natuurkalender juli 2022
De maand juli was warm, had veel zon en er was vooral veel droogte. De gemiddelde temperatuur bedroeg 18,6 graden; 0,3 graden hoger dan gebruikelijk. De hoogste temperatuur werd gemeten in Maastricht op 19 juli en was maar liefst 39,5 graden. Sinds 1901 zijn er slechts 3 junimaanden geweest die een hogere maximumwaarde aantikten. Met slechts 30 mm neerslag tegenover de 80mm die we normaal in juli hebben, kunnen we concluderen dat juli een erg warme en droge maand was.
Die hoge temperaturen hebben gelukkig onze natuurfotografen er niet van weerhouden om een mooie reeks aan foto’s te maken. Omdat Wim en Jaimey eind juli naar Spanje zijn gereisd voor een dagvlinderreis, zullen er deze keer beduidend meer dagvlinders zijn dan anders. Toch zijn er nog een aantal libellen, sprinkhanen en kevers voor de diversiteit. Natuurlijk ontbreken de vogels niet in dit rijtje.
Van de ruim 70 dagvlindersoorten die in Spanje waargenomen zijn, zijn er enkele voor de natuurkalender geselecteerd. Een heleboel andere foto’s zijn bij de Recente foto’s te bekijken. De dagvlinders en libellen van deze maand zijn: Spaanse koningspage, toortsparelmoervlinder, kleine parelmoervlinder, keizersmantel, kleine saterzandoog, landkaartje, roodstreephooibeestje, boswitje, resedawitje, witstreepblauwtje, kleine tanglibel, vuurlibel, weidebeekjuffer en koraaljuffer.
De overige insectenwereld wordt vertegenwoordigd door een zuidelijk spitskopje en een gedeukte gouden tor. De vogels zijn: buizerd, witgat, tuinfluiter, boomkruiper, roodborst en een gele kwikstaart. De laatste twee soorten van juli zijn een boomkikker en een ree.
We zullen maar eens beginnen met een tiental dagvlinders.
Die hoge temperaturen hebben gelukkig onze natuurfotografen er niet van weerhouden om een mooie reeks aan foto’s te maken. Omdat Wim en Jaimey eind juli naar Spanje zijn gereisd voor een dagvlinderreis, zullen er deze keer beduidend meer dagvlinders zijn dan anders. Toch zijn er nog een aantal libellen, sprinkhanen en kevers voor de diversiteit. Natuurlijk ontbreken de vogels niet in dit rijtje.
Van de ruim 70 dagvlindersoorten die in Spanje waargenomen zijn, zijn er enkele voor de natuurkalender geselecteerd. Een heleboel andere foto’s zijn bij de Recente foto’s te bekijken. De dagvlinders en libellen van deze maand zijn: Spaanse koningspage, toortsparelmoervlinder, kleine parelmoervlinder, keizersmantel, kleine saterzandoog, landkaartje, roodstreephooibeestje, boswitje, resedawitje, witstreepblauwtje, kleine tanglibel, vuurlibel, weidebeekjuffer en koraaljuffer.
De overige insectenwereld wordt vertegenwoordigd door een zuidelijk spitskopje en een gedeukte gouden tor. De vogels zijn: buizerd, witgat, tuinfluiter, boomkruiper, roodborst en een gele kwikstaart. De laatste twee soorten van juli zijn een boomkikker en een ree.
We zullen maar eens beginnen met een tiental dagvlinders.
De Toortsparelmoervlinder (Melitaea trivia) werd gefotografeerd in een bos met veel beekjes en plassen water. Aanvankelijk werd de foto gedetermineerd als de sterkgelijkende tweekleurige parelmoervlinder. Later werd door een expert uit Spanje uitgelegd dat dit niet klopte, omdat in de buitenste witte band geen ronde, maar driehoekige vlekken zaten. Deze bontgekleurde parelmoervlinder is echt een zuidelijke soort; ze kan in Europa alleen aangetroffen worden in delen van Spanje, Italië en de Balkan. Ze heeft haar naam te danken, zoals vele soorten, aan haar waardplant (de plant die een soort nodig heeft voor de groei): Toorts.
|
Zoals hierboven beschreven zijn Wim en Jaimey in de week van 23 tot 30 juli naar Midden-Spanje afgereisd voor een natuurreis waar vooral veel op de dagvlinders werd gelet. Een soort die elke dag van de vakantie werd gezien is de Spaanse Koningspage (Iphiclides feisthamelii). Dit exemplaar liet zich van alle hoeken fotograferen en op deze foto lijkt zijn houding wel een beetje op een rog. Deze dagvlinder uit de familie van de grote pages (Papilionidae) komt voor in Spanje, Zuid-Frankrijk en Noordwest-Afrika. De Spaanse koningspage oogt een stuk bleker dan de koningspage die in een veel groter deel van Europa voorkomt. In Spanje en NW-Afrika hoef je geen zorgen te maken of je de Spaanse- of ‘normale’ koningspage hebt waargenomen, want de laatste komt hier niet voor.
Een Parelmoervlinder met een totaal andere waardplant dan de toortsparelmoervlinder, is de Kleine parelmoervlinder (Issoria lathonia). Deze parelmoervlinder heeft namelijk viooltjes nodig voor de groei. Kenmerkend voor deze soort zijn de grote witte vlekken aan de achterkant van de vleugels die ook wel als spiegels worden gezien. Deze foto mag dan wel in Spanje genomen zijn, maar ook in Nederland kun je de kleine parelmoervlinder aantreffen. Het is zelfs de algemeenste parelmoervlinder van Nederland. Toch is ze beperkt tot de duinen, en landinwaarts op de zandgronden in Zuid-Limburg. Al kun je de kleine parelmoervlinder dan wel van Noordwest-Afrika en Europa tot in China tegenkomen, in Nederland blijft het volgens de Rode Lijst een kwetsbare vlinder.
|
De vierde dagvlinderfoto is gemaakt in Nederland zelf, namelijk bij het Haaksbergerveen. Het betreft de Keizersmantel (Argynnis paphia), een parelmoervlinder die in bijna heel Europa voorkomt. Hoewel de soort in Europa dan wel algemeen is, is het in Nederland een vrij zeldzame verschijning. Op de Nederlandse Rode Lijst staat dat de soort verdwenen is. Dat betekent in dit geval dat het geen standvlinder is, en dat de keizersmantel niet 10 jaar een populatie heeft op dezelfde plek. Het schijnt dus dat de keizersmantels die wij in Nederland kunnen tegenkomen allemaal zuidelijke- of oostelijke zwervers zijn. Hierdoor kun je ze vrijwel overal in Nederland aantreffen, maar nooit in grote aantallen
Een mooie dagvlinder die bijna overal in Nederland kan worden waargenomen is het Landkaartje (Araschnia levana). Ze heeft haar naam te danken aan het netwerk van lijnen die als een landkaart gezien kunnen worden. Er zijn genoeg soorten die meerdere generaties hebben in een jaar. Maar weinig soorten zien er zo verschillend uit per generatie als het landkaartje. De voorvleugels zijn in het voorjaar oranjerood met een zwarte tekening. En de generatie van de zomer zijn zwart met witte tekening. Nou is dat met een foto van de zijkant moeilijk te zien, maar de fotograaf in kwestie heeft een exemplaar van de zomergeneratie vastgelegd, die nog goed te verwarren is met de vrij zeldzame kleine ijsvogelvlinder
|
De Kleine Saterzandoog (Satyrus actaea) is een opvallende verschijning in het veld. Op deze foto is namelijk alleen de zijkant te zien, maar als ze gaat vliegen lijkt het een volledig zwarte vlinder. De voorvleugels zijn namelijk ook zwart gekleurd en hebben slechts twee kleine witte stippen. De kleine saterzandoog heeft specifieke grassoorten nodig voor de voortplanting. Je hebt de grootste kans om ze tegen te komen op graslanden, rotshellingen en bij struiken. De beeldherkenning zei 100% grote saterzandoog, maar het is altijd belangrijk om kritisch te kijken, want achteraf bleek dat het duidelijk een kleine saterzandoog betrof
|
Even later op diezelfde maandagochtend werd er bij een prachtig schoon bergbeekje in Terriente een opname gemaakt van het Boswitje (Leptidea sinapsis). Het is een soort die in het veld niet te onderscheiden is van het Verborgen Boswitje (Leptidea reali) . Voor onderscheid moet de genitalia (geslachtsorganen) onderzocht worden om een boswitje met zekerheid te kunnen determineren. Boswitjes zijn kleine witte vlinders met een grijze bestuiving op de vleugels. Ook in Nederland komen ze voor, al is ze verre van algemeen in ons land. In principe kun je ze alleen tegen komen in Zuid-Limburg
|
De laatste dagvlinder uit de familie van de aurelia’s is het Roodstreephooibeestje (Coenonympha glycerion iphioides). In Europa kun je Roodstreephooibeestjes (Coenonympha glycerion glycerion) in Oost-Europa waarneme. Als je een Roodstreephooibeestje in Spanje waarneemt, heb je zeker te maken met de ondersoort ‘iphioides’. Deze ondersoort oogt feller gekleurd en is ook een slag groter dan zijn Oost-Europese ‘broer’. Deze foto is vlakbij een camping gemaakt in Terriente (Spanje). Zowel Wim, als de fotograaf van deze foto (Jaimey) hebben nog nooit zoveel vlinders bij elkaar gezien. Vooral de kruisdistels en de lavendel zorgden voor een waar dagvlinderwalhalla en dat op een vroege maandagochtend
Voor dat Wim en Jaimey naar Spanje reisden, hadden ze al een lijst gemaakt van dagvlinders die ze zouden kunnen tegenkomen. Het Resedawitje (Pontia daplidice) was een soort die hoog op het verlanglijstje stond. Toen dit twetal in Spanje al 60 soorten hadden waargenomen, zijn ze in de provincie Teruel actief op zoek geweest naar deze mooie witte vlinder met z’n groene tekening. Daar is het ze niet gelukt, maar een paar uur voordat vanaf vliegveld Valencia de terugvlucht naar Nederland zou plaats vinden, merkte Jaimey op een vrij kaal akkerland in genoemde havestad toch nog het Resedawitje op. Zelf had hij zijn camera al in de koffer zitten, maar dan is er nog altijd opa Wim die de camera wel bij de hand heeft en een mooie foto van deze wenssoort kon maken. Het resedawitje heeft diverse biotopen; het belangrijkste is evenwel dat de waardplant reseda zich er kan vestigen
|
Een andere soort, die vooraf ook als doelsoort was aangemerkt, is het karakteristieke Witstreepblauwtje (Polyommatus damon). Deze vlinder uit de familie van de blauwtjes is, zoals de naam al zegt, gemakkelijk te herkennen aan de witte streep op de achterkant van de vleugel. Ze heeft een versnipperd verspreidingsgebied in Europa en komt plaatselijk algemeen voor. Het witstreepblauwtje heeft net als het gentiaanblauwtje een bizarre levenscyclus, waarbij de larven van de vlinder zich ‘gevangen’ laten nemen door een kolonie mieren. De larven scheiden een stof af, die precies hetzelfde is als die van de mier. De mieren gaan hierdoor de rups beschermen en voeden ze met miereneitjes en -larven, als ook de prooien van de mieren. Dit heet broedparasitisme
Een dag voor de reis naar Spanje zijn Wim en Jaimey naar Kerkrade (Zuid-Limburg) afgereisd voor het zoeken en fotograferen van de Kleine Tanglibel (Onychogomphus forcipatus). In het Wormdal bij Kerkrade zit namelijk één van de enige populaties van deze soort, die we in Nederland hebben. In ons land komt geen enkele andere tanglibelsoort voor. Het was nog een hele kunst om een exemplaar te vinden. Toen dit uiteindelijk lukte, bleek de soort gemakkelijk te herkennen aan het zwart-gele borststuk en -achterlijf plus de groene ogen. De Kleine tanglibel draagt deze naam, omdat de mannetjes een tangvormig naar elkaar toegebogen achterlijfaanhangsel hebben. Vrouwtjes hebben deze niet. In Nederland is het - ook al zijn de aantallen zeer gering - nog steeds eenvoudig om de kleine tanglibel te onderscheiden
|
Begin juli konden bij het Buursermeertje twee Vuurlibellen (Crocothemis erythraea) tegelijk op de foto worden gezet. Ze zijn tegenwoordig in ons land vrij algemeen en kunnen bij allerlei zonnige, stilstaande wateren worden aangetroffen. Deze foto weergeeft hoogstwaarschijnlijk geen geslachtsrijpe mannetjes, want die zijn agressief, vliegen snel en verjagen andere mannetjes. Zoals u zelf kunt zien, tolereren deze twee elkaar en zitten ze zelfs op dezelfde tak. Ze zijn gemakkelijk te herkennen aan de felle rode kleur; althans bij mannetjes. De vrouwtjes zijn meer bleek oranje en hebben een afgeplat achterlijf. De vrouwtjes zijn net als de mannetjes behoorlijk eenkleurig, waardoor ze goed te onderscheiden zijn van heidelibellen
|
We krijgen in Nederland door klimaatverandering steeds meer zuidelijke soorten als gevolg van de stijgende temperaturen. Er zijn weinig soorten die zo snel toenemen als de Koraaljuffer (Ceriagrion tenellum). Nu nog staat de koraaljuffer als vrij algemeen te boek, maar wordt steeds algemener mede vanwege de stijgende temperaturen. Koraaljuffers zijn egaal rood en hebben geen opvallende tekening op het achterlijf. Ze kunnen enkel verward worden met de veel algemenere vuurjuffer, maar deze heeft zwarte poten, daar waar de Koraaljuffer rode poten heeft
|
De Weidebeekjuffer (Calopteryx splendens) is één van de algemeenste libellen van Nederland. De mannetjes zijn onmiskenbaar door de grote, donkere vlek in de vleugels. Ze zijn eigenlijk in Nederland alleen te verwarren met de bosbeekjuffer, maar bij deze soort zijn de hele vleugels van de mannetjes verdonkerd en kun je niet meer spreken van een vlek. De vrouwtjes lijken meer op elkaar, maar de bosbeekjuffer heeft een donkere, meer bruinere kleur dan de groene vrouwtjes van de weidebeekjuffer. Op de foto is een bijzonder moment vastgelegd, waarbij het mannetje in de vlucht is en het vrouwtje op een tak zit.
|
Van de sprinkhanen naar de kevers met deze keer de zogeheten Gedeukte Gouden Tor (Protaetia metallica). Deze indrukwekkende tor lijkt sterk op de zeldzamere Gouden Tor (Cetonia aurata). Vaak wordt gedacht als de deuk aan de bovenkant van het schild afwezig is, dat men dan te maken heeft met de gouden tor en in andere gevallen dat het de gedeukte gouden tor is. Ze kunnen wel met zekerheid worden gedetermineerd, maar daarvoor heb je te dealen met ingewikkelde kenmerken. Met deze verschillen zullen we u niet verder vermoeien. Deze vrij algemene schoonheid komt vooral in Oost-Nederland voor
|
Van de ene zuidelijke soort naar de andere, want hier afgebeeld ziet u het Zuidelijk Spitskopje (Conocephalus fuscus). Dit is een algemene soort uit de familie van de sabelsprinkhanen. Als men sabelsprinkhanen nauwkeurig bekijkt, vallen meteen de extreem lange antennes op. Bij het zuidelijk spitskopje zijn ze ongeveer drie keer zo lang als het lichaam! Ze kunnen in principe enkel met het gewoon spitskopje verward worden, maar deze heeft bijna altijd kortere vleugels. In Nederland heb je de grootste kans om ze tegen te komen in het zuiden van ons land en in België kun je ze overal vinden, mits het juiste biotoop aanwezig is
|
Vanaf dezelfde locatie kon ook deze schitterende opname van een Buizerd (Buteo buteo) op een tak worden vastgelegd. Ook al was het vroeger een zeldzaamheid, tegenwoordig is het de meest algemene roofvogel van ons land. Sterker nog, het is de meest ingevoerde soort op Waarneming.nl van 2021! De verspreiding is de afgelopen jaren spectaculair toegenomen. Dat ze niet bepaald kieskeurig zijn met het voedsel, draagt voor een groot deel bij aan deze toename. Ze eten wat voorhanden is: muizen, mollen, konijnen en ze zijn evenmin vies van vis, kikkers en kleine vogels. Als je goed kijkt langs de (snel)weg kun je snel een buizerd opmerken, die op een hekje of paaltje geduldig zit te wachten tot er een prooi kan worden buit gemaakt.
We gaan weer terug naar Lochem voor de volgende opname, namelijk die van een badderende Tuinfluiter (Sylvia borin). Ze komen in het broedseizoen vanuit Midden-Afrika naar Midden- en Noord-Europa toe. Nederland behoort tot het broedgebied van deze soort. Hier kun je ze vooral aantreffen vanaf mei tot september (al zijn de meesten er dan al weer vandoor). In Nederland is de soort algemeen en het aantal broedparen in de jaren 2018-2020 werd geschat tussen de 80.000 en 140.000. De wereldpopulatie betreft tussen de 41 en 68 miljoen volwassen individuen, maar toch gaat de tuinfluiter momenteel achteruit. Hoe dan ook: door de grootte van de wereldpopulatie is de kans van uitsterven uiterst klein
Een Roodborst (Erithacus rubecula) mag dan wel een alledaagse soort zijn, ,maar hier is wel een heel bijzonder moment vastgelegd. Deze jonge roodborst had namelijk een te grote worm te pakken. Het duurde maar liefst 4,5 minuten voordat hij ‘m naar binnen had gewerkt. Roodborsten mogen er dan wel schattig uit zien, ze zijn absoluut geen lieverdjes ten opzichte van hun soortgenoten. Dit geldt voor zowel de mannetjes als de vrouwtje. Ze gedragen zich nogal agressief, ook tegen hun eigen spiegelbeeld, bijv. in de weerspiegeling van ramen, wielvelgen buitenspiegels van auto’s etc. Ze kunnen zelfs door dit gedrag in het broedseizoen hun eigen broedsels verwaarlozen
|
De sprong van het insectenrijk naar de vogels lijkt weliswaar groot, maar de Groene specht (Picus viridis) deelt in ieder geval dezelfde groene kleur als de gedeukte gouden tor. Zo is er dan toch nog een bruggetje. Op de foto ziet u een juveniel mannetje bij een watertje in Lochem. Wat de foto iets extra’s geeft, is de koolmees op de achtergrond. Groene spechten zijn vrij algemene broedvogels in ons land die naar het noorden toe schaarser worden. Dit jonge exemplaar is te herkennen aan het gespikkelde verenkleed. Volwassen vogels hebben meer egale kleuren
Een Witgat (Tringa ochropus) zal je een stuk minder vaak tegen komen. Ze eten ook een stuk kleinere beesten dan een roofvogel, namelijk kleine ongewervelden, insecten en wormen. Deze kleine steltloper met een groenbruin bovendeel heeft zijn naam te danken aan z’n “witte gatje”. Erg origineel zijn naamgevers van soorten tenslotte niet. Er wordt vermoed dat de witgat ooit een broedvogel is geweest in Nederland. Dat weten we niet zeker, maar heden ten dage is het een doortrekker, die met name in augustus wordt gezien en tijdens de najaarstrek. Dit exemplaar is dus mooi op tijd
Naast de tuinfluiter hebben we deze maand nog een kleine zangvogel in de aanbieding: de Boomkruiper (Certhia brachydactyla). Een interessant vogeltje om te bekijken, want als ze op zoek gaat naar voedsel, maakt ze kleine sprongetjes in een spiraalvorm rondom de boomstam om een geschikt stuk boombast met insecten en spinnen te vinden. De gekromde, gespitste snavel is daarvoor zeer geschikt. Boomkruipers determineren is (zeker in het oosten van Nederland) behoorlijk lastig. Want zijn broertje de taigaboomkruiper (ook wel kortsnavelboomkruiper genoemd) lijkt sterk op de ‘normale’ boomkruiper. Het beste kan je ze herkennen aan hun zang.
|
Boomkikkers (Hyla arborea) zijn onmiskenbaar en hebben in Nederland in principe geen gelijkende soorten. De mens heeft er wel voor gezorgd dat deze fotogenieke kikker helaas een zeldzaamheid is geworden in ons land. Ze is vooral achteruit gegaan door verzuring, verdroging, versnippering, verstoring, aantasting, verandering of vernietiging van z’n natuurlijke habitat. Maar ook worden in sommige gebieden de kikkers weggevangen voor de handel in exotische dieren. Boomkikkers kunnen plaatselijk algemeen zijn en zelfs opduiken in tuinen. Ze zitten vaak op planten nabij het water. In Twente zijn ze gelukkig nog op veel plekken aanwezig.
|
De derde en laatste juveniele vogel die we u deze maand willen laten zien, is de Gele Kwikstaart (Motacilla flava). Ook de gele kwikstaart is een zangvogel. Er zijn maar liefst 10 ondersoorten van de gele kwikstaart bekend, die allemaal in een ander deel van de wereld voorkomen. Tussen 2000 en 2007 ging de gele kwikstaart geleidelijk achteruit en is in die tijd zelfs op de Nederlandse Rode Lijst aangemerkt als ‘gevoelig’. Daarna zijn de broedparen tot 2015 weer toegenomen. Zeven jaar geleden zijn de aantallen weer afgenomen, maar aangezien dit niet zo snel gaat en de wereldpopulatie nog steeds heel groot is, hoeven we ons echt geen zorgen te maken over de gele kwikstaart. Zoals op de foto te zien, is van de gele kleur bij jonge beesten nog niets te zien. Het wenkbrauwstreepje helpt in dit geval.
|
De laatste opname van de maand juli 2022 betreft een Reegeit (Capreolus capreolus); één van de algemeenste zoogdieren in Nederland. De mannetjes hebben een eenvoudig gewei en vrouwtjes, zoals deze, hebben die niet. Eigenlijk is een ree niet zo’n grazer als het hert. Ze eet met name bramen, bessen, scheuten, twijgen en knoppen van struiken. In de zomer wil ze ook nog wel eens jonge bladeren eten. Reeën mogen dan wel veel voorkomen, het blijft altijd speciaal als je er eentje ziet. De grootste kans om ze te zien heb je in de schemer.
|
Samenstelling: Jaimey Wilbers E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Jaimey Wilbers.
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Jaimey Wilbers.
We hebben ook deze maand trouwens weer beduidend meer natuurfoto’s gemaakt. Klik daarvoor op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”.