natuurkalender mei 2020
Met zoveel zonuren deze lente kon het gewoonweg niet uitblijven. Het werd de zonnigste lente ooit, sinds de eerste metingen werden verricht. Hoe interessant ook, maar veel belangrijker is het neerslagtekort wat hierdoor is ontstaan. Deze blijft in ons land oplopen tot waardes die we niet eerder zo vroeg in het jaar bereikt hebben. Het is zelfs veel droger dan in 1976. Dat jaar eindigde destijds als droogste jaar ooit. Hoe zal dat dit jaar verlopen?
De weersomstandigheden waren voor de 6 natuurfotografen uit onze gelederen uiterst gunstig. Dat heeft gezorgd voor een bijzonder productieve maand. Er werden ruim 200 foto’s aangeleverd; zonder uitzondering prachtig materiaal! Oordeelt u evenwel zelf door niet alleen de kalenderfoto’s te bekijken en de toelichting te lezen, maar vooral ook te genieten van de overige recente foto’s van deze maand.
Deze maand hebben de camera’s voortdurend geklikt om u toch vooral een breed assortiment aan vogelsoorten voor te schotelen. Aan bod komen achtereenvolgens: nachtegaal, grote karekiet, jufferkraanvogel, bosuil, bergeend, boomkruiper, boompieper, oeverzwaluw, groene specht, visdief, fazant en koekoek.
Uit de libellenwereld hebben we dit keer beekrombout en sierlijke witsnuitlibel uitgekozen. Daarnaast komen qua vlinders voorbij: bont dikkopje en groentje, de pop van een grote vos en rupsen van zowel de Grote wintervlinder als de kleine voorjaarsuil. Ook zijn gefotografeerd: geribde prachtblindwants en schapenteek. We sluiten dit keer niet af met een #, maar met een 4-tal mooie soorten uit de florawereld, te weten: vrouwen- of venusschoentje, witte rapunzel, zevenster en Steen- of Zwolse anjer.
De weersomstandigheden waren voor de 6 natuurfotografen uit onze gelederen uiterst gunstig. Dat heeft gezorgd voor een bijzonder productieve maand. Er werden ruim 200 foto’s aangeleverd; zonder uitzondering prachtig materiaal! Oordeelt u evenwel zelf door niet alleen de kalenderfoto’s te bekijken en de toelichting te lezen, maar vooral ook te genieten van de overige recente foto’s van deze maand.
Deze maand hebben de camera’s voortdurend geklikt om u toch vooral een breed assortiment aan vogelsoorten voor te schotelen. Aan bod komen achtereenvolgens: nachtegaal, grote karekiet, jufferkraanvogel, bosuil, bergeend, boomkruiper, boompieper, oeverzwaluw, groene specht, visdief, fazant en koekoek.
Uit de libellenwereld hebben we dit keer beekrombout en sierlijke witsnuitlibel uitgekozen. Daarnaast komen qua vlinders voorbij: bont dikkopje en groentje, de pop van een grote vos en rupsen van zowel de Grote wintervlinder als de kleine voorjaarsuil. Ook zijn gefotografeerd: geribde prachtblindwants en schapenteek. We sluiten dit keer niet af met een #, maar met een 4-tal mooie soorten uit de florawereld, te weten: vrouwen- of venusschoentje, witte rapunzel, zevenster en Steen- of Zwolse anjer.
De Sierlijke Witsnuitlibel (Leucorrhinia caudalis) is een verhaal apart en behoort tot één van de succesverhalen van de Nederlandse libellenfauna. De soort werd in onze omgeving in 1961 voor het laatst waargenomen op het Lonnekermeer. De afgelopen jaren zijn ze hier na ruim 50 jaar weer teruggekeerd. Sedert 1970 was deze witsnuitlibel zelfs geheel uit ons land verdwenen. Pas in 2006 werd de soort weer voor het eerst (her)ontdekt. De afgelopen 10 jaar heeft deze libel zich met name in de Weerribben / de Wieden succesvol gevestigd. Van daaruit verspreidt de soort zich weer door verschillende delen van ons land. Op de foto het mannetje met de herkenbare blauwgrijze berijping op het lichaam. Ze zitten graag, zoals ook hier, op waterleliebladeren en op de bladeren van de gele plomp.
|
Alvorens een hele rits vogelfoto’s de revue te laten passeren, eerst maar eens twee libellensoorten, die beide “in de lift zitten”. We beginnen met het vrouwtje van de Beekrombout (Gomphus vulgatissimus), een soort met een gele grondkleur, die naarmate de dieren ouder worden wat groeniger worden. De kleur zwart overheerst eveneens, waarbij je vooral ook moet letten op de zwarte poten van deze libellensoort. Alle rombouten lijken veel op elkaar en de verschillen zijn klein. De “geveltekens” op het borststuk en op de segmenten S2 en S3 helpen om de soorten uit elkaar te houden. De laatste jaren laat met name de beekrombout een sterk herstel zien. Op menige locatie in onze omgeving zijn ze terug van weggeweest. Dit is grotendeels te danken aan de verbetering van de waterkwaliteit, mogelijk in combinatie met beekherstelmaatregelen.
|
Verheugend was dit voorjaar de terugkeer van de Nachtegaal (Luscinia megarhynchos) in onze contreien. Op enkele plekken in ons Verengingsgebied liet deze soort zich eindelijk na lange tijd weer van zich horen. Eén van de zingende mannetjes (Albergen) kon zelfs op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Lange tijd waren er grote vraagtekens waarom de soort het hier voor gezien hield. Aan het biotoop leek immers weinig te zijn veranderd. Merkwaardig genoeg was er een tijdlang in het duinengebied zelfs toename te zien, maar gaandeweg namen ook hier de aantallen af. Het probleem zit ‘m waarschijnlijk in de verlaging van de grondwaterstand. Ter info: In 1976 stond de nachtegaal, net als de kievit, in Twente nog te boek als talrijke broedvogel. Zo snel kan het soms bergafwaarts gaan.
|
Verrassend was deze maand ook de ontdekking van een zingende Grote karekiet (Acrocephalus arundinaceus) langs het Kanaal Almelo Nordhorn. In Twente staat deze soort te boek als voormalige broedvogel. Sinds jaar en dag is evenwel nog slechts de status dwaalgast van toepassing. Naar het schijnt zijn er nog hooguit 100 broedpaartjes in ons hele land! Grote karekieten zijn enorm kieskeurig voor wat betreft hun leefgebied. Alleen locaties met oud riet zijn geschikt, omdat hierin de relatief zware nesten kansen bieden voor succesvolle broedsels. En juist dat oude riet zien we steeds minder in ons land. Een goed maaibeheer zou voor deze Rode-lijstsoort kunnen helpen, alhoewel ook problemen in de overwinteringsgebieden en tijdens de trek een rol lijken te spelen. De toekomst zal uitwijzen of deze luidruchtige rietzanger in staat is om uit dit diepe dal te kruipen.
|
Ook verrassend was deze maand de aanwezigheid van een Jufferkraanvogel (Grus virgo) in het Haaksbergerveen. Ook dit beestje kon worden vereeuwigd. Alhoewel dat op deze foto niet te zien is, hebben we hier te maken met een ontsnapt of vrij gelaten exemplaar. De vogel bleek bij nader inzien namelijk om de rechterpoot een voetring te hebben. De vogel is waarschijnlijk een maand in ons land te zien geweest. Jufferkraanvogels broeden normaliter in Centraal-Eurazië en overwinteren in Afrika en India. Ze zijn in de landen van herkomst niet al te schuw. Niet zelden worden de vogels daar door mensen (bij)gevoerd. Er zijn maar heel weinig aanvaarde waarnemingen van deze kraanvogelsoort in ons land, omdat er in bijna alle gevallen van natuurlijke herkomst geen sprake was. De CDNA (Commissie Dwaalgasten Avifauna Nederland) beoordeelt waarnemingen van deze soort in ons land.
|
De Bergeend (Tadorna tadorna) broedt met name in de kustprovincies. In onze omgeving werden ze in het recente verleden maar mondjesmaat gezien. Bergeenden met jonkies was in onze contreien tot voor enkele jaren dan ook best bijzonder. Tegenwoordig broeden er in Twente verschillende paartjes van deze bontgekleurde soort. Met name de Ottershagen bij Lattrop kan al meerdere jaren bogen op nageslacht. Op de foto een mannetje Bergeend, die bij de Oelemars in Losser op de gevoelige plaat kon worden gezet. De naam bergeend is mijns inziens nogal verwarrend, omdat hun habitat nu niet bepaald in de bergen ligt en als eend zit hij zo’n beetje tussen een gans en een eend in. Onze Oosterburen betitelen ‘m dan ook als “Brandgans”, maar ja, zo’n soort bestaat er al in de Nederlandse avifauna en die ziet er bovendien heel anders uit.
|
Het woord kleurrijk is zeker ook van toepassing op de Groene Specht (Picus viridis), die in Denekamp kon worden gefotografeerd aan een “lullig” paaltje. Deze spechtensoort heeft een rood kapje, is olijfgroen van boven en licht grijsgroen van onder en bezit daarnaast een zwarte maskertekening rond het oog en ook nog eens een gele stuit. Het is een vrouwtje, wat te zien is aan de zwarte wangvlek. Bij mannetjes is deze rood. In tegenstelling tot andere spechten roffelt de groene specht maar weinig en zit meer op de grond dan in de boom. Dat laatste heeft vooral te maken met zijn specifieke voedselvoorkeur; mieren! Hij geeft vaak van zijn aanwezigheid blijk middels z’n luide lach.
|
Een soort, die wel als boomspecialist door het leven gaat, is de Boomkruiper (Certhia brachydactyla). Net als de groene specht gaat het met deze typische boombewoner voor de wind. Je moet overigens wel goed kijken om ze in het blikveld te krijgen, omdat ze vrijwel niet opvallen. De bovendelen van een boomkruiper zijn namelijk bruin gestreept. Opvallend is evenwel de lichte wenkbrauwstreep. In de onderhavige situatie kon dit beestje in Agelo aan een houten schuurtje worden geportretteerd. Met hun spitse, ietwat gebogen snavel peutert de boomkruiper voortdurend kleine insecten, larven, torretjes en spinnetjes tussen loszittend boomschors of achter planken vandaan. Doorgaans begint de zoektocht naar voedsel onderaan de boom, waarbij de boomkruiper in spiraalvorm langs de stam omhoog kruipt of liever gezegd “hipt”. Bij het klimmen maakt deze kleine hummel gebruik van zijn stijve staartpennen.
Een flink stuk groter, maar ook bruinachtig van kleur, is de Bosuil (Strix aluco). Het is verreweg de meest algemene uil van ons land. Van de vijf overige uilensoorten (kerkuil, steenuil, ransuil, oehoe en velduil), gaat het (met uitzondering van laatstgenoemde soort) ook goed tot redelijk goed. De bosuil heeft, net als de kerk- en steenuil duidelijk geprofiteerd van de vele nestkasten die op veel plekken zijn opgehangen. Het is een vroege broedvogel die al in de wintermaanden zijn spookachtige geroep laat horen. Al jaren achtereen broedt in Albergen een paartje in een schuur, die - gelukkig voor het stelletje - maar nauwelijks gebruikt wordt. Aan de voorzijde is een vierkant vlieggat uitgezaagd. Mooi is te zien dat de beide echtelieden van hieruit nieuwsgierig de omgeving in zich opnemen.
|
Bij het determineren van piepers kan gemakkelijk een fout worden gemaakt. Vooral de gras- en de boompieper zijn look-a-likes, die soms ook nog eens dicht naast elkaar in ons land kunnen voorkomen. Afgebeeld is de Boompieper (Anthus trivialis), die nu eens niet vanaf de top van een boompje, maar vanaf een paaltje z’n hoogste lied zingt. Locatie: Bargerveen. De zangvlucht van de boompieper, is - net als die van de graspieper - erg karakteristiek. Ze vliegen vanaf hun zitpost al zingend omhoog om vervolgens als een parachute weer terug te keren. Beide soorten zijn het beste uit elkaar te houden aan de hand van zang en gedrag. Bij deze vogel is te zien dat de flankstrepen wat flets en vaag ogen; een redelijk betrouwbaar determinatiekenmerk. Bij de graspieper zijn die strepen veel helderder, donkerder en duidelijker.
|
Een fotografieweekje in Drenthe en de kop van Overijssel (met broer Leo) leverde “de wereld” aan natuurfoto’s op. Zo werd - door eenvoudig een aantal oeverzwaluwen (Riparia riparia) met de verrekijker te volgen - een afgegraven zanddepot ontdekt, waarin zich momenteel 61 vers gegraven nestingangen bevinden. Het was er een komen en gaan van zwaluwen. Op de foto een paartje bij één van de vele nestgangen. Vanuit de “mobiele schuilhut” konden (zonder enige verstoring) een hele reeks opnames worden gemaakt. Niet zelden zijn dergelijke geschikte broedgelegenheden voor koloniebroeders als de oeverzwaluw maar korte tijd beschikbaar. Jaarlijkse verplaatsingen komen dan ook geregeld voor. Om die reden is door ons een naburige natuurbeschermingsorganisatie ingelicht, die een oogje in het zeil gaat houden. De betreffende broedkolonie was bij hen namelijk niet bekend.
|
In dezelfde omgeving hielden zich ook een viertal Koekoeken (Cuculus canorus) op, die het de aanwezige bosrietzangers, grasmussen, kleine karekieten, tuinfluiters e.d. behoorlijk lastig maakten. Elke dag trokken we er een poosje op uit om hun gedrag te observeren en als het even kon wat foto’s van ze te maken. Ze joegen voortdurend achter elkaar aan om verwarring te stichten bij de kleinere soorten in het gebied met als uiteindelijke doel eieren in andermans nest te deponeren. Ook balts- en paringsgedrag werd waargenomen. Tenminste in 2 gevallen betrof het vrouwtjes; zowel de grijze als de bruine variant. Aan de hand van foto’s kon een 3e koekoek als man worden gedetermineerd, maar bij de 4e is dat helaas niet gelukt. Op de foto een mannetje op de grond met een emelt als prooi. Bij de rubriek “overige foto’s” treft u meer foto’s aan van deze 4 “schavuiten”.
|
De maand mei is vooral een maand waarbij veel dieren zich bezig houden met de voortplanting. Niet veel mensen zullen ooit de paring hebben waargenomen van de Fazant (Phasianus colchicus), omdat zulks veelal in de dekking aan het oog wordt onttrokken. Dit koppeltje maakte het kennelijk niets uit en liet er duidelijk geen gras over groeien. Een haan is polygaam en houdt er vaak meerdere hennen op na. De hennen herkennen hun partner aan z’n roep. Zachte geluidjes gaan aan de balts vooraf, waarna de haan – zoals zo vaak in de vogelwereld - de hen voedsel aanbiedt. Als dit wordt geaccepteerd, benadert de haan haar met slepende vleugels en heen en weer schuddende staart. Hierbij worden sissende geluiden gemaakt. Als de hen ontvangstbereid is, wordt deze vervolgens getreden, zoals dat zo mooi in de hoenderwereld wordt genoemd. En dat is precies wat er op de foto te zien is.
|
Zit je achter de bamischotel; zie je op de naburige vlonder twee Visdiefjes (Sterna hirundo), die het eveneens helemaal in elkaar zien zitten. Dan moet de maaltijd maar even wachten, want je voorziet dat het ook bij deze twee staat te gebeuren. De binnen handbereik liggende camera met telelens is in een oogwenk gepakt en dan voorzichtig laag bij de grond naar buiten. Nog net op tijd kan er worden afgedrukt, want de beestjes blijken elkaar reeds te hebben “gevonden”. De paring duurde slechts luttele seconden, maar de “daad” is vastgelegd, zoals uit bijgaande foto blijkt. Eigenlijk zou je je moeten generen bij het maken van dergelijke beelden. Het schaamrood verscheen evenwel niet op de kaken. Sterker nog: de rest van de maaltijd smaakte daarna zelfs extra lekker.
|
We zijn nu toe aan wat rustiger beelden; in dit geval aandacht voor de vlinderwereld; te beginnen met het Bont Dikkopje (Carterocephalus palaemon). Volgens de Vlinderstichting is dit een vrij zeldzame standvlinder die vliegt in twee gescheiden gebieden, namelijk Noord-Brabant en Limburg en anderzijds de Achterhoek en Twente. Het is dus niet vreemd dat één der onzen een exemplaar in het Haaksbergerveen heeft kunnen “verschalken”. Bij deze soort is, zoals te zien op de foto, de bovenkant van de vleugels donkerbruin met oranjegele vlekken. De vlinders voeden zich met nectar van onder andere braam en echte koekoeksbloem. Mannetjes zijn actieve vliegers en maken veel snelle en korte vluchten om een paringsbereid vrouwtje te vinden. Als waardplanten zijn bekend: pijpenstrootje en hennegras.
|
Minstens zo fraai is het Groentje (Callophrys rubi), dichtbij huis gefotografeerd in de Lemselermaten. Het is een in ons land vrij schaars voorkomende dagvlinder, die te vinden is op de hogere zandgronden; zeg maar de Oostelijke provincies. Ze leven voornamelijk op de grens van bos en hei, met name schrale gebieden. Ze vallen op een groene achtergrond nauwelijks op. Alleen als ze vliegen is te zien dat de vleugels aan de bovenkant - net als zijn voorganger - bruin zijn. Zodra ze ergens gaan zitten vouwen ze de vleugels, waardoor alleen de groene onderkant te zien is. Als je goed kijkt kun je op bijgaande foto nog net een klein donkerbruin strookje zien van de bovenvleugel.
Tijdens het leven legt een vlindervrouwtje zoveel mogelijk eitjes en uit de eitjes komen jonge rupsen. Een (klein) deel van deze rupsen, als ze tenminste niet worden opgegeten, groeit uit tot volwassen rupsen en gaat verpoppen. Hoe een pop er uit kan zien, ziet u op de afgebeelde foto. Het betreft de pop van een Grote Vos (Nymphalis polychloros), nu niet bepaald een vlinder die je elke dag te zien krijgt. Sterker nog; de grote vos was tot voor kort een tamelijk zeldzame dagvlinder in ons land. Het is opvallend dat de soort de laatste drie jaar steeds vaker wordt gezien. Het heeft er alle schijn van dat ze zich weer in ons land hebben gevestigd, na vele jaren te zijn verdwenen. Als over een tijdje uit de pop een vlinder kruipt, is de metamorfosecyclus voltooid.
|
Natuurlijk mogen ook rupsen in deze sessie niet ontbreken. Op de foto ziet u de rups van de Grote Wintervlinder (Erannus defoliaria); een nachtvlinder die tot de spanners wordt gerekend. De rupsen van spanners hebben een herkenbare manier van voortbewegen. Eerst wordt het achterlichaam tot aan de borst opgetrokken, waarna vervolgens het voorlichaam vooruit wordt geschoven. Hierbij spant de rups zich over de volle lengte uit. In dit geval kan de rups ons inziens zo als bruggenbouwer aan de slag. De grote wintervlinder komt algemeen in ons land voor. De rupsen worden in de tuinbouw gevreesd omdat ze hele boomgaarden kunnen kaalvreten. Dat komt onder meer tot uitdrukking in de wetenschappelijk soortnaam “defoliaria” wat letterlijk ontbladeren betekent.
In ons land komen maar liefst 641 soorten wantsen voor. Deze zijn onderverdeeld in 24 families landwantsen en 12 families water- en oppervlaktewantsen. Op de foto ziet u de zogeheten Geribde Prachtblindwants (Miris striatus). In mei en juni is deze soort doorgaans gemakkelijk te vinden op eik. Blindwantsen vormen met 241 soorten de grootste Nederlandse wantsenfamilie. Ze zijn over het algemeen vrij klein en vergeleken met andere wantsen teer gebouwd. Een opvallende eigenschap van blindwantsen is het ontbreken van ocelli oftewel puntogen, waarvan bijna alle andere wantsen er twee of drie op de kop hebben. Daar schijnt de naam blindwants van afgeleid te zijn.
|
Voordat we overgaan naar twee andere soorten uit de insectenwereld, eerst ook nog de rups van de Kleine Voorjaarsuil (Orthosia cruda). Net als de grote wintervlinder komt ook deze soort algemeen in ons land voor. De rupsen worden zo’n 3 cm lang. Het lichaam is groen of bruin van kleur. Zoals uzelf kunt zien hebben we hier te maken met de bruine vorm. Dit exemplaar heeft duidelijke zwarte gebandeerde vlekken en aan weerszijden van het lichaam een smalle witte lengtestreep. De kleine voorjaarsuil is de kleinste van onze voorjaarsuilen. Voorjaarsuilen vliegen, zoals de naam al aangeeft, vroeg in het jaar.
|
We sluiten de natuurkalender deze keer af met een 4-tal leuke soorten uit de florawereld, te beginnen met het Vrouwen- of Venusschoentje (Cypripedium calceolus). Deze orchidee komt in Nederland helaas in het wild niet voor. Daarvoor moet je naar het buitenland; in dit geval een gebied in de omgeving van Höxter (Duitsland). Het vrouwen- of venusschoentje is de grootste in Europa voorkomende orchideeënsoort. De plant dankt zijn naam aan de vorm van de bloem, die op een damesschoentje lijkt. Ze groeien op licht beschaduwde plaatsen op vochthoudende, matig voedselrijke, kalkrijke grond. En mooi dat ze zijn!
|
De schapenteek (Ixodes ricinusis) is in Nederland de meest voorkomende teek. Ze voeden zich niet alleen op schapen, maar op veel meer zoogdieren; daartoe ook de mens. Ze zijn vaak niet veel groter dan 1 mm en lijken veel op minispinnetjes. Het zijn zogeheten “harde” teken. Ze hebben namelijk een heel hard schild op hun rug. Als je ze dood wilt drukken moet je behoorlijk wat kracht zetten. De schapenteek is in Nederland vooral bekend als overbrenger van de ziekte van Lyme. Niet zozeer het ongemak dat de teek veroorzaakt, maar vooral het feit dat hij besmet kan zijn met de Borrelia bacterie maakt dat het een meer dan ongewenste gast is. Gemiddeld 1 op de 5 teken is namelijk besmet. Bij het niet tijdig onderkennen van de ziekte van Lyme kunnen er ernstige neurologische, gewrichts-, huid- of hartklachten ontstaan. Geen prettig beestje dus.
Een soort, die wel in ons land voorkomt is de Witte Rapunzel (Phyteuma spicatum). Qua uiterlijk kunnen ze weliswaar niet wedijveren met de vrouwen- of venusschoentjes, maar het is een soort uit de klokjesfamilie, die in bloei opvalt door zijn bijzondere bloeiwijze. De circa 1 cm lange geelwitte bloemen ogen slierterig. Dat is te zien vanaf eind mei tot half juni. Net als op de bladeren van de gevlekte aronskelk en perzikkruid zitten er op het blad soms zwarte vlekken. Dat is van nature zo en betreft geen schimmelziekte. De plant komt het meest voor in Midden-Europa. Vanwege zijn zeldzaamheid staat de witte rapunzel op de Nederlandse Rode lijst.
|
De Zevenster (Trientalis europaea) dankt zijn naam aan de zeven bloemkelkbladen. Tel maar mee op de foto. Toch gaat die vlieger niet altijd op, want zo nu en dan zijn het er maar zes en zelfs geregeld acht. De bloemen staan op lange ranke steeltjes. Meestal hebben ze maar één bloem, maar bloeisels met twee komt ook voor. Ze groeien in bossen op vochtige, zure en humeuze grond. Het moet er overigens wel koel zijn. Het is namelijk een soort van noordelijke streken, die in Nederland zijn zuidgrens kent. Eigenlijk is het bij ons reeds te warm en te droog voor deze noorderling. Ze zijn daarom tamelijk zeldzaam in ons land. De provincies Drenthe, Overijssel en Gelderland zijn de hofleveranciers.
Dan zijn we intussen aanbeland bij de laatste natuurkalenderfoto (althans met toelichting) van de maand mei. Daarbij hebben we ons oog laten vallen op de Dianthus deltoides, oftewel de Steen- of Zwolse anjer. Deze soort bloeit doorgaans pas in de periode van juni tot en met september, maar de warme en zonnige meimaand heeft in dit geval voor wat extra vervroeging gezorgd. Tot 2017 stond deze anjersoort als kwetsbaar op de Rode lijst, maar is hier inmiddels van af gehaald; een teken dat het de goede kant opgaat. Plaatselijk kunnen ze zelfs vrij algemeen zijn. Dat laat onverlet dat ze nog altijd erg schaars zijn. Het plantje komt op de foto qua compositie overigens prima uit de verf.
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Rinus Baaijens, Gerard Benerink en Johan Drop |
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.