natuurkalender februari 2021
Februari 2021 was een maand van uitersten. De eerste dagen verliepen zacht met temperaturen in de dubbele cijfers. Wel regende het geregeld. Na iets minder dan een week sloeg het weer volledig om en werd het Siberisch koud in ons land. Er viel zelfs een dik pak sneeuw. Velen hebben in die periode kunnen genieten van sneeuw- en schaatspret en zelfs aan skilaufen werd er gedaan. De vogels echter kregen het zwaar te verduren. Vanuit onze Vereniging moest zelfs het draaiboek “wintervoedering” weer voor de dag worden getoverd.
In de 3e week van februari sloeg het weer opnieuw om en steeg plots het kwik op een opzienbarende manier, waarbij zelfs temperaturen tot maar liefst 18 / 19 °C werden bereikt. Die onverwachte voorjaarswarmte deed diverse vlinders en overige insecten besluiten om al heel vroeg op zoek te gaan naar nectar. Ook van deze periode hebben we bijna een week kunnen genieten. In februari hebben we ons dan ook geen minuut met de camera verveeld. Belangrijk was dat er eindelijk weer eens sneeuwfoto’s in eigen land konden worden gemaakt.
De vogels kregen deze kalendermaand veruit de meeste aandacht. We kunnen u dan ook foto’s presenteren van achtereenvolgens: geelgors, ijsvogel, winterkoning, koperwiek, patrijs, tjiftjaf, grote zilverreiger, kleine barmsijs, sijs, houtsnip, waterhoen, krakeend, rode wouw, putter en zelfs parende scholeksters.
De warme periode in de kalendermaand leverde ook een aantal leuke insectensoorten op, zoals twee vlindersoorten (dagpauwoog en grote vos), drie bijensoorten (grijze zandbij, grasbij en honingbij) en zelfs nog een uit de winterslaap ontwaakt zevenstippelig lieveheersbeestje en een groene zandlooplever. De sessie wordt gecompleteerd met een 3-tal landschapsfoto’s.
We beginnen de kalendersessie met mooie impressies van onze gevleugelde vrienden in de sneeuw.
In de 3e week van februari sloeg het weer opnieuw om en steeg plots het kwik op een opzienbarende manier, waarbij zelfs temperaturen tot maar liefst 18 / 19 °C werden bereikt. Die onverwachte voorjaarswarmte deed diverse vlinders en overige insecten besluiten om al heel vroeg op zoek te gaan naar nectar. Ook van deze periode hebben we bijna een week kunnen genieten. In februari hebben we ons dan ook geen minuut met de camera verveeld. Belangrijk was dat er eindelijk weer eens sneeuwfoto’s in eigen land konden worden gemaakt.
De vogels kregen deze kalendermaand veruit de meeste aandacht. We kunnen u dan ook foto’s presenteren van achtereenvolgens: geelgors, ijsvogel, winterkoning, koperwiek, patrijs, tjiftjaf, grote zilverreiger, kleine barmsijs, sijs, houtsnip, waterhoen, krakeend, rode wouw, putter en zelfs parende scholeksters.
De warme periode in de kalendermaand leverde ook een aantal leuke insectensoorten op, zoals twee vlindersoorten (dagpauwoog en grote vos), drie bijensoorten (grijze zandbij, grasbij en honingbij) en zelfs nog een uit de winterslaap ontwaakt zevenstippelig lieveheersbeestje en een groene zandlooplever. De sessie wordt gecompleteerd met een 3-tal landschapsfoto’s.
We beginnen de kalendersessie met mooie impressies van onze gevleugelde vrienden in de sneeuw.
Hoewel je als natuurfotograaf je hart op kunt halen is een strenge winterperiode voor vogels geen pretje. Neem de IJsvogel (Alcedo atthis). Ondanks wat de naam doet vermoeden, kunnen ijsvogels niet tegen zware winterse omstandigheden. Zodra beken en andere wateren dichtgevroren zijn, is de weg naar hun voedsel (vooral visjes) afgesloten. Ze houden het hooguit dan nog een week vol door open water te vinden bij stuwen en dergelijke. Toch zal een behoorlijk percentage, net als bij de kerkuilen en de winterkoninkjes in februari zijn omgekomen van honger of kou. Hopelijk heeft dit exemplaar (een mannetje) het weten te overleven.
|
In het Oosten van ons land zijn we gelukkig nog redelijk bedeeld met Geelgorzen (Emberiza citrinella). In Tilligte werd tijdens de koude periode een groep van 20 - 25 geelgorzen ontdekt, die zich ophielden bij een voerplek in de sneeuw. Volwassen geelgorzen eten voornamelijk zaden van grassen, granen en onkruid. In de winter, als ze in groepen leven, zijn ze prima te helpen met het bijvoeren van wat haver. Daar zijn ze eenvoudigweg dol op. Alhoewel niet helemaal in broedkleed, is het overduidelijk dat we bij dit exemplaar van doen hebben met een mannetje met z’n mooie gele kleuren.
|
Vlak voor de strenge vorstinval kon ook deze Koperwiek (Turdus iliacus) worden vereeuwigd. Deze kleine lijsterachtige doet zijn naam alle eer aan als je met name kijkt naar de koperkleurige oksels en flanken. Let verder ook eens op de opvallende oogstreep. Ze zijn in ons land te zien vanaf het najaar tot in de vroege lente, vaak in gezelschap van kramsvogels. Ze voeden zich in de broedtijd met allerlei ongewervelde diertjes, zoals regenwormen en slakken. In het najaar en in de winter schakelen ze, zoals op de foto te zien, over op allerlei bessen. Daarbij valt te denken aan bessen van vuilboom, krentenboom, meidoorn, lijsterbes, vlier, klimop, hulst en braam. Ook fruit, zoals appel en peer, wordt niet versmaad. Broeden doen koperwieken niet in ons land. Dat doen ze voornamelijk in de berkenbossen van Scandinavië.
|
Zoals verwoord overleven bij aanhoudende strenge kou ook veel Winterkoninkjes (Troglodytes troglodytes) de winter niet. Waarschijnlijk is dat gebeurd bij dit vogeltje. Het beestje was namelijk allesbehalve actief en sloot af en toe de ogen. Het voedsel zoeken ten tijde aan een stam ging evenmin van harte. Op het moment van de opname was het behoorlijk koud, met enkele nachten ervoor met temperaturen van 10 – 15 ° onder nul. Of het arme beestje de kou heeft overleefd, is dus maar zeer de vraag. Gelukkig hebben winterkoningen, net als ijsvogels, wel een groot reproductievermogen.
Het is al weer vele jaren geleden dat we Patrijzen (Perdix perdix) in de sneeuw op de gevoelige plaat hebben weten vast te leggen. Op de Noordijkeres in Saasveld zaten ze deze maand met z’n achten bij elkaar. Steeds minder vaak zagen we tot voor enkele jaren terug nauwelijks nog kluchten als deze in het winterseizoen. Niet voor niets werd 2013 uitgeroepen tot het “Jaar van de Patrijs” en dan weet je dat het met deze akkervogel gewoon niet goed gaat in ons land. Het patrijzenproject waar we enkele jaren geleden binnen onze Vereniging aan begonnen zijn, lijkt evenwel z’n vruchten af te gaan werpen. De vele wintervoedselakkers, die sindsdien zijn aangelegd, hebben er in ieder geval voor gezorgd dat er recentelijk zeker weer 80 - 100 exemplaren binnen onze gebiedsgrenzen zijn geteld, waarvan akte!
|
Ook is het al weer veel jaren geleden dat er in onze contreien een Houtsnip (Scolopax rusticola) in de sneeuw kon worden vereeuwigd. Dat gebeurde deze keer exact op 12 februari j.l. en wel in het Herinckhave bij Fleringen. Het beestje zat nota bene vlak langs een wandelpad. Twee dagen later werden er overigens op één middag in een klein deel van Terschelling zelfs 134 houtsnippen geteld. In één tuin zaten er verspreid maar liefst 28! Het is bekend dat er met name op de Waddeneilanden en langs de Hollands-Zeeuwse kust in een dergelijke periode behoorlijke aantallen kunnen voorkomen. Ze voeden zich dan vooral met regenwormen onder de sneeuw. Het foerageren doen ze op de tast. Het zijn vooral trekkers, die we in die tijd te zien krijgen. Jammer genoeg verongelukken er op trek nogal wat die zich tegen ramen te pletter vliegen.
|
‘s Winters zijn er tegenwoordig duizenden grote zilverreigers in ons land te zien. Twee decades geleden was dat volledig anders. Toen was deze soort een redelijke zeldzaamheid en werd amper waargenomen. Sterker nog; deze reigersoort stond indertijd gewoon nog op de Rode Lijst. Hoe anders is dat nu. Momenteel kun je ze praktisch overal tegenkomen. Maar liefst 4 natuurfotografen uit onze gelederen leverden deze maand (onafhankelijk van elkaar) een foto aan van een grote zilverreiger in winterse omstandigheden. Het werd dus lastig kiezen, maar uiteindelijk is de keuze gevallen op bijgaande opname. De andere opnames zijn het bekijken bij de rubriek recente foto’s overigens ook meer dan waard.
|
Als het water bevriest en er een dik pak sneeuw ligt, heeft ook een Waterhoen (Gallinula chloropus) het niet bepaald gemakkelijk. Tijdens strenge vorst gaan ze zelfs op zoek naar open water. Het voedsel bestaat in de winter voornamelijk uit waterplanten en grassen; ze vormen dan groepjes. Niet zelden zoeken ze in deze tijd ook het gezelschap op van meerkoeten en (wilde) eenden. Normaliter zijn meerkoeten en waterhoentjes niet zo verdraagzaam naar elkaar. Een waterhoen zwemt schokkerig, wipt vaak met zijn witte kontje en is goed herkenbaar aan zijn rode snavel met gele punt. Op de foto is goed te zien dat het “waterkipje” geen zwemvliezen heeft. Het lijkt er trouwens op dat er bij deze soort sprake is van afname. De oorzaak hiervan is onduidelijk.
|
Kort voordat het flink begon te vriezen kon deze Tjiftjaf (Phylloscopus collybita) worden vereeuwigd. In milde winters overwinteren honderden Tjiftjaffen in ons land, met name in het westen en zuiden en in het rivierengebied. Ze zoeken veelal stedelijk gebied op of struweel en ruigte nabij water, zoals in de onderhavige situatie. De meeste vogels trekken in de winter evenwel zuidwaarts. Vanwege de melde winters van de laatste jaren, overwintert een behoorlijk deel van de populatie tegenwoordig gewoon in West-Europa. In Nederland kunnen enkele ondersoorten worden waargenomen die sterk op de tjiftjaf lijken. Het gaat dan met name om de Iberische Tjiftjaf en de Siberische Tjifjtaf. De verschillen zijn evenwel marginaal.
|
Terwijl er nog een dikke sneeuwlaag lag, liet een vroege Rode Wouw (Milvus milvus) zich al weer in onze contreien bewonderen. Het beestje cirkelde op 16 februari boven het Zoekerveld in Weerselo. Het was overigens niet de vroegste waarneming in onze omgeving. Op 08 januari werd namelijk al een exemplaar in Losser gespot; op 24 januari een exemplaar in de Lutte en op 26 januari een exemplaar boven Borne. Rode wouwen zijn sierlijke roofvogels, die gemakkelijk kunnen worden herkend aan de gevorkte staart. Ook het oranjebruine lichaam met lichte kop en grote lichte vleugelvelden vallen direct op. De vlucht doet traag en vlinderachtig aan.
|
Het is al weer een hele poos geleden dat we foto’s konden laten zien van een barmsijs. In dit geval een opname van de Kleine Barmsijs (Acanthis cabaret), die de afgelopen tijd maar weinig wordt gezien in ons land. De soort staat te boek als een tamelijk zeldzame broedvogel en is kleiner dan zijn grotere neef, de Grote barmsijs (Acanthis flammea). De laatste is groter en lichter van kleur en wordt in de winter beduidend vaker gezien dan de kleine. Daarom zijn we best blij met deze foto. De belangrijkste kenmerken van de Kleine barmsijs zijn het rode voorhoofd, de kleine gele, spitse, vinkachtige snavel en de zwarte kin.
|
Vogelfotografie is een mooie, maar vooral ook uitdagende vorm van fotografie, vooral als dat in de vlucht gebeurt. Het vraagt weliswaar wat geduld, reactievermogen, gevoel en snelheid van de fotograaf, maar dan heb je ook wat. Oefening baart immers kunst. Wat te denken van deze fraaie opname van een Krakeendmannetje (Mareca strepera), die net bezig is met het inzetten van de landing; een actiefoto zoals we die graag maken. Krakeenden doen het trouwens bijzonder goed in ons land. Het is één van de weinige eendensoorten, die het, net als de smient, in ons land voor de wind gaat. Ze zijn op veel plekken een gewone verschijning geworden.
|
De 3e vinkachtige, die we u in deze kalendermaand willen laten zien, is de Putter (Carduelis carduelis). Pakweg 20 tot 25 jaar geleden kwam dit exotisch aandoende zangvogeltje in onze contreien maar heel weinig voor en dan nog met name in herfst en winter. Inmiddels zijn ze hier volledig "ingeburgerd" en kun je ze in praktisch elk dorp als broedvogel aantreffen. De oorzaak is niet geheel duidelijk, maar het vaker laten staan van distels en de vele inzaaiacties ter verbetering van de biodiversiteit zullen hier ongetwijfeld aan hebben bijgedragen. Mooi dat we deze putters (met hun rood, zwarte en witte tekening op de kop) in de sneeuw hebben weten te "strikken".
|
In dezelfde omgeving (Lochem) kon ook deze Sijs (Spinus spinus) op de kiek worden gezet, terwijl het beestje bezig was z´n dorst te lessen. Zaadeters, zoals sijzen, drinken logischerwijs veel meer dan insecteneters. Water is voor vogels niet alleen belangrijk om te drinken, maar ook om te kunnen badderen. De spitse kegelvormige snavel van de sijs is uitermate geschikt om zaden uit berkenkatjes, elzenproppen en sparappeltjes te peuteren. Niet zelden zie je ze ook in lariksbossen. Groepen foeragerende sijzen kunnen variëren van enkele vogels tot soms wel een paar honderd bij elkaar. Ze zijn in de vlucht opvallend luidruchtig. Op de foto is een mannetje afgebeeld, hetgeen te zien is aan het opvallend geelgroen gekleurde verenpakje, compleet met zwarte kruin, kin en vleugelstrepen.
Nadat sneeuw en ijs gesmolten waren, kon op 25 februari op de Oelemars in Losser reeds de paring van deze twee Scholeksters (Haematopus ostralegus) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. In het vroege voorjaar keren scholeksters in groepen terug naar hun broedgebied, waar ze zich vervolgens in paren opsplitsen en een eigen territorium kiezen. Dat is meestal dezelfde plek als een jaar eerder. Scholeksters worden in de volksmond “Bonte Pieten” genoemd. Deze naam danken ze aan het luide "tepïeten" waarmee ze de gehele dag met elkaar communiceren. Leuk om te zien is de ceremonie, waarbij twee of meer vogels met gestrekte hals luid “tepietend” achter elkaar aan rennen, waarbij de snavels naar beneden worden gericht.
|
Een dagvlinder, als de Dagpauwoog (Aglais io), brengt de winter door in een soort winterslaap. Ze kruipen weg op een beschutte plek, zoals boomholtes, schuurtjes en zelfs in huizen. Zo sparen ze energie om de winter door te komen. Andere dagvlinders, die er een “winterslaap” op na houden zijn: citroenvlinder, kleine vos en gehakkelde aurelia. Zo gauw de eerste lentezon zich weer laat zien, worden deze vlinders actief en gaan op zoek naar voedsel (nectar), ook al bloeit er dan nog maar heel weinig. Krokus, primula, viooltje, winterheide, klein hoefblad, paarse dovenetel, speenkruid en boswilg zijn een aantal vroege bloeiers, waar ze dan graag op af komen. Bijgaande foto is best bijzonder, omdat deze pal na de strenge winterse periode is gemaakt. Zoals te zien lag er toen nog overal sneeuw.
|
Niet alleen de dagpauwoog was er dit jaar vroeg bij, maar ook de Grote Vos (Nymphalis polychloros). Dit exemplaar kon reeds op 25 februari worden vereeuwigd in de Lemselermaten in Weerselo. Ook de grote vos overwintert als vlinder en zoekt beschutting in holle bomen, tussen takkenbossen, in open haardhout etc. De soort staat nog steeds te boek als een tamelijk zeldzame vlinder, maar lijkt terug van weggeweest. De soort was namelijk volledig uit ons land verdwenen. In 2019 werd eindelijk weer voortplanting geconstateerd, zodat er met recht weer over hervestiging kan worden gesproken. Er worden de afgelopen jaren weer redelijk wat grote vossen gezien. Op de dag van waarneming was het zonnig en allesbehalve koud.
|
Niet alleen de dagpauwoog en de grote vos ontwaakten in die periode uit hun winterslaap, maar ook het Zevenstippelig lieveheersbeestje (Coccinella septempunctata ). Het zijn echte zonaanbidders; op donkere beschaduwde plekken zal je ze in de regel niet tegenkomen. Dit exemplaar was er net als de beide genoemde vlinders door toedoen van het voorjaarszonnetje vroeg bij. Doorgaans zijn de eerste kevertjes pas in maart te zien. De jongste telg uit ons natuurfotografengilde leverde deze opname aan, waarbij mooi het vooraanzicht van het bekendste kevertje van ons land te zien is. Het lieveheersbeestje is bovendien één van de weinige insecten die we met respect en zelfs genegenheid bejegenen. Lieveheersbeestjes worden dan ook al heel lang geassocieerd met voorspoed en geluk.
|
Mede onder invloed van het fraaie voorjaarsweer verscheen op 25 februari ook de eerste Groene Zandloopkever (Cicindela campestris) weer ten tonele. Dat is bijzonder vroeg voor deze rassprinter, want rennen kan d’ie. Het diertje van pakweg 1 à 2 cm kan namelijk een snelheid van ruim 8 km per uur halen. Goed vliegen kunnen ze ook, want als je op een zandweg loopt, “schieten” ze soms links en rechts aan je voorbij. Erg snel acteerde dit beestje trouwens (nog) niet. Kennelijk was hij nog niet voldoende opgewarmd en net uit zijn zelf gegraven holletje tevoorschijn gekomen. Als het zonnetje schijnt, zoals in de onderhavige situatie, vallen de smaragdgroene dekschilden ogenblikkelijk op. Best fraai toch. Het zijn echte mierenkillers, die ze op snelheid weten te pakken en daarna in stukken “knippen”, met hun grote grijpkaken.
|
Ook de Grijze Zandbij (Andrena vaga) was er dit jaar erg vroeg bij. Deze opname, gemaakt in de Lemselermaten (Weerselo) dateert namelijk van 23 februari j.l. Normaliter vliegen de eerste exemplaren pas begin maart. De vliegtijd bij deze bijen houdt eind mei al weer op. De mannetjes worden in het algemeen een paar dagen voor de vrouwtjes actief. De piek in activiteit van de vrouwtjes valt samen met de bloei van diverse wilgensoorten. Deze vormen de stuifmeel / voedselbron voor de larven. De nesten worden vaak in groepen in de grond gegraven en vormen niet zelden grote kolonies. Locaties met tientallen, soms honderden nesten blijven menigmaal jarenlang in gebruik. De grijze zandbij overwintert als volwassen zandbij in de eigen cocon.
|
Een andere Andrenasoort, die er eveneens supervroeg bij was, betreft de Grasbij (Andrena flavipes). Deze bijensoort vliegt normaliter pas eind maart. De eerste exemplaren waren dan ook een maand vroeger dan normaal. Grasbijen zijn goed herkenbaar aan de dwarsbanden met geelbruine haren op het zwarte achterlijf. Ze behoren, net als voorgaande soort, tot de zandbijen en “hokken” vaak met honderden nestjes bij elkaar. Ze zijn niet zelden te vinden in gazons en tuinen. De mannetjes zijn net wat kleiner dan de vrouwtjes. Foerageren doen ze onder andere op wilg, paardenbloem, klein hoefblad, jacobskruiskruid en boerenwormkruid.
|
De Rosse Woelmuizen (Myodes glareolus) in de tuin profiteren al heel lang mee van het rijke voedsel dat in de winter aan "onze tuinvogels" wordt aangeboden. Dit exemplaar klimt met enige regelmaat langs de muur omhoog en doet zich te goed aan allerlei zaden, noten en wat dies meer zij. Grappig om te zien is dat de bloembak aan de muur regelmatig dienst doet als "hoogzit". De in Nederland voorkomende muizen zijn onder te verdelen in a. ware muizen; b. spitsmuizen en c. woelmuizen. Zoals de naam al doet vermoeden behoort de rosse woelmuis tot de woelmuisachtigen. Ze hebben veelal een kastanjekleurige tot roodbruine rug en de buikzijde is geel of gebroken wit. In de winter is de vacht langer, voller en roder. De staart is in vergelijking met andere muizensoorten niet al te lang.
|
Dan zijn we nu aanbeland bij de laatste 3 opnames van februari; allemaal landschapsplaatjes. En plaatjes zijn het. Op deze foto wordt u een blik gegund op één van de natuurpareltjes van het Waterschap Vechtstromen; het natuurbelevingsgebied “het Wiemsel”. In dit gebied (Oud Ootmarsum), krijgt zowel jong als oud de gelegenheid om de natuur te leren (her)ontdekken. Het ligt pal achter de waterzuivering. Vanaf de kijkheuvel is het gebied goed te overzien. De afgelopen jaren is hier veel gebeurd door leden van onze Vereniging zowel als van de vogelwerkgroep heemkunde Ootmarsum. Zo is er een wand afgestoken voor de ijsvogel, zijn er nestkastjes voor holenbroeders opgehangen en is nestgelegenheid gecreëerd voor zowel oever- als huiszwaluw. Om vlinders, bijen en overige insecten te helpen, is een strook van pakweg 3500 m2 met een bloemenmengsel ingezaaid en is er een insectenhotel geplaatst. Zo ziet dit gebied er in de winter uit met een lekker zonnetje erbij.
|
Het Buurserzand met het daarin gelegen Buursermeertje is voor veel natuurminnende mensen in Twente en ver daarbuiten een begrip. In de buitenlucht recreëren, pootje baden, maar vooral genieten van de natuur is hier het credo. Nog geen twee jaar geleden werd echter de noodklok geluid. Na de zoveelste periode van extreme droogte viel het meertje praktisch geheel droog. Oorzaak: Te weinig aandacht voor de waterhuishouding en allerlei klimaatveranderingen. Het heeft lang geduurd voordat het waterpeil weer een beetje op niveau was. En zie hier het met sneeuw en ijs bedekte watertje dd 09 februari 2021. Hoe mooi ziet dat er uit! Zelf bewaart samensteller dezes een treurige herinnering aan dit gebied. Eind jaren’70 werd hier namelijk de laatste korhaan uit het Buurserzand (een ziek exemplaar) gespot. Een dag later gaf het beestje voorgoed de geest.
|
Een stuk zuidelijker in ons land ligt het Ringselven, gelegen in de buurt van Budel-Dorplein. Het gebied bestaat uit meerdere vennen, die een soort ovalen ring vormen. Dit vennencomplex maakt deel uit van het grote, grensoverschrijdende natuurgebied: ‘Het Kempenbroek’. Dit grenspark heeft een oppervlakte van maar liefst 25.000 hectare en is een aaneenschakeling van natuurgebieden op de grens van Nederland en België. De opname van bijgaande zonsondergang ~ met op de voorgrond wuivend riet en op de achtergrond het Ringselven ~ is gemaakt door kleinzoon Jaimey. Het moet gezegd: hij heeft de natuurfotografiesmaak inmiddels behoorlijk te pakken. Met deze foto sluiten we deze uitzonderlijke februarimaand in stijl af.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Johan Drop en Jaimey Wilbers.
Foto’s: Fons, Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Johan Drop en Jaimey Wilbers.
Als steeds zijn er deze maand nog veel meer mooie natuurfoto’s (zonder toelichting) gemaakt. Wij nodigen u hiervoor ook graag uit. Dat kan eenvoudig door op “Hier” te klikken of gewoon te kijken bij de rubriek: “Recente Foto’s”.