natuurkalender maart 2017
Maart 2017 eindigde als de op één na warmste maart ooit gemeten. Alleen jaargang 1991 was nog net iets warmer. Vooral overdag waren de afgelopen 31 dagen flink warmer dan normaal. Zelfs de nachten verliepen relatief zacht. Het aantal mooi-weerdagen kwam uit op maar liefst 15 (tegen 3 normaal) en dat is een record voor maart. Het was kortom een zeer aangename lentemaand, waarin weer van alles te fotograferen viel.
We hebben deze keer niet de vogels de boventoon laten voeren. Behandeld worden dit keer nochtans: buizerd, gaai, graspieper, grote gele kwikstaart, grutto, kleine plevier, scholekster, vink en winterkoning. Ook hebben we menige amfibie dan wel reptiel binnen lensbereik gekregen. Aan bod komen achtereenvolgens: adder, levendbarende hagedis, gewone pad, heikikker en groene kikker.
Omdat we op korte termijn binnen onze verenigingsgebied - net als vorig jaar - weer met de schooljeugd bloemenmengsels gaan inzaaien ten behoeve van vlinders en bijen, is er deze keer ook extra aandacht voor deze gevleugelde insecten. We hebben voor u deze maand: grasbij, grijze zandbij, roodharige wespbij, lente-orvlinder, variabele voorjaarsuil, hopsnuituil en oranje berkenspanner. Ter completering van de sessie laten we verder gagel in bloei zien, evenals de besvrucht van de lampionplant. We sluiten af met een heuse slaapplaats van kokmeeuwen tijdens een mooie zonsondergang.
Wist u trouwens dat wetenschappers hebben aangetoond dat mensen meer ontspannen zijn door het gezang en de aanwezigheid van vogels en zich daardoor gelukkiger voelen?! Als natuurliefhebbers weten wij dat natuurlijk al lang. We zijn echter benieuwd of we u ook wat gelukkiger kunnen maken met onze vogel- en overige natuurfoto’s. Wij wensen u in ieder geval veel kijk- en leesplezier toe. Vergeet vooral niet om alle overige recente foto’s van maart ook te bekijken. Deze zijn namelijk ook de moeite van het bekijken zeker waard.
We hebben deze keer niet de vogels de boventoon laten voeren. Behandeld worden dit keer nochtans: buizerd, gaai, graspieper, grote gele kwikstaart, grutto, kleine plevier, scholekster, vink en winterkoning. Ook hebben we menige amfibie dan wel reptiel binnen lensbereik gekregen. Aan bod komen achtereenvolgens: adder, levendbarende hagedis, gewone pad, heikikker en groene kikker.
Omdat we op korte termijn binnen onze verenigingsgebied - net als vorig jaar - weer met de schooljeugd bloemenmengsels gaan inzaaien ten behoeve van vlinders en bijen, is er deze keer ook extra aandacht voor deze gevleugelde insecten. We hebben voor u deze maand: grasbij, grijze zandbij, roodharige wespbij, lente-orvlinder, variabele voorjaarsuil, hopsnuituil en oranje berkenspanner. Ter completering van de sessie laten we verder gagel in bloei zien, evenals de besvrucht van de lampionplant. We sluiten af met een heuse slaapplaats van kokmeeuwen tijdens een mooie zonsondergang.
Wist u trouwens dat wetenschappers hebben aangetoond dat mensen meer ontspannen zijn door het gezang en de aanwezigheid van vogels en zich daardoor gelukkiger voelen?! Als natuurliefhebbers weten wij dat natuurlijk al lang. We zijn echter benieuwd of we u ook wat gelukkiger kunnen maken met onze vogel- en overige natuurfoto’s. Wij wensen u in ieder geval veel kijk- en leesplezier toe. Vergeet vooral niet om alle overige recente foto’s van maart ook te bekijken. Deze zijn namelijk ook de moeite van het bekijken zeker waard.
Begin maart vond een 12 jarige jongen met veel natuurinteresse in het bosperceel van zijn tante (Zoekerveld, op de grens Weerselo / Saasveld) enkele prachtige gekleurde kelkzwammen. Van de vier soorten, die in Europese voorkomen, zijn er twee in ons land te vinden. Dat zijn respectievelijk de Rode kelkzwam (Sarcoscypha coccinea) en de Krulhaarkelkzwam (Sarcoscypha austriaca). Het lastige bij deze twee fraaie roodgekleurde paddenstoelen is, dat ze als twee druppels water op elkaar lijken. Slechts met behulp van microscopisch sporenonderzoek zijn er verschillen te zien. En dat laatste is inmiddels gebeurd, waardoor we nu met zekerheid weten dat de afgebeelde paddenstoel daadwerkelijk de Krulhaarkelkzwam is. Deze zogeheten winterpaddenstoel staat vanwege z’n zeldzame voorkomen op de Rode lijst van bedreigde paddenstoelen in Nederland.
|
In de maand maart kunnen al verschillende soorten voorjaarsnachtvlinders worden waargenomen. Deze komen vooral af op licht, maar ze zijn ook te lokken met stroop wat op een boom kan worden gesmeerd. De Vlinderstichting propageert deze methodes voor zowel determinatie- als inventarisatiedoeleinden. De afgebeelde Variabele Voorjaarsuil (Orthosia incerta) werd met speciaal lamplicht “gevangen”, op de foto gezet en de vrijheid hergeven. Zoals de naam al doet vermoeden kan deze nachtuilensoort qua uiterlijk behoorlijk verschillen. Wilgenkatjes zijn favoriet bij deze soort.
|
Op dezelfde wijze kon ook deze Lente-orvlinder (Achlya flavicornis) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Deze nachtvlinder behoort tot de zogeheten eenstaartjes. De oranje antennes zijn kenmerkend voor deze voorjaarsnachtvlinder, die zowel vliegt in maart als in april. Overdag worden de vlinders regelmatig aangetroffen op berken; ze zitten vaak in de kleinere takvorken. De berk is ook de waardboom van deze soort. Op zonnige middagen vliegen ze soms ook overdag. Ze bezoeken bloedende bomen en wilgenkatjes. Verwarring kan er ontstaan met de (gewone) Orvlinder (Tethea or). Deze mist de oranje antennes en vliegt bovendien iets later in het jaar.
|
Tijdens een wandeling door het Haaksbergerveen viel het oog op een nachtvlinder, die er in de vlucht nogal oranjeachtig uit zag. Toen de vlinder op de grond plaats nam in het zonnetje, werd al snel duidelijk dat het de Oranje Berkenspanner (Archiearis parthenias) betrof; een nachtvlinder uit de spannerfamilie. De soort vliegt bij zonnig weer rond de toppen van berkenbomen, nog voordat deze in blad staan en vertoont veel gelijkenis met de oranje espenspanner (Boudinotiana notha). Beide vlinders worden gerekend tot de zogeheten dagactieve nachtvlinders. De waardboom voor deze soort is uiteraard de berk. Het is een vrij gewone soort, die in het gehele land kan worden waargenomen.
|
De vierde nachtvlinder, die we in deze kalendersessie presenteren, is de Hopsnuituil (Hypena rostralis). Dit nachtvlindertje had kennelijk in de woning van samensteller een veilig plekje voor de winter opgezocht en kwam onder invloed van de warme omstandigheden tevoorschijn. Van dichtbij is te zien dat op zijn neus een versiering staat, waar een neushoorn trots op zou kunnen zijn. Het is zeker geen algemene nachtvlinder, maar erg schaars is deze evenmin. De rupsen leven uitsluitend op hop; vandaar de naamgeving. De vlinder vliegt na de overwinteringsperiode van maart tot in juni en bezoekt onder andere bloeiende klimop.
|
Van de nachtvlinders nu naar een drietal bijensoorten; te beginnen met deze Grasbij (Andrena flavipes); een bij uit het geslacht van de zandbijen. Het zwarte achterlijf van deze vroeg vliegende bijensoort is voorzien van dwarsbanden met geelbruine haren. De kop is daarnaast bruin behaard, terwijl de poten oranjegeel van kleur zijn. Het vrouwtje is wat groter dan het mannetje. Er is ook een tweede generatie, die vooral in juli kan worden waargenomen. De soort is tamelijk algemeen. De nesten worden vaak met grotere aantallen bij elkaar, in gazons gemaakt. Vandaar waarschijnlijk hun naamgeving. De grasbij bezoekt meerdere soorten bloeiende bomen of planten, zoals klein hoefblad (als op de foto). Daarnaast worden in het voorjaar onder meer wilg en paardenbloem en in de zomer onder meer jacobskruiskruid en boerenwormkruid bezocht.
Een familielid van de grasbij is de Grijze Zandbij (Andrena vaga); één van de grootste zandbijen in ons land. Het vrouwtje is beduidend groter dan het mannetje. De bij is zwart met een egaal lichtgrijze, donzige beharing over het gehele borststuk en kop. De soort vliegt van maart tot en met mei; oftewel de bloeitijd van de wilgen. Grijze zandbijen hebben geen angel en kunnen dan ook niet steken. In Nederland is de soort vrij zeldzaam. De mannetjes vliegen vaak laag boven de grond. Zo gauw er een vrouwtje uit het nestholletje kruipt, willen ze er soms met meerdere exemplaren tegelijk mee paren. Dat is in feite de enige functie van de mannetjes. Nadien sterven ze. De vrouwtjes gaan op zoek naar wilgenstuifmeel en nectar. Deze zijn op de foto te zien als dikke gele bollen aan haar achterpoten. Het stuifmeel neemt ze mee naar haar broedcel onder de grond.
|
De Roodharige Wespbij (Nomada lathburiana) is bekend als nestparasiet van de grijze zandbij. Deze wespbij zwerft gedurende de dag rond bij de nesten van de grijze zandbij en legt in een onbewaakt ogenblik de eitjes in het nest. Daarom wordt deze soort een koekoeksbij genoemd. Omdat deze eitjes (net als bij de koekoek) iets eerder uitkomen dan die van de grijze zandbij eet deze eerst de larve ervan op en daarna het voedsel. Wespbijen danken hun naam aan het feit dat een flink aantal soorten geelzwart van kleur zijn en daardoor veel op wespen lijken. De Roodharige wespbij wordt gekenmerkt door een lange, roodgele beharing op de kop en het borststuk. Afgebeeld is een vrouwtje, waarbij de antennebasis zwart en rood is. Bij de mannetjes is de antennebasis zwart en geel.
|
Niet zelden kun je in het voorjaar, vaak al in februari, maar zeker in maart, genieten van de balts van de Buizerd (Buteo buteo). De geïnteresseerde toeschouwer wordt hier vroegtijdig op opmerkzaam gemaakt door het “gemiauw” in de lucht. De balts is een ware vliegshow en spectaculair om te zien. Er worden door de vogel grote cirkels “beschreven”, ze klimmen steeds hoger en maken met ingetrokken vleugels spectaculaire duikvluchten. Rustig en moeiteloos stijgen ze daarna weer omhoog. Een poos draaien ze om elkaar heen, maar geleidelijk komen ze dichter bij elkaar en wordt er toegewerkt naar het hoogtepunt. De capriolen die daarbij worden uitgehaald; daar kun je alleen maar met volle be- en verwondering naar zitten te kijken en is één enkele foto eigenlijk niet vast te leggen.
|
Niet iedereen is gecharmeerd van de Gaai (Garrulus glandarius). Dat komt vooral omdat ze naast het eten van onder meer insecten en eikels ook eieren en jongen van zangvogels op hun menu hebben staan. Van oorsprong is het een vrij schuwe bosvogel, maar inmiddels zijn ze ook volop te vinden in menselijke omgeving. Door zijn waakzame en schuwe houding is en blijft een gaai evenwel een moeilijk te fotograferen soort, alhoewel dat bij dit exemplaar aardig is gelukt. Je hebt ze door hun geschreeuw al snel” in het snotje”, maar omgekeerd hebben ze ons nog veel eerder in de gaten. In bosgebieden reageren ze luid op “indringers” en kondigen daardoor vroegtijdig aan dat er (mogelijk) gevaar dreigt. Tijdens het broedseizoen zijn ze echter opvallend stil. Gaaien hebben gek genoeg een onopvallende, zachte zang en imiteren niet zelden andere vogels. Vooral het nadoen van het gemiauw van de buizerd zit steevast in het repertoire.
|
Als je een vluchtige blik werpt op dit drinkende mannetje Vink (Fringilla coelebs), dan valt wellicht niet meteen op dat er met dit beestje iets aan de hand is. Als je wat nauwkeuriger kijkt, zie je dat deze vogel twee witachtige dikke poten heeft. Dit is een aandoening, die bekend staat als kalkpoot, zoals je dat wel eens bij kippen ziet. Het is een mijtinfectie, die wordt veroorzaakt door de zogeheten Kalkpootmijt (Cnemidocoptes mutans), die we met het blote oog niet kunnen zien. De mijt leeft tussen de pootschubben, waardoor de schubben niet alleen open gaan, maar ook open blijven staan. De verdikking bij beide poten van deze vink is zodanig dat de aandoening al in een behoorlijk vergevorderd stadium verkeert. Dat is te zien aan de dikke witgrijze kalkachtige aanslag op de poten. Dit zijn niets meer of minder de uitwerpselen van de mijt.
|
Net als bij de vorige foto zou je bij deze afgebeelde Graspieper (Anthus pratensis) zo maar op het “verkeerde been” gezet kunnen worden. Het lijkt namelijk net of dit exemplaar 2 stel poten heeft (zowel donkere als lichte poten), maar dat is puur gezichtsbedrog. Als je goed kijkt zie je duidelijk roze poten en tenen. De soort vertoont qua uiterlijk veel gelijkenis met de boompieper (Anthus trivialis). De flanken zijn evenwel veel zwaarder gestreept. We kunnen in ons land het hele jaar door graspiepers tegenkomen. Vooral tijdens de voorjaars- en najaarstrek trekken ze massaal over ons land. De piek van de voorjaarstrek moet overigens nog komen. Meestal is dat medio april. Ondanks de massale doortrek staat deze piepersoort als broedvogel op de Rode lijst als gevoelig, net zo als de scholekster. De huidige landbouwgebieden zijn tegenwoordig namelijk steeds minder geschikt als broedomgeving.
|
Tot de “echte” weidevogelsoorten, wordt ook de Scholekster (Haematopus ostralegus) gerekend. Ze worden ook wel “bonte piet” genoemd. Die laatste benaming heeft overigens helemaal niets met het Sinterklaasgebeuren te maken, maar uitsluitend met het geluid wat ze heel vaak ten gehore brengen. Ook deze soort heeft het tegenwoordig moeilijk, omdat ze steeds minder jongen groot brengen. Een halve eeuw hebben ze optimaal kunnen profiteren van de rijkdom van het wad en van de goed bemeste weilanden, maar daarin is de laatste jaren veel verandering gekjomen. Scholeksters kunnen gelukkig behoorlijk oud worden; tot wel 30 jaar. Ooit is er in ons land een exemplaar aangetroffen, die maar liefst 46 jaar oud was! Als je op bijgaande foto al deze scholeksters bij elkaar op een vlonder ziet zitten, ben je bijna geneigd te zeggen dat het wel meevalt met de terugloop van deze soort.
|
Met de koning van de weidevogels, de Grutto (Limosa limosa), gaat het steeds slechter. Naar schatting broeden er nu nog maar zo’n dertigduizend paar grutto’s in Nederland. In de jaren tachtig waren dat nog honderdduizend paar! Voor het zoveelste jaar op rij heeft deze soort ook in 2016 wederom te weinig jongen groot gebracht in ons land. Intensivering in de landbouw, voedselgebrek en predatie zijn de belangrijkste oorzaken van deze teloorgang. De populatie is dan ook al geruime tijd niet meer gezond. Om het boegbeeld van onze Vereniging in ons gebied te kunnen redden is sinds kort in Albergen een ruim 52 ha groot weidevogelgebied gerealiseerd met steun van de Provinciale overheid en samenwerking met het Gebiedscollectief Noordoost Twente. De eerste resultaten zijn bemoedigend. Hopelijk kunnen we daar over enkele jaren weer genieten van zulke grote groepen grutto’s, als op bijgaande foto.
|
Eveneens gefotografeerd bij de Oelemars is dit mannetje Grote Gele Kwikstaart (Motacilla cinerea). In vergelijking met andere kwikstaarten is deze soort het meest aan water gebonden, bij voorkeur snelstromend water. Ze broeden en zoeken hun voedsel dan ook vrijwel uitsluitend langs de oevers van beken en rivieren. In onze regio heeft het beekloopherstel, uitgevoerd door het Waterschap Vechtstromen, zijn vruchten afgeworpen. De waterkwaliteit is hierdoor verbeterd en waarschijnlijk heeft dit geleid tot meer voedselaanbod. Ook de plaatsing van speciale nestkasten voor deze soort heeft gunstig uitgepakt. Door al deze factoren zit deze soort de laatste jaren weer enigszins in de lift.
|
De Kleine Plevier (Charadrius dubius) is een echte pioniersoort. Dat wil zeggen dat hij vaak op broedplaatsen nestelt, die alleen tijdelijk geschikt zijn om er te broeden (afgravingen, bouwplaatsen, opspuitingen, grintgaten e.d.). Kleine plevieren worden nogal eens verward met bontbekplevieren. Deze laatste soort heeft evenwel een oranje snavelbasis, oranje poten en mist het gele oogringetje wat de kleine plevier juist zo kenmerkt. Bovendien is de bontbekplevier veel meer aan de kust te vinden. De kleine plevier houdt meer van het binnenland (zoetwatermilieu), zoals in dit geval de Oelemars bij Losser, waar speciaal voor deze soort een hoeveelheid grind op een eilandje is aangebracht als geschikte nestlocatie.
|
Van de vogels nu over naar de reptielen en de amfibieën. Het is inmiddels twee jaar geleden dat in Nederland extra aandacht werd besteed aan de Adder (Vipera berus). Dat jaar werd namelijk uitgeroepen tot Jaar van de Adder. Sindsdien hebben veel mensen kennis kunnen maken met de enige gifslang, die Nederland rijk is. Het doel was om veel meer mensen kennis te laten maken met de leefwijze van deze bijzondere slang, maar ook om terreinbeheerders attent te maken op een goed beheer van het leefgebied. Veel onderzoek is verricht door onze Drentse natuurvriend Dick van Dorp, die jarenlang onderzoek heeft gedaan en nog steeds doet naar de adder in het Hijkerveld te Drenthe. Zie daartoe onder meer de fotorubriek amfibieën en reptielen elders op onze site. Met een 300 mm lens kon in het Bargerveen de afgelopen maand de kop van deze adder worden geportretteerd. Om het dier niet te verstoren is daarbij gebruik gemaakt van een 300 mm lens.
Na de twee reptielen komen nu enkele amfibieën aan bod, te beginnen met deze Gewone Pad (Bufo bufo), die ook wel bruine pad wordt genoemd. De gewone pad heeft van alle amfibieën in Europa het grootste verspreidingsgebied. De kleur van deze pad kan behoorlijk variabel zijn, maar altijd neigend naar bruin. De mannetjes zijn duidelijk kleiner dan de vrouwtjes, maar hebben beduidend dikkere voorpoten. Daarmee klemmen ze zich in de paartijd vast aan de vrouwtjes. Dit noemen we de zogeheten amplexhouding. Maart is bij uitstek de maand van de paartijd. De ei-afzet vindt in snoeren plaats, terwijl de kikkers ei-klompen produceren (kikkerdril).
|
In de eigen tuin kon eindelijk weer eens een Winterkoning (Troglodytes troglodytes) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Het kleine Jantje of Nettelkörnke, zoals dit nog geen 10 cm grote vogeltje met zijn opgewipte staartje bij ons genoemd wordt, blijft doorgaans - vanwege z’n beweeglijkheid - een zeer lastig te fotograferen soort. Helemaal vrij zitten is er vaak dan ook niet bij. Het mannetje zingt zich met z’n zeer luide zang bijkans een slag in de rondte. In de coniferen heeft d’ie momenteel z’n bolronde nestje gebouwd. Gewoonlijk maakt het mannetje meerdere nesten. Het vrouwtje bepaalt evenwel welk nest haar het beste lijkt. We zijn benieuwd wat het uiteindelijk gaat worden.
In maart ontwaakt de Levendbarende Hagedis (Zootoca vivipara) uit zijn winterslaap. Mannetjes en jonge dieren komen als eerste tevoorschijn. Enkele weken later verschijnen ook de vrouwtjes. In de Lemselermaten te Weerselo werd dit bijzondere, staartloze exemplaar gefotografeerd. Alleen een klein stompje is zichtbaar waar kennelijk de staart heeft gezeten. Hagedissen staan er om bekend dat ze hun staart loslaten als ze door een predator worden gepakt. Dit staartdeel blijft daarna nog een poosje bewegen om de aanvaller af te leiden, waarna de staartloze hagedis de kans krijgt om een veilig heenkomen te zoeken. Na een paar maanden groeit er wel weer een nieuwe staart aan, maar deze zal nooit meer zo volledig worden als de originele. De levendbarende hagedis dankt zijn naam overigens aan het feit dat de levend jongen in een vlies geboren worden, die bij de geboorte meteen knapt. Deze jonkies zijn daarna meteen zelfstandig.
|
We kennen in ons land drie verschillende soorten groene kikkers. Dat zijn respectievelijk de poelkikker of kleine groene kikker (Pelophylax lessonae), de meerkikker of grote groene kikker (Pelophylax ridibundus) en lang jaren geleden is er door bastaardering een derde soort ontstaan: de bastaardkikker oftewel de middelste groene kikker (Pelophylax klepton esculentus). De drie soorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden of je moet ze al in de hand hebben. Ze hebben alle drie zwarte vlekken en op de rug een lichtgroene streep. De poelkikker is tijdens de paartijd wat geler. In het Haaksbergerveen schijnt de meerkikker niet voor te komen. Kortom; de afgebeelde zonnende groene kikkers zijn om die reden oftewel Poelkikkers of Bastaardkikkers. We houden het op de laatste.
|
De Heikikker (Rana arvalis) heeft een bruine kleur, vaak met vlekken op de rug en flanken, terwijl de achterpoten licht gebandeerd zijn. Niet zelden wordt deze soort verward met de bruine kikker. De eerste heeft evenwel een spitsere snuit. Verder bevindt zich achter de ogen een brede, donkerbruine en langwerpige oogvlek, die loopt van het oog tot aan de voorpoot. Meestal is de heikikker ook nog eens te herkennen aan de lichte streep op de rug, alhoewel dat niet bij elk exemplaar het geval is. Op de foto is de lichte streep niet goed te zien, maar wel de spitse snuit en de beschreven oogvlek. Tijdens de paartijd kleuren de mannetjes enkele dagen blauw, wat heel bijzonder is om te zien.
Tot slot nog wat aandacht voor de flora. Normaliter bloeit Wilde Gagel (Myrica gale) pas in april en mei. Vanwege het fraaie voorjaarsweer is de bloei dit jaar kennelijk wat eerder op gang gekomen, zoals te zien op de foto (mannelijke katjes in bloei). De goudkleurige katjes verschijnen reeds voordat er bladeren aan de twijgen zitten. Richting zomer begint de struik sterk te geuren. Wrijf maar eens wat bladeren tussen je vingers; dat ruik je dan ogenblikkelijk. Vroeger werd gagel om die reden in de bedstee aangebracht om luizen, vlooien, muggen en motten te weren. Die hebben namelijk een hekel aan de geur. Gagel gedijt vooral in een moerassige omgeving; in dit geval de Lemselermaten te Weerselo. De soort is vanaf de vijftiger jaren door ontwatering en ontginning sterk in aantal afgenomen.
De Lampionplant (Physalis alkekengi) is inheems in Japan en komt als “onkruid” voor in Centraal- en Zuid-Europa. De soort is hier geïntroduceerd en is gemakkelijk in de tuin te houden. Ze kunnen door het woekerende karakter behoorlijk groot worden; tot wel een meter hoog. Het is familie van de nachtschade en de tomaat. Al deze planten zijn een beetje giftig. De bloei van de plant stelt niet al te veel voor, maar in het naseizoen worden er opvallende oranje zaadblazen gevormd, die er uit zien als vrolijke lampionnetjes. Eigenlijk zijn dat de uitgegroeide kelkbladeren van de plant. Deze zie je vaak terug in allerlei droogboeketten. Op de foto zie je een grotendeels verteerd “ballonnetje”, waarin zich nog een fel oranjerode bes bevindt, die overigens wel eetbaar is.
In de kalendermaand januari 2016 maakten we al gewag van het feit dat de Grote Rietplas bij Emmen en de directe omgeving daarvan fungeert als een voorverzamelplaats voor bepaalde vogelsoorten, zoals de spreeuw. Naar het zich laat aanzien fungeert deze waterplas echter ook als slaapplaats voor veel kokmeeuwen, voorafgaand aan het broedseizoen. Dit hebben we meer dan eens geconstateerd. Op een groot open water weten zij zich beschermd tegen roofvijanden. De Grote Rietplas voldoet kennelijk aan die behoefte. Kokmeeuwen leggen soms vele kilometers af om een dergelijke plek te kunnen bereiken. De vele meeuwen op het water bij een zonsondergang leek ons een passende afsluiting van de maand maart.
|
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baayens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baayens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering