natuurkalender maart 2023
Maart 2023 is intussen de boeken ingegaan als vrij zacht, vooral somber en niet in de laatste plaats kliedernat. Vooral de eerste helft van de maand verliep koud, met bij ons van 10 op 11 maart eindelijk weer eens een mooi sneeuwdek. Behalve zacht was het in de kalendermaand ook zeer wisselvallig. Bijna iedere dag regende het wel ergens of trok er een bui over. Niet zelden liepen de neerslaghoeveelheden behoorlijk hoog op. We hadden voor onze hobby graag wat meer zon gehad, maar je kunt nu eenmaal niet alles hebben.
In de kalendermaand maart konden er eindelijk weer eens een flink aantal vogelsoorten worden “gekiekt”. Het betrof dit keer: grutto, kievit, veldleeuwerik, zwarte ruiter, ijsvogel, paarse strandloper, grote zaagbek, kleine barmsijs, spreeuw, boomklever, winterkoning, zwarte zwaan en torenvalk.
De florawereld was deze maand goed voor leverbloem en Maartse viool en de zoogdieren voor haas, konijn en eekhoorn. De resterende 7 foto’s zijn voorbehouden aan: gedrongen kantmos, gewoon schriftmos, platte waterwants, roomvleklieveheersbeestje, dwergspektor, zeggedoorntje en voorjaarskluifzwam.
Nu eerst echter een 13-tal vogelfoto’s.
In de kalendermaand maart konden er eindelijk weer eens een flink aantal vogelsoorten worden “gekiekt”. Het betrof dit keer: grutto, kievit, veldleeuwerik, zwarte ruiter, ijsvogel, paarse strandloper, grote zaagbek, kleine barmsijs, spreeuw, boomklever, winterkoning, zwarte zwaan en torenvalk.
De florawereld was deze maand goed voor leverbloem en Maartse viool en de zoogdieren voor haas, konijn en eekhoorn. De resterende 7 foto’s zijn voorbehouden aan: gedrongen kantmos, gewoon schriftmos, platte waterwants, roomvleklieveheersbeestje, dwergspektor, zeggedoorntje en voorjaarskluifzwam.
Nu eerst echter een 13-tal vogelfoto’s.
Veel Grutto’s (Limosa limosa) zijn in maart teruggekeerd vanuit hun overwinteringsgebied in West Afrika. Dit vrouwtje kon worden vereeuwigd in de Bantpolder (Lauwersmeergebied). Inmiddels zijn veel meer grutto’s terug in Nederland. Het merendeel heeft intussen gepaard en op veel plekken heeft menigeen kunnen genieten van hun baltsvluchten. Of het broedseizoen dit jaar voldoende jonge kuikens zal opleveren, is maar zeer de vraag. Vrijwel elk jaar zijn het er steeds minder. Dat is althans wat we als oorspronkelijke weidevogelvereniging de afgelopen jaren helaas maar al te vaak hebben moeten ervaren. De teruggang van de weidevogels - en dan met name de grutto - lijkt nauwelijks nog te stoppen. Met aangepast, gesubsidieerd graslandbeheer en projecten als Nederland Gruttoland zijn er nog steeds mogelijkheden, maar of dat het tij gaat keren?
|
Wie 10 tot 20 jaar geleden gezegd zou hebben dat het met onze meest algemene weidevogel, de Kievit (Vanellus vanellus), in een sneltreinvaart bergafwaarts zou gaan, zou indertijd voor een raspessimist zijn uitgemaakt. En toch is dat wat er thans in het gehele land gaande is. Alle weidevogels hebben het momenteel gigantisch moeilijk. Oorzaken zijn er legio. Hopelijk kunnen die nog tijdig getackled worden. Nederland heeft wat dat betreft - Europees gezien – wel degelijk verantwoordelijkheid te dragen. Een kwart van de Europese kievitpopulatie broedt namelijk in ons land. En dan deze foto: Een kievitmannetje in de sneeuw, hoe vaak tref je dat!
|
Een 3e weidevogelsoort wist deze maand evenmin aan de oplettendheid van de fotograaf te ontsnappen. Ook deze Veldleeuwerik (Alauda arvensis) kon op de enige dag in maart dat het bij ons gesneeuwd heeft, worden geportretteerd. Over de overwintering van de veldleeuwerik was tot voor kort zeer weinig bekend. Onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat een deel van onze broedpopulatie overwintert in zuidwest Europa, maar dat een ander deel in de buurt van het broedgebied blijft hangen. In de winter krijgen de Nederlandse standvogels bovendien nogal eens gezelschap van leeuweriken uit het noorden en oosten van Europa.
|
Zwarte Ruiters (Tringa erythropus) behoren tot de zogeheten steltlopers. We komen deze soort eigenlijk alleen maar tegen tijdens de trek; broeden doen ze niet bij ons. De voorjaarstrek vindt vooral in april en mei plaats. Dit exemplaar was er dan ook supervroeg bij. De najaarstrek is van juni tot in september. Een klein aantal (hooguit 300 exemplaren) overwintert in ons land. Uitsluitend in broedkleed doen ze hun naam eer aan. Dan zijn ze met hun zwarte verenkleed op hun mooist. Het zijn slanke steltlopers met lange snavels en lange poten. Buiten de broedtijd hebben ze wel wat weg van tureluurs. Ze hebben opvallend rode poten en ook de snavelbasis is rood. In de vlucht maken ze een opvallend geluid, dat klinkt als: "tju-wiét". Dan is ook mooi de “witte sigaar” op de rug te zien.
|
In schril contrast met de vorige soort ziet de IJsvogel (Alcedo Atthis) er in veel opzichten exotisch uit. Let alleen maar eens op die kleuren. Alleen daarom al is het een uiterst populaire vogel bij veel natuurfotografen en natuurliefhebbers. Liefkozend worden ze dan ook wel beekjuweeltjes genoemd. Veel natuurfotografen hebben dit beestje al op velerlei manieren met de camera kunnen “verschalken”. Dat gebeurt veelal vanuit een fotografiehut. Heden ten dage zie je dan ook de fraaiste beelden van deze soort; in de vlucht, duikend, parend etc. etc. Zo maar in de vrije natuur een ijsvogel “kieken” kost echter veel geduld en kennis van de soort. Alhoewel het beestje in de onderhavige situatie eigenlijk net iets te ver weg zat, is het toch mooi gelukt om het opwerpen van een driedoornig stekelbaarsje op de gevoelige plaat vast te leggen. De kop moet wel als eerste naar binnen voordat de prooi het keelgat in verdwijnt.
|
Een soort, die we hier in Twente, eigenlijk nooit tegenkomen, is de Paarse strandloper (Calidris maritima). Deze strandlopersoort is sterk gebonden aan het kustleven, waar ze langs de waterkant hun kostje bij elkaar moeten scharrelen. Ze zijn vaak in gezelschap van steenlopers. Beide soorten houden zich graag op tussen de basaltkeien. De gele poten en de gele snavelbasis zijn goede kenmerken. Over de kleur kun je redetwisten. Niet iedereen ziet de kleur paars in het verenkleed. Met wat fantasie zou je het in de winter hooguit bruinpaars kunnen noemen, maar dan nog. De soort kent eigenlijk geen mensen en om die reden zijn ze allesbehalve schuw. Broeden doen ze dan ook aan arctische kusten, op hoogvlakten en in gebergtes, waar ze vrijwel nooit in contact komen met de mens.
|
Het winterweer heeft een sterke invloed op het voorkomen van de Grote zaagbek (Mergus merganser) in ons land. Zachtere winters, zoals nu al enkele jaren het geval, zorgen er voor dat er veel overwinteraars wegblijven. In het recente verleden bracht maximaal een kwart van de Noordwest-Europese populatie de winter in ons land door. Op de bekende plekken in onze regio kom je ze de laatste jaren niet veel meer tegen. Dit stelletje kon begin maart op de gevoelige plaat worden vastgelegd op het Omleidingskanaal in Beuningen. Vanwege de buikkleur van de mannetjes worden ze ook wel boterbuikjes genoemd. Het is - wat men noemt - een vreemde eend in de bijt, vanwege de “getande of zo u wilt gezaagde snavel”, waarmee ze uitstekend in staat zijn vis te vangen.
|
Deze Kleine Barmsijs (Carduelis cabaret) kon in de omgeving van Lochem worden geportretteerd. In ons land kunnen we in de regel twee barmsijssoorten tegenkomen. De grote barmsijs (Carduelis flammea) komt hier alleen voor als wintergast. De Kleine Barmsijs daarentegen kennen we zowel als wintergast, maar ook als broedvogel. Het aantal broedparen van deze soort is echter gering. Beide soorten verschillen qua kleur en formaat slechts marginaal van elkaar.. De Kleine Barmsijs is kleiner en het verenkleed lijkt (meer) bruinachtig. We hebben bij deze foto te maken met een dorstig vrouwtje van de Kleine Barmsijs.
|
Een prachtige opname van heel nabij van een eveneens prachtige soort. Voor velen is de Spreeuw (Sturnus vulgaris) wellicht een hele gewone vogel en amper het aankijken waard, maar als je de lens richt op een spreeuw in zomerkleed, met veel zwart en bruin in het verenkleed, welke ook nog eens overgoten is met een paarse of groene zweem, dan kom je wellicht tot een andere slotsom. Het is bovendien een geweldige imitator. Dit exemplaar deed bij voortduring bijvoorbeeld de zang van een wielewaal na. En dat terwijl deze soort er nog niet eens weer is uit Afrika.
|
Deze nestkastbewoner mag je gevoeglijk tot de standvogels rekenen. Een groot deel van het jaar is de Boomklever (Sitta europaea) afhankelijk van insecten. In de herfst- en de wintertijd wordt evenwel moeiteloos het menu aangepast. Dan leeft de soort onder meer van hazelnoten, eikels en beukennootjes. Hiervan leggen ze hele wintervoorraden aan. De boomklever is een graag geziene gast op de voedertafel, alhoewel hij zich ten opzichte van andere bezoekers wel heel nadrukkelijk manifesteert. Het gaat de soort in alle opzichten voor de wind. De opkomst van goed gedekte voedertafels (met veel zonnepitten) zal daar beslist ook aan bijgedragen hebben.
|
Van nabij kon deze keer ook een Winterkoning (Troglodytes troglodytes) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Bij aanhoudende kou overleven veel exemplaren de winter niet. Deze heeft daar kennelijk weinig moeite mee gehad. Er was evenwel ook geen sprake van langdurig winters weer. Winterkoninkjes hebben, net als ijsvogels trouwens, een groot reproductievermogen. Het kleine Jantje of Nettelkörnke, zoals dit nog geen 10 cm grote vogeltje met zijn opgewipte staartje bij ons genoemd wordt, blijft evenwel een zeer lastig te fotograferen soort, alhoewel dat in dit geval wel meeviel. De soort staat vooral bekend om zijn zeer luide zang
Van klein naar groot. In het Lauwersmeergebied kon een foto worden gemaakt van deze “grazende” Zwarte Zwaan (Cygnus atratus). Het is een exoot, die van oorsprong voorkomt in Australië. Niet zelden tref je ontsnapte of uitgezette exemplaren aan in ons land. Ze broeden hier intussen vanaf 1978. Het zijn overigens maar kleine aantallen. De partners zweren elkaar eeuwige trouw. Verschillen tussen de mannetjes en de vrouwtjes zijn op het oog niet te zien. Deze zwanensoort is bijna volledig zwart met enkele witte handpennen. Als ze gaan vliegen zijn ook de grote witte vlakken op de vleugels te zien. Bij zwerftochten kunnen ze afstanden van honderden kilometers overbruggen. Kenmerkend is de klagende, trompetterende roep van deze soort, die vooral ’s nachts te horen is.
We schakelen nu over naar het plantenrijk. Als eerste deze schitterende plantensoort; het zogeheten Leverbloempje (Hepatica nobilis). De foto is gemaakt in het Teutoburgerwoud in Duitsland, een groot gebied dat gelukkig nog veel mooie planten herbergt. In Nederland worden ook wel eens leverbloempjes waargenomen, maar bij ons horen ze eigenlijk niet thuis. Waarnemingen uit ons land hebben betrekking op verwilderde exemplaren. In Duitsland zijn ze nog steeds wel inheems. Net als bij het gewoon schriftmos en veel andere soorten heeft het leverbloempje een logische soortnaam. De omtrek van de bladeren van de bloem lijken namelijk op levers. Zowel de Duitse, Engelse en Latijnse naam verwijzen naar deze vorm van de bladeren
Op die ene winterse sneeuwdag in maart ontkwamen ook deze drie Hazen (Lepus europaeus) niet aan het spiedende oog van de fotograaf. Nu is dat wel een beetje overdreven, want in een witte omgeving vallen deze beestjes natuurlijk extra op. Het was opvallend hoe veel er in luttele minuten geteld konden worden. De teller stond dan ook in een oogwenk op pakweg 25 hazen. Daar zal de rammeltijd zeker ook toe hebben bijgedragen. Elders waren de aantallen namelijk beduidend lager. Hazen houden zich – veelal solitair – op in legers, ondiepe kuiltjes in en bij een bosrand, onder lage begroeiing, in het hoge gras of in de diepe ploegvoren van een akker
|
In hetzelfde gebied werd het schilddak van een Friese boerderij gefotografeerd met daaraan bevestigd twee kenmerkende zwanen. De betekenis hiervan is onder meer dat zwanen elkaar voor het leven kiezen en monogaam zijn. Het symboliseert verder schoonheid, zuiverheid, trouw en liefde. Eronder bevindt zich het zogeheten uilenbord, waarin zowel kerk- als steenuilen welkom worden geheten. Door de tussenlatjes is er in de onderhavige situatie evenwel hooguit ruimte voor een steenuil. De foto is echter ook gemaakt, omdat een torenvalkvrouwtje (Falco tinnunculus) hier ook haar domicilie schijnt te hebben.
In hetzelfde Teutoburgerwoud werd ook een Maarts viooltje (Viola odorata) op de foto gezet. De soortnaam verwijst naar de vroege bloeitijd van deze plant. Insecten kunnen op verschillende manieren naar een plant gelokt worden. Vaak gebeurt dat door de kleur van de bloem. Bij het maarts viooltje is die kleur veel minder belangrijk dan de sterke geur die ze uitscheiden. Het maarts viooltje komt van nature voor in Noord-Afrika, West-Azië en vrijwel geheel Europa. In andere werelddelen kun je alleen verwilderde of aangeplante exemplaren vinden. In Nederland is het een algemene soort
|
Een 3e zoogdiersoort waar we deze natuurkalender aandacht aan besteden, is de Eekhoorn (Sciurus vulgaris). Niet zelden worden ze ook gewone- of rode eekhoorn genoemd. Van dit beestje kon deze koddige foto worden gemaakt. Wanneer zie je nou een eekhoorn in een oude melkbus? Het beestje bleef onverstoord zitten en deed zelfs even een dutje. Zo op het oog hebben ze een vertederend en aaibaar uiterlijk. Ze kunnen evenwel lelijk bijten en nestkasten kraken kunnen ze ook. Net als bij de andere 2 genoemde zoogdiersoorten is ook bij de eekhoorn sprake van achteruitgang., zoals bij zoveel dieren in ons land.
|
Het (wilde) Konijn zoals wij die kennen, is het Europees Konijn (Oryctolagus cuniculus) . Konijnen behoren net als hazen tot de orde van de haasachtigen. Zo nauw verwant zijn deze beide zoogdieren echter niet, want een kruising tussen “meister Lampe” en “broer konijn” schijnt schier onmogelijk te zijn. Wist u trouwens dat konijnen hier van origine helemaal niet voorkwamen, doch dat ze in de middeleeuwen vanuit Spanje in Nederland zijn ingevoerd? In tegenstelling tot hazen worden konijnen in holen geboren. Na 3 weken komen de jongen overdag tevoorschijn, een week later moeten ze al voor zichzelf zorgen. Deze jonkies worden uitlopertjes genoemd en zitten vaak nog in of vlakbij de holingang, zoals ook in de onderhavige situatie.
Dan nu een aantal insecten. De kever op bijgaande foto is gemakkelijk over het hoofd te zien. Deze Dwergspektor (Cartodere bifasciata) is namelijk erg klein. Het was een echte toevalstreffer om te vinden en ook nog heel lastig om te fotograferen. Dit vanwege de minuscule grootte. Het kevertje is een exoot voor Nederland en komt uit de familie van de schimmelkevers, die ook wel dwergspektorren worden genoemd. Kevers uit deze familie leven van schimmels en hun sporen, waaraan ze hun naam te danken hebben. Over het algemeen zijn de soorten schimmelkevers heel klein: de lichaamslengte bedraagt doorgaans niet meer dan 0,25 tot 3,25 millimeter! Vandaar dat het dus uiterst lastig was om er een goede opname van te maken
|
Een leuke keversoort is het Roomvleklieveheersbeestje (Calvia quatuordecimguttata). Dit lieveheersbeestje heeft op elk dekschild zeven witte vlekken en is rood van kleur. Er zijn wel een aantal gelijkende soorten met rode dekschilden en witte stippen, maar er zijn tegenwoordig genoeg methodes om deze met zekerheid te determineren. Met NIA beeldherkenning op Waarneming.nl of Obsidentify kun je soorten als deze gemakkelijk op naam brengen. Lieveheersbeestjes onderscheiden zich van andere kevers door de kleine kop en korte antennes. Net als bijvoorbeeld vlinders ondergaan lieveheersbeestjes een volledige metamorfose. Dit houdt in dat ze door vier fases heen gaan: ei, larve, pop en imago (volwassen insect)
|
De Platte Waterwants (Ilyocoris cimicoides) is een relatief groot insect (11,5 tot 15,5 millimeter). Wantsen uit deze familie komen veel in de tropen voor. Sterker nog, in West Europa kennen we slechts twee soorten! Deze twee, waaronder de platte waterwants, worden vaak aangetroffen bij stilstaand water. Hun tropische familieleden kun je juist niet bij stilstaand water vinden. Het zijn rovers die hun prooi in de waterplanten opwachten. Op de buik van de platte waterwants zit een grote luchtbel. De lucht in deze luchtbel moet af en toe ververst worden en dan komen ze naar het wateroppervlak. Dat is dus ook het geval geweest Bij het beestje op de foto
|
Deze foto laat één van de eerste sprinkhanen zien, die waargenomen is in 2023. Het is wel even goed zoeken, want op de foto valt het Zeggedoorntje (Tetrix subulata) tussen het gedroogde bladwerk, nauwelijks op. In het veld zie je - wat later in het seizoen - doorntjes veel springen. Voor een stil zittend beestje, zoals deze, heb je evenwel een geoefend oog nodig. Doorntjes zijn namelijk best klein en vallen qua kleurtekening vaak totaal niet op. Het vrij algemene zeggedoorntje komt vooral voor op pioneersplekken; bij voorkeur vochtige plekken. Pioneersplekken zijn plekken waar de natuur nog flink in ontwikkeling is
|
Voor de liefhebbers van mossen en korstmossen hebben we 2 foto’s. Op deze foto zijn de sporenkapsels van Gedrongen kantmos (Lophocelea heterophyllea) te zien. Ook hiervoor heb je een geoefend oog nodig. De vorming van sporenkapsels bij mossen is een stadium van de voortplanting. De kapsels zijn op deze foto de zwarte bolletjes op steeltjes, maar kunnen bij andere soorten er totaal anders uitzien (andere kleuren en vormen). Gedrongen kantmos is een algemeen levermos dat vooral groeit op dood hout en strooisel in bossen. Op afstervend liggend hout is gedrongen kantmos er als de kippen bij en kun je ze als een van de eerste soorten er op aantreffen
|
Van de mossen nu naar de korstmossen met in dit geval Gewoon Schriftmos (Graphis scripta). Mossen en korstmossen behoren tot twee totaal verschillende ordes. Mossen vallen namelijk onder de planten en een korstmos is een symbiosevorm tussen schimmels en bacteriën of algen. Deze algen of bacteriën moeten wel in staat zijn om fotosynthese uit te voeren. Schriftmos is goed herkenbaar aan de langwerpige, gebogen en vertakte vruchtlichamen. Deze zwarte vruchtlichamen in de foto doen denken aan schrifttekens en door deze schrifttekens hebben ze weer een nieuwe naam bedacht voor deze korstmossen. Gewoon schriftmos is vrij algemeen en blijft toch wel bijzonder om te zien
|
De laatste kalenderfoto van de maand is voorbehouden aan een vrij zeldzame verschijning; namelijk de Voorjaarskluifzwam (Gyromitra esculenta). Het is een paddenstoel die op zandgronden of strooisel onder naaldbomen groeit. Deze kluifzwam valt vooral op door de hersenvormig geplooide roodbruin gekleurde hoed. In het begin is deze hoed glanzend, maar later verdwijnt deze glans. Op deze foto staat aldus een nog niet al te oud exemplaar afgebeeld. De voorjaarskluifzwam kun je het beste zoeken in het oosten en zuiden van ons land, want in het noorden en westen zijn ze nauwelijks waargenomen. Ze zijn het beste aan te treffen in het voorjaar (maart en april). We zijn benieuwd wat de lentemaand april voor ons in petto heeft.
|
Samenstelling: Wim Wijering en Jaimey Wilbers
Eventuele reacties naar: [email protected] of tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Jaimey Wilbers en Gerard Benerink
Eventuele reacties naar: [email protected] of tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Jaimey Wilbers en Gerard Benerink
Als altijd zijn er ook deze maand weer diverse andere natuurfoto’s gemaakt. Benieuwd; klik dan op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”