliteit ook nog eens goed moet zijn
|
Een soort, die we vergeefs in ons land moeten zoeken, is de Maskerklauwier (Lanius nubicus). Voor zover bekend is de soort slechts één keer in ons land waargenomen. Deze waarneming dateert van 03 januari 2016 op Terschelling. Ook in de rest van West Europa is deze klauwiersoort niet of nauwelijks te vinden. Daarvoor moet je toch echt naar warmere landen als Turkije, Griekenland en het Midden Oosten. Het is een hoofdzakelijk zwart-witte klauwier met oranjekleurige flanken. Het afgebeelde exemplaar is overduidelijk een mannetje. Maskerklauwieren hebben een wat kleinere snavel dan gebruikelijk voor klauwieren. Het is zo’n soort, die je graag tijdens dit soort reizen wilt zien en nog liever op de gevoelige plaat wilt vastleggen.
|
We laten u nu een viertal foto’s zien, die alle in mei in Turkije zijn gemaakt tijdens een natuur- annex vogeltrip. Eerst maar eens deze Ralreiger (Ardeola ralloides). Deze relatief kleine, geelbruine reigersoort lijkt qua postuur wel wat op een ral, waarmee meteen de wetenschappelijke naam is verklaard. Alhoewel er de laatste jaren steeds vaker ralreigers in ons land worden waargenomen, is en blijft het toch een zeldzaamheid. In Turkije daarentegen kun je ze op heel veel plekken tegenkomen en erg schuw zijn ze doorgaans niet. Nochtans is het ook voor Europese begrippen een tamelijk schaarse soort. Kenmerkend bij ralreigers zijn de geheel witte vleugels, die je echter pas ziet als ze op de wieken gaan. Daarvan was in de huidige situatie geen sprake. Een klein deel van de populatie overwintert in het Midden-Oosten. Het merendeel overwintert evenwel in het noordelijk deel van Afrika
|
Dat laatste geldt zeker ook voor de Blauwe Rotslijster (Monticola solitarius). Ook dat is een prachtige soort, die je graag op je vogellijstje wilt aankruisen. Vooral het blauwe mannetje, zoals op de foto, is bijzonder fraai van kleur. Afhankelijk van het licht varieert de blauwe kleur van het verenkleed van grijs, lei- tot helderblauw. De vleugels en de staart zijn zwart. Het vrouwtje is donkerbruin, gebandeerd en veel minder fraai. Het is een bijzonder schuwe vogel, die zich heel lastig laat fotograferen. Vaak bevinden ze zich bovendien op zeer moeilijk bereikbare plekken. Ze zijn daarnaast ook weinig algemeen. Omdat de Europese blauwe rotslijster standvogel is, zijn er weinig waarnemingen van dwaalgasten in Noordwest-Europa. Nederland kent drie gedocumenteerde waarnemingen
|
De 4e Turkse vertegenwoordiger uit deze kalendersessie is de Izabeltapuit (Oenanthe isabellina); voor ons land een dwaalgast, afkomstig uit zuidoost Europa en Azië. Alhoewel de Izabeltapuit veel lijkt op het vrouwtje van de “gewone” tapuit, zijn er toch enkele karakteristieke verschillen. Ze zijn zandkleurig en lichter; hebben een zwart duimvleugeltje en een geelbruine oorstreek. Dat zie je niet bij de (gewone) tapuit. Ze vallen verder op door hun rechtopstaande houding. Izabeltapuiten hebben bovendien meer zwart op de staart. Mannetjes en vrouwtjes verschillen onderling nauwelijks van elkaar. We kennen deze vogel inmiddels redelijk goed vanwege meerdere natuurtrips naar Oost Europa en westelijk Azië. In Nederland werd de eerste waarneming van deze soort gedaan in 1996 en nadien volgden nog vier gevallen, alle in de periode eind augustus - november.
|
Een opmerkelijke foto is die van een Grauwe Vliegenvanger (Musciapa striata) die (waarschijnlijk) zijn toevlucht heeft gezocht in een voormalig spechtennest. Dat is weer eens wat anders dan in een half open nestkastje. Nu kom je wel vaker vreemde nestlocaties van deze insecteneter tegen, zoals in kerstkransen, bloempotten, e.d. Een natuurlijke broedlocatie, als op de foto, doet het in onze beleving eigenlijk veel beter. Grauwe vliegenvangers zijn eigenlijk weinig opvallende vogels; de “striping” op kruin en borst niet meegerekend. We krijgen ze het meest te zien, zittend op hun vertrouwde uitkijkpost. Vanaf deze zitplek zitten ze voorbijvliegende insecten bij voortduring “achter de broek”. Dat kunnen zowel vliegen, bijen, hommels, wespen als vlinders zijn. Maar hoe moet dat te zijner tijd, als het niet goed blijft gaan met onze insecten
Een soort, die zich in ons land gelukkig behoorlijk aan het herstellen en aan het uitbreiden is, is de Kleine IJsvogelvlinder (Limenitis camilla). Van oudsher is Twente één van de bolwerken van deze uitgesproken bosvlinder, die zich het beste thuis voelt in gevarieerde bossen met zowel donkere, vochtige, beschaduwde als zonnige delen. Vaak zijn ze aan te treffen op bloeiende braamstruiken (zoals ook in dit geval), terwijl de rupsen zijn aangewezen op kamperfoelie. De zwartbruin gekleurde vlinder is goed herkenbaar aan de brede witte band op de bovenkant van de vleugels. Omdat ze veel vliegen in een doornige omgeving, is het lastig een puntgaaf exemplaar op de gevoelige plaat te krijgen. Bij dit exemplaar is gelukkig (nog) geen vliegschade te ontdekken. De vlinder was er dan ook behoorlijk vroeg bij. De meeste kleine ijsvogelvlinders worden meestal pas rond vaderdag (half juni) waargenomen.
We hebben nog wat andere insecten voor u in petto. Een soort, die geen lang leven is beschoren, is de afgebeelde Gewone Haft oftewel de Driehoekeendagsvlieg (Ephemera vulgata). Ze brengen het overgrote deel van hun bestaan als nimfen door in het water. De volwassen dieren kunnen niet eten en leven meestal slechts enkele uren. Deze tijd wordt ten volle benut om te paren. De dieren komen namelijk vaak tegelijkertijd massaal uit, waarna er grote zwermen te zien zijn. Deze zwermen worden gevormd door de mannetjes. De grotere vrouwtjes zoeken deze zwermen op, paren meteen en zetten korte tijd later de eitjes af op en in het water. Haften of eendagsvliegen hebben een slank en teer lichaam. In rust krommen ze hun achterlijf naar boven. De aanwezigheid van haften duidt op een goede waterkwaliteit. In ons land komen circa 40 soorten eendagsvliegen voor.
|
Nog even terug naar ons eigen land voor de laatste 2 uitverkoren vogelsoorten van deze maand. Allereerst deze Kneu (Linaria cannabina), die in ons land jammer genoeg behoorlijk in aantal achteruit. Steeds minder geschikt voedsel, schaarste aan geschikte broedplekken en open leefgebieden eisen hun tol en het zijn zulke heerlijke kwetteraars. Tien jaar geleden deden de “Common Linnets” (Engels woord voor kneutjes) het voortreffelijk tijdens het Eurosongfestival, dat geldt evenwel niet voor de kneu. Op de foto is een tweedejaars mannetje afgebeeld, welke nog niet geheel en al op kleur is. De karmijnrode borst is er al wel, maar het rode “petje” op het voorhoofd ontbreekt nog. Het beestje werd “betrapt” bij het oppeuzelen van de zaadjes van madeliefjes. Leuke foto, toch!
Na al het “vogelgeweld” nu aandacht voor een tweetal dagvlindersoorten, te beginnen met dit Bont Dikkopje (Carterocephalus palaemon). Het beestje kon op 13 mei j.l. worden gefotografeerd in de Grote Peel. Het is maar en klein vlindertje, die helaas als vrij zeldzame standvlinder te boek staat. Deze dikkopjessoort vliegt namelijk nog in twee gescheiden gebieden. Enerzijds is dat Noord-Brabant en Midden-Limburg en anderzijds het oostelijke deel van de Achterhoek en Twente. Vliegen doen ze van half mei tot half juni in één generatie. De vlinder voedt zich onder meer met nectar van echte koekoeksbloem en braam. De mannetjes zijn actieve vliegers en maken veel snelle en korte vluchten om een paringsbereid vrouwtje te vinden. In onze omgeving is de soort weliswaar schaars, maar niet zeldzaam.
Vlinders en libellen worden vaak in één adem genoemd. Daarom nu aandacht voor de Venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia). Het is een kleine, donkere witsnuitlibel met kleine achterlijfsvlekken. De soort komt in Nederland vrij algemeen voor. Op de foto is een vrouwtje afgebeeld, die in het Bargerveen kon worden vereeuwigd. De soort heeft in het verleden lang op ons verlanglijstje gestaan. De eerste foto’s zijn pas acht jaar geleden gemaakt. Nu maken we er bijna jaarlijks foto’s van. In ons land komen 5 soorten witsnuitlibellen voor. Naast de afgebeelde soort zijn dat de Noordse, de sierlijke, de gevlekte en de Oostelijke witsnuitlibel. De laatste ontbreekt helaas nog in onze fototheek en is uiterst zeldzaam. De venwitsnuitlibel lijkt het meest op de Noordse. Ondanks de opwarming van de aarde en de daarmee gepaard gaande klimaatverandering gaat de venwitsnuitlibel, die toch te boek staat als een koelte-minnende soort, in Europa eerder voor- dan achteruit. En dat is natuurlijk goed nieuws. |
Verder komen er In ons land ook zes soorten zandloopkevers voor. Eén daarvan is de Basterd- of Bronskleurige Zandloopkever (Cicindela hybrida). De wetenschappelijke naam van deze soort is enigszins verwarrend, omdat het woord hybrida de suggestie wekt dat het een kruising betreft. Het is evenwel een “echte” soort, net als de groene-, de strand-, de bos-, de drievlek en de Duitse zandloopkever. De afgebeelde soort is herkenbaar aan z’n zwartbruine dekschilden met kopergroene tinten en lichte grillige dwarsbanden. Let eens op de immense kaken van deze felle rover, die van alles pakt wat hij / zij maar grijpen kan. Je moet ze zoeken op zanderige, droge en warme bodems. Van dit beestje konden twee macrofoto’s worden gemaakt; één van de kop en één van het lijf. Deze foto’s zijn samengevoegd tot één foto, zodat de kever in z’n gehaal scherp is afgebeeld. Dat noemen ze met een mooi woord focusstacking
|
Er zijn de afgelopen maand heel wat plekjes bezocht; zelfs tot in Frankrijk toe. Een extra lang leverde onder andere tijdens een familieweekend in de buurt van Parijs deze Behaarde Bijenwolf (Trichodes alvearius) op. Ook hier hebben we te maken met een keversoort; in dit geval uit de familie mierkevers. Deze soort wordt zelden in ons land gezien. En als dat al het geval is, dan is dat met name in mei ten zuiden van de grote rivieren. De kever profiteert vrijwel zeker van de klimaatopwarming en heeft zich mogelijk vanaf 2018 door de warme jaren verder in ons land verspreid. Ze zijn maar 1,5 centimeter groot, maar vallen op door hun felle kleurencombinatie; rood met zwartblauwe banden. Ze zijn overdag actief en op bloemen te vinden. De larven parasiteren op de larven van solitaire graafwespen.
Eveneens tot de kevers, maar dan de familie lieveheersbeestjes, behoort het Schaakbordlieveheersbeestje (Propylea quatuordecimpunctata), die ook wel wordt aangeduid als veertienstippelig lieveheersbeestje. Het is best wel een grappige foto, omdat het lijkt alsof dit kleine beestje even tevoren de Mont Blanc heeft beklommen en niet meer voor of achteruit durft. Het 4 - 6 millimeter grote kevertje is gemakkelijk van andere soorten te onderscheiden door zijn gele kleur en z’n zwarte vlekken op de dekschilden. Deze vlekken hebben een enigszins vierkante vorm. Het zestienpuntlieveheersbeestje (Tytthaspis sedecimpunctata) en het citroenlieveheersbeestje (Psyllobora vigintiduopunctata) lijkeen er veel op maar hebben op de dekschilden duidelijk ronde stippen
|
De voorlaatste foto laat de steeds zeldzamer wordende Moeraskartelblad (Pedicularis palustris) zien. De opname is in Schiermonnikoog gemaakt. Op de Waddeneilanden en in Noord Brabant zijn ze inmiddels zeldzaam geworden. In laagveengebieden zijn ze nog wel te vinden, maar uiterst spaarzaam. In het noordoosten, oosten en midden van ons land komen ze daarentegen niet of nauwelijks nog voor. Het ziet dus niet erg goed uit met deze van origine inheemse plant, die tot de bremraapfamilie wordt gerekend. Oorzaken zijn onder meer ontwatering of waterstandsverlaging, waardoor geschikte natte graslanden steeds droger worden. Het is een halfparasitaire, tweejarige plant. Door in het wortelstelsel van andere planten door te dringen, “tappen” ze mineralen af. Via fotosynthese zorgen ze zelf voor hun organische suikerverbindingen. Ze zijn te vinden op drassige, matig voedselarme grond in trilveenmoerassen, hooilanden en duinvalleien. Van nature zijn ze inheems in Europa tot aan Noord-Italië, de Kaukasus en de Oeral.
|
Alhoewel we deze maand nog zoveel meer bijzondere natuurfoto’s hebben gemaakt, hebben we er toch voor gekozen om nogmaals een opname van een Europese Rode Eekhoorn (Sciurus vulgaris) te laten zien. De beestjes hebben nu eenmaal een hoog aaibaarheidsgehalte. Toch zijn het niet bepaald lieverdjes, alhoewel je dat idee niet krijgt bij dit vriendelijk “lachende“ exemplaar. Deze foto wilden we u om die reden niet onthouden. Zoals gezegd zijn het rakkers, die regelmatig kans zien om menig vogelnest te plunderen. Het is een echte boombewoner, die als een acrobaat door de bomen rent en geweldig kan springen. Ze vallen op door hun grote pluimstaart, gepluimde oren, grote ogen en lange tenen met lange, scherpe nagels. Ze leggen in de herfst voedselvoorraden aan. Deze bestaan uit dennenappels, noten en zaden. Bij voorkeur verstoppen ze dit voedsel op meerdere plaatsen. We zijn intussen begonnen met het maken van foto’s voor de maand juni. .
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] tel. 06.46202123)
De foto’s zijn deze keer gemaakt door: Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Marcel Grunder en Johan Drop.
De foto’s zijn deze keer gemaakt door: Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Marcel Grunder en Johan Drop.
Deze maand zijn er overigens veel extra natuurfoto’s gemaakt. Hiervan hebben we een selectie gemaakt Benieuwd; klik dan op “Foto's mei 2024” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente foto's”.