natuurkalender juli 2023
Juli begon nat en koel. Op 5 juli woedde in ons land zelfs één van de zwaarste zomerstormen in ruim vijftig jaar. De storm kreeg de naam Poly. Vier dagen later naderde een koufront, waaruit stevige onweersbuien met hagel en (zware) windstoten ontstond. In het oosten van het land kregen we zelfs even te maken met code oranje. Er viel deze maand, in tegenstelling tot de voorgaande maanden, erg veel regen. Nochtans konden we in juli ook 24 warme dagen noteren, waardoor het uiteindelijk qua temperatuur toch nog een vrij normale maand juli werd.
Het leek ons goed om deze keer ook eens een aantal foto’s te laten zien, gemaakt vanuit onze natuurfotografiehut in Reutum. Verder hebben we gewoontegetrouw ook onder meer foto’s uit de omgeving van Lochem, Emmen en Limburg.
Bij de vogels komen aan bod: groene specht, grote bonte specht, grauwe vliegenvanger, boomkruiper, winterkoning, koekoek en visdiefje. De insecten worden vertegenwoordigd door: grote zeefwesp, een goudwesp, snuitkeverschildwants en maar liefst 4 zeldzame andere insecten. Dat zijn achtereenvolgens: grote duizendbladboorvlieg, geelvleugeldoflijfje, alsmede Duitse- en boszandloopkever.
De rubriek vlinders en libellen was deze keer goed voor: pimpernelblauwtje, keizersmantel, wilgenstippelmot en bruinrode heidelibel.
Verder kunnen we 3 zoogdieren laten zien, te weten, haas, eekhoorn en rosse woelmuis. De overige 4 foto’s hebben betrekking op: tijger- of wespspin, karmijnrood netwatje, zandkleurig lantaarntje en franjevlekplaat.
Nu eerst echter een 8-tal opnames, gemaakt vanuit onze eigen fotografiehut.
Het leek ons goed om deze keer ook eens een aantal foto’s te laten zien, gemaakt vanuit onze natuurfotografiehut in Reutum. Verder hebben we gewoontegetrouw ook onder meer foto’s uit de omgeving van Lochem, Emmen en Limburg.
Bij de vogels komen aan bod: groene specht, grote bonte specht, grauwe vliegenvanger, boomkruiper, winterkoning, koekoek en visdiefje. De insecten worden vertegenwoordigd door: grote zeefwesp, een goudwesp, snuitkeverschildwants en maar liefst 4 zeldzame andere insecten. Dat zijn achtereenvolgens: grote duizendbladboorvlieg, geelvleugeldoflijfje, alsmede Duitse- en boszandloopkever.
De rubriek vlinders en libellen was deze keer goed voor: pimpernelblauwtje, keizersmantel, wilgenstippelmot en bruinrode heidelibel.
Verder kunnen we 3 zoogdieren laten zien, te weten, haas, eekhoorn en rosse woelmuis. De overige 4 foto’s hebben betrekking op: tijger- of wespspin, karmijnrood netwatje, zandkleurig lantaarntje en franjevlekplaat.
Nu eerst echter een 8-tal opnames, gemaakt vanuit onze eigen fotografiehut.
Vele malen minder schuw zijn de Grote Bonte Spechten (Dendrocopos major). Die laten zich vrijwel bij elk bezoek zien en hakken er her en der lustig op los. Afgebeeld ziet u zowel een mannetje (links op de foto) als een juveniele vogel (herkenbaar aan zijn geheel rode pet). De uitgevlogen jonge vogels bedelen nog een poosje om voedsel, maar daar was dit mannetje kennelijk niet (meer) van gediend. Het jonge beestje werd keer op keer door de oudervogel verjaagd, omdat voedselconcurrentie dreigt. De jonge vogels moeten namelijk na enkele weken verzorgd te zijn, op zoek naar een eigen territorium.
|
We hebben al geruime tijd een eigen natuurfotografielocatie binnen ons verenigingsgebied. Het heeft heel wat tijd en energie gekost om deze plek “fotografieklaar” te maken, maar het resultaat mag er zijn. De eerste 8 foto’s van deze julisessie zijn hier gemaakt. Eerst maar eens deze Groene Specht (Picus Viridis), die zich al heel lang in de directe omgeving liet horen, maar zich tot dusverre niet op de locatie waagde. Dit exemplaar was gelukkig wat minder schuw. Het betreft overduidelijk een juveniele vogel. Die zijn goed te herkennen aan de vele spikkels op het verenkleed. Bij een volwassen exemplaar zijn deze niet (meer) aanwezig. Als je goed kijkt, kan je zien dat het een mannetje is. Die hebben namelijk een rode vlek onder het oog. Bij vrouwtjes is deze zwart.
|
Geregeld zijn op deze plek ook Boomkruipers (Certhia brachydactyla) te zien. Ze struinen van onder tot boven allerlei boomstammen af op zoek naar insecten. Dat is in dit geval een berkenstam. Geen gaatje of spleet wordt overgeslagen. Het is maar goed dat deze soort zich geregeld laat horen, anders ga je ‘m heel vaak missen. Qua uiterlijk en formaat vallen ze dan ook nauwelijks op als ze met hun schorsbruin gestreepte bovendelen spiraalsgewijs langs de stam omhoog klauteren. Dat gebeurt schoksgewijs. De roomwitte buik, de lichte wenkbrauwstreep boven het oog en de lange sikkelvormige snavel vallen alleen maar op, als je ze van opzij fotografeert, zoals in de onderhavige situatie. Het beestje weegt niet veel meer dan 8 gram.
|
Nog zo’n ieniemienie is het Winterkoninkje (Troglodytes troglodytes); hier op de foto te zien met z’n opgewipte staartje. Dit beestje weegt een grammetje meer dan de vorige soort. Als je naar de snavelbasis kijkt, zie je meteen dat het om een jonkie gaat. Het zijn druktemakertjes pur sang en de enkele seconden dat het beestje bleef zitten, waren gelukkig net lang genoeg om ‘m op de gevoelige plaat vastgelegd te krijgen. In onze regio worden ze Klein Jantje of Nettelkörnke genoemd. Winterkoninkjes staan vooral bekend om hun luide zang. Zowel boomkruipers als winterkoninkjes zijn in ons land standvogels en trekken dus niet weg. Dat zouden ze in tijden van bittere kou beter wel moeten doen, want beide soorten kunnen heel slecht tegen winterse kou.
|
Op de bewuste locatie zijn tot dusverre geen Grauwe Vliegenvangers (Muscicapa striata) gesignaleerd. Recentelijk waren er opeens echter twee bij het poeltje; beide uitgevlogen jongen. Ze blijven na het uitvliegen nog relatief lang in de buurt van de nestlocatie. Dat kan wel enkele weken duren. Daarna zwermen de jongen uit. Heel anders gaat het er aan toe bij de andere vliegenvangersoort, die we in ons land rijk zijn; de bonte vliegenvanger. De jongen hiervan beginnen al kort na het uitvliegen te zwerven. Na enkele dagen zijn ze al in geen velden of wegen meer te bekennen. Er is nog een ander opmerkelijk verschil tussen beide soorten. De grauwe vliegenvanger neemt al jaren in aantal af en staat daardoor op de bekende Rode lijst. Z’n neefje doet het juist heel goed; sterker nog: de aantallen nemen toe.
|
Een lieflijk beeld van een Rosse Woelmuis (Myodes glareolus), die vanuit z’n schuilplek de boze buitenwereld aanschouwt. Hoe lieflijk ook, maar toch is het oppassen geblazen bij deze soort. Niet omdat ze van zichzelf gevaarlijk zijn, maar vanwege de verspreiding van het Hanta-virus, wat bij de mens ernstige nierschade kan veroorzaken. Rosse woelmuizen zijn echte klimmers en veel minder gravers. Ze klauteren graag in struiken; op zoek naar bessen. Toch hebben ze hun nest meestal in een holletje onder de grond en graven hele gangenstelsels. Ze leven veel meer boven de grond dan andere (woel)muizen. Het menu van deze soort bestaat vooral uit grassen, zaden en vruchten. Daarnaast eten ze ook wel wormen en insecten
De laatste foto uit deze 8-delige reeks hebben we toebedeeld aan Meester Langoor, oftewel Haas (Lepus europaeus). Dit exemplaar kwam erg dichtbij, waardoor nota bene een close-up kon worden gemaakt van z’n prachtige ogen, enorme oren en schitterende snorharen. Het beestje werd gefotografeerd in de karakteristieke zit- / luisterhouding. Hazen zijn ware lange afstandslopers. Ze kunnen 's nachts vele kilometers afleggen. Snel zijn ze ook. Vluchtende dieren kunnen snelheden bereiken tot wel 65 km per uur. Ze staan ook bekend om het maken van "haken" om aan belagers te ontkomen. Door hun waakzaamheid, maar vooral door hun snelheid en snelle wendingen, worden volwassen dieren zelden het slachtoffer van predatoren. In tegenstelling tot de vorige soort zijn het overigens geen knaagdieren.
|
Niet weg te slaan op de locatie is de eekhoorn, die officieel te boek staat als Europese Rode Eekhoorn (Sciurus vulgaris). Het is weliswaar een echte boombewoner die als een acrobaat door de bomen rent en springt, maar op de begane grond kunnen ze ook prima uit “de voeten”. De vachtkleur varieert van rood(oranje) tot kastanjekleurig, donkerbruin en zelfs zwartbruin. Ze vallen op door hun grote pluimstaart, gepluimde oren, grote ogen en lange tenen met lange, scherpe nagels. Het zijn knaagdieren, wat op de foto mooi te zien is. Het beestje is druk in de weer met het kraken van een noot. In de herfstperiode beginnen eekhoorns met het aanleggen van een voedselvoorraad.
|
Juli staat bekend als een echte insectenmaand. Bij de uitrusting behoort dan ook vaak de macrolens. Er is in deze tijd van het jaar - tenminste als je er op let - op dat vlak veel te ontdekken . . . . . . . en te fotograferen. De nu volgende insectenreeks begint met een tweetal zandloopkevers. De meest zeldzame van deze twee is de Duitse Zandloopkever (Cylindera germanica). Het is bovendien de kleinste zandloopkever, die in ons land voorkomt. Bij dit exemplaar, wat zelden vliegt, zijn de dekschilden dofgroen van kleur. Door het gebruik van pesticiden en de intensivering in de landbouw is de soort bijna uitgestorven geweest. Slechts in Noord Limburg; om precies te zijn in de omgeving van Weert en Budel-Dorplein, leeft nog een kleine populatie. Laat dat nu net in de buurt zijn van het woonadres van onze jongste natuurfotograaf.
|
Zijn neef, de Boszandloopkever (Cicindela sylvatica) komt weliswaar wat meer in ons land voor, maar ook deze soort heeft het bijzonder moeilijk. Ze zijn alleen nog te vinden in de grotere heidegebieden met een bosrijke omgeving. Het moet er wel droog en zonnig zijn. Het is daarom niet vreemd dat ze ook een voorkeur hebben voor brandplaatsen. De soort is nog mondjesmaat te vinden in de provincies Noord Brabant, Overijssel, Limburg en Gelderland (Veluwe). Het is een donkerbruine kever met lichte dwarsbanden op de dekschilden. Het is niet alleen een goede loper, maar ook een goede vlieger. Bij het vliegen landen ze niet zelden op struiken of op laag hangende takken van bomen. Een open vegetatie met struikheide, buntgras en zand biedt de meeste kans om ze te vinden. Laat dat laatste maar aan onze jongste speurneus over.
|
Een behoorlijk stuk kleiner is deze Goudwespsoort met de wetenschappelijke naam (Trichryris cyanea), die op dezelfde locatie kon worden gefotografeerd. Goudwespen vallen met name op door hun opvallende metallic getinte kleuren. Het zijn misschien wel de mooiste insecten, die in ons land voorkomen. Veel soorten lijken zodanig veel op elkaar dat ze niet of nauwelijks op naam kunnen worden gebracht. Gelukkig is dat bij dit fraaie blauwgroene beestje niet het geval. Afhankelijk hoe en of de zon er op schijnt, kleurt hij meer naar blauw dan wel naar groen of omgekeerd. Bij dit exemplaar is dat zo’n beetje half om half. Het is een parasitaire wesp, die z’n eitjes legt in die van pottenbakkerswespen. Helaas hebben ze deze prachtige goudwespsoort nog geen Nederlandse naam gegeven.
|
Op bijgaande foto ziet u een zogeheten zeefwesp, één van de 170 graafwespen, die in ons land voorkomen. We kennen 3 soorten zeefwespen; de grote-, de bleke en de kleine zeefwesp. Die naam hebben ze te danken aan de merkwaardig gevormde poten van de mannetjes, die wel wat weg hebben van een zeef. Het zijn grondbewoners, die hun nesten graag tussen (terras)tegels maken. Zelf heb ik ze ook onder de carport, waarvan de tegels geregeld moeten worden aangeveegd om het zand weg te krijgen. We hebben bij deze foto te maken met de Grote Zeefwesp (Crabro cribarius), die in Rossum op grote berenklauw kon worden vereeuwigd. Naast het zoeken naar nectar, jagen ze ook op vliegen, waarmee de larven worden gevoed.
|
Boorvliegen danken hun naam aan de legboor, waarmee de vrouwtjes hun eitjes in een plant afzetten. Het zijn in feite fruitvliegen; echter niet de fruitvliegjes, zoals we die zo vaak in huis kunnen tegenkomen. In ons land kennen we 37 verschillende soorten boorvliegen, die in veel gevallen vernoemd zijn naar hun waardplant. Op de foto is de uiterst zeldzame Grote Duizendbladboorvlieg (Oxyna flavipennis) afgebeeld. Het beestje kon worden gefotografeerd in het prachtige natuurgebied “Moerputten” bij ‘s Hertogenbosch. Dat is de bekendste hotspot waar deze vliegensoort met z’n opvallende vleugeltekening kan worden gevonden. Hoe lastig ze te vinden zijn weet intussen degene, die de foto gemaakt heeft.
|
Misschien nog wel zeldzamer is het afgebeelde Geelvleugeldoflijfje (Chrysogaster cemiteriorum), een vlieg uit de familie van de zweefvliegen. Deze kon worden geportretteerd in een kalkgraslandje, deel uitmakende van de bronbossen bij Slenaken (Gulpdal Limburg). Het beestje werd aanvankelijk via beeldherkenning geclassificeerd als Donker doflijfje (Chrysogaster solstitialis). Een deskundige validator van Waarneming.Nl, die de foto onder ogen kreeg, zag met zijn kennisogen dat de 6-8 mm grote zweefvlieg, een geelachtige vleugelbasis bezat; hét kenmerk van het geelvleugeldoflijfje. Wat er nu zo bijzonder aan is, is dat deze zwartglanzende soort ten tijde nog maar 13 keer in Nederland is gesignaleerd. Dat is nog eens kicken! Inmiddels weten we dat de vleugelbasis bij deze soort soms minder opvallend geel kan zijn, waardoor er verwarring met het donker doflijfje kan plaats vinden.
|
In de “Moerputten” leeft ook het uiterst zeldzame Pimpernelblauwtje (Maculinea teleius). Dit bijzondere blauwtje moet het hebben van de grote pimpernel als waardplant. De eitjes worden in juli en augustus uitsluitend door de vrouwtjes op deze plant afgezet. Als deze zijn uitgekomen, eten de rupsjes nog ongeveer 3 tot 4 weken van de bladeren van deze plant en laten zich dan vallen. Ze scheiden een honingachtige substantie uit, die zeer in de smaak valt bij moerassteekmieren. Deze mieren nemen de rups met de lekkernijen mee naar hun nest. Omdat de rups deze substantie blijft produceren, wordt ‘m wonderbaarlijk genoeg geen strobreed in de weg gelegd als hij / zij zich in het nest tegoed doet aan de aanwezige mierenlarven en poppen. 10 tot 11 maanden later wordt een nieuw pimpernelblauwtje geboren, die ongeveer 2 dagen de tijd heeft om te paren en eitjes te leggen. Dit alles noemen we symbiose.
|
Het is nog niet zo lang geleden dat de Keizersmantel (Argynnis paphia) geheel en al uit Nederland was verdwenen. Er werden wel eens zwervers waargenomen, maar een hervestiging bleef lange tijd uit. Het lijkt er nu echt op dat de soort nadrukkelijk bezig is om ons land te heroveren. Met name op de zandgronden kun je deze prachtige vlindersoort steeds vaker tegenkomen. De maand juli is daarvoor de beste tijd. Dat klopt helemaal, want één van onze natuurfotografen lukte het om dit plaatje te maken van 2 mannetjes op grote klit. Het verschil tussen de beide geslachten zit ‘m in de “geurstrepen” op de bovenvleugels. Die hebben de mannetjes wel, maar de vrouwtjes niet. Van origine is het een bosvlinder, althans van bosranden en open plekken in het bos, maar steeds vaker kan je ze ook in allerlei tuinen tegenkomen.
|
Natuurlijk mag een libellensoort in dit overzicht niet ontbreken. Bijgaand een bijzondere foto van een vrouwtje van de Bruinrode Heidelibel (Sympetrum striolatum). Deze warmteminnende soort heeft tenminste een temperatuur nodig van ongeveer 15 graden C. om te kunnen vliegen. Ze voelen zich evenwel het prettigst bij een temperatuur van 30 graden of hoger. Zij liever dan wij. De naam doet wellicht vermoeden dat je voor deze soort de hei op moet, maar dat is geenszins het geval. Heidelibellen komen namelijk overal in ons land voor. Algemeen zijn, naast de bruinrode heidelibel, ook de steenrode- en de bloedrode heidelibel. Met name de vrouwtjes van de “rode” heidelibellen zijn lastig uit elkaar te houden. Een ezelsbruggetje: de bloedrode heeft altijd zwarte poten, de steenrode is getooid met een “zwarte snor” en dat laatste ontbreekt bij de bruinrode.
|
Een heel stuk algemener is de Wilgenstippelmot (Yponomeuta rorrella), een nachtvlinder uit de familie van de stippelmotten. De rupsjes zorgen voor een spinseldeken in de waardbomen of struiken, waarbinnen ze zich beschermen tegen predatoren, maar ondertussen wel alles kaal vreten. Ze worden om die reden ook wel spinselmotten genoemd. Je kunt je voorstellen dat niet iedereen blij is met deze motjes. De stippelmotten worden, zoals ook in dit geval, vaak vernoemd naar de boomsoort, waarop ze voorkomen. Zo kennen we onder meer de kardinaalsmuts-, de appel-, de meidoorn-, de vogelkers- en de afgebeelde wilgenstippelmot. Het zijn allemaal kleine slanke witte vlindertjes met zwarte stippen.
|
We zitten nog steeds in het wereldje van de insecten. Afgebeeld ziet u een nimf van de Snuitkeverschildwants (Arma custos). Het is een tamelijk gewone wants, die in het volwassenstadium lijkt op de zeer algemene zuringrandwants. Ze zijn wel wat kleiner en vaak ook variabeler. Dat zie je vooral bij de onvolwassen dieren. Het is een rover, die het vooral gemunt heeft op kleine kevertjes, zoals snuittorretjes. De snuitkeverschildwants dankt z’n naam aan de zuigsnuit, waarmee hij in de zachte delen van zijn prooi steekt. Er is wel eens onderzoek gedaan naar deze soort als biologische ongediertebestrijder in de landbouw.
|
Veel mensen maken de fout om spinnen in te delen bij de insecten. Alle insecten hebben evenwel 6 poten; spinnen daarentegen 8. Dit ter intro. Op de foto een Tijger- of Wespspin (Argiope bruennichi). Deze spinnensoort, die ons land pakweg 40 jaar geleden heeft ontdekt, heeft een opvallend geelwit- en-zwart strepenpatroon. In het gras zijn ze lastig te ontdekken. Het liefste eten ze sprinkhanen. Eenmaal in het wielweb beland, wordt de prooi snel ingewikkeld. Als “finishing touch” wordt een gifbeet toegepast, waarna de maaltijd kan beginnen. Veelal krijgen we de veel grotere en fraaiere vrouwtjes te zien. Dat heeft een reden. Vaak al direct na of zelfs tijdens de paring, wordt namelijk de partner ingesponnen en dient niet veel later als voedsel. Best wel luguber! Op de foto heeft dit veel kleinere mannetje het geluk aan zijn zijde, omdat het vrouwtje nog bezig is met het verorberen van een (andere) prooi. Ga d’r maar van uit dat het liefdesspel uiteindelijk niet goed met ‘m is afgelopen.
|
Slijmzwammen of myxomyceten vormen een apart rijk naast het dierenrijk, het plantenrijk en het rijk van de zwammen. De naam is misleidend, omdat ze totaal niet verwant zijn aan zwammen. Het zijn niet zelden prachtige organismen, die bijzonder fotogeniek kunnen zijn, zoals in dit geval het Karmijnrood Netwatje (Arcyria denudata). Groeien doen ze in groepjes, zoals ook te zien op de foto. Ze leven saprotroof op dood, vochtig loofhout van takken, struiken en bomen. Ze komen in ons land veel voor en zijn ongeveer een halve centimeter groot. Omdat ze vaak (heel) klein zijn, vallen deze slijmzwammetjes nauwelijks op. Eén der onzen heeft er zo ongeveer een aparte tak van (foto)sport van gemaakt om ze op te sporen en zo goed mogelijk op de foto te zetten. Karmijnrode netwatjes komen over de hele wereld voor; zelfs op Antarctica.
|
Van de hand van dezelfde fotograaf is dit Zandkleurig Lantaarntje (Cribraria argillacea). Ook dit is een slijmzwammetje of myxomyceet, die saprotroof leeft op vochtig dood hout. Ze zijn zowel in naaldbos als gemengd bos te vinden. Heel erg veel komen ze niet voor in ons land. Als je heel goed kijkt, zijn het glimmend grijze bolletjes op steeltjes. Bij het afsterven krijgen ze pas de zandkleurige kleur, waar ze hun naam aan te danken hebben. Bij deze soort is microscopische controle nodig voor zekere determinatie.
Van de myxomyceten nu weer terug naar de vogels. Geen alledaagse fotografiesoort is de Koekoek (Cuculus canotus). We horen deze mystieke vogel vaker, dan dat we ‘m te zien krijgen. Het is nog altijd een mysterie hoe de koekoek zijn weg alleen naar het Afrikaanse continent weet te vinden en hoe hij / zij een soortgenoot als partner kan herkennen. Het beestje is immers groot gebracht door volledig andere pleegouders. Op de foto ziet u een juveniel vrouwtje. Dat is te zien aan de buingrijze tekening op hals en borst. Vele jaren lang hebben we binnen onze vereniging jonge koekoeken geringd langs het Kanaal Almelo Nordhorn. In vrijwel alle gevallen fungeerde daarbij de kleine karekiet als waardvogel. Andere bekende waardvogels zijn onder meer graspieper, heggenmus, (bos)rietzanger en witte kwikstaart.
|
Een zwam, die wel tot de paddenstoelenwereld behoort, is de Franjevlekplaat (Panaeolus papilionaceus). Het is een veel voorkomende en wijdverspreide kleine bruine paddenstoel, die zich voedt met uitwerpselen van dieren. Ze zijn van mei tot en met oktober te vinden; bij voorkeur op schaduwrijke plaatsen. Dit exemplaar heeft - zo te zien - z’n beste tijd gehad. Vlekplaten danken hun naam aan de gevlekte lamellen. In de natuur zijn ze hieraan eenvoudig te herkennen. De vlekken ontstaan doordat de sporen op de plaatjes niet overal tegelijk rijpen. Bij alle inheemse vlekplaten overheersen de kleuren roodbruin, donkerbruin, olijfbruin, grijsbruin tot aan zwart toe. Ze zijn met name op voedselrijke en bemeste grond te vinden.
In het Drentse kon dit Visdiefje (Sterna hirundo) worden gefotografeerd, die zich van zijn beste kant liet zien. Deze soort heeft namelijk iets sierlijks over zich. Dat zie je niet alleen terug in de vlucht, maar zelfs - in dit geval - op een vlondertje. Dat zit er al heel vroeg in. Zeg nou zelf: De houding bij het vleugelstrekken van deze visdief heeft veel weg van acrobatiek. Het lijkt wel of hij / zij aan het oefenen is voor een balletuitvoering! Visdiefjes worden ook wel zwaluwen van de zee genoemd. De Latijnse toevoeging hirundo in de wetenschappelijke naam verwijst hiernaar. Ze zijn niet alleen aan de kust en boven zee aan te treffen. Deze sternsoort heeft zich ook aan het leven in het binnenland aangepast. Daar jagen ze vooral boven visrijke slootjes en grotere binnenwateren. Broeden doen ze in kolonieverband; het liefst op een eilandje om op die manier gevrijwaard te zijn van bodempredatoren. Hiermee sluiten we de natuursessie van juli 2023 af.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
Als altijd zijn er ook deze maand weer veel extra natuurfoto’s gemaakt. Benieuwd; klik dan op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”.