natuurkalender Mei
In de maand mei komen we, zoals ieder jaar, tijd tekort om alles wat vliegt, bloeit en boeit te kunnen vastleggen. Er valt ook zóveel te zien en te beleven! Evenals april was ook dit keer het aanbod aan foto’s dusdanig groot dat het kiezen ervan opnieuw erg lastig was. In veel gevallen zijn we niet dicht bij huis gebleven. Hopelijk zijn we er in geslaagd om u opnieuw een zo gevarieerd mogelijke fotosessie aan te bieden. Zoals u zult merken is de interesse voor vogels bij ons onverminderd groot. We laten u dan ook weer veel opnames van vogels in hun natuurlijke omgeving zien. De foto’s zijn zeer divers. Getoond worden opnames van: appelvink, goudvink, tuinfluiter, bonte vliegenvanger, geelgors, sijs, boompieper, fitis, rietzanger, holenduif, houtsnip, grutto, tureluur, oeverloper, kleine plevier, fuut, rotgans en kolgans. Ook hebben we deze keer diverse opnames uit het insectenrijk, zoals: viervlek, bruine korenbout, citroenlieveheersbeestje, gewone snuitvlieg, hooibeestje, haft of eendagsvlieg, groot goudhaantje, alsmede een bijzondere sluipwespsoort. Uit de plantenwereld hebben we de brede of breedbladige orchis aan de kalendermaand toegevoegd. Wij wensen u als steeds veel kijk- en leesplezier toe.
Een bezoekje aan de IJzeren Man in Weert leverde bijgaande opname op van een kort tevoren “uitgeslopen” Bruine korenbout (Libellula fulva). Het was niet moeilijk om dit exemplaar te vereeuwigen, omdat dit “verse” mannetje (imago) nog net niet in staat was om te vliegen. Eén van de vier vleugels was namelijk nog niet geheel “uitgehard”. Het gehele uitsluipproces duurt doorgaans ruim een uur. In die tijd is de libel zeer kwetsbaar voor natuurlijke vijanden, zoals vogels, kikkers en zelfs mieren. Opmerkelijk genoeg ziet een uitgekleurd mannetje er heel anders uit dan dit juveniele exemplaar. Het achterlijf is in volwassen stadium geheel blauw berijpt, de ogen zijn blauwgrijs en het gezicht zwart. Hun naam doen ze dan geen eer meer aan.
De Viervlek (Libellula quadrimaculata) is een libel uit de familie korenbouten. De soort kan waargenomen worden van eind april tot begin september en is te vinden op plaatsen met stilstaand water. Meestal betreft het zure, niet al te grote wateren. In Nederland komt de soort vooral voor in vennen en hoogveengebieden. De afgebeelde foto is gemaakt in het Haaksbergerveen aan het einde van de dag. Steeds weer kwam dit vrouwtje terug op dezelfde plek om van de laatste zonnestralen van de dag te genieten. Mannetjes keren steevast ook terug naar hun vaste stek als ze rivalen met snelle aanvalsvluchten hebben verdreven.
|
Tijdens een ander moment van libellenfotografie werd een vreemd insect op een berkenstam ontdekt. Doordat hij vrij hoog zat, was het lastig om er een goede foto van te maken. De gedachte ging weliswaar uit naar een sluipwesp, maar niet één met een dergelijk grote afmeting. Thuis gekomen begon het speurwerk wat het kon zijn. Op het internet werd uiteindelijk een site gevonden (http://www.nederlandsesoorten.nl/content/megagrote-nieuwe-sluipwesp) waar op 23 september 2012 melding werd gemaakt van een nieuwe, zeer grote, Sluipwespsoort (Megarhyssa vagatoria). Om zeker te zijn dat het in dit geval ook om deze megagrote sluipwesp ging, werd het natuurinformatiecentrum van Naturalis ingeschakeld. Uiteindelijk werd bevestigd dat het inderdaad om een Megarhyssasoort ging, waarvan sinds 2012 drie soorten in Nederland zijn waargenomen. Te weten de M. Perlata, M. Superba en de M. Vagatoria. Uiteindelijk kwam men tot de conclusie dat het hier het mannetje betrof van de M. Vagatoria. Deze sluipwespsoort heeft een afmeting van 3 cm en het vrouwtje is zelfs 4 cm groter, vanwege haar lange legboor.
|
Deze Gewone snuitvlieg (Rhingia campestris) ziet er om meer dan één reden bijzonder uit. Zijn naam dankt d’ie in de eerste plaats aan het kegelvormige uitsteeksel vooraan de kop. Bovendien zit dit exemplaar als het ware op zijn achterste, terwijl hij / zij bezig is met het schoonmaken van z’n facetogen. De gewone snuitvlieg is één van onze meest algemene zweefvliegen. Aan het eind van de 19e eeuw kwam deze soort hier, samen met de Rode Snuitvlieg (Rhingia rostrata) nog zeer veel voor. Tijdens het begin van de 20ste eeuw verdween opmerkelijk genoeg de Rode Snuitvlieg geheel en al uit ons land, terwijl zijn neefje alleen maar in aantal toenam. In 2010 dook de rode snuitvlieg echter voor het eerst weer op in Nederland. Er wordt momenteel een oproep gedaan om vooral naar deze soort uit te kijken. Natuurlijk hadden we u graag een Rode snuitvlieg op beeld willen aanbieden, maar wat niet is, kan natuurlijk altijd nog komen.
Een soort waar je bij Scrabble (als je de Latijnse naam er bij mee neemt) veel punten mee kunt verdienen, is het Citroenlieveheersbeestje (Psyllobora vigintiduopunctata). Het is een klein kevertje wat overal voorkomt waar meeldauwschimmels te vinden zijn. Daaruit bestaat namelijk zijn voedsel. Ze verschillen daarmee van veel andere soorten lieveheersbeestjes, zoals de “zevenstippen, tweestippen en Aziaten”, die namelijk verzot zijn op bladluizen. Qua kleurtekening verschillen de “citroentjes” natuurlijk ook van hun oranjerode neefjes. Vermoedelijk hebben we hier met een vrouwtje te doen, vanwege de vele zwarte stipjes op de kop. Bij het mannetje zou er veel meer geel op de kop te zien moeten zijn.
|
Mits onder goede lichtomstandigheden, zorgen statische foto’s op korte afstand er meestal voor dat details van bijvoorbeeld kop- en vleugeltekening goed tot zijn recht komen. Een stuk lastiger is het om actiefoto’s te maken, waarbij de koptekening zoveel mogelijk scherp blijft. En ook daar proberen we zoveel mogelijk naar te streven bij het maken van natuurfoto’s. In het geval van deze zich uitschuddende Fitis (Phylloscopus trochilus), is dat naar onze mening goed gelukt. U zult begrijpen dat deze foto is genomen na het nemen van een bad.
|
We sluiten de meimaand deze keer af met een soort, die veel natuurfotografen nog steeds als wenssoort op hun lijstje hebben staan. Dat komt omdat de afgebeelde soort, een Houtsnip (Scolopax rusticola) er – vooral in de broedtijd – een zeer verborgen leefwijze op na houdt. Bovendien is deze snipachtige op de bosbodem bijzonder goed gecamoufleerd en wordt pas in de schemering actief. Geduld wordt lang niet altijd beloond, maar in dit specifieke geval dus wel. En dan nog wel een opname waarbij dit exemplaar zijn kop “net boven het maaiveld uitsteekt”. Mooi toch!
Auteurs: Wim Wijering en Laurents ten Voorde
Foto’s Leo, Fons en Wim Wijering, alsmede Laurents ten Voorde
Foto’s Leo, Fons en Wim Wijering, alsmede Laurents ten Voorde