natuurkalender februari 2023
De maand februari gaat allesbehalve de boeken in als extreem. Er waren weliswaar 13 vorstdagen, maar de maand wisselde af van zeer zachte naar wat koudere periodes. In de laatste week van februari was het weer zelfs rustig. De maand verliep al met redelijk zonnig. Mede hierdoor bleef het bijzonder droog voor de tijd van het jaar.
Met z’n zessen hebben we ons op fotografiegebied deze maand - als steeds – weer goed vermaakt. Qua vogels laten we u opnames zien van: dodaars, fuut, patrijs, grote zilverreiger, grote Canadese gans, grote bonte specht en sijs. Ook hebben we twee keversoorten voor u, te weten: grote zwartschild en gestreept lieveheersbeestje, met daarnaast soorten als haas en schorsrenspin.
Er was deze maand wederom ook veel aandacht voor het schimmelrijk met achtereenvolgens: roodstelig netwatje, bloedroodmeniezwammetje, gedrongen mollisia, donsvoetbundelzwam, fopelfenbankje en suikermycena. In het geval van de korstmossen en mossen hebben we opnames van ulevellenmos, ijsselmeerkorst, kastanjebruine schotelkorst en gewoon muisjesmos. De slotfoto’s zijn voorbehouden aan: toverhazelaar en maretak met aan het eind een “natuurkunstfoto” en een landschapsfoto van de Steenhaarplas.
Nu eerst een 7-tal vogelfoto’s.
Met z’n zessen hebben we ons op fotografiegebied deze maand - als steeds – weer goed vermaakt. Qua vogels laten we u opnames zien van: dodaars, fuut, patrijs, grote zilverreiger, grote Canadese gans, grote bonte specht en sijs. Ook hebben we twee keversoorten voor u, te weten: grote zwartschild en gestreept lieveheersbeestje, met daarnaast soorten als haas en schorsrenspin.
Er was deze maand wederom ook veel aandacht voor het schimmelrijk met achtereenvolgens: roodstelig netwatje, bloedroodmeniezwammetje, gedrongen mollisia, donsvoetbundelzwam, fopelfenbankje en suikermycena. In het geval van de korstmossen en mossen hebben we opnames van ulevellenmos, ijsselmeerkorst, kastanjebruine schotelkorst en gewoon muisjesmos. De slotfoto’s zijn voorbehouden aan: toverhazelaar en maretak met aan het eind een “natuurkunstfoto” en een landschapsfoto van de Steenhaarplas.
Nu eerst een 7-tal vogelfoto’s.
De Dodaars (Tachybaptus ruficollis) is van oudsher een standvogel. Alleen bij strenge winters zoeken ze ijsvrije wateren op. Je kunt momenteel al goed merken dat het voorjaar er aan komt. De territoria van deze soort worden bezet, hetgeen op deze foto duidelijk te zien is. Rivalen worden namelijk met de nodige agressie uit het territorium verdreven. Bij dodaarzen valt dat overigens nog wel mee, alhoewel in dit geval een soortgenoot behoorlijk op de huid wordt gezeten. Een stuk agressiever zijn meerkoeten, die zo’n beetje in het voorjaar de hele dag bezig zijn om andere soortgenoten “achter de broek te zitten”. De dodaars is onze kleinste fuut. Van een staart kun je bij deze soort niet spreken. Vrij vertaald is het een soort met een doddige aars, oftewel een donskontje. Van dat eerste is de naam afgeleid. Dodaarsjes zijn vaker te horen dan te zien. De hinnikende triller in de roep is vaak al van ver te horen.
|
De grote broer van de dodaars is de Fuut (Podiceps cristatus). Deze soort staat vooral bekend om zijn prachtige baltsrituelen. Deze duurt een aantal weken en is zeer opvallend. De partners zwemmen, vaak met gestrekte hals op elkaar af (zoals op de foto) en komen dan gelijktijdig omhoog uit het water, waarbij ze vaak nestmateriaal in de snavel houden. Ze schudden daarbij de kop en laten typische geluiden horen. Beide partners broeden pakweg een maandlang, voordat de jongen met hun mooie zebratekening tevoorschijn komen. Het legsel wordt, zoals bij alle fuutachtigen, telkens met materiaal afgedekt, wanneer het nest verlaten wordt. Futen zijn echte opportunisten of zo u wilt cultuurvolgers. Ze hebben in de loop der jaren laten zien dat ze over een geweldig aanpassingsvermogen beschikken.
|
Mede vanwege de inspanningen van onze Vereniging neemt de patrijzenstand gelukkig weer een beetje toe in deze regio. Op verschillende plekken in ons verenigingsgebied zijn voedselakkers aangelegd, waar Patrijzen (Perdix perdix) optimaal van profiteren. Op de foto ziet u een paartje op de Reutummer-es. Een dag later werd zelfs een 2e paartje op deze locatie ontdekt. Al jaren waren ze hier weg. Elk jaar in februari splitsen de familiegroepen zich op en worden paartjes gevormd. De mannetjes zijn goed te herkennen aan hun alerte houding en het omgekeerde donkerbruine hoefijzer op de buik. Het vrouwtje blijft vaak dicht bij ‘m in de buurt, zoals ook in dit geval en drukt zich een beetje. Het duurt nog wel even voordat ze tot broeden overgaan. Meestal is dat pas in mei of juni.
|
In Drenthe kon dit stelletje Grote Canadese Ganzen (Branta canadensis canadensis) op de Grote Rietplas worden vereeuwigd. Deze gans, die van origine stamt uit Noord-Amerika, Canada en Alaska broedt sinds 1975 in ons land. In Europa is deze forse ganzensoort enkele eeuwen geleden ingevoerd als sier- en parkvogel. Van daaruit zijn ze ontsnapt of vrij gelaten en aldus verworden tot exoot. Als broedvogel hebben ze zich intussen over grote delen van Nederland verspreid. Aanvankelijk was er een sterke toename te zien, maar de rek is er intussen al weer aardig uit. Ze zijn ongeveer 1 meter hoog en hebben een lange, zwarte hals en een witte wangvlek. Zoals te zien, is de foto in het zogeheten gouden uurtje gemaakt.
|
Het is altijd een prachtig moment als je een vogel van heel nabij kunt fotograferen. Deze Grote Bonte Specht (Dendrocopos major) zat in dit geval op nog geen 3 meter afstand in een berk te hakken. Je bent dan toch altijd geneigd even je adem in te houden, bang dat je bent dat d’ie direct weer wegvliegt. Gelukkig stond de camera op de zogeheten stille modus en trok het beestje zich niets aan van de zachte klik bij het maken van de foto. Zo heb je ze het liefst, zodat de oogscherpte en de kenmerkende kleuren zwart, wit en rood goed zichtbaar zijn. De rode kruin maakt in dit geval duidelijk dat het om een mannetje gaat
|
Het is al weer geruime tijd geleden dat we u Sijzen (Spinus spinus) hebben geoffreerd. Op de valreep (28 februari) lukte het evenwel om dit dorstige mannetje te vereeuwigen. Zoals te zien zijn de mannetjes voornamelijk groen en geel gekleurd met bovendien contrastrijk zwart in het verenkleed. Het is geen uitgesproken broedvogel in ons land. Broeden doen ze vooral in de naaldbossen van Scandinavië. De sijs eet vooral zaden van els, berk en naaldbomen. In de broedgebieden is de soort in hoge mate afhankelijk van sparren en pijnbomen. De spitse, tamelijk lange en kegelvormige snavel is bij uitstek geschikt om zaden uit halfgeopende den- of sparappels, elzenproppen en berkenkatjes te peuteren. Vooral tijdens de doortrek in de lente eten sijzen ook graag pinda’s op voederplekken.
In Nederland komen ongeveer 60 verschillende soorten lieveheersbeestjes voor. Het Gestreept Lieveheersbeestje (Myzia oblongoguttata) is er eentje die niet gemakkelijk te vinden is. De soort mag zich dan wel goed verspreid hebben in Nederland, maar is plaatselijk schaars en eigenlijk nergens talrijk. Hoewel het op naam brengen van lieveheersbeestjes soms echt een uitdaging kan zijn, is dat bij deze soort totaal niet het geval. De witte strepen op de dekschilden, maar vooral de witte randen op het bruine halsschild zorgen ervoor dat deze vrij algemene soort goed te determineren is
|
Van de vogelwereld stappen we nu over op een tweetal kevers, te beginnen met de Grote Zwartschild (Pterostichus niger), die ook wel Zwarte Streeploopkever wordt genoemd. Het is een keversoort uit de familie van de loopkevers, die in praktisch heel Europa voorkomt. Het beestje op de foto had zich verschanst onder een boomstronk in Groot Agelo. De soort houdt van een natte bodem en is vooral talrijk in niet al te open terreintypes, met name (loof)bossen, kapvlaktes en hoge kruidenvegetaties. Je kunt ze evenwel ook aantreffen in heggen, tuinen en parken. Het is een nachtactieve soort, die goed tegen de kou kan en zich in de zomer voortplant
Ook van de spinnen heb je een behoorlijk groot aantal soorten in Nederland. Eentje die absoluut niet veel voorkomt in ons land is de afgebeelde Schorsrenspin (Philodromus fuscomarginatus). Zowel renspinnen als krabspinnen hebben een afgevlakt lichaam, vlak opzij gerichte poten en zijn vaak lastig te determineren. Renspinnen zijn goede jagers die hun prooi heel snel de baas kunnen zijn. Bij deze soort is de kleur, grootte en habitat al genoeg voor een juiste determinatie. Ze hebben een voorkeur voor naaldbossen en zijn te vinden op of onder de schors van dennen. In 2010 kon pas voor de eerste keer een waarneming van de schorsrenspin met fotografisch bewijsmateriaal met zekerheid worden bevestigd. Sindsdien is er wel meer over de verspreiding van de soort bekend geworden, maar blijft het een stabiele zeldzaamheid voor onze naaldbossen
|
Wat meer uit de kluit gewassen zijn deze twee amoureuze Hazen (Lepus europaeus), die in Reutum op de gevoelige plaat konden worden gezet. De soort is overwegend in de vooravond en 's nachts actief. In de paartijd, zoals in deze kalendermaand, gaat deze stelling echter niet op. Dan is het namelijk rammeltijd, waarbij de moerhazen achtervolgd worden door één of niet zelden meerdere mannetjes. Hazen zijn ware lange afstandslopers. Ze kunnen 's nachts vele kilometers afleggen. Snel zijn ze ook. Wegvluchtende hazen kunnen namelijk snelheden bereiken van wel 65 km per uur. Ze staan ook bekend om het maken van "haken" om aan belagers te ontkomen. Wat u waarschijnlijk niet wist is dat meester langoor ook heel goed kan zwemmen.
|
We weten eigenlijk nog maar heel weinig van het mysterieuze en complexe schimmelrijk. Voor ons, natuurfotografen, is dit een hele boeiende wereld. Bij het zien van de foto’s voor u hopelijk ook. Wat te denken van het Roodstelig Netwatje (Arcyria ferruginea) welke tot de zogeheten slijmzwammen oftewel myxomyceten wordt gerekend. Ze leven saprotroof op hout van naaldbomen- en struiken. Dat wil zeggen dat ze leven van dood organisch materiaal. De soort komt matig algemeen voor in ons land en ze zijn slechts enkele millimeters groot. Je kunt ze vaak vinden in groepen wat de vindbaarheid vergroot. Voor deze soort geldt dat microscopische controle nodig is voor een zekere determinatie.
|
Op deze foto ziet u zeer waarschijnlijk het Bloedrood Meniezwammetje (Neonectria coccinea), die tot de zogeheten zakjeszwammen oftewel de ascomyceten behoort. De soort stond in ons land tot voor kort als vrij zeldzaam te boek, maar dat inzicht is intussen bijgesteld tot vrij algemeen. De soort parasiteert op de schors van diverse boomsoorten, zoals populier, iep, esdoorn en beuk en veroorzaakt bij deze bomen een ziekte, in samenhang met de aantasting door schildluizen. Ook bij het bloedrood meniezwammetje blijkt microscopische controle nodig te zijn geweest voor een zekere determinatie. Er is namelijk verwarring mogelijk met het bloedkankermeniezwammetje (Neonectria galligena) en het naaldhoutmeniezwammetje (Neonectria fuckeliana).
|
Eveneens tot de zakjeszwammen behoort de Gedrongen Mollisia (Mollisia cinerea). Het is een schimmel, die er beker- tot schotelvormig uitziet. Ze groeien in groepen van soms wel honderden bij elkaar. Alleen al in Nederland komen er om precies te zijn 33 Mollisiasoorten voor. Ze leven saprotroof op vermolmd hout van allerlei soorten loofbomen, zoals beuk, berken, eik, hazelaar of linde. Bij uitzondering worden ze ook wel eens op naaldbomen aangetroffen. Ze breken het hout af. Dood doet - zoals zo vaak beschreven - immers leven. De gedrongen mollisia leeft bij voorkeur in vochtige en natte bossen op voedsel- en basenrijke grond
|
Dan nu over naar een drietal - wat wij noemen - echte paddenstoelen. Aan het einde van de winter of in het begin van het voorjaar kan men, vooral waar met name populieren groeien, op zoek gaan naar de Donsvoetbundelzwam (Meottomyces dissimulans). Ze zijn trouwens ook in het najaar te vinden op bladstrooisel, takjes en houtsnippers. Vaak betreft het voedselrijke, vaak gestoorde bodems. Het zijn relatief onopvallende, vlezige, bruine paddenstoelen. Over deze soort is altijd veel verwarring geweest bij welk geslacht deze soort moest worden ingedeeld. Lange tijd heeft men gemeend dat de soort tot de bundelzwammen, tot de franjehoeden en tot nog een aantal geslachten meer moest worden gerekend. Moleculair onderzoek heeft evenwel uitgewezen dat ze thuis horen in het kleine geslacht Meottomyces
|
Deze maand kon in Deurningen in de Vlijertse Meden de onderzijde van het Fopelfenbankje (Lenzites betulinus) worden gefotografeerd. Bij het omdraaien van een dode berkentak kwamen deze twee exemplaren tevoorschijn. De soort behoort tot de zogeheten buisjeszwammen en komt zeer algemeen in ons land voor. De vruchtlichamen zijn doorgaans waaier- tot rozetvormig met een diameter van 3-10 cm. Ze zijn te vinden op dode stronken en liggende stammen, zowel in de nazomer als in de herfst. Ze groeien - zoals gezegd - het meest op berk, maar ook op andere loofhoutsoorten. Oudere droge, vaak door algengroei groenig geworden exemplaren zijn het gehele jaar door te vinden. Als je ze omkeert ziet de onderkant er dan een stuk mooier en verser uit.
|
Voordat we overstappen naar de mossen en de korstmossen eerst nog deze Suikermycena (Mycena adscendens). Ze behoren tot de plaatjeszwammen. De Mycena’s is een omvangrijke groep van kleine, sierlijke, langgesteelde paddenstoeltjes met gewelfde of klokvormige hoedjes. Kenmerkend zijn de (doorschijnend) gestreepte rand en de bleke lamellen. In Nederland komen hiervan bijna 100 soorten voor. Dit exemplaar groeide op dood naaldhout en is niet veel groter dan 3 mm. Door de regendruppels is “de suiker” op de hoed, dan wel niet zo goed te zien, maar dat moet u maar voetstoots van ons aannemen. Je kunt bijna door de steel heen kijken, zo doorzichtig ziet het eruit met bovendien eraan gekleefd een aantal witte vlokjes.
Dan hebben we voor u nog een zeldzaam korstmos: de IJsselmeerkorst (Diplotomma chlorophaeum). De foto is, in tegenstelling tot wat de soortnaam doet vermoeden, niet genomen in de buurt van het IJsselmeer, maar bij de Veerhaven op Texel. Je hoeft na aankomst op het eiland slechts 100 meter te lopen om de IJsselmeerkorst op te sporen en vast te leggen. De IJsselmeerkorst komt vooral voor rondom het IJsselmeer, maar ook op Texel en in Zeeland kun je de soort aantreffen. Het is een soort waar het in Nederland niet goed meegaat, want op de Rode Lijst voor korstmossen heeft deze korstmossoort de status ‘bedreigd’
|
Als je te gast bent op de Waddeneilanden, kun je veel bijzondere soorten korstmossen aantreffen. Zo kom je op Texel dit Ulevellenmos (Xanthomendoza ulophyllodes) tegen. Hoewel er op dit grootste Nederlandse waddeneiland wel spectaculairdere soorten te vinden zijn, is dit voor de wereld van de korstmossen een schitterende soort. Er zijn in ons land namelijk maar een heel beperkt aantal vindplaatsen. Naast twee locaties in Noord-Holland komt dit korstmos alleen maar voor op onze Waddeneilanden. Waar de naam ulevellenmos vandaan komt, is niet geheel duidelijk. Ulevellen zijn in feite ambachtelijke snoepjes en mogen ook alleen maar in ambachtelijke winkels worden verkocht. Hoe men de vierkante, in suiker gestolde snoepjes ooit aan dit korstmos heeft kunnen linken, is en blijft een raadsel.
Een duidelijk minder zeldzame korstmossoort is de Kastanjebruine Schotelkorst (Lecanora campestris). Ze groeien op zure stenen en komen vrij algemeen in ons land voor. De kastanjebruine schotelkorst kan verward worden met andere soorten uit het geslacht van Lecanora (schotelkorsten), maar zijn ook vaak op basis van de vindplaats toch redelijk goed op naam te brengen. Er zijn in Nederland veel interessante plekken om korstmossen te gaan zoeken. Zo kon in twee dagen tijd een mooi aantal soorten gescoord worden in de buurt van Medemblik, waaronder een aantal (zeer) zeldzame soorten. Zie daartoe ook de rubriek “overige foto’s” op onze site.
|
Geen korstmos, maar één van de normale mossoorten in ons land is het Gewoon Muisjesmos (Grimmia pulvinata). Het is een in ons land veel voorkomende soort mos. Ze groeien op de gekste plaatsen. Dat kan zijn op hout, op daken, op muurtjes en op allerlei keien. Ze komen bovendien bijna over de hele wereld voor. Het mos vormt meestal kleinere, compacte kussentjes, die zowel droog als nat zwartachtig tot blauwgroen zijn met een grijzige glans, vandaar de naam muisjesmos. Wat deze foto iets extra’s geeft, zijn de regendruppels op het 2 cm grote “moskussentje”. Het oog wil immers ook wat. Niet zelden tref je hele plakkaten aan van deze bijzonder leuk uitziende mossensoort.
|
De volgende twee opnames zijn gemaakt in het Arboretum Poort Bulten in de Lutte. Je treft hier 2500 bomen en heesters aan uit alle werelddelen, verdeeld over maar liefst 1000 verschillende soorten. Natuurlijk mag daarin de Maretak (Viscum album) niet ontbreken. Veel mensen kennen deze halfparasiet uit de sandelhoutfamilie als vogellijm dan wel met de Engelse naam mistletoe. Ze wordt vaak geassocieerd met Kerst. Vooral in de herfst, winter en in het vroege voorjaar zijn ze te zien. De gastheren, waar deze soort op groeit, zijn met name populieren en vruchtbomen. Ze vallen met name in de winter op door hun bolvormige uiterlijk, hun groen gekleurde bladeren en witte bessen, zoals te zien op bijgaande foto.
|
In februari kun je hier ook de Toverhazelaar oftewel de Hamamelis tegenkomen. Deze boom of struik bestaat uit diverse varianten, die met een mooi woord cultivars worden genoemd. Het is een struik of ~ zo u wilt ~ een klein boompje wat zeer vroeg bloeit, niet zelden al midden in de winter. De wilde vorm (Hamamelis mollis) heeft vrij korte oranjegele bloemblaadjes. Als de bloeivorm verschijnt, vallen ze onmiddellijk op door hun gele of oranje/rode bloemen, die soms al in december, maar in de regel in januari of februari al verschijnen op kaal hout. Sommige soorten verspreiden een heerlijke geur tijdens de bloei. De bloemen bestaan uit 4 vrij lange gekleurde gedraaide blaadjes, wat goed te zien is op de foto. Net als de bijzondere bloeivorm, kent de toverhazelaar ook een spectaculaire herfstverkleuring, die voornamelijk bestaat uit goudgele bladeren.
|
Aan de voorlaatste foto van deze maand is helaas geen wetenschappelijk naam te koppelen. Je zou de opname, volgens de fotograaf in kwestie, kunnen betitelen als zichzelf vormende “natuurkunst”. Het heeft oneerbiedig gezegd wel iets weg van een konijnenkeutel met een stukje vacht. Het groeide op een stuk naaldhout en is bij tijd en wijle bestudeerd van heel klein tot zo’n beetje 5 mm grootte. We weten tot dusverre niet wat het is. Van binnen is een stukje wat niet behaard is. In het begin was dit deeltje zacht, maar tijdens de groei werd het steeds harder. De natuur kan soms heel creatief zijn. Je hoeft zelfs niets te doen dan alleen om je heen te kijken, het te vinden en ervan te genieten
We zijn al weer toe aan de laatste natuurkalenderfoto van februari. Als het even kan, kiezen we daar een landschapsplaatje voor uit. Daar hebben we in dit geval de Steenhaarplas voor uitgekozen, deel uitmakend van het Buurserzand. Het is hier heerlijk wandelen; in dit geval bij windkracht 6. Een heel mooi deel van de route is de locatie, zoals die te zien is op de foto. Al wandelend over een fraai vlonderpad bereik je hier de overkant. Halverwege dit pad kun je mooi het water overzien. Dat nodigt altijd uit tot het maken van foto's. In dit geval is dat gebeurd met een donker filter, zodat de belichting flink verlengd werd. Het water wordt dan glad en de beweging is dan bijna niet meer te zien. Hiermee sluiten we de februarisessie af.
|
Samenstelling: Wim Wijering en Jaimey Wilbers
Eventuele reacties naar: [email protected] of tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Jaimey Wilbers en Gerard Benerink.
Eventuele reacties naar: [email protected] of tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Jaimey Wilbers en Gerard Benerink.
Als altijd zijn er ook deze maand weer diverse andere natuurfoto’s gemaakt. Benieuwd; klik dan op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”