natuurkalender januari 2020
Een nieuw jaar. Op weg naar een nieuwe lente, uiteraard met vers natuurnieuws uit Twente. Een leuke dichtregel zullen we maar zeggen, maar wel een toepasselijke, want lenteachtig was het deze maand! Zelfs aan het eind kon wederom een “warmterecord” worden bijgeschreven in de analen. De natuur raakt er voortdurend van in de war. Op verschillende plekken zijn nu al regelmatig bloeiende planten te zien en geregeld is ook al de zang van grote lijster, heggenmus, kool- en pimpelmees en de eerste zangpogingen van de winterkoning te horen. Je kunt gerust zeggen dat de winters intussen flink zachter zijn geworden.
Uit de florawereld hebben we deze keer soorten voor u als: weverskaarde, maretak, paarse dovenetel en hazelaar. Aan vogels komen voorbij: bosuil, grote Canadese gans, fazant, wilde eend, krakeend, tafeleend, dodaars, rietgors, witte kwikstaart en zwarte mees. Natuurlijk komt ook de paddenstoelenwereld weer aan bod met prachtige namen, zoals: gele korstzwam, gewone glimmerinktzwam, kromsporig wasbekertje, toefige labyrintzwam, bleekbruine bekerzwam en glanzend druivenpitje
Verder hebben we deze keer “in de aanbieding”: kopjes-bekertjesmos, een gal van de eikenstuitergalwesp en de gewone wijngaardslak. We sluiten af met een mistige opname van het Haaksbergerveen en een zonsondergang bij Dakhorst.
We beginnen echter deze keer met lenteachtige beelden en dat in januari!!!
Uit de florawereld hebben we deze keer soorten voor u als: weverskaarde, maretak, paarse dovenetel en hazelaar. Aan vogels komen voorbij: bosuil, grote Canadese gans, fazant, wilde eend, krakeend, tafeleend, dodaars, rietgors, witte kwikstaart en zwarte mees. Natuurlijk komt ook de paddenstoelenwereld weer aan bod met prachtige namen, zoals: gele korstzwam, gewone glimmerinktzwam, kromsporig wasbekertje, toefige labyrintzwam, bleekbruine bekerzwam en glanzend druivenpitje
Verder hebben we deze keer “in de aanbieding”: kopjes-bekertjesmos, een gal van de eikenstuitergalwesp en de gewone wijngaardslak. We sluiten af met een mistige opname van het Haaksbergerveen en een zonsondergang bij Dakhorst.
We beginnen echter deze keer met lenteachtige beelden en dat in januari!!!
Aanvankelijk was de Maretak of zo u wilt Vogellijm (Viscum album) alleen in Limburg te vinden. Nu komen ze op veel meer plaatsen in ons land voor. Bijgaande opname is bijvoorbeeld gemaakt in Saasveld. Ze leven als halfparasiet op populieren en zoete kers, maar in sommige gevallen ook op andere boomsoorten. Voor water en zouten is de plant afhankelijk van z’n gastheer. De maretak is groenblijvend en behoort tot de zogeheten sandelhoutfamilie. Maretakken met witte bessen kennen we vooral als Mistletoe. Ze worden nogal eens als Kerstversiering in huizen gebruikt. In de winter vallen ze vaak al van verre op door de “groene trosvorming” in de bladloze bomen.
|
Recentelijk werd bijgaande foto door ons ingestuurd naar Waarneming.nl in de veronderstelling dat het een inzending betrof van de grote- of wilde kaardenbol (Dipsacus fullonum). Onder invloed van de lenteachtige omstandigheden stond deze eind december / begin januari nog in bloei! Prompt kregen we een bericht terug dat het zich hier niet handelde om de grote- of wilde kaardenbol, maar om de Weverskaarde (Dipsacus sativus). Deze soort is zeer zeldzaam in ons land en heeft z’n oorsprong in Zuid Europa. Zoals uit de geslachtsnaam valt af te leiden, zijn beide soorten nauw aan elkaar verwant. De plant werd aangetroffen in een speciaal voor patrijzen ingezaaide voedselakker. Opmerkelijk genoeg vindt de bloeiperiode normaliter plaats in juli / augustus.
|
Een heel stuk algemener is de Paarse dovenetel (Lamium purpureum) waarvan u hier de bloeivorm ziet. Dat kan zelfs in zachte winters, zoals dat nu het geval is. Ondanks zijn teerheid weet de plant zich overal prima te handhaven. Dat kun je van heel veel andere planten niet (meer) zeggen. Ze zijn te vinden in wegbermen, langs akkerranden, op puinstortplekken en zelfs tussen de trottoirtegels. De plant met zijn behaarde bladeren en rozerode bloemen kan vrijwel het gehele jaar door bloeien. De vaste bloeitijd ligt doorgaans tussen maart en oktober.
|
Erg algemeen in ons land is ook de Hazelaar (Corylus avellana). De piek van de eerste bloeiende exemplaren lag tot de zeventiger jaren gemiddeld op half februari. Sinds 2001 ligt de piek van de eerste bloeiwaarnemingen op 24 januari; een vervroeging van om en nabij de 3 weken! Begin januari werden dit jaar al zeer vroegbloeiende exemplaren gezien. De vervroegde bloei van de hazelaars wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de “warme maanden” die er aan vooraf zijn gegaan. Dat was niet alleen dit jaar het geval, maar ook reeds de twee jaar hiervoor. Je mag overigens pas van bloei spreken als de katjes (oftewel de mannelijke bloemen) helemaal uitgerekt zijn, zoals op de foto (gemaakt op 16-01-2020). Mensen, die vaak last hebben van hooikoorts (pollen) zullen met deze ontwikkeling waarschijnlijk niet blij zijn.
|
Nu evenwel over naar de wereld van onze gevleugelde vrienden. Tijdens de Nationale tuinvogeltelling kon deze Bosuil (Strix aluco) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Het “soezebollende “beestje liet zich vanuit het keukenraam voortdurend zien. Zo nu en dan kwam ook een tweede exemplaar knusjes naast ‘m zitten. Ze broeden hier (Albergen) al jaren in de schuur. Veel mensen zullen deze uilensoort, vanwege hun nachtelijke levenswijze, niet al te vaak te zien krijgen. Horen daarentegen wel. Daar waar kerkuilen een hartvormig gezicht hebben, ziet het gezicht van een bosuil er uit als een soort motorbril. Ze maken graag gebruik van nestkasten en leven voornamelijk van muizen, alhoewel ook vogels, kikkers, padden, vleermuizen, wormen en insecten niet worden versmaad. Het is maar zo mogelijk dat ze nu al aan de leg zijn. Ze zijn er wat dat betreft meestal vroeg bij.
|
De Fazant (Phasianus colchicus) op deze foto heeft in ieder geval de Kerst gehaald. Fazanten zijn immers geliefde jachtvogels. Uit overlevering weten we dat ze ooit eens door de Romeinen naar West Europa zijn gebracht. Het gebied tussen Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en van Vietnam tot in Noord-Korea vormt het oorspronkelijke leefgebied van deze hoenderachtige. Omdat de soort vanwege zijn Aziatische oorsprong tal van mengvormen kent, is het onmogelijk om de diverse ondersoorten te determineren. Vanwege de witte halsband behoort de afgebeelde vogel in ieder geval tot de zogeheten “torquatus groep”. Er bestaat ook nog zoiets als een “colchicusgroep”. Fazanten zijn in ieder geval prachtig gekleurde vogels; althans de mannetjes.
|
De afname in Nederland van de Wilde Eend (Anas platyrhynchos), een soort waarvan we dachten dat hij een toonbeeld van aanpassing aan allerlei omstandigheden was, is veelzeggend. Sinds de eeuwwisseling is het aantal overwinteraars met een derde afgenomen. Het gaat zowel om eigen broedvogels als om vogels van elders. Men vermoedt dat het schort aan de overleving van jonge vogels in de eerste kritieke maanden van hun leven. Deze constatering is voor Vogelbescherming Nederland en Sovon aanleiding geweest om 2020 uit te roepen tot ”Jaar van de wilde eend”. Door allerlei onderzoeken wil men meer te weten komen over de oorzaken van de afname. Op de foto is de paring te zien. Het lijkt evenwel net of het mannetje het vrouwtje aan het verzuipen is. .
|
Net als bij de fazant kostte het weinig moeite om deze Grote Canadese gans (Branta canadensis) voor de lens te krijgen. De Canadese gans is weliswaar een uitheemse soort (van origine afkomstig uit: Noord-Amerika, Canada en Alaska), maar mag echter ook al geruime tijd bogen op een inheemse status. Al in 1951 werden in ons land broedgevallen van deze exoot in het wild gevonden. Tot in de ‘80 er jaren van de vorige eeuw werden deze dieren successievelijk afgeschoten. Vanaf 1987 wordt dit evenwel niet meer gedaan en weet deze grote ganzensoort zijn verspreidingsgebied sindsdien snel uit te breiden. De soort kruist nogal eens met andere ganzen, waardoor je in de vrije natuur ook bij deze soort allerlei mengvormen kunt tegen komen. Het meest opvallende bij deze statige gans is de witte halsvlek.
|
De Krakeend (Anas strepera) is nauw verwant aan de wilde eend. Net als de voorgaande soort is het een grondeleend, terwijl beide soorten ook snateren. Eigenlijk gaat de laatste bewering niet helemaal op, omdat de soort vernoemd is naar het “krakkende” geluid dat het mannetje maakt. Krakeenden zijn onder meer te herkennen aan de witte spiegel, terwijl die bij zijn iets grotere neef blauw van kleur is. Het mannetje op de foto is al uitgedost in z’n bruiloftskleed. Let maar eens op de gemarmerde kop en borst, alsmede de zwarte kont. In tegenstelling tot de wilde eend gaat het de krakeend voor de wind. Ze hebben zich de afgelopen jaren in ons land met de factor 10 vermenigvuldigd. In de winter komen er - als het te minste wintert - zelfs nog meer krakeenden uit het Noordwesten van Europa bij.
|
Een andere eendensoort, waarvan we al lang geen opnames meer hebben gepubliceerd, is de Tafeleend (Aythya ferina). Daar waar de wilde eend een grondeleend is, is de tafeleend een echte duikeend. Ze doen wat dat betreft nauwelijks onder voor de kuifeend. Net als bij de wilde eend zijn de verschillen tussen beide geslachten, althans in de winterperiode, behoorlijk groot. Een mannetje Tafeleend (Aythya ferina) is ~ wat men noemt ~ een opvallende verschijning. Let maar eens op het knalrode oog, de bruine kop, het grijze lichaam en de zwarte borst. Wist u trouwens dat het mannetje al in juni wegtrekt als het vrouwtje nog aan het broeden is of voor de jongen zorgt? Kortweg gezegd; “het mannetje maakt wel gebruik van de lusten, maar niet van de lasten!”.
|
Onze kleinste fuut, de Dodaars (Tachybaptes ruficollis), is nogal schuw van aard en duikt bij het minste of geringste onder water. Dat duiken is van levensbelang voor dit kleine fuutje. Ze vangen namelijk voedsel onder water. De dodaars leeft van waterinsecten, larven, slakjes, kleine schaaldieren, kleine amfibieën en vis. Ze kunnen wel een halve minuut onder water blijven. Het lichaam is gedrongen en in de winterperiode onopvallend grijsbruin (zoals op de foto te zien). Het is de kleinste fuut, die we in Nederland kennen. Ze zijn zelfs kleiner dan waterhoentjes. Ze noemen ‘m ook wel “donskontje”, omdat de staart ontbreekt. Dat is trouwens bij alle fuutachtigen het geval.
|
De Rietgors (Emberiza schoeniclus) is een lid van de gorzenfamilie. Het zijn zaadeters van moerasgebieden met riet en struiken. Dat het zaadeters zijn, is op bijgaande foto wel duidelijk, maar op zonnebloemen zou je ze zo 1,2,3 niet verwachten. Het is op het oog een vogel, die bezig is aan z’n eerste winter. Het is maar zo mogelijk dat dit een Noord-Europese vogel betreft, aangezien deze nogal eens in Nederland overwinteren. “Onze” rietgorzen trekken doorgaans zuidwaarts, alhoewel er ook altijd wel een aantal blijft rondzwerven in het eigen broedgebied. Het mannetje is in het voorjaar en in de zomer duidelijk herkenbaar aan zijn pikzwarte kop, de witte “sjaal” en de vaalbruine rug met zwarte strepen. Het verspreidingsgebied van de rietgors omvat een groot deel van Europa en Azië.
|
De Witte Kwikstaart (Motacilla alba) is de meest voorkomende kwikstaart van ons land en heeft een groot verspreidingsgebied. De soort is veelal in de buurt van menselijke bewoning te vinden, vooral op het platteland. Zoals de naam al aangeeft wipt de soort bijna voortdurend met zijn staart op en neer. Dat doen ze vooral tijdens het foerageren op insecten. In zachte winters overwinteren er kleine aantallen in Nederland. Medio december foerageerde er bijvoorbeeld nog een groep van 18 vogels bij enkele pony’s in een wei in Agelo. Het afgebeelde exemplaar werd een maand later en wel op 13 januari j.l. “gekiekt” bij de Oelemars in Losser. De eigen broedvogels, die merendeels wegtrekken tot in Noord-Afrika, keren vaak pas eind februari (zachte winters) of maart (koudere winters) terug.
|
De laatste foto uit de vogelserie is voorbehouden aan de Zwarte Mees (Parus ater). Ze lijken wel wat op koolmezen, maar zijn duidelijk kleiner en minder kleurrijk. Het zijn echte naaldhoutbewoners. De (op de foto niet zichtbare) witte vlek op het achterhoofd is kenmerkend voor deze soort. Zo nu en dan krijgen we te maken met redelijke invasies van zwarte mezen in ons land. Ze komen zelfs vanuit Rusland naar ons toe. Dat zijn veelal jonge beestjes. Menig exemplaar wordt in zo’n invasiejaar gesignaleerd op plekken waar je ze doorgaans niet verwacht. In dergelijke jaren blijven veel van zulke vogels in ons land overwinteren, doch in andere jaren (zoals nu) is hiervan weinig tot niets te merken. Onze “eigen“ zwarte mezen zijn jaarvogels en trekken niet.
|
Paddenstoelen vervullen belangrijke ecologische functies. Niet alleen zorgen zij voor de afbraak van dood organisch materiaal, maar ook dragen zij bij aan het ecologische evenwicht in de natuur. Eén van de meest opvallende paddenstoelen is de Gele Korstzwam (Stereum hirsutum). Het is een algemene soort, die praktisch over bijna de hele wereld voorkomt. Ze zijn op dood hout te vinden; dikwijls betreft het eiken- of beukenhout. Van de gele korstzwam is bekend dat deze als gastheer fungeert voor een aantal trilzwammen, met name de gele- en de bruine trilzwam. De zwam behoort tot de top tien van soorten, die het hele jaar door gevonden kunnen worden.
|
De gele korstzwam beconcurreert geregeld andere paddenstoelen, zoals de meer dan interessante Glimmerinktzwam (Coprinus micaceus). Het mycelium van deze inktzwam is onder meer in staat om dioxines af te breken. Vanuit het oogpunt van bodemsanering zijn ze daarom voor biotechnologen buitengewoon nuttig. De vruchtlichamen bevatten daarnaast bepaalde stoffen met antibacteriële werking en voorts enzymenremmers, die tumoren gevoeliger maken voor chemotherapie. Er zijn in Nederland veel paddenstoelsoorten die met de gewone glimmerinktzwam verwisseld kunnen worden, zoals de gladstelige glimmerinktzwam, de grote viltinktzwam en de ruwsporige inktzwam. Voor zekere determinatie is daarom microscopisch onderzoek vereist.
Zoals reeds verwoord, heeft men prachtige namen bedacht voor tal van paddenstoelen. Wat dacht u van deze Toefige labyrintzwam (Abortiporus biennis). Het is een vrij algemene soort, die verspreid over het hele land voorkomt. De zwam is waaier- tot rozetvormig en heeft gesteelde toefen. Daar is met name een deel van de naam aan ontleend. Ook andere vormen komen voor. De soort is vooral te vinden in parken en plantsoenen en leeft op ondergronds hout en wortels van levende bomen. De toefige labyrintzwam is een buisjeszwam, die normaliter gevonden wordt van de zomer tot de herfst en nu dus zelfs in de winter. De bovenzijde van de “hoed” is fluweelachtig en voelt viltig aan. Erg aangenaam ruiken ze niet (gaslucht) en ze veroorzaken ook nog eens witrot. Verwarring is mogelijk met de scherpe schelpzwam (Panellus stipticus).
|
Microscopische controle voor een zekere determinatie is eveneens nodig voor het Kromsporig Wasbekertje (Orbilia auricolor). Dit schijfzwammetje komt matig algemeen in ons land voor. Tot 1990 was er slechts 1 atlasblok bekend. Inmiddels is dat uitgegroeid tot ruim 90 atlasblokken. Meer aandacht voor natuurfotografie in relatie tot paddenstoelen zal hier ongetwijfeld toe hebben bijgedragen. Veel natuurliefhebbers hebben de wereld van het schimmelrijk inmiddels dan ook hooglijk leren waarderen. Paddenstoelen zijn namelijk in veel gevallen erg fotogeniek, zo ook het kromsporig wasbekertje. Er komen overigens 20 verschillende “Orbiliasoorten” in ons land voor.
|
Bleekbruine bekerzwam (Peziza repanda). Deze niet zoveel voorkomende bekerzwam is meestal te vinden op humus en bladeren, vooral rond stronken in loofbossen. Ze worden ook wel gevonden op brandplekken, zaagsel, muren en zelfs op papier en karton. De bleekbruine bekerzwam komt matig algemeen in ons land voor, maar van de verspreiding is nog onvoldoende bekend. Dat komt met name door verwarring met andere bruine bekerzwammen. Het is een zogeheten zakjeszwam met een bekervormig vruchtlichaam met een dicht gekartelde rand. Het heeft aanvankelijk de vorm van een schotel en later van een wijde kom, beker of schaal. Deze kan wel 12 cm breed worden. Doorgaans zijn ze van het voorjaar tot diep in de herfst te vinden en net als de vorige soort nu dus ook in de winter.
Een takje fungeerde deze keer als decor voor een bundeltje Glanzende Druivenpitjes (Leocarpus fragilis). Er zaten er, zoals te zien, behoorlijk wat bij elkaar. Je kunt ze eveneens aantreffen op levende planten, op stammen van jonge bomen en zelfs op dennennaalden. Dit slijmzwammetje komt vrij algemeen voor in ons land. Het is een zogeheten myxomyceet, die niet tot de paddenstoelenwereld wordt gerekend. Ze kunnen nogal variëren in kleur, van geel tot roodbruin. De soort is niet veel groter dan 2 tot 4 mm. Ook qua vorm kunnen ze behoorlijk variëren, namelijk van bolvormig, eivormig tot kort cilindrisch. De exemplaren op deze foto zijn al behoorlijk op hun retour.
De gal van de zogeheten Eikenstuitergalwesp (Cynips longiventris) willen we u evenmin onthouden. Ze worden ook wel grijze fluweelgalwespen genoemd. Het zijn miniatuurwespen met een lengte van 3-4 mm. Vliegen doen ze van november tot juli. De soort lijkt op de gewone eikengalwesp (Cynips quercusfolii) en komt vrij algemeen voor in ons land. De gallen van beide soorten worden vaak verwisseld. Die van de eikengalwesp zijn geheel rond en zien er qua kleur uit als kleine appeltjes. De gal van de eikenstuitergalwesp daarentegen is knobbelig en heeft meestal lichtgekleurde banden en ribbels. Bij deze foto zijn deze kleurige banden overigens niet te zien.
|
Tijd nu voor enkele andere organismen. Bijgaand allereerst een opname van Kopjes-bekermos (Cladonia fimbriata). Qua naamgeving denk je in eerste instantie aan mos, maar dat is niet zo. Dat is enigszins verwarrend, omdat het een korstmos betreft, oftewel een samenlevingsvorm van een wier met een schimmel. Helemaal geen plantje dus. Deze korstmos behoort tot de zogeheten Cladonia-groep, waarvan er alleen al in Nederland 50 voorkomen. Het is één van de meest voorkomende korstmossoorten in ons land. Ze zijn klein; vaak niet veel groter dan 7 mm en zijn vooral op oude boomresten te vinden. Ze groeien bovendien erg langzaam. De herkenbaarheid zit ‘m in de kleine trechtertjes, die op bekertjes lijken. De regen heeft bij deze foto gezorgd voor een onvolprezen macrosfeertje.
In Europa komen circa 20 slakkensoorten voor, die als delicatesse worden gegeten in restaurants. De Gewone Wijngaardslak (Helix pomatia) is hier één van. In culinaire kringen worden ze Escargots genoemd. In ons land komen ze vooral voor in Zuid Limburg en in de duinen. Elders zijn de aantallen vaak vele malen kleiner. Waarschijnlijk hebben de Romeinen in het verre verleden de gewone wijngaardslak in ons land geïntroduceerd. De soort komt vooral voor in tuinen, graslanden, loof- en gemengde bossen en uiteraard ook wijngaarden. In de vrije wildbaan worden ze ongeveer 4 tot 5 jaar oud. Levende dieren (zoals op de foto) worden in de wintermaanden niet bijster veel gezien.
|
Door de langdurige regenval van de laatste maanden is het waterpeil in het Haaksbegerveen, één van de laatste hoogveenrestantjes van ons land, bijna weer op het oude niveau. Geruime tijd was sprake van sterke verdroging. Zowel bij water als in het open veld treedt bij flink afgekoelde temperaturen nevel op. Dat gebeurt vaak in de vroege ochtenduren. In de onderhavige situatie gebeurde dat in dit bijzondere Natura 2000 gebied. Bij deze foto is ingezoomd op de rietpol in het water. Dat versterkt in dit geval zowel de mist, de compositie als het sfeervolle achtergrondbeeld. Mistige omstandigheden kunnen voor landschapsfotografiedoeleinden (woord levert erg veel punten op bij scrabble) ultieme beelden opleveren.
|
Met de camera genieten van wat de natuur ons telkens weer te bieden heeft, hoeft lang niet altijd bij daglicht te gebeuren. Zonsopkomsten, zonsondergangen, beelden van de invallende schemering e.d. zorgen vaak voor iets extra’s; iets mystieks. Dat is wat één der onzen met bijgaande foto van een zonsondergang , gemaakt bij het waterwingebied Rectum-Ypelo, voor ogen had. Het gebied staat bekend als “Dakhorst” en is te vinden in de nabijheid van Wierden. Waterwingebieden zijn sowieso voor natuurfotografen interessant, omdat het niet zelden natuurpareltjes zijn. Genieten van de natuur levert daarnaast ook rust op, iets wat we in onze jachtige wereld steeds meer zijn gaan missen. Met bijgaande foto sluiten we deze kalendersessie in het nieuwe jaar af.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens en Laurents ten Voorde
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens en Laurents ten Voorde
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.