natuurkalender juni 2015
Vaak is de natuur heel dichtbij huis. Daar staan we vaak niet bij stil, omdat het zo gewoon is. Maar zo gewoon en vanzelfsprekend is dat heden ten dage allemaal niet meer. We moeten er heel wat voor doen om u elke maand weer een zo divers mogelijke “fotopalet” aan te bieden. Ieder van ons fotografeert logischerwijs in zijn eigen woonomgeving. Nochtans zwerven we er ook nog wel eens op uit. Die mix bevalt ons prima. In juni viel er in ieder geval weer heel veel moois voor ons te beleven. We hebben dan ook geregeld mooie en bijzondere opnames kunnen maken. Niet zelden kwamen we bijvoorbeeld in aanraking met jong leven (steenuil, torenvalk, kleine plevier, kievit en huismus). Andere fotogenieke vogelsoorten waren in deze kalendermaand: krooneend, grote lijster, grauwe klauwier, veldleeuwerik, ijsvogel, boerenzwaluw, huiszwaluw, oeverzwaluw, kuifmees, groenling en gaai. Aan het wereldje van de insecten wordt door ons relatief gezien weinig aandacht besteed. Daar hebben we deze maand wat aan proberen te doen. We tonen u deze keer opnames van: groot avondrood, kleine vos, viervlek, geringelde smalbok, gele strontvlieg en vuurjuffer. Qua flora hebben we incarnaatklaver, oranje havikskruid en vetblad voor u “in de aanbieding”. Boomkikker, levendbarende hagedis en rosse woelmuis completeren onze keuzes voor deze maand. Er is deze keer geen gebruik gemaakt van de datumvolgorde. Omdat we het warme weer tegemoet gaan, gooien we er een passend weerrijmpje tegen aan: “Gaat juni goed voorbij, dan zijn we in juli nog steeds blij”.
Ze zeggen wel eens dat één zwaluw nog geen zomer maakt, maar als je in enkele dagen tijd, naast de huis- en boerenzwaluw ook nog de Oeverzwaluw (Riparia riparia) op de foto kunt zetten, dan is het beslist zomer. Van de zwaluwen, die in ons land voorkomen, is het de kleinste en minst gekleurde. Het beestje is amper 12 cm groot en is qua kleur overwegend bruin, waartoe ook de brede borstband. De oeverzwaluw is een koloniebroeder, die graag gebruik maakt van speciaal aangelegde steile nestwanden. Vroeger groeven ze hun nestgaten in oorspronkelijke rivier – en beekoevers. Wat dat betreft is er de afgelopen decennia veel in de natuur veranderd.
Als je er geregeld met de camera op uit trekt, kom je soms dingen tegen, die op z’n minst thuis horen in de categorie “opmerkelijk”. Neem nou dit IJsvogelvrouwtje (Alcedo atthis) met zijn “stompe” snavel. Kennelijk moet dit diertje gehandicapt door het leven, als gevolg van een ogenschijnlijk onfortuinlijke duik op een onder water gelegen steen of iets dergelijks. Zoals op de foto te zien, mist de vogel namelijk een deel van de beide snavelpunten. Met het vangen van vis bleek ze, zoals later bleek, geen al te grote problemen te hebben. Het aanbod van voldoende voedsel zal daar echter ook een rol bij hebben gespeeld. Dat zal in de wintermaanden wel eens heel anders kunnen uitpakken.
Als je Levendbarende hagedissen (Zootoca vivipara) wilt fotograferen, dan zijn er drie aspecten waar je rekening mee moet houden. Allereerst is dat natuurlijk een geschikt biotoop, dat niet al te droog mag zijn, zoals veengebieden, natte heidegebieden e.d. Daarmee wijken ze qua biotoop duidelijk af van andere hagedissoorten. Ze gaan zelfs het water in om aan hun belagers te kunnen ontsnappen. In de tweede plaats houden deze koudbloedige reptielen van zonnewarmte, dus een zonnig dagje is aan te bevelen. Inherent hieraan is het derde aspect; een snel opwarmende plek met in de nabijheid schuilmogelijkheden. Houten vlonders, bruggetjes, boomstronken e.d. zijn daarbij favoriet, zoals ook in dit geval. Door verdroging en versnippering van zijn leefgebied gaat deze soort, die zijn jongen levend ter wereld brengt, de laatste decennia hard achteruit.
Auteur: Wim Wijering
Fotografen: Leo, Fons en Wim Wijering, alsmede Laurents ten Voorde
Fotografen: Leo, Fons en Wim Wijering, alsmede Laurents ten Voorde