natuurkalender januari 2023
Het nieuwe jaar is weer begonnen. Hopelijk blijft iedereen gezond en kunnen we doorgaan met hetgeen we al jaren doen, namelijk de natuur zo divers mogelijk vastleggen op de gevoelige plaat.
Qua weersomstandigheden blikken we eerst echter terug op de eerste maand van het nieuwe jaar. Over januari 2023 kunnen we kort zijn. De maand was uitzonderlijk nat, bijzonder zacht en omdat de zon er niet aan te pas kwam, erg somber. Kortom een zeer saaie wintermaand. Het is dan ook niet vreemd dat de Nationale tuinvogeltelling eind januari weinig spectaculair verliep.
We hebben nochtans ons best gedaan om weer een leuke fotomix “bij elkaar te schieten”. De januarisessie bestaat deze keer met name uit een mengeling van vogels, myxomyceten, paddenstoelen, mossen en korstmossen.
Uit de categorie gevederde vrienden hebben we voor u: wilde zwaan, aalscholver, pijlstaart, waterhoen, watersnip, blauwe kiekendief, buizerd, geelgors en glanskop. De myxomyceten mochten zich ook deze maand opnieuw verheugen in onze belangstelling. Gefotografeerd werden achtereenvolgens: troskalknetje (2 x), langstelig kroeskopje (2 x), zwart draadwatje en het zogeheten krentenpapspinragschijfje.
De paddenstoelenwereld wordt dit keer vertegenwoordigd door gewone oesterzwam, roodporiehoutzwam, waaiertje en een merkwaardig gevormde en op een op een paddenstoel gelijkende soort. In het geval van de mossen en de korstmossen konden gedraaid knikmos, gewoon gaffeltandmos en vals dooiermos worden gefotografeerd. Een algensoort en een wegkwijnende pompoen completeren de januarimaand.
Nu eerst echter een 9-tal vogelsoorten.
Qua weersomstandigheden blikken we eerst echter terug op de eerste maand van het nieuwe jaar. Over januari 2023 kunnen we kort zijn. De maand was uitzonderlijk nat, bijzonder zacht en omdat de zon er niet aan te pas kwam, erg somber. Kortom een zeer saaie wintermaand. Het is dan ook niet vreemd dat de Nationale tuinvogeltelling eind januari weinig spectaculair verliep.
We hebben nochtans ons best gedaan om weer een leuke fotomix “bij elkaar te schieten”. De januarisessie bestaat deze keer met name uit een mengeling van vogels, myxomyceten, paddenstoelen, mossen en korstmossen.
Uit de categorie gevederde vrienden hebben we voor u: wilde zwaan, aalscholver, pijlstaart, waterhoen, watersnip, blauwe kiekendief, buizerd, geelgors en glanskop. De myxomyceten mochten zich ook deze maand opnieuw verheugen in onze belangstelling. Gefotografeerd werden achtereenvolgens: troskalknetje (2 x), langstelig kroeskopje (2 x), zwart draadwatje en het zogeheten krentenpapspinragschijfje.
De paddenstoelenwereld wordt dit keer vertegenwoordigd door gewone oesterzwam, roodporiehoutzwam, waaiertje en een merkwaardig gevormde en op een op een paddenstoel gelijkende soort. In het geval van de mossen en de korstmossen konden gedraaid knikmos, gewoon gaffeltandmos en vals dooiermos worden gefotografeerd. Een algensoort en een wegkwijnende pompoen completeren de januarimaand.
Nu eerst echter een 9-tal vogelsoorten.
De Aalscholver is één van de meest algemene watervogels van Nederland. De wetenschappelijke naam van deze soort luidt: ‘Phalacrocorax carbo’. Hiervan is ‘Phalacrocorax’ de geslachtsnaam en is ‘carbo’ Latijn voor steenkool. Carl Linnaeus, wie deze naam ooit publiceerde, linkte ‘steenkool’ waarschijnlijk aan de kleur van het verenkleed. Op de foto kunt u de witte veren op de kop zien, wat duidt op het broedkleed. Tijdens het broedseizoen lokt het mannetje op het nest vooral de overvliegende vrouwtjes met de felle, witte veren op de dijen. De vissende vogel op de foto werd geportretteerd op de Zuid Willemsvaart, vlakbij de Belgische grens.
|
In Drenthe kon in de regen dit groepje Wilde Zwanen (Cygnus cygnus) worden vereeuwigd. De Fransen noemen deze soort “Cygne chanteur”, oftewel “zingende zwaan”. Deze naam is zo gek nog niet gekozen, omdat deze zwanensoort hele bijzondere trompetachtige geluiden (nasale drietonen) produceert. Tsjaikovski heeft zich ooit eens door deze geluiden laten inspireren tot het schrijven van “het Zwanenmeer”. De soort onderscheidt zich van de kleine zwaan (Cygnus columbianus bewickii) door zijn grotere formaat en de grotere hoeveelheid geel op de snavel
|
Best wel komisch aandoend is deze opname van een Waterhoen (Gallinula chloropus) boven in de top van enkele lisdoddes. Het beestje had kennelijk zin om de wereld eens van bovenaf te bekijken. Alhoewel je ze dat niet zo vaak ziet doen, klauteren waterhoenen best wel vaak in lage begroeiing en struiken. Het scherpstellen van de lens wil bij deze soort nogal eens lastig zijn vanwege het voortdurende “wippen” met de staart. Dat gewip zie je ook bij andere vogelsoorten, zoals alle kwikstaarten, maar ook bij soorten als waterspreeuw, witgatje en oeverloper. Volwassen waterhoentjes zijn verder goed te herkennen aan de rode snavel met een gele eindpunt, alsmede aan hun groenachtige poten. Ze behoren tot de familie van de rallen en vliegen niet graag.
|
In Enschede kon op een vijver dit fraaie Pijlstaartmannetje (Anas acuta) worden gefotografeerd. Op de voorgrond zwemt overigens het vrouwtje van een wilde eend. Pijlstaarten zijn sierlijke vogels, althans de mannetjes in broedkleed. Zoals op de foto te zien, vallen met name de lange hals, de chocoladekleurige kop en puntige staart het meest op. De soort komt als broedvogel wijd verspreid voor in Europa, Noord Amerika, Canada en Azië. Overwinteren doen ze zelfs tot in Noord Afrika en Midden Amerika. Pijlstaarten broeden weliswaar in ons land, echter slechts in gering aantal.
|
Het is inmiddels al weer heel wat jaren geleden dat de Watersnip (Gallinago gallinago) als kritische weidevogelsoort tot aan de invoering van de euro het bankbiljet van 100 gulden sierde. Een kritische soort is het nog altijd. De Nederlandse broedvogels overwinteren in Zuid-Engeland en Zuidwest-Europa. De in Nederland overwinterende watersnippen zijn afkomstig uit het noorden. Deze opname is gemaakt bij de Oelemars in Losser. Als je dit drietal zo ziet, ben je gauw geneigd om in speltranten te denken. Als je eenmaal aan een drie-op-een-rij spelletje begint, is het best wel lastig om weer op te houden.
|
In Beuningen werd deze maand eindelijk weer eens een Blauwe kiekendief (Circus cyaneus) ontdekt. Dit adulte wijfje kon voedsel zoekend boven één van de weilanden worden “gekiekt”. Niet alleen als broedvogel, maar ook als overwinteraar neemt deze roofvogelsoort gestaag in aantal af. Tot aan de eeuwwisseling was er een sterk verband tussen het aantal Scandinavische kiekendieven dat via Falsterbö vertrok en de aantallen in Nederland, maar dat lijkt inmiddels niet meer zo te zijn. Het lijkt er op dat de Scandinavische vogels steeds dichter in de buurt van de broedplaatsen overwinteren. Dat schijnen onze Nederlandse broedvogels (het zijn jammer genoeg nog maar enkele exemplaren) ook steeds meer te doen en dan vooral in Zeeland.
|
We kunnen ons vergissen, maar het aantal in ons land overwinterende Buizerds (Buteo buteo) lijkt deze periode wat aan de magere kant. Daar zal ongetwijfeld de milde winter aan ten grondslag kunnen liggen. In de winterperiode krijgen we extra bezoek vanuit Scandinavië. Buizerds op weidepaaltjes ~ zoals op deze foto ~ zijn niet zelden wintergasten uit noordelijke streken waar geen bomen groeien. Onze “eigen” buizerds zijn geen trekkers, maar blijvers. Als broedvogel komen ze overal in Nederland voor. Hun voorkeur gaat uit naar een leefgebied met een afwisselend landschap. Ze geven niet zelden blijk van hun aanwezigheid door het produceren van een hoog miauwend geluid.
|
Een melding over Geelgorzen (Emberiza citrinella) in de eigen woonomgeving, maakte dat er wat vaker een buurtrondje werd gemaakt. De vogels werden - in gezelschap van vinken - (op een braakliggend stukje, waar kerstbomen stonden of hadden gestaan), meer dan eens gezien. Slechts één keer lukte het om deze klaarblijkelijke overwinteraars in het vizier te krijgen. Ondanks de grote afstand kon uiteindelijk toch nog dit vrouwtje boven in een spar worden geportretteerd. Geelgorzen zijn gebaat bij een kleinschalig cultuurlandschap. Nabijgelegen voedselrijke akkerranden met opslag zijn favoriet. In Nederland beperkt de verspreiding van deze soort zich grotendeels tot de hogere zandgronden in het oosten en zuidoosten.
|
In Beuningen kon deze Glanskop (Poecile palustris) worden vereeuwigd. Het blijft lastig om glans- en matkoppen uit elkaar te houden. Het kapje van de glanskop is glanzend zwart en die van de matkop dof zwart. De matkop (Poecile montanus) heeft een wat grotere kinvlek dan de glanskop en wat lichtere armpennen, maar zolang ze geen geluid produceren zijn de verschillen uiterst miniem. Het beste determinatiekenmerk is tegenwoordig het lichte vlekje op de bovensnavel. Dat heeft de glanskop wel, maar de matkop niet. Soorten, die uiterlijk heel erg veel op elkaar lijken, worden in de vogelwereld wel “tweelingsoorten” genoemd. Andere voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld tjiftjaf en fitis, visdiefje en Noordse stern, bonte- en withalsvliegenvanger, als ook nachtegaal en Noordse nachtegaal.
Normaliter plaatsen we geen twee foto’s achter elkaar van één en dezelfde soort. In het geval van een aantal myxomyceten maken we hierop evenwel een uitzondering. We willen u namelijk laten zien hoe snel met name de kleurstelling zich kan wijzigen tijdens de rijping van de vruchtlichaampjes. Eerst wordt bij myxomyceten het plasmodium verspreid. Uit dit plasmodium groeien bolvormige slijmzwammetjes. In het onderhavige geval gaat het om het zogeheten Troskalknetje (Badhamia utricularis). Goed is te zien dat de slijmzwammetjes als het ware aan trosjes hangen. Die zijn in het begin van het rijpingsproces, zoals op de foto te zien, geelachtig van kleur. Kort daarna vindt er verkleuring plaats naar oranje.
|
Twee dagen later is vrijwel vanuit dezelfde positie het Troskalknetje (Badhamia utricularis) opnieuw gefotografeerd. Zoals uzelf kunt zien is de kleurstelling in die korte tijd veranderd naar blauwgrijs. Dat kan zelfs nog verder “uitrijpen” naar paarsblauw. Op deze foto zijn ook slijmzwammetjes te zien, die nog oranje (2e kleurfase) zijn. Binnen enkele dagen zijn alle kleurige slijmzwammetjes jammer genoeg weer verwelkt. Het troskalknetje komt zowel voor in naald- als loofbos. Bij deze soort kan veldwaarneming voldoende zijn voor validatie. Bij veel andere myxomyceten zou je in feite microscopisch onderzoek moeten doen.
|
Het op de gevoelige plaat vastleggen van myxomyceten is niet zelden een uiterst precisiewerkje wat bovendien nogal wat tijd in beslag neemt. Ze groeien vooral op donkere plekken, waarbij je in verband met hun geringe afmeting gebruik moet maken van een statief. Uiteraard mag een macrolens daarbij niet ontbreken, moet er vaak handmatig worden scherp gesteld en is een loep met LED verlichting evenals een draadontspanner geen overbodige luxe. Het komt geregeld voor dat we in zo’n situatie door wandelaars worden aangeklampt, die komen vragen wat er toch in hemelsnaam gefotografeerd wordt. Voor menigeen gaat er een hele nieuwe wereld open als er geduldig wordt uitgelegd wat myxomyceten zijn, hoe ze groeien, maar vooral hoe ze worden gefotografeerd. In dit geval gaat het om het Langstelig Kroeskopje (Comatricha nigra) in een pril stadium; in ieder geval wanneer ze nog wit zijn.
|
Ook deze opname laat een aantal Langstelige Kroeskopjes (Comatricha nigra) zien. Na het verschijnen van de vruchtlichaampjes vindt bij deze soort, net als bij het troskalknetje, verkleuring plaats. Dat begint van wit naar rood, daarna naar bruin en tenslotte naar zwart. Op de foto ziet u de laatste kleurfase voordat ze verwelken en verschrompelen. Net als bij de vorige soort kan je deze soort zowel in naald- als gemengd bos aantreffen. Groeien doen ze op rot hout op de bosbodem. Heel duidelijk zijn op deze foto de lange steeltjes, waarop de bolletjes rusten, te zien. Bij deze soort zou in principe microscopische controle nodig zijn geweest voor zekere determinatie. Dat laten we echter graag over aan de specialisten. Het langstelig kroeskopje is in ons land een vrij algemene soort, alhoewel maar weinig mensen ooit deze ieniemienies van dichtbij heeft gezien.
|
Nog een myxomyceet, die zowel in naald- als gemengd bos kan worden aangetroffen, is het Zwart Draadwatje (Trichia botrytis) Ook deze komt vrij algemeen in ons land voor. Bij deze soort is eveneens microscopische controle nodig voor een zekere determinatie. Het is een Europese soort, die evenwel ook in Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland voorkomt. De vruchtlichaampjes staan bij deze soort vrij of in groepjes. Je kunt ze aantreffen als geelachtig olijf (zoals op de foto), roodachtig bruin, bruin of zelfs paars. Op de foto is goed te zien op welke donkere plek ze groeien en onder welke moeilijke omstandigheden ze moesten worden gefotografeerd. Voor de liefhebber zijn dit evenwel bijzonder mooie foto-objecten.
In het Weerterbos in Nederweert kon een opname worden gemaakt van de Gewone oesterzwam (Pleurotus ostreatus). Deze paddenstoel groeit op stammen, stronken en takken van vooral loofbomen zoals populier, wilg en berk. Op te foto is te zien dat dit exemplaar inderdaad vastgegroeid is aan de stam van een berk. Met een beetje fantasie kan in deze paddenstoel een dame met een hoed worden gezien. In Nederland wordt deze algemene paddenstoel sinds 1980 gekweekt, omdat de schimmeldraden (mycelium) worden toegevoegd aan geprepareerd stro of als substraat van koffiedik
|
De soort met de mooiste naam is deze keer met voorsprong het Krentenpapspinragschijfje (Eriopezia caesia). Probeer die naam maar eens 10 keer snel achter elkaar uit te spreken. Daar breek je gegarandeerd je tong over. Het is maar goed dat je bij de zoektocht naar dit soort mini-organismen een loep bij de hand hebt. Met het blote oog is deze soort namelijk praktisch niet te zien. En dan moet je ze nog scherp op de foto zien te krijgen ook! De voldoening is groot als later blijkt dat het prima is gelukt. Wij vinden dit zelf een hele mooie plaat; hopelijk denkt u er ook zo over. Het geslacht Eriopezia telt overigens 20 soorten.
Ook de volgende paddenstoel komt voor op loofbomen, met name op wilg. De soort is algemeen en werd eveneens gefotografeerd in het Weerterbos. Het is de Roodporiehoutzwam (Daedalopsis confragosa). Jonge paddenstoelen van deze soort hebben een witachtige kleur, maar in een later stadium kleurt de roodporiehoutzwam rood tot bruin, zoals op bijgaande foto. De soort dankt z’n naam aan de poriën aan de onderkant van de paddenstoel, die rood gekleurd zijn. Poriën zijn buisvormige openingen, in dit geval aan de onderkant van het oppervlak. Het zijn in feite de drinkrietjes van de hoed. Veel soorten paddenstoelen zijn lastig op naam te brengen en zijn er minimale verschillen met andere soorten. Om ze dan alsnog te determineren, moet er naar kleine kenmerken, zoals deze poriën, gekeken worden
|
Er zijn paddenstoelen die er aan de onderkant vaak nog mooier uitzien dan aan de bovenkant. Dat geldt in dit geval voor de Winterhoutzwam (Polyporus brumalis). Het is een gaatjeszwam met hele kleine buisjes aan de onderzijde van de hoed. Hierin liggen de sporen veilig opgeborgen. De gaatjes variëren in grootte van minieme speldenprikjes tot gaatjes van meer dan 1 mm in doorsnee. In feite zijn het de uiteinden van piepkleine buisjes. Zoals de naam al doet vermoeden, is het een echte winterpaddenstoel, die van november tot april kan worden aangetroffen op dode takken en stronken van loofbomen. In de onderhavige situatie groeiden er vijf bij elkaar op een dode berk.
|
De winterhoutzwam van de vorige foto mag dan wel schitterend zijn aan de onderkant, maar dit Waaiertje (Schizophyllum commune) mag er ons inziens ook zijn. U mag zelf bepalen welke structuur u mooier vindt: de poriën van de winterhoutzwam of de lamellen van het waaiertje. Waaiertjes komen vaak voor op plekken waar de zon veel schijnt, bijvoorbeeld op plaatsen waar er veel hout gekapt is. Ook leven ze vaak samen met het ruig elfenbankje. Het waaiertje is de meest verspreide paddenstoel ter wereld. Het enige continent waar deze mooie verschijning niet voorkomt, is Antarctica.
|
Tja en dan deze foto, waarbij het lijkt dat we qua uiterlijk opnieuw te maken hebben met een paddenstoel. En dan eentje, die op z’n retour is en circa 14 mm groot. Aanvankelijk werd gedacht dat er sprake was van een vergroeiing. Een validator op het gebied van paddenstoelen liet, na het zien van de foto, weten dat het in zijn ogen in verband met de structuur geen paddenstoel kan zijn. Hij dacht eerder aan de ontkiemde zaadvorming van een of andere plant. Wie het weet, mag het zeggen.
|
Gedraaid Knikmos (Bryum capillare) is van de mossen de moeilijkste niet als het aankomt op substraat. Substraat is een duur woord voor de ondergrond waar mossen zich op vestigen. Veel mossen zijn gebonden aan één specifiek type substraat, maar gedraaid knikmos groeit zowel op aarde, rotsen als op schors. In dit geval werd dit mos met z’n bijzondere vormen aangetroffen op aarde. Gedraaid knikmos heeft een voorkeur voor vochtige plekken en is algemeen. Het is een stabiele soort in Nederland, die zich hier met weinig problemen handhaaft
Wie denkt dat mossen er niet interessant uit kunnen zien, heeft het mis. Dat bewijst niet alleen de vorige soort, maar ook dit Gewoon Gaffeltandmos (Dicranum scoparium). Ook deze mossoort is algemeen en is stabiel in ons land. Wist u trouwens dat we in Nederland een grote diversiteit aan mossen hebben? Alleen al in de gaffeltandmosfamilie hebben we er al 21. Alle soorten in Nederland vormen samen een aantal van maar liefst 600 soorten! Als je die allemaal op de foto wilt krijgen, ben je dus nog wel even bezig. De soort komt trouwens in heel Europa voor in bossen en heideterreinen met een zure humuslaag. Net als gedraaid knikmos groeit ook gewoon gaffeltandmos op meerdere soorten substraat. Ook op boomstammen en rotsen kan deze plant namelijk leven
|
Van de mossen nu naar de korstmossen. Ze worden vaak in één adem genoemd, maar dat is niet correct. Omdat in beide het woord mos voorkomt, kan al snel verwarring optreden. Mossen worden namelijk tot de planten gerekend en korstmossen niet. Een korstmos behoort tot de schimmels. Ze leven in symbiose met een bacterie of alg. In het Weerterbos in Nederweert kon deze korstmossoort worden gefotografeerd, die we kennen als Vals Dooiermos (Candelaria concolor). Deze soort groeit vooral op de bast van vrijstaande loofbomen. Ze zijn opvallend geelgroen en bladvormig met een fijne koraalachtig vertakte structuur. Vals dooiermos was tot voor kort nog vrij zeldzaam in ons land. Als gevolg van klimaatverandering heeft er een sterke toename plaats gevonden. De soort is nu overal algemeen met uitzondering van het uiterste noorden
|
Tijdens een zoektocht naar nog meer leuke foto-objecten in de buurt van de Laurabossen in Weert troffen we op verschillende stammen van bomen (in dit geval een berk) een oranjekleurig “waas” aan. Onze interesse was gewekt en een foto snel gemaakt. Maar daarna wil je graag weten wat het nou precies is en werd de foto ingestuurd naar Waarneming.NL. Al snel bleek het te gaan om een algensoort uit het groenalgengeslacht Trentepohlia; een geslacht van draadvormige groenwieren die in symbiose leeft met korstmossen. Dat is in de onderhavige situatie mogelijk het geval met het zogeheten Kort Schorssteeltje (Chaenotheca hispidula).
|
Vanaf half augustus zijn ze er weer: pompoenen. Ze worden zowel gebruikt voor decoratie als voor consumptie. Als je ze voor decoratie wilt gebruiken kan je het best tot oktober wachten. De steel moet immers helemaal verkurkt zijn voordat ze plukklaar en bruikbaar zijn. Ze kunnen het in de buitenlucht ~ zolang het niet gaat vriezen ~ lang volhouden. Maar op enig moment is het zo ver dat ze gaan invallen en rotten. Dat is ook het geval bij deze pompoen, die langzaam aan het verkleuren en verschimmelen is, waardoor er een mooie kleurencombinatie ontstaat. En dat is wat de fotograaf ons deze keer eens wilde laten zien. De opname is samengesteld uit 7 foto’s voor het verkrijgen van de gewenste scherpte. Met een deftig woord noemen we dat Focus stacking. Met dit opmerkelijke beeld sluiten we de januarimaand ons inziens in stijl af.
Samenstelling: Wim Wijering en Jaimey Wilbers
Eventuele reacties naar: [email protected] of tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
Eventuele reacties naar: [email protected] of tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
Als altijd zijn er ook deze maand weer diverse andere natuurfoto’s gemaakt. Benieuwd; klik dan op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”.