natuurkalender juli 2018
Hitte en droogte, het is geen gelukkige combi en we zijn het gewoonweg ook niet gewend. Twee hittegolven, veel vallend blad, bruine vegetatie en een zeer lage luchtvochtigheid. Kortom, Nederland wordt al tijden geconfronteerd met tropische temperaturen die waarschijnlijk nog tot aan de eerste week van augustus zullen voortduren. Met dat hete weer ontbrak niet zelden de spirit om er met de camera op uit te trekken. Toch is het ook deze keer weer gezamenlijk gelukt om een alleraardigste mix aan natuurfoto’s voor u samen te stellen.
Achtereenvolgens zijn er opnames te zien van de volgende vlindersoorten: gele luzernevlinder, koninginnepage, heideblauwtje, dambordje, kommavlinder, egale rietboorder, rood weeskind en het spinsel van de eikenprocessierups. Aansluitend volgen uit de rubriek vogels: koolmees, grauwe vliegenvanger, steenuil, oehoe, IJslandse giervalk, ooievaar, koereiger en kleine mantelmeeuw.
Van de libellen tonen we u bloedrode- en bruinrode heidelibel, gevolgd door de kleine rode weekschildkever. De florawereld biedt u opnames van een ingezaaide bloemstrook, parnassia en Oosterse karmozijnbes. We sluiten dit keer af met een tweetal zonsondergangen en een fraaie opname van de bloedmaan, zoals die op 27 juli j.l. op veel plaatsen te zien was. Voor ieder wat wils dus.
Verder wijzen we u ook graag weer op de overige recente foto’s van deze maand. Daartoe ook enkele foto’s van kleinzoon Jaimey, die ondanks zijn jonge leeftijd van 12 jaar het zeker niet onverdienstelijk doet. Leuk om te vermelden is dat hij zelfs met twee nieuwe vlindersoorten de dagvlinderdiversiteit op onze site heeft weten te vergroten. Kortom; gewoon de link aanklikken aan het eind van de pagina.
Vanwege de hitte en de droogte maken de vlinders een uitzonderlijk jaar mee. Ze reageren op de bijzondere weersomstandigheden en dat maakt 2018 tot een bijzonder vlinderjaar. We beginnen de natuurkalender van juli dan ook met een bijzondere mix aan dag- en nachtvlinders.
Achtereenvolgens zijn er opnames te zien van de volgende vlindersoorten: gele luzernevlinder, koninginnepage, heideblauwtje, dambordje, kommavlinder, egale rietboorder, rood weeskind en het spinsel van de eikenprocessierups. Aansluitend volgen uit de rubriek vogels: koolmees, grauwe vliegenvanger, steenuil, oehoe, IJslandse giervalk, ooievaar, koereiger en kleine mantelmeeuw.
Van de libellen tonen we u bloedrode- en bruinrode heidelibel, gevolgd door de kleine rode weekschildkever. De florawereld biedt u opnames van een ingezaaide bloemstrook, parnassia en Oosterse karmozijnbes. We sluiten dit keer af met een tweetal zonsondergangen en een fraaie opname van de bloedmaan, zoals die op 27 juli j.l. op veel plaatsen te zien was. Voor ieder wat wils dus.
Verder wijzen we u ook graag weer op de overige recente foto’s van deze maand. Daartoe ook enkele foto’s van kleinzoon Jaimey, die ondanks zijn jonge leeftijd van 12 jaar het zeker niet onverdienstelijk doet. Leuk om te vermelden is dat hij zelfs met twee nieuwe vlindersoorten de dagvlinderdiversiteit op onze site heeft weten te vergroten. Kortom; gewoon de link aanklikken aan het eind van de pagina.
Vanwege de hitte en de droogte maken de vlinders een uitzonderlijk jaar mee. Ze reageren op de bijzondere weersomstandigheden en dat maakt 2018 tot een bijzonder vlinderjaar. We beginnen de natuurkalender van juli dan ook met een bijzondere mix aan dag- en nachtvlinders.
Allereerst laten we u kennis maken met de Gele Luzernevlinder (Colias hyale). Ieder voorjaar trekken er gele luzernevlinders vanuit Midden-Europa noordwaarts. Ze duiken jaarlijks in wisselende aantallen in ons land op. Alhoewel deze vlindersoort als schaars te boek staat, zijn er sinds eind juni intussen al behoorlijke aantallen gezien, met name in Limburg en Gelderland. Uit onze eigen Provincie (Overijssel) zijn er tot dusverre slechts enkele waarnemingen bekend, waartoe dit exemplaar, gefotografeerd bij Azelo. Het belooft nochtans een redelijk goed jaar te worden voor de gele luzernevlinder, alhoewel het maar zo kan zijn dat ze volgend jaar weer vrijwel geheel kunnen ontbreken. Zijn neefje, de oranje luzernevlinder (Colias croceus) laat zich tot dusverre een stuk minder vaak zien. Beide soorten kun je aantreffen op allerlei open terreinen, zoals bloemrijke graslanden, bermen, braakliggende terreinen of luzerne- en klaverakkers.
|
Eén van de mooiste vlinders, die we in Nederland rijk zijn, is de Koninginnepage (Papilio machaon). Deze fraaie vlinder profiteert van warme zomers en breidt zich de laatste jaren flink noordwaarts uit. Omdat het een warmteminnende soort is, werd deze pakweg 10 tot 15 jaar geleden nog nauwelijks in Nederland waargenomen en dan nog vaak alleen in het zuiden van ons land. Kennelijk onder invloed van de opwarming van de aarde neemt het aantal waarnemingen evenwel hand over hand toe. Het is echter zeker nog niet een gewone verschijning in onze tuinen, alhoewel er de afgelopen maand wel al honderden zijn gezien, waarvan zeker 20 in Twente. Limburg spant als altijd de kroon met vele waarnemingen. Ook het afgebeelde exemplaar is hier geportretteerd. Niet alleen de vlinder wordt verspreid door het land gevonden, maar de soort is tegenwoordig ook in staat om zich op allerlei plekken voort te planten. Vanwege het warme weer moet je niet raar opkijken dat we straks zelfs van een 3e generatie zouden kunnen genieten.
|
Van oudsher komen Heideblauwtjes (Plebejus argus) in Twente in behoorlijke aantallen voor, maar dan wel op vochtige en natte heide. Met de droogte van de afgelopen maanden zal de soort ongetwijfeld “een veer” gaan laten. Landelijk gezien is het een steeds schaarser wordende standvlinder, die je moet zoeken op de hogere zandgronden in zowel Noordoost-, Midden- als Zuid-Nederland en zo hier en daar nog op enkele Waddeneilanden. Vliegen doen ze van begin juni tot eind augustus in één generatie. De heideblauwtjes voeden zich vooral met nectar van gewone dophei, struikhei en muizenoor. Bij de Vlinderstichting zijn de beste gebieden van dit blauwtje uiteraard bekend. Ze is echter op zoek naar plekken in Nederland waar ze gering in aantal voorkomen. Wellicht is het Duivelshof in de Lutte hier één van, getuige dit parende stelletje.
|
Voor de eerstvolgende drie soorten maken we een uitstapje naar Oostenrijk. Tijdens vakantie aldaar kon dit Dambordje (Melanargia galathea) in één van de vele Alpenweides op de gevoelige plaat worden vastgelegd. O.a. in Italië en Oostenrijk overheersen nogal eens donkere vormen. Zeer waarschijnlijk behoort de afgebeelde vlinder dan ook tot de ondersoort “procida”. Gek genoeg worden dambordjes gerekend tot de familie van de zandoogjes en de hooibeestjes. Qua uiterlijk (zwart-wit tekening) vallen ze bij de andere soorten echter behoorlijk uit de toon. In Nederland wordt deze vlindersoort heel sporadisch wel eens waargenomen. We mogen ‘m evenwel zeker niet tot onze dagvlinders rekenen.
|
De Kommavlinder (Hesperia comma) vliegt in Oostenrijk van juni tot september in één generatie. De meeste exemplaren zijn evenwel te zien in augustus. Het mannetje van de kommavlinder heeft op de bovenkant van de voorvleugel een grote geurstreep, die op bijgaande foto goed te zien is. De “kommavlek” waaraan deze soort zijn naam te danken heeft, is pas te zien bij gesloten vleugels. In Nederland is het een vrij zeldzame standvlinder die in de afgelopen eeuw sterk achteruit is gegaan. Op de Veluwe schijnt de kommavlinder nog in redelijke aantallen voor te komen. Elders in ons land bevinden zich nog enkele geïsoleerd liggende populaties van deze dikkopjessoort.
|
Van de dagvlinders maken we nu een switch naar enkele nachtvlinders. In Oostenrijk werd deze Egale Rietboorder (Arenostola phragmitidis) ontdekt, die in ons land redelijk algemeen is, maar wel verspreid voorkomt. Zoals uit de naam valt af te leiden, zijn rietlanden en andere plaatsen met riet het domein van deze soort. In onze omgeving zul je ze dan ook niet gemakkelijk tegenkomen. Deze nachtvlindersoort staat in de Duitse taal te boek als “Gelbweiße Schilfeule”. Uit dit laatste valt op te maken dat deze rietboorder behoort tot de grote familie van de uilen (nachtvlinders, wel te verstaan). De soort vliegt reeds vanaf de schemering. Het was best lastig om dit exemplaar - uit de circa 1300 soorten in Europa voorkomende uilen - op naam te brengen. De beadering in de vleugels gaf uiteindelijk de doorslag.
|
Een stuk gemakkelijker op naam te brengen was deze grote nachtvlinder, het zogeheten Rood Weeskind (Catocala nupta), die pardoes de woonkamer kwam binnenvliegen via één van de openstaande ramen. In ons land zou je in principe 6 verschillende soorten “weeskinderen” kunnen tegenkomen. Met uitzondering van het rood weeskind zijn ze echter allemaal zeldzaam tot zeer zeldzaam. Vier van de zes soorten lijken erg veel op elkaar. Deze vier hebben allemaal rood met zwarte achtervleugels, die overigens lang niet altijd te zien zijn. Het rood weeskind is een tamelijk grote nachtvlinder, die wel vier cm groot kan worden. Na een kortdurende fotoshoot werd het beestje de vrijheid hergeven.
|
Een soort, die in ons land de afgelopen maand voor veel ongemak heeft gezorgd, is de rups van de Eikenprocessievlinder (Thaumethopoea processionea); een nachtvlinder uit de familie tandvlinders. Met name de rupsen veroorzaken middels brandhaartjes irritaties aan huid, ogen en luchtwegen. Velen van ons hebben dat inmiddels aan den lijve ervaren. De rupsen danken hun naam aan het feit dat ze processiegewijs op zoek gaan naar voedsel (eikenbladeren). Samen met Noord Brabant bezit Overijssel de twijfelachtige eer om de grootste aantallen eikenprocessievlinders en rupsen te herbergen. Bijzonder is dat de hitte van de afgelopen tijd ertoe geleid heeft dat de beestjes hun spinselnesten (zie foto) hebben verplaatst naar lager gelegen plekken. Dat hebben ze vooral gedaan om af te koelen. Om de overlast te beperken worden veel nesten van de vlinder vroegtijdig weggezogen.
|
Dit jaar werd voor het eerst vastgesteld dat Koolmezen (Parus major) eikenprocessierupsen met brandharen eten, waarvoor ze een bepaalde tactiek hebben aangeleerd. Zoals op voorgaande foto is te zien, kan ook dit spinselnest zo maar door een koolmees zijn bezocht. Kortom; koolmezen helpen mee bij de bestrijding van de rups, die op veel plekken tot een echte plaag heeft geleid. Niet verkeerd toch! Aan de hand van bijgaande foto zult u wellicht zeggen dat ‘m dat slecht is bekomen, maar in de onderhavige situatie is er bij deze koolmees sprake van overdadige hitte. Vogels zweten namelijk niet, maar verdampen veel vocht door met open snavel te gaan hijgen. Via de tong wordt op deze wijze vocht uit het lichaam onttrokken wat verkoelend werkt. Daarom is het belangrijk dat ze dagelijks (bijvoorbeeld via een waterschaaltje in de tuin) water ter beschikking hebben om te drinken en te baden. Kleine moeite, toch!
Een andere opmerkelijke foto is die van een Grauwe Vliegenvanger (Musciapa striata) die zijn toevlucht heeft gezocht in een huiszwaluwnest. Nu kom je wel vaker vreemde nestlocaties van deze insecteneter tegen, zoals in kerstkansen, bloempotten, half open nestkasten etc, maar een huisvesting in een huiszwaluwnest is voor ons nieuw. Wel moet in dit geval worden gezegd dat de nestingang deels was afgebrokkeld, hetgeen ook uit de foto blijkt. Of de bewuste grauwe vliegenvanger het nest gekraakt heeft, zoals ook mussen dat doen, zal een onbeantwoorde vraag blijven. Grauwe vliegenvangers zijn weinig opvallende vogels (de “striping” op kruin en borst niet meegerekend). We krijgen ze het meest te zien, zittend op hun vertrouwd uitkijkpost. Vanaf deze zitplek zitten ze voorbijvliegende insecten “achter de broek”. Dat kunnen zowel vliegen, bijen, hommels, wespen als vlinders zijn.
|
Steenuilen (Athene noctua) pakken heel wat grotere prooien. Bij deze soort zijn vooral (mei)kevers favoriet. Op de foto ziet u een juveniele steenuil, die “het vak” nog moet leren en zich kennelijk nog niet bewust is van de gevaren, die de boze buitenwereld met zich meebrengt. Jonge steenuilen verlaten ongeveer na een maand vroegtijdig het nest, ook al kunnen ze dan nog niet (goed) vliegen. Al klauterend verplaatsen ze zich in de buurt van de nestlocatie. Niet zelden worden ze op de grond aangetroffen. Hier zijn ze weliswaar erg kwetsbaar, maar worden zeker niet aan hun lot overgelaten. Pakweg vijf weken worden de jongen vervolgens nog door de ouders verzorgd. Daarna worden ze uit het geboortegebied verjaagd. Vermeldenswaardig is dat ze een jaar na hun geboorte zelf al jongen kunnen groot brengen.
De (Europese) Oehoe (Bubo bubo) is de op één na grootste uilensoort ter wereld. Door jacht, nestverstoring en landbouwgif is de oehoe in het recente verleden op veel plaatsen verdwenen, zo ook in Nederland. Dankzij allerlei beschermingsmaatregelen broedt de soort vanaf 1997 gelukkig weer jaarlijks in ons land. Aanvankelijk vond dat alleen in Zuid-Limburg plaats, maar vanaf 2002 zijn er ook broedgevallen in Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant bekend. De dichtstbijzijnde broedlocatie bij ons in de buurt bevindt zich op de grens Enschede / Hengelo en heeft er al enkele jaren achtereen met succes gebroed. Een paartje blijft het hele leven bij elkaar. Ze bewonen hetzelfde territorium (tot wel 80 km2 groot), maar trekken daarbinnen niet vaak samen op. Oehoes hebben, zoals op de foto te zien, felle oranje ogen met zwarte pupillen en forse klauwen. Wanneer de Oehoe zijn vleugels uitslaat is het een imposante verschijning.
|
Een uitnodiging van de bevriende Stichting Vogelwerkgroep Geesteren, die dit jaar 25 jaar bestaat, leverde tijdens een roofvogelshow niet alleen de hiervoor afgebeelde oehoe op, maar ook deze fraaie (IJslandse) Giervalk (Falco rusticolus). Het zou veel mooier zijn geweest als een dergelijke foto volledig in de vrije natuur had kunnen worden gemaakt, maar dat zit er nu eenmaal niet altijd in. Spectaculair om te zien zijn de snelle duikvluchten waartoe deze grote valkensoort in staat is. Giervalken komen in Europa alleen in het noorden van Scandinavië en in IJsland voor. Buiten Europa kun je ‘m vinden rond de Noordpool, van Rusland tot in Canada en van Alaska tot in Groenland. In de laatste landen kunnen sneeuwwitte exemplaren worden waargenomen. Het verenkleed van de IJslandse vorm varieert van grijsbruin tot grijs, zoals te zien op bijgaande foto van een vliegend mannetje. Tijdens de show kwam naar voren dat de valkenjacht al sinds 2010 op de Unesco Werelderfgoedlijst staat.
|
Nu in onze omgeving de laatste jaren steeds meer Ooievaars (Ciconia ciconia) zijn gaan broeden, kunnen we er niet om heen u weer eens een blik te gunnen hoe het eraan toe gaat als er voedsel wordt gebracht voor de opgroeiende jongen. Dan heeft de oudervogel het er maar knap lastig mee om een 3-tal hongerige jongen te “bevoorraden”. Mocht u er bij deze foto niet helemaal uitkomen: “De oudervogel heeft in dit geval rode poten en een rode snavel en de jongen zijn voorzien van donkere poten en dito snavels”. Ooievaars nestelen het liefst op een hoge plek. Dat kan zijn op een schoorsteen, op het dak van een gebouw of in een hoge boom. Bij ons zijn dat veelal paalnesten. Op hoogte zijn de jongen veilig voor roofdieren en een goede uitkijkpost is ook nooit weg. Omdat de meeste nesten vaak jaren achtereen worden gebruikt, kunnen ze behoorlijk groot en zwaar worden. Sommige nesten zijn wel 2 meter hoog en wegen soms meer dan 500 kilo! Die til je niet zo maar in je eentje van het dak af.
|
Een kortstondig uitstapje naar onze Oosterburen leverde deze opname van een fraaie Koereiger (Bubulcus ibis) op. Kennelijk zocht deze vrij kleine, witte reiger met het warme weer enigszins verkoeling aan de waterkant. Doorgaans tref je ze namelijk aan in de buurt van grazend vee. Daar heeft de soort zijn naam dan ook aan te danken. Grazend vee jaagt vaak onbewust insecten, kikkers, muizen en dergelijke uit hun schuilplaats. De koereiger is er dan als de kippen bij om deze lekkere hapjes te verschalken. Tijdens buitenlandse natuurtrips hebben we regelmatig koereigers gezien op de rug van zowel schapen, paarden als koeien. Zoals op de foto te zien, kleurt deze reigersoort in de broedtijd op borst, kop en rug mooi oranjebruin. Van oorsprong is het een Afrikaanse soort, die al geruime tijd met een behoorlijke opmars in Europa bezig is.
|
Van broedende Kleine Mantelmeeuwen (Larus fuscus) is bekend dat ze in staat zijn om voedselvluchten van soms meer dan 100 km over zee of land uit te voeren. Kortom; ze kunnen ver van de broedkolonies opduiken. De kleine mantelmeeuw leeft vooral aan de kust, maar is in toenemende mate ook in het binnenland te vinden. De doortrek van deze goed herkenbare meeuwensoort met zijn gele poten en zijn donkergrijze “mantelpakje” is in het hele land waarneembaar. Het meest geconcentreerd vindt deze uiteraard langs de kust plaats. De meeste trek begint zo om en nabij half juli en duurt tot eind september. Het afgebeelde exemplaar zou maar zo een “trekker” kunnen zijn. Klein is de kleine mantelmeeuw allerminst. In de vlucht is de spanwijdte namelijk nog gauw zo’n slordige 140 cm. In Nederland zou je daarnaast nog drie verschillende ondersoorten kunnen tegenkomen, te weten: a. de Baltische Mantelmeeuw (L.f. fuscus); b. de Noorse Kleine Mantelmeeuw (L.f. intermedius) en c. de Britse Kleine Mantelmeeuw (L.f. graellsii).
Ook de Bruinrode heidelibel (Sympetrum striolatum) komt algemeen in ons land voor en dan met name bij ondiepe wateren met weinig vegetatie. Deze heidelibel kan tot ver in november in ons land worden aangetroffen. De roodbruine heidelibel kan gemakkelijk verward worden met de eerder genoemde steenrode heidelibel. Beide soorten lijken zeer veel op elkaar. De steenrode heidelibel heeft in tegenstelling tot de bruinrode libel evenwel een “hangsnor”. Dat is echter pas te zien als je een vooraanzichtfoto maakt. Daarnaast zijn er nog wel enkele kleine verschillen. Bij beide soorten zijn de poten zwart met een dunne smalle gele streep. Dat laatste is op bijgaande foto goed te zien.
|
We maken nu een kort uitstapje naar een tweetal heidelibellen, die tot de familie van de korenbouten behoren. In Nederland komen in totaal 21 soorten korenbouten voor. Eén van de bekendste is de afgebeelde Bloedrode Heidelibel (Sympetrum sanguineum), die in ons land algemeen is. Deze heidelibel is vaak in gezelschap van de steenrode heidelibel, maar is hiervan gemakkelijk te onderscheiden vanwege z’n zwarte poten. Op bijgaande foto (uitgekleurd mannetje) is het zwarte “onderstel “ goed te zien. Bij heet weer tref je bloedrode heidelibellen geregeld aan in de zogeheten obeliskhouding. Dat doen ze om hun lichaamstemperatuur niet te hoog te laten oplopen. Je komt ze tegen tussen half juni en begin september.
|
Een grappige opname werd dit keer gemaakt van een Kleine Rode Weekschildkever (Rhagonycha fulva), die verwoede pogingen onderneemt om niet van een grasspriet af te kukelen. Deze KRW’er wordt ook wel soldaatje of rode weekschild genoemd. Ze kunnen lokaal massaal voorkomen, met name op bloemen van schermbloemigen, zoals de wilde peen. Daar jagen ze op zeer kleine insecten, zoals bladluizen. Ze voeden zich evenwel ook met nectar. Op deze planten paren ze er ook in alle openheid lustig op los. Het lijkt wel of ze de gehele dag niets anders te doen hebben. Omdat de diertjes giftig zijn, hebben ze weinig van vogels te vrezen. Instinctmatig en ingegeven door de rood-zwarte waarschuwingskleuren weten die : “Blijf van ze af“.
|
Zoals u ongetwijfeld weet, houden we ons binnen ons Verenigingsgebied al geruime tijd bezig met het inzaaien van allerlei bloemmengsels ten faveure van vlinders en bijen. We willen op deze wijze in eigen contreien ons steentje bijdragen aan de vergroting van de biodiversiteit. We werken daartoe samen met allerlei scholen in Noordoost Twente, maar ook met allerlei instanties, organisaties en particulieren. Dit voorjaar hebben we elders in Twente ook de eerste schreden gezet buiten ons eigen Verenigingsgebied. Over enige tijd zal hiervan uitvoerig verslag worden gedaan op onze site en in ons jaarverslag. Eén der onzen maakte alvast een opname van één van de vele dit jaar ingezaaide bloemstroken. Hopelijk doen in de nabije toekomst steeds meer mensen mee om ons landschap weer een fraaier aanzien te geven en de natuurwereld de helpende hand toe te steken.
|
In Oostenrijk kon de fraaie stervormige witte bloeivorm van de ook in ons land voorkomende Parnassia (Parnassia palustris) worden vereeuwigd. Door ontwatering en bemesting is dit tamelijk klein blijvende plantje in Nederland gaandeweg tamelijk zeldzaam geworden. Het is een soort die van een betrekkelijk koel klimaat houdt en vooral in de zomer en nazomer bloeit. Vanwege de bladvorm, die veel weg heeft van een hart, staat de soort in het Duitse taalgebied te boek als Sumpf-Herzblatt. Parnassia heeft als oorspronkelijk areaal geheel Europa tot zelfs in Lapland toe. In de koude en gematigde streken in de andere werelddelen van het noordelijk halfrond is de soort eveneens te vinden. In het zuiden van Europa tref je ze aan in de bergen. In het onderhavige geval wordt deze gerekend tot de Alpenflora.
|
Verscheen zo maar ineens in de eigen tuin deze Oosterse Karmozijnbes (Phytolacca esculenta), een plant, die eigenlijk thuis hoort in Oost-Azië. Inmiddels heeft deze - behoorlijk uit de kluiten - gewassen exoot met zijn zwartpurperen, besachtige vruchten kans gezien om behoorlijk te verwilderen. De bessen werden vroeger gebruikt om er de verfstof karmozijn van te maken. Hier heeft deze plant zijn naam dan ook aan te danken. De zaden, de onrijpe bessen en de wortels zijn behoorlijk giftig. Vogels blijken echter verzot te zijn op die prachtige paarsachtige bessen. Ze poepen de bessen weer uit en dragen hiertoe bij aan verspreiding. Zoals tegenwoordig met zoveel exoten, zijn ze nauwelijks uit te roeien. Het is nochtans een aantrekkelijk foto-object.
Het vastleggen van mooie luchten, direct na een zonsondergang is, voor een (natuur)fotograaf bij tijd en wijle een “must”. Tijdens onze avondexcursie bij de Cirkels van Jannink kon uit de “losse hand” deze alleraardigste foto van het gebied worden gemaakt met een prachtig palet van oranjerode kleuren aan de horizon. Helaas zijn de nachtzwaluwen, die we daarna bij het invallen van de duisternis te zien kregen, niet presentabel genoeg gebleken voor plaatsing in de natuurkalender. Eén van de foto’s is overigens wel te bezien bij de overige foto’s van juli (zie onderstaande link).
|
In afwachting van de op komst zijnde maansverduistering werd op voorhand vanaf statief alvast deze zonsondergang bij het Haaksbergerveen gefotografeerd. Bij verminderde lichtomstandigheden (wat een zonsondergang toch is) is het gebruik van een stevig statief immers maar wat handig. Hierdoor ben je in staat om een scherpe onbewogen foto te kunnen maken met een wat langere sluitertijd. Belangrijk is in zo’n geval om niet meteen na zonsondergang te vertrekken. Niet zelden krijg je daarna nog hele bijzondere luchten te zien. Te vroeg het boeltje inpakken is dan ook de grootste fout die de meeste mensen maken, omdat je dan zo maar het beste moment van de avond kunt gaat missen.
|
In tegenstelling tot een zonsverduistering komt een maansverduistering “redelijk vaak” voor. Gemiddeld zijn dat er twee per jaar. Minstens één keer op jaarbasis kunnen we - als alles tenminste mee zit - hiervan genieten. Een maansverduistering noemen we tegenwoordig een bloedmaan. Hiermee wordt gerefereerd aan de rode kleur die de maan tijdens de verduistering aanneemt. Op 27 juli j.l. konden we weer eens genieten van dit prachtige natuurfenomeen. Dit keer best wel speciaal, want het was de langste maansverduistering in een eeuw tijd. Eén der onzen had zich dan ook goed voorbereid en zich vroegtijdig een plekje opgezocht bij het Haaksbergerveen. Stoeltje en versnapering erbij, camera op statief en maar wachten tot het (eindelijk) zo ver was. Het wachten werd uiteindelijk meer dan beloond, want het grootste deel van de eclips werd en bleef zichtbaar. Zoals u zelf kunt constateren is de bloedmaan op een fraaie wijze vastgelegd. Eigenlijk past de tekst “bloedstollend mooi” er wel een beetje bij. Hiermee sluiten we ons inziens de natuurkalender van juli in stijl af.
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.