natuurkalender januari 2018
De winter kan soms de perfecte tijd zijn om er op uit te trekken en foto's te maken van een landschap bedekt met sneeuw en ijs. Januari 2018 stond evenwel in schril contrast tot januari 2017. Geen sneeuw, geen kou, warmterecords sneuvelden, stormen teisterden het land en er viel heel veel regen waardoor veel watergangen buiten hun oevers traden. Op 24 januari steeg het kwik maar liefst naar 14,4 graden. Wederom een record op de weerkaart. De natuur raakte door dit alles danig in de war. Vlinders kwamen veel te vroeg tevoorschijn en menig plantje begon in januari al te bloeien. Normaal komen er in januari 13 vorstdagen voor en ook nog eens 2 ijsdagen. IJsdagen hebben we zeer zeker niet gehad. Wie weet wordt dat in februari anders, want volgens de mensen, die het kunnen weten, gaat de temperatuur omlaag. We zijn benieuwd.
Met z’n vijven hebben we in de eerste maand van het jaar toch nog redelijk wat plaatjes kunnen “schieten”. Dit keer zijn dat onder meer opnames van de Loozerheide, een avondopname van het Haaksbergerveen, een zonsondergang bij Weerselo en een omgewaaide boom als gevolg van de zware storm op 18 januari j.l.
Uiteraard zijn we de vogels deze maand niet vergeten. Aan bod komen de volgende soorten: huismus, merel, meerkoet, dodaars, waterral, wintertaling, mandarijneend, bosuil, steenuil, buizerd, gaai, pimpelmees en kuifmees.
Uit het rijk der schimmels zijn dat deze keer: gele trilzwam, zakjestrilzwam, gewoon elfenbankje en oorlepelzwam. De flora is vertegenwoordigd met bloeiende hazelaar en sneeuwklokjes. Daarnaast laten we u ook een opname zien van gewoon haarmos. Veel kijk- en leesplezier toegewenst. Vergeet niet om ook alle overige recente foto’s van januari te bekijken.
We beginnen de natuurkalender deze keer met wat wetenswaardigheden en foto’s van de Loozerheide, een bijzonder natuurgebied in de Kempen Broek, gelegen tussen het Limburgse Weert en het Brabantse Budel-Dorplein.
Met z’n vijven hebben we in de eerste maand van het jaar toch nog redelijk wat plaatjes kunnen “schieten”. Dit keer zijn dat onder meer opnames van de Loozerheide, een avondopname van het Haaksbergerveen, een zonsondergang bij Weerselo en een omgewaaide boom als gevolg van de zware storm op 18 januari j.l.
Uiteraard zijn we de vogels deze maand niet vergeten. Aan bod komen de volgende soorten: huismus, merel, meerkoet, dodaars, waterral, wintertaling, mandarijneend, bosuil, steenuil, buizerd, gaai, pimpelmees en kuifmees.
Uit het rijk der schimmels zijn dat deze keer: gele trilzwam, zakjestrilzwam, gewoon elfenbankje en oorlepelzwam. De flora is vertegenwoordigd met bloeiende hazelaar en sneeuwklokjes. Daarnaast laten we u ook een opname zien van gewoon haarmos. Veel kijk- en leesplezier toegewenst. Vergeet niet om ook alle overige recente foto’s van januari te bekijken.
We beginnen de natuurkalender deze keer met wat wetenswaardigheden en foto’s van de Loozerheide, een bijzonder natuurgebied in de Kempen Broek, gelegen tussen het Limburgse Weert en het Brabantse Budel-Dorplein.
In het verleden was de Loozerheide een grotendeels nat gebied met vochtige heide en vennen. Door de aanplant van populieren is gaandeweg veel water aan de bodem onttrokken. Ook andere vormen van ontwatering hebben het gebied geen goed gedaan. Verder is een deel van het gebied verworden tot landbouwgrond en door bemesting (te) voedselrijk gemaakt. Tot voor kort was een groot deel van de Loozerheide eigenlijk veel te droog. Om de natte natuur er terug te laten keren is de afgelopen jaren flink wat werk verzet. Bijna alle populieren zijn gekapt, diepe sloten zijn gedempt en is de bovenlaag van de voormalige voedselrijke akkers afgegraven. Verder wordt het gebied thans begraasd door halfwilde runderen en paarden. De natte laagtes, die er vroeger waren, keren nu weer langzaam terug. Ook is al te zien dat het waterpeil stijgt. Op de foto ziet u een deel van de herstelde natuur.
|
Zoals vermeld, wordt in de Kempen - Broek grootschalig “gebouwd” aan de natuur. Dit is met name het geval op de Loozerheide, wat al enige tijd wordt begraasd door halfwilde runderen en paarden. Op de foto ziet u in dit gebied de Exmoorpony met z’n wintervacht. Sinds de ’90 jaren worden deze pony’s op beperkte schaal in Nederlandse natuurgebieden ingezet. De dieren zijn niet alleen taai, maar hebben ook een groot uithoudingsvermogen. De exmoorpony behoort samen met het przewalskipaard tot de laatste wilde oerpony's. Beide soorten lijken namelijk sterk op de grottekeningen van wilde pony's uit de ijstijd. Oorspronkelijk kwam de exmoor voor in geheel Noordwest-Europa, maar alleen in het zuidwesten van Engeland zijn de primitieve kenmerken van deze sterke soort grotendeels bewaard gebleven.
Qua vormgeving vertoont de Paarse Knoopzwam (Ascotremella fagineais) overeenkomsten met de gele trilzwam, maar zeker niet qua kleurstelling. Deze zakjeszwam neigt vooral naar de kleuren paars en soms roze. Veel gelijkenis is er met de grootsporige paarse knoopzwam (Ascocoryne cylichnium), waarbij evenwel microscopisch onderzoek nodig is. Voor de roze knoopzwam (Neobulgaria pura) lijkt de afgebeelde zakjeszwam net iets te donker. Deze laatste wordt bovendien vrijwel steeds op dood hout van beuken aangetroffen. Deze knoopzwam zat evenwel aan de onderzijde van een dode eik. Verwarring met de Zakjestrilzwam (Ascotremella faginea) is mogelijk. Deze verschilt evenwel van de paarse knoopzwam vanwege z’n hersenvormige vruchtlichaam.
|
In hetzelfde gebied kon ook de Gele Trilzwam (Tremulla mesenterica) worden geportretteerd. Deze soort is het gehele jaar door te vinden op takken van loofbomen en struiken en komt algemeen in ons land voor. Het vruchtlichaam heeft een doorsnede van 1 tot 5 cm en is onregelmatig hersenachtig geplooid. De trilzwammen komen tevoorschijn uit spleten in boomschors en zijn aanvankelijk geel van kleur, vandaar hun naamgeving. Als ze uitgedroogd raken, worden ze donkerder en meer oranje van kleur, zoals op bijgaande foto te zien. Jonge exemplaren zien er overigens lichtgeel uit. De gele trilzwam staat bekend als één van de veroorzakers van witrot.
|
Bij het vastleggen van deze Oorlepelzwam (Auriscalpium vulgare) is er bewust voor gekozen om de dicht opeen staande stekels aan de onderzijde van de hoed goed tot zijn recht te laten komen. Ook de viltig behaarde en donkerbruin gekleurde steel is bij deze opname goed te zien. Dit zijn, samen met de halfronde dan wel niervormige vorm van de hoed, de beste kenmerken voor determinatie. De oorlepelzwam groeit op (ondiep in de grond zittende) dennen- en sparrenkegels in naald- en gemengde bossen. Ze zijn praktisch het hele jaar door aan te treffen. Je zou verwachten dat deze soort tot de zogeheten stekelzwammen behoort, maar dat is niet het geval.
Tijdens de 15e nationale tuinvogeltelling van Vogelbescherming Nederland en SOVON in het weekend van 27 en 28 januari hebben meer dan 65.000 mensen de vogels in hun tuin geteld. Evenals voorgaande jaren was de huismus (Passer domesticus) weer veruit de meest getelde soort. In bijna de helft van alle tuinen werden huismussen waargenomen. Mussen zijn echte groepsvogels. Zitten ze eenmaal in de tuin, dan ook meteen met een heleboel tegelijk. Gemiddeld bestaan groepen huismussen in de tuin uit pakweg acht tot tien exemplaren. Op de foto ziet u een huismusmannetje in de top van een conifeer.
Langs de waterkant lopend, hoor je geregeld een explosief “piets” geluid. Tien tegen een dat er dan weer Meerkoeten (Fulica atra) met elkaar aan het bakkeleien zijn of andere watervogels lastig vallen. Deze algemeen in ons land voorkomende soort met z’n witte snavel en dito bles en rood fonkelende ogen is een echte vechtersbaas. Als je er op let zie je geregeld dat ze zich agressief gedragen, vooral naar soortgenoten toe. Ze dulden - vooral in het broedseizoen - nu eenmaal geen indringers in hun territorium.
|
Algemeen is ook het Gewoon Elfenbankje (Trametes versicolor). De toevoeging versicolor maakt duidelijk dat de soort in allerlei kleuren valt te bewonderen. Dat kan zowel wit, beige, okergeel, groen, oranje, bruin, blauw, grijs en zelfs zwart zijn. Groeien doen ze het hele jaar door, waarbij je ze vooral op stronken en takken van loofbomen moet zoeken. Van nature komen ze niet alleen in Europa, maar ook in Noord-Amerika voor. Het vruchtlichaam van het elfenbankje schijnt een weerstand verhogende werking te hebben.
Alhoewel 2018 nog maar een maand oud is, hebben we al drie keer te maken gekregen met stormen. De zwaarste vond plaats op 18 januari j.l. waarbij op sommige plaatsen in ons land windkracht 11 (nog net geen orkaan) bereikt werd. Op de vliegbasis Twente werd zelfs een windstoot van 124 kilometer per uur gemeten. De storm bereikte hier windkracht 9, wat in het binnenland maar hoogst zelden voorkomt. Er vielen twee doden en er werd voor miljoenen euro’s schade aangericht. Het openbare leven lag vele uren stil. Voor het eerst in de geschiedenis werd het treinverkeer in het gehele land stilgelegd. Op Schiphol werden ruim 300 vluchten geannuleerd. Op de wegen ontstonden talrijke blokkades door gekantelde vrachtwagens en omgewaaide bomen. Ook in de natuur vielen de bomen als lucifershoutjes om, zoals op deze foto te zien.
Tijdens dezelfde tuinvogeltelling viel het op dat er veel minder Merels (Turdus merula) dan voorgaande jaren gezien werden in de Nederlandse tuinen. Het aantal waargenomen exemplaren bleef in het bewuste weekend ver achter bij de aantallen van de jaren hiervoor. De merel is daardoor na vele jaren uit de top drie van meest getelde vogels verdwenen. De oorzaak van de achteruitgang is mogelijk gelegen in het Usutuvirus. Dit voor merels dodelijk virus werd afgelopen jaren vooral in Oost-Nederland geconstateerd. Het virus wordt door muggen overgedragen en komt oorspronkelijk uit Afrika. Vermoedelijk is het virus via trekvogels in Europa terecht gekomen. Het virus is vernoemd naar de Usutu-rivier in Swaziland. Op de foto ziet u een vrouwtjesmerel aan het scharrelen in een bloembak.
|
Dat dreigende is op bijgaande foto goed te zien. Niet zelden gaan ze hun rivalen te lijf met naar voren geworpen poten, jagen ze op de vlucht en zitten ze zelfs nog even achterna. Een hecht paar kan in feite “de hele wereld aan”. Ook dat is goed op de foto te zien.
Op de foto ziet u een Dodaars (Tachibaptus ruficollis) met een voor zijn doen behoorlijk grote prooi, namelijk een riviergrondel (Gobio gobio). Dit visje leeft op de waterbodem en heeft twee tastdraden aan zijn bek. De dodaars leeft vooral echter van waterinsecten en larven, zoals haften, steenvliegen, waterwantsen, waterkevers, schietmotten en libellen. Ook slakjes, kleine schaaldieren, kleine amfibieën en kikkervisjes worden niet versmaad. Soms worden echter ook kleine visjes als stekelbaarzen en jonge vissen “aan de haak geslagen”. De dodaars is klein en staat als kleinste fuut van Europa te boek. Door de schuwe levensstijl wordt dit duikertje geregeld over het hoofd gezien. Veel vaker geeft deze watervogel echter van zijn aanwezigheid blijk door een luide “hinnikende triller”, te laten horen. Bij gevaar zal de dodaars nooit wegvliegen. Ze geven de voorkeur aan het wegduiken onder water. De soort telt liefst 6 ondersoorten.
|
Een soort, die je ook niet al te vaak te zien krijgt, is de Waterral (Rallus aquaticus). Ook deze soort hoor je vele malen vaker dan dat je ‘m te zien krijgt. Zijn opvallende roep doet denken aan een varken wat gekeeld wordt. De waterral leeft doorgaans een verborgen leven in het riet. Het is een alleseter. Kikkers, slakken, insecten, larven, visjes, garnalen, maar ook plantenscheuten, wortels, kuikens en zelfs aas staan op het menu. Net als de dodaars vliegen ze nagenoeg nooit weg. Bij verstoring maken ze zich ogenblikkelijk uit de voeten en verdwijnen in het riet. Als je geluk hebt waagt een waterral zich zo nu en dan even buiten zijn schuilplaats. Dat was ook bij de afgebeelde vogel het geval. Slechts een deel van de waterrallen blijft overigens het hele jaar in ons land. Het merendeel trekt weg en overwintert in Zuid-Europa en Noord-Afrika.
|
Afgebeeld ziet u na lange tijd weer eens een Wintertaling (Anas crecca). Van deze kleine eendensoort broeden er jaarlijks slechts enkele duizenden in ons land. In het winterhalfjaar wordt de populatie aangevuld met grote aantallen vogels uit het noorden van Europa. Deze vogels overwinteren vooral in grote groepen langs de kust. Ze laten zich echter ook regelmatig in het binnenland zien, zoals ook in de onderhavige situatie bij het Kristalbad tussen Enschede en Hengelo. De roodbruine kop met de brede groene streep maakt duidelijk dat we hier met een mannetje van doen hebben. Wintertalingen zoeken hun voedsel in ondiepe wateren.
|
Ook al ziet een wintertalingmannetje er best kleurrijk uit, dan nog kan hij niet wedijveren met het exotische uiterlijk van een mannetje Mandarijneend (Aix gallericulata). Oorspronkelijk is dit een soort uit Oost-Azië. Ontsnapte of losgelaten vogels broeden evenwel al enkele decennia in ons land. Het mannetje is opvallend getekend. De kruin is zowel paars, als oranje en groen gekleurd. Verder loopt er een brede witte wenkbrauwstreep van het oog tot in de nek. De mandarijneend heeft voorts oranje bakkebaarden en boven het achterlijf uitstekende oranje veren. De borst is paars en de flanken zijn oranjebruin. De populatiegroei van deze soort is het gevolg van met name uilenkasten, die deze soort - ook in onze omgeving - graag als broedgelegenheid in gebruik neemt.
Beduidend kleiner is zijn neefje de Steenuil (Athene noctua). Ook deze uil trok zich van de fotograaf weinig aan, doch bleef wel gefocust, zoals op de foto goed te zien. Het verzoek om nog iets vrijer te gaan zitten, werd evenwel niet gehonoreerd. Steenuilen, zo ook dit exemplaar, jagen niet zelden overdag. Daarom zijn de ogen bij dit beestje veel beter te zien dan bij de vorige soort. Een lekker zonnetje wil steenuilen ook nog wel eens wat eerder naar buiten lokken. Het zijn sowieso echte zonaanbidders. Zoals u kunt zien heeft de fotograaf wat “gestoeid” met de foto. Dat is weer eens iets anders dan u van ons gewend bent.
|
Veruit de meest gefotografeerde Bosuil (Strix aluco) uit de verre omtrek is het hierbij afgebeelde exemplaar. Deze is bijna dagelijks te bewonderen vanuit zijn boomholte in de omgeving van Hertme. De vogel is allesbehalve schuw en laat zich heel gemakkelijk portretteren. Als uitkijkpost is een zware beuk uitgekozen. Vorig jaar had men deze boom willen vellen, maar dankzij velerlei protesten mag de boom voorlopig blijven staan. Dat zou ook eeuwig zonde zijn geweest. De boom en de uil zijn immers een twee-eenheid geworden. Als je een echte nachtuil, herkenbaar aan de zwarte ogen, overdag wilt fotograferen, dan kun je dat het beste doen bij niet al te veel licht. Dan heb je in ieder geval nog kans om iets van de ogen te zien te krijgen.
|
Niet ieder is gecharmeerd van Gaaien (Garrulus glandarius). Dat heeft niets met z’n fraaie uiterlijk te maken, maar veel meer met z’n roofgedrag uit nesten. Dat laatste wordt overigens niet zelden behoorlijk overdreven. Het zijn verder nogal schreeuwerige beestjes, maar wordt voorbij gegaan aan het feit dat ze hiermee veel soorten waarschuwen voor dreigend gevaar. Door zijn waakzame en schuwe houding is het dan ook een moeilijk te fotograferen soort. “Vroeger” sprak men trouwens niet over gaai maar over Vlaamse gaai. Dat Vlaamse wordt al geruime tijd in vogelminnend Nederland achterwege gelaten. Een zoektocht naar de oorsprong van het Vlaamse karakter heeft namelijk geen steekhoudende argumenten opgeleverd. In onze contreien kennen we de soort vooral als “markloaw”.
|
Buizerds (Buteo buteo) kunnen qua kleur zeer variabel zijn, maar ook qua grootte. Om het wat te vereenvoudigen wordt er in vogelaarskringen onderscheid gemaakt in superdonkere, donkere, normale, lichte en superlichte exemplaren. Ook qua gewicht en spanwijdte zijn er grote verschillen bij buizerds. Er zijn hele kleine buizerds van amper 600 gram en een spanwijdte van iets meer dan 1 meter tot “knoeperds” van wel 1300 gram en een spanwijdte van 1.35 meter. De vrouwtjes zijn over het algemeen beduidend groter en zwaarder dan de mannetjes. Dit exemplaar hoort thuis in de categorie normaal en is qua formaat waarschijnlijk een vrouwtje.
|
De opgezette “kuif” bij de pimpelmees valt in het niet bij een soort, die wel over een echte kuif beschikt, zoals deze Kuifmees (Lophophanes cristatus). De opname is gemaakt vanuit een schuilhut en wel zodanig dichtbij dat er zelfs een close-up van het beestje kon worden gemaakt. Jammer genoeg komt de plat liggende kuif op de foto niet helemaal tot z’n recht. De kuifmees is een soort, die vrijwel uitsluitend te vinden is in naaldhoutgeboomte. Trek is van deze soort niet bekend. De kuifmees komt eigenlijk alleen in Europa voor. Andere mezensoorten zijn een stuk treklustiger.
|
Een Pimpelmees (Parus caeruleus) met zijn kobaltkleurige kopje is altijd een dankbaar onderwerp voor een natuurfotograaf. Vaak staan in de winterperiode pimpelmezen op foto’s afgebeeld, hangend aan een vetbol of pindasnoer. Deze mezensoort is daar, zoals iedereen weet, heel behendig in. Toch is dat niet het standaardvoedsel wat de pimpelmees doorgaans eet. Het is veeleer een echte insecteneter, die zijn voedsel uit de kleinste naden en spleten weet te peuteren. In de winter is dat natuurlijk een stuk lastiger en is deze mooie mezensoort vaak te vinden bij voedertafels. Onder goede lichtomstandigheden kon dit lichtelijk geagiteerde exemplaar met opgezette kuif worden vereeuwigd.
|
Het Gewone Sneeuwklokje (Galanthus nivalis) bloeit niet zelden al in december of januari. Dat was de afgelopen maand met z’n hoge temperaturen ook op veel plaatsen het geval, zoals te zien op bijgaande opname. Het sneeuwklokje is een bolgewas uit de narcisfamilie, waarvan de bloem wit lijkt, doch feitelijk kleurloos is. Het sneeuwklokje kent 20 verschillende soorten. Van oudsher wordt dit klokje in onze streken gezien als de eerste boodschapper van de komende lente, maar zo ver is het nog niet. Als je deze winterbloeier op plekken aantreft buiten tuinen en parken, is het daar vaak gekomen door bemesting met of het dumpen van tuinafval. Waar hij eenmaal groeit, kan hij zich gemakkelijk handhaven.
|
Doorgaans krijgen we de overvloedige bloei van Gewone Hazelaar (Corylus avellana) pas in februari te zien. Door de hoge temperaturen van de laatste tijd en het uitblijven van vorst kon de bloei van deze boomsoort al in november en december worden waargenomen. In de kalendermaand januari was het eigenlijk heel normaal en zag je overal de lange gele afhangende katjes aan de bomen verschijnen. Het liet in januari al een klein beetje lente zien, ook al stond dat in schril contrast met de veelal grauwe en grijze omgeving. Op de foto zijn de mannelijke bloemen van de gewone hazelaar afgebeeld. Zij geven het stuifmeel af en de wind zorgt ervoor dat het bij de veel kleinere vrouwelijke bloemen terecht komt. De mannelijke en vrouwelijke bloeiwijzen zitten namelijk apart van elkaar. Mensen die allergisch zijn voor de stuifmeelpollen kunnen hier overigens behoorlijk veel last van ondervinden.
|
Ook na een fikse regenbui kun je soms hele bijzondere foto’s maken, zoals in dit geval van een deel van een “ groene deken” wat we kennen als Gewoon Haarmos (Polytrichum commune). Op het eerste gezicht lijkt het op het in ons land heel algemeen voorkomende gewone sterrenmos (Mnium hornum). Als je goed kijkt is evenwel te zien dat de in stervorm gesitueerde bladeren gezaagd zijn. Dat is bij het gewone sterrenmos niet het geval. Gewoon haarmos is een algemene, kosmopolitische soort die voorkomt in uiteenlopende biotopen zoals naaldbossen, moerassen en vochtige heide. Gewoon sterrenmos is meer te vinden in bossen. Het gewoon haarmos vormt hoge donkergroene kussens. Het determineren van mossen kan best een lastige klus zijn. Veel soorten lijken namelijk sterk op elkaar.
Als u regelmatig de natuurkalenders op onze site bekijkt, komt u daar geregeld het Haaksbergerveen tegen. Bij twee fotografen uit ons gezelschap is dit gebied één van de favoriete locaties om naartoe te gaan. Het gebied leent zich door zijn verschillende biotopen bij uitstek voor het maken van natuuropnames. Deze keer betreft het een avondopname, waarbij het wolkendek een belangrijke rol speelt. Wolken kunnen in veel gevallen een perfecte toevoeging zijn aan landschapsfoto’s. In dit geval is er in verband met het geringe licht, gewerkt met een langere sluitertijd. Gewoon eens uitproberen, is het parool.
|
Ook bij deze zonsondergang speelt het wolkendek en uiteraard de ondergang van de zon een belangrijke rol. Een enigszins vurige oranje bewolking zorgt onder meer voor drama en karakter in de foto. Belangrijk in dit geval is natuurlijk ook het gouden uurtje (vlak voordat de zon ondergaat). De fotografieplek was op dat moment wel niet helemaal top, maar geheel onverdienstelijk is de foto niet geworden. We besluiten hiermee deze januarisessie. Het is te hopen dat het de komende periode een stuk kouder wordt en dat de natuur niet nog meer in de war raakt. Een beetje vriesweer is waar schaatsliefhebbers stilletjes op hopen en wij eerlijk gezegd ook wel een beetje.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde en Selva Wilbers - Wijering
Paarse Knoopzwam (Ascocoryne sarcoides) of Grootsporige Paarse Knoopzwam (Ascocoryne cylichnium). Deze twee soorten alleen te onderscheiden door microscopisch onderzoek van de sporen.
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.