natuurkalender juli 2019
Wellicht vraagt u zich wel eens af hoe lang we al binnen onze Vereniging met de Natuurkalender “in de lucht zijn”. Welnu; dat is om precies te zijn sinds oktober 2004. Dit is inmiddels aflevering 177 en we zitten al in jaargang 16! Alhoewel het maken van steeds weer nieuwe foto’s, het bepalen van keuzes en het samenstellen van de tekst altijd de nodige energie kost, hebben we er nog altijd veel plezier in en hopen u nog lang te kunnen “trakteren” op veel moois uit de natuur.
Dat deze behoorlijk onder druk staat hebben we ook in deze maand wederom kunnen ervaren. Er is van alles aan de hand met het weer. Opnieuw was er sprake van extreme droogte, werd het begrip superhittegolf geïntroduceerd en sneuvelde het warmterecord na bijna 75 jaar. Wie nu nog durft te ontkennen dat er geen sprake is van opwarming van de aarde, dat het klimaat, mede door ons toedoen, niet aan het veranderen is, vertoont ons inziens struisvogelgedrag. Gelukkig steekt het overgrote deel van de mensheid de kop niet in het zand en doen we er wat aan met z’n allen.
Qua fotomateriaal hebben we wederom voor ieder wat wils. Libellen, vogels en vlinders vormen deze keer de hoofdmoot. Achtereenvolgens komen aan bod: watersnuffel, kleine roodoogjuffer, weidebeekjuffer, Kempense heidelibel, zwarte heidelibel, paardenbijter, muskusbok, kaneelwants, kerkuil, zwarte specht, visdiefje, purperreiger, grauwe vliegenvanger, grauwe klauwier, putter, boerenzwaluw, distelvlinder, icarusblauwtje, karmozijnrood weeskind, oranje eikenbladroller, bruine molmboorder, lupinepeulen, korenbloemenveld en sluiten we af met respectievelijk een ochtendgloren en een zonsondergang. Dit keer beginnen we met enkele juffers en libellen.
Dat deze behoorlijk onder druk staat hebben we ook in deze maand wederom kunnen ervaren. Er is van alles aan de hand met het weer. Opnieuw was er sprake van extreme droogte, werd het begrip superhittegolf geïntroduceerd en sneuvelde het warmterecord na bijna 75 jaar. Wie nu nog durft te ontkennen dat er geen sprake is van opwarming van de aarde, dat het klimaat, mede door ons toedoen, niet aan het veranderen is, vertoont ons inziens struisvogelgedrag. Gelukkig steekt het overgrote deel van de mensheid de kop niet in het zand en doen we er wat aan met z’n allen.
Qua fotomateriaal hebben we wederom voor ieder wat wils. Libellen, vogels en vlinders vormen deze keer de hoofdmoot. Achtereenvolgens komen aan bod: watersnuffel, kleine roodoogjuffer, weidebeekjuffer, Kempense heidelibel, zwarte heidelibel, paardenbijter, muskusbok, kaneelwants, kerkuil, zwarte specht, visdiefje, purperreiger, grauwe vliegenvanger, grauwe klauwier, putter, boerenzwaluw, distelvlinder, icarusblauwtje, karmozijnrood weeskind, oranje eikenbladroller, bruine molmboorder, lupinepeulen, korenbloemenveld en sluiten we af met respectievelijk een ochtendgloren en een zonsondergang. Dit keer beginnen we met enkele juffers en libellen.
Een andere juffersoort, die we u graag willen laten zien, is de Kleine Roodoogjuffer (Erythromma viridulum). Bij de paring, gevolgd door de ei-leg, grijpen de mannetjes de vrouwtjes (in het nekvel) vast en vormen een tandem. Zoals op de foto te zien, vindt de ei-afzet vanuit die positie plaats door de vrouwtjes. Ze steken daarbij het achterlijf net onder het wateroppervlak en brengen de eitjes aan op plantenstengels of drijvende planten. De vrouwtjes gaan daarbij nooit helemaal onder water. Bij sommige andere waterjuffers gebeurt dat overigens wel. Omdat het klimaat in Europa steeds warmer wordt, neemt de leefomgeving van de kleine roodoogjuffer toe. Van origine is het namelijk een Afrikaanse soort. De kleine roodoog lijkt zeer sterk op de grote roodoogjuffer (Erythromma najas). De twee soorten worden dan ook vaak met elkaar verward.
|
De Watersnuffel (Enallagma cyathigerum) is één van de meest voorkomende juffers in Europa. Hij lijkt bijzonder veel op de azuurwaterjuffer. Toch zijn de twee soorten uit elkaar te houden. In de vlucht lukt dat meestal niet of je zou een buitengewoon goede kleurenkenner moeten zijn. De watersnuffel is namelijk wat blauwer dan de azuurwaterjuffer (Coenagrion puella)! In rust zijn er twee kenmerkende verschillen. Van bovenaf bezien is het tekentje op het tweede segment bij de watersnuffel paddenstoelvormig. Bij de azuurwaterjuffer ziet dat tekentje eruit als een hoefijzer of zo u wilt, de hoofdletter U. Kijk je naar de zijkant dan heeft de watersnuffel op het borststuk slechts één zwart streepje. Alle andere waterjuffers (zo ook de azuurjuffer) hebben twee zwarte streepjes op de zijkant van het borststuk. Onze jongste fotograaf zag kans om het paringswiel van deze laag over het water vliegende soort op de gevoelige plaat vast te leggen.
|
Een uitstapje naar de Weerribben leverde dit vrouwtje van de Kempense heidelibel (Sympetrum depressiusculum) op. Deze heidelibel, die behoort tot de familie van de korenbouten, is in Nederland behoorlijk zeldzaam en heeft van de heidelibellen in ieder geval de kleinste verspreiding. Zes jaar geleden werd na Brabant (de Kempen) ook een kleine populatie ontdekt in de Weerribben. Deze populatie schijnt het er momenteel goed te doen, aldus enkele aanwezige leden van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN). Een aantal van hen was ten tijde bezig met het vangen en inventariseren van diverse soorten libellen in het gebied. Op ons verzoek werd ook het afgebeelde exemplaar gevangen om zeker te zijn van de determinatie, temeer daar de vrouwtjes door hun zwarte poten en uiterlijk veel overeenkomsten vertonen met de bloedrode heidelibel (Sympetrum sanguineum).
Net als de zwarte heidelibellen verschijnen de eerste Paardenbijters (Aeshna mixta) al of - zo u wilt - pas in juli. Dat is ook te zien aan dit “verse” vrouwtje, wat even toe was aan een uitrustmoment op klimop. Ten opzichte van de andere grote libellen is de paardenbijter met z’n 6 tot 6 ½ cm een tamelijk kleine soort. De meeste exemplaren worden gezien in de nazomer. Ze zijn waar te nemen tot in november. Met enige regelmaat kun je ze in tuinen bewonderen. Deze libellensoort is vooral in de middag actief en op warme avonden. Dat kan zelfs tot diep in de schemering. Jammer dat men aan deze fraaie soort zo’n vreemde, maar ook onterechte naam heeft gegeven.
|
Net als de kleine roodoogjuffer is de Weidebeekjuffer (Calopteryx splendens) een bewoner van schoon en helder water (bij voorkeur beken en rivieren). De bandering op de vleugels maakt duidelijk dat we hier te doen hebben met het mannetje. Dit fraaie exemplaar komt mooi tot z’n recht op de bloem van de gele plomp. Het verspreidingsgebied van deze soort bevindt zich in ons land vooral in Oost- en Zuid Nederland. De mannetjes staan bekend om hun bijzondere paardansen, die ze boven stromend water uitvoeren. Van de weidebeekjuffer zijn verschillende ondersoorten bekend. Ze kunnen goed vliegen en worden niet zelden ver van water aangetroffen.
Gek genoeg komen de meeste heidelibellen helemaal niet op heide voor, maar planten zich voort in allerlei wateren. De Zwarte Heidelibel (Sympetrum danae) is wellicht één van de weinige soorten die je er wel geregeld kunt aantreffen. Ook deze soort kon worden geportretteerd in de Weerribben. Ze zaten er letterlijk met “bosjes”. Niet vaak zie je deze soort zo zwart als op de foto. Het was dan ook niet moeilijk om dit exemplaar te typeren als een volledig uitgekleurd mannetje. Als je goed kijkt is er op deze kleine libellensoort overigens wel wat blauwe berijping te zien. De zwarte heidelibel is een zomersoort, waarvan de eerste exemplaren meestal begin juli al worden waargenomen.
|
De Kaneelwants (Corizus hyoscyami) behoort tot de familie van zogeheten glasvleugelwantsen; ook wel knotswantsen genoemd. De soort wordt qua uiterlijk nogal eens verward met de vuurwants (Pyrrhocoris apterus). Het duidelijkste verschil is de geheel zwarte kop van de vuurwants. De kaneelwants heeft weliswaar ook een zwarte kop, maar bezit een rode vlek aan de voorkant. Een ander belangrijk verschil is dat de vuurwants niet kan vliegen en de kaneelwants wel. Verder zie je vuurwantsen vaak in grote aantallen bij elkaar, terwijl de kaneelwants prefereert om zo veel mogelijk als “einzelgänger” door het leven te gaan. Beide wantsen zijn niet aan elkaar verwant. Van de kaneelwants is verder bekend dat deze een kaneelachtige geur verspreidt.
|
De tot 3 tot 4 centimeter lange Muskusbok (Aromia moschata) is al lang niet meer algemeen en plaatselijk zelfs zeldzaam. De voornaamste reden van de achteruitgang is verdroging. Daardoor groeien er minder wilgen en daar moet deze blauwgroene boktor het toch vooral van hebben. De kever heeft, zoals u kunt zien een goudachtige glans op de dekschilden. Het borststuk is bulterig. De muskusbok met z’n lange sprieten vind je ´s zomers met name op oude knotwilgen langs het water. Ze verspreiden een bijzondere geur, die aan muskus of aan rozenolie doet denken. Het gemakkelijkst vind je ze op de “schermen” van de berenklauw of op de wilde peen, zoals in dit geval in de Weerribben.
|
Bij de fotografiehut van één van onze familieleden zijn vrijwel dagelijks Zwarte spechten (Dryocopus martius) te bewonderen. Het zijn tamelijk grote vogels, die wel wat lijken op zwarte kraaien met een rood petje. Afgebeeld is een mannetje, hetgeen te zien is aan de geheel rode kruin. Bij de vrouwtjes is alleen de achterkruin rood van kleur. De zwarte specht komt in ons land nog maar een eeuw voor en is te vinden in de grotere naald- en beukenbossen. Er moeten echter wel houtmieren aanwezig zijn. Dit is hun lievelingsvoedsel. Daarnaast eten ze ook larven van allerlei kevers. Ze verschuilen zich graag achter stammen. Hun nestholte hakken ze het liefst in dikke beuken. Ze doen dat elk jaar in een andere boom. Zo voorziet deze specht in nestholten waar boommarters, bosuilen en tal van andere soorten nadien dankbaar gebruik van maken.
|
We maken nu een switch naar de gevederde vrienden. De eerste soort, die we u willen laten zien, is de Kerkuil (Tyto alba); een soort waar het binnen ons gebied uitstekend mee gaat. Vooral dit jaar zijn er veel jongen geboren. Op deze locatie (Reutum) zijn 5 jongen groot geworden, waarvan er drie konden worden geportretteerd op de hanenbalken. De reden dat de kerkuilen het ook dit jaar weer zo goed doen, is een gevolg van het feit dat er veel muizen zijn. Vooral veldmuizen zijn er in overvloed en laat dat nu net het lievelingskostje zijn van de kerkuil. Per dag hebben ze ongeveer zes muizen nodig. Met z’n zevenen verorberen ze bij elkaar opgeteld elke nacht maar liefst 42 muizen! Dat ruimt dus lekker op. De pullen blijven zo’n acht tot negen weken in of bij het nest. Bij veel andere soorten is de uitvliegtijd vele malen korter.
|
Voor wie graag Purperreigers (Ardea purpurea) wil fotograferen of bekijken, is vogelkijkhut “de Auken” bij Giethoorn beslist een aanrader. De kijkhut, een alleszins aantrekkelijke observatietoren, is hier 18 jaar geleden geplaatst door Natuurmonumenten. Van bovenaf is op zichtafstand te zien hoe het er in een broedkolonie soms heetgebakerd aan toe gaat. Er vindt hier dan ook heel wat “gekibbel” plaats, omdat de purperreigers de kolonie moeten delen met ettelijke grote zilverreigers, lepelaars, maar ook aalscholvers. Als je wat geduld kunt opbrengen, zijn al deze soorten in de vlucht te portretteren, zoals ook deze fraaie purperreiger. Als je je een beetje gedeisd houdt, vliegen de vogels soms akelig dicht langs de hut. Hoe mooi is dat om mee te maken!
|
Bij de editie van juni heeft u kunnen zien dat adulte Visdiefjes (Sterna hirundo) elkaar cadeautjes aanbieden in de vorm van kleine visjes. Daarbij laten ze niet zelden bedelgedrag zien. Bij jonge Visdiefjes is dat de gewoonste zaak van de wereld, ook al zijn ze na ongeveer 25 dagen groot genoeg om zelf vis te vangen. Dat bedelgedrag is bij dit jong op bijgaande foto overduidelijk vastgelegd. Visdiefjes zijn niet alleen aan de kust en boven zee aan te treffen. In de loop der tijd hebben ze zich ook aan het leven in het binnenland aangepast. Daar jagen ze vooral boven visrijke slootjes en grotere binnenwateren. Broeden doen ze in kolonieverband; het liefst op een eilandje om op die manier gevrijwaard te zijn van bodempredatoren.
|
Eveneens bij “de Auken” kon ook deze Grauwe Vliegenvanger (Muscicapa striata) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Dit is nu niet bepaald een vogelsoort, die qua kleurenvariëteit in het oog springt. Wel verraden ze niet zelden hun aanwezigheid met hun hoge “zang” tonen. Deze insectenvanger pur sang staat er om bekend om vanaf een vaste uitkijkpost korte snelle vluchten te maken. Daarbij zien ze kans om prooien in de lucht te onderscheppen. Bijgaand exemplaar had (samen met een partner) een plekje bij het water uitgezocht. Tijdens het nuttigen van het lunchpakket lieten de beide vogels zich mooi observeren.
|
In de vorige kalendersessie hebben we u laten zien dat er dit jaar in het Haaksbergerveen sprake is van een broedgeval van een kraanvogelpaar met tenminste één jong. Een maandje later kan daar ook een broedgeval van een Grauwe Klauwier (Lanius collurio) aan toe worden gevoegd. Op de foto ziet u één van de oudervogels die een net uitgevlogen jong aan het voeren is. Het paar had twee jongen. Het gaat beetje bij beetje weer beter met deze soort in ons land. Twintig jaar geleden waren er nog maar amper 100 broedparen over. In het recente verleden waren dat er trouwens duizenden! Dankzij tal van maatregelen krabbelt de soort er gelukkig een beetje bovenop. Ons land telt inmiddels alweer circa 600 broedparen. Het gaat dus de goede kant op. Grauwe klauwieren zijn zomervogels. Ze overwinteren in Afrika, waaronder Kenia en zuidelijk Afrika. Ze vertrekken in de nazomer (augustus / september) naar het zuiden om in mei weer terug te keren naar de broedgebieden.
Het vastleggen van Boerenzwaluwen (Hirundo rustica) in de vlucht is allesbehalve gemakkelijk. Ze zijn niet alleen erg wendbaar, komen nu ook niet bepaald naar je toe en zijn daarnaast ook niet de grootste vogels om te fotograferen. Tijdens helder weer, met mooi laat licht en het nodige geduld is het toch gelukt om deze Afrikaganger te “vangen” met de camera. De plant op de zandheuvel bezorgt de foto een extra sfeerimpressie. Al vliegend zoeken boerenzwaluwen hun kostje bij elkaar. Het voedsel bestaat uit enorme hoeveelheden kleine vliegende insecten (waaronder veel muggen!) die in volle vlucht verzameld worden. De boerenzwaluw verblijft van april tot oktober in ons land. De winter wordt evenwel in zuidelijk Afrika doorgebracht. Tot zover de maandelijkse aandacht voor onze gevleugelde vrienden.
Het Icarusblauwtje (Polyommatus icarus) is het algemeenste blauwtje in Nederland en komt voor in kruidenrijke graslanden en ruigten. Nu er overal in de omgeving bloemenmengsels zijn ingezaaid, kun je dit fraaie dagvlindertje dan ook op heel veel plekken tegenkomen. In dit geval is dat bij de Peddemorsplas in Weerselo, wat we van gemeentewege mogen benutten als “oefenterrein” voor het vergroten van de biodiversiteit. Meestal wordt deze kleine page afgebeeld in de bekende fraaie felblauwe kleur, maar vanwege de determinatie ook vaak van opzij. Veelal krijg je evenwel geen kans om een vooraanzichtfoto van het beestje te maken. In dit geval is dat wel gebeurd, waarbij gebruik is gemaakt van een 300 mm lens. Het voordeel hierbij is dat de soort van afstand kan worden geportretteerd. Door het telebereik komt bovendien het onderwerp mooi los van de achtergrond.
|
Een soort, die eveneens met een duidelijke opmars bezig is in ons land, is de Putter (Carduelis carduelis). Deze vinkachtige wordt vaak ~ qua vooruitgang ~ in één adem genoemd met een soort als de roodborsttapuit. Beide soorten staan te boek als boerenlandvogels. Feit is evenwel dat de putter het vooral ook goed doet in de kleinere dorpen en steden. Elk zichzelf respecterend dorp / stad in onze regio kent wel één of meerdere broedparen. Dat was een tijdje geleden wel anders. Enkele decennia geleden waren ze gewoonweg schaars. Nieuw aangelegd stedelijk groen, wegbeplantingen, het laten staan van distels en het inzaaien van bermen en akkerranden hebben de soort beslist goed gedaan. Een deel van de broedpopulatie blijft ’s winters in ons land en wordt aangevuld met trekvogels uit het buitenland.
In de loop der tijd zijn we ons als fotografen steeds meer gaan interesseren voor libellen en vlinders. Vooral het trekgedrag van een aantal vlindersoorten heeft onze volle aandacht. Neem nu de Distelvlinder (Vanessa cardui), die dit jaar zorgt heeft voor een heus invasiejaar. Tien jaar geleden was dat ook al het geval. In de afgelopen twee maanden zijn er hier vele duizenden gearriveerd. Ze hebben vele vlieguren gemaakt. In februari zijn hun voorgangers al vertrokken uit Zuid en Zuidoost Europa om eind maart in Israël en Cyprus aan te komen. Medio mei gingen hun nakomelingen op weg in noordwestelijke richting. Door minder goede weersomstandigheden kwamen ze aanvankelijk aan in Scandinavië. Via een omweg hebben ze in juni en juli dan toch (eindelijk) ons land weten te bereiken. Het afgebeelde exemplaar (gefotografeerd door kleinzoon Jaimey) is zo te zien een vers exemplaar. Die zijn te herkennen aan de helder oranje kleur. Een distelvlinder, die een lange reis achter de rug heeft, is veel lichter van kleur en ziet er doorgaans behoorlijk gehavend uit.
Dagactieve nachtvlinders zijn geen zeldzaamheden in ons land. Bij een soort als het Karmozijnrood Weeskind (Catocala sponsa) is dagactiviteit niet bepaald bekend. Deze uilensoort valt normaliter pas na zonsondergang te bewonderen. Het afgebeelde exemplaar werd evenwel midden op de middag aangetroffen op een vlinderstruik. De fotograaf heeft er een drieluik van gemaakt. De soort dankt zijn naam aan de karmozijnrode achtervleugels. Officieel staat deze nachtvlindersoort nog altijd te boek als vrij zeldzaam, maar al enkele jaren is de soort aan een gestage opmars bezig. Vorig jaar werden er heel wat exemplaren gemeld. Hopelijk zet deze trend zich ook dit jaar voort.
|
Met enige regelmaat publiceren we ook foto’s van microvlinders; een wereld die intussen bij veel natuurfotografen, vlinderaars en natuurliefhebbers op de nodige aandacht mag rekenen. Ook deze maand kunnen we u er weer twee presenteren, te beginnen bij de Oranje Eikenbladroller (Cydia amplana). Wereldwijd zijn intussen ruim 10.000 soorten bladrollers beschreven. Hiervan komen er circa 350 voor in ons land. De groep heeft deze naam gekregen, omdat de rups een blad of enkele bladeren oprolt en daarin leeft. Het zijn vrij kleine vlinders. In rust houden de meeste bladrollers hun vleugels in de vorm van een dakje. Nog niet zo lang geleden was de oranje eikenbladroller eveneens een tamelijk zeldzame soort in ons land. De afgelopen jaren worden ze evenwel steeds vaker gezien. Bij vrij staande eiken maak je de meeste kans.
Eén der onzen houdt ervan om zo nu en dan wat extra creativiteit in zijn foto’s aan te brengen. Wat te denken van deze mooie en tegelijk bijzondere foto van enkele peulen van een Vaste Lupine (Lupinus polyphyllus) die er “uitspatten” tegen een zwarte achtergrond. Fraai toch! De doosvruchten kunnen by the way tot wel 6 cm lang worden en zijn, zoals uzelf kunt zien, ijl behaard. De lupine is best wel een gemakkelijke plant, die zelfs tot oktober kan doorbloeien. Het is wel zaak om in dat geval steeds de uitgebloeide bloemen weg te knippen. De plant steekt dan al zijn energie in een tweede bloei. Lupines zijn ook nog eens goed voor de tuin. Ze binden stikstof uit de lucht en slaan dat op in de wortels, net als bonen en andere soorten uit de vlinderbloemenfamilie.
Zowel op 24 als op 25 juli werd na bijna 75 jaar het hitterecord in Nederland verbroken. Het warmterecord staat momenteel op maar liefst 40,7 graden! Wij zijn er echter de personen niet naar om ondanks de hitte de gehele dag met de gordijnen dicht thuis te blijven zitten. Eén der onzen was derhalve al om half vier uit de veren om een uur later bij “de Doorbraak” in Bornerbroek dit plaatje te maken van het ochtendgloren. Zoals u zelf kunt constateren, komen de pastelkleuren van die ochtend op de foto bijzonder goed tot hun recht. “De Doorbraak” is enkele jaren geleden aangelegd om verdroging en wateroverlast in de toekomst tegen te gaan in het omliggende gebied. Het vormt tevens een ecologische verbindingszone tussen de Sallandse Heuvelrug en Noordoost Twente.
|
De tweede microvlinder, die we u willen laten zien, is de Bruine Molmboorder (Harpella forficella), die tamelijk algemeen is in ons land; vooral op de zandgronden. Dit nachtvlindertje heeft met z’n opvallende palpen (tastzintuigen) wel wat weg van een miniatuur neushoorntje en behoort tot de zogeheten sikkelmotten. Vliegen doen ze vanaf april tot begin september en zijn soms ook overdag aan te treffen. De rups is tweejarig en leeft veelal in groepsverband onder de bast van vermolmd hout, maar ook in boomzwammen (o.a. kogelhoutskoolzwam). Daarin en daarvan leven ze.
Zoals eerder vermeld, wordt er de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan kleurrijke bloemen, vergroting van de biodiversiteit, voedsel voor bijen en vlinders etc. etc. Op heel veel plekken zijn allerlei stroken, wegbermen en akkerranden ingezaaid met allerlei mengsels. Dat is niet alleen hard nodig, maar het oogt ook nog eens fraai. Waarom zijn we daar al niet veel eerder aan begonnen!?! Wat bijvoorbeeld te zeggen van dit korenbloemenveld in de Rossummermeden, ingezaaid door Staatsbosbeheer. Veel fietsers zijn de afgelopen maand op dit plekje van hun tweewieler gestapt om er foto’s van te maken. Natuurlijk wij ook niet achterblijven.
|
Eén van de favoriete plekken van dezelfde fotograaf is de Deldeneresch. Dit vooral vanwege de karakteristieke bomen, die er staan. Deze lenen zich uitstekend om tijdens alle seizoenswisselingen (vooral de winter en de herfst zijn mooi) te worden vastgelegd. Ook allerlei licht- en donkereffecten zijn er al op deze locatie “losgelaten”. Dit keer is - speciaal als slotfoto - deze fraaie zonsondergang er op de gevoelige plaat vastgelegd. Uiteraard zijn ook in dit geval wederom dezelfde karakteristieke bomen gekozen als voorgrond. Hiermee zijn we aangekomen bij het eind van de maand juli. Op naar augustus!
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Rinus Baayens, Selva Wilbers- Wijering en Jaimey Wilbers.
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Rinus Baayens, Selva Wilbers- Wijering en Jaimey Wilbers.
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.