natuurkalender februari 2019
Deze eeuw “regent” het jaarlijks warmterecords. Ook deze maand werden er op dat gebied weer records gebroken. Toppers waren er op het weerstation in Losser respectievelijk op 16 februari (16,5 ° C) en op 26 februari (19,3 ° C). Bovendien werden er tenminste 7 aaneengesloten lentedagen geregistreerd. Februari leek dan ook eerder op april dan op een wintermaand. Het kon niet uitblijven dat de natuur hierop reageerde. Er viel volop vogelgezang te horen, werden heel wat fladderende vlinders gezien, stonden vroege bloeiers extra vroeg in bloei en ontwaakten her en der egels en amfibieën. Kortom; schitterende omstandigheden voor de man of de vrouw met de camera en hart voor de natuur.
Extra aandacht is er dit keer weer besteed aan onze gevleugelde vrienden. We kunnen u opnames laten zien van: een vliegende roodkeelduiker, een extreem vroege lepelaar, overvliegende kraanvogels, vechtende knobbelzwanen, jagende blauwe kiekendieven (2 x) en verder bergeend, staartmees en spreeuw. Bij de rubriek dag- en nachtvlinders komen aan bod: citroenvlinder, grote vos, alsmede grote- en kleine voorjaarsspanner. Aan zoogdieren zijn er opnames van hazen in een sneeuwbui en een zwemmende beverrat. Voorjaarsbeelden zijn er van aardhommel, sneeuwklokjes, krokussen (2 x), elzenkatjes, een lammetjestweeling en een zestienstippelig lieveheersbeestje. Tot slot komen ook waaiertjes en een gal van de gordelgalwesp voorbij en sluiten we gewoontegetrouw af met een zonsondergang.
Wij wensen u wederom veel kijk- en leesplezier toe. We attenderen u ook graag op het grote aantal overige rubriekfoto’s. Daar zit vast en zeker iets van uw gading bij (aanklikken van de link).
De maandsessie februari beginnen we niet geheel onlogisch met enkele voorjaarsbodes.
Extra aandacht is er dit keer weer besteed aan onze gevleugelde vrienden. We kunnen u opnames laten zien van: een vliegende roodkeelduiker, een extreem vroege lepelaar, overvliegende kraanvogels, vechtende knobbelzwanen, jagende blauwe kiekendieven (2 x) en verder bergeend, staartmees en spreeuw. Bij de rubriek dag- en nachtvlinders komen aan bod: citroenvlinder, grote vos, alsmede grote- en kleine voorjaarsspanner. Aan zoogdieren zijn er opnames van hazen in een sneeuwbui en een zwemmende beverrat. Voorjaarsbeelden zijn er van aardhommel, sneeuwklokjes, krokussen (2 x), elzenkatjes, een lammetjestweeling en een zestienstippelig lieveheersbeestje. Tot slot komen ook waaiertjes en een gal van de gordelgalwesp voorbij en sluiten we gewoontegetrouw af met een zonsondergang.
Wij wensen u wederom veel kijk- en leesplezier toe. We attenderen u ook graag op het grote aantal overige rubriekfoto’s. Daar zit vast en zeker iets van uw gading bij (aanklikken van de link).
De maandsessie februari beginnen we niet geheel onlogisch met enkele voorjaarsbodes.
Ook de Krokus is een vroege voorjaarsbloeier. In ons land kom je geregeld de Wilde Krokus (Crocus vernus), maar ook de Boerenkrokus (Crocus tommasinianus) tegen. Momenteel zie je ze overal in bloei staan in borders, gazons en niet zelden ook in de vrije natuur. Meestal zijn ze wit, geel of paars van kleur. Net als sneeuwklokjes komen krokussen elk voorjaar weer op en lenen zich uitstekend voor verwildering. Ze vermeerderen in feite zichzelf. De wilde krokus is vooral afkomstig uit de bergen rond de Middellandse Zee. Het grootste aantal soorten is daarnaast afkomstig uit de Balkan en Klein-Azië. Ze behoren tot de familie van de lissen, welke maar liefst 90 soorten omvat. Dat zijn overigens niet allemaal voorjaarsbloeiers. Circa een derde deel bloeit namelijk in de herfst. Voor de beginnende fotograaf, zoals in dit geval de 12 jarige Jaimey, is de krokus bovendien een aantrekkelijk onderwerp. Mooi gedaan, toch?
Al vroeg dit jaar waren de vriendelijk brommende geluiden van de eerste Aardhommels (Bombus terrestris) weer te horen. Van alle hommelsoorten in ons land komt de aardhommel het meest voor en is ook het eerste actief. Van nature leven ze niet alleen in Europa, maar ook in Noord-Afrika en in West- en Centraal-Azië. Aardhommels zijn zwart behaard met een gele band achter de kop en een tweede gele band op de 2e rugplaat, terwijl het achterlijf wit van kleur is. De koningin is voor een insect beslist groot met een afmeting van 20-23 mm. Haar spanwijdte kan zelfs 43 mm bedragen. De werksters en de mannetjes zijn daarentegen stukken kleiner. De veldhommel (Bombus lucorum) lijkt veel op de aardhommel, maar vliegt duidelijk later. Het verschil zit ‘m verder in de lichtere gele kleuren bij de veldhommel. Bij de aardhommel zijn die okergeel.
De geboorte van lammetjes is voor velen het symbool dat de lente weer voor de deur staat. Een koddige foto van een lammetjestweeling, wat elkaar besnuffelt past dan ook voortreffelijk in deze sessie. Wie wordt er nou niet vrolijk van die dartele kleine diertjes die springend door de wei rennen, roepend naar elkaar en naar hun moeder? Het is daarom dat veel schapenhouders, schaapskooien, kinder- en zorgboerderijen in het voorjaar mensen de mogelijkheid bieden om met kinderen lammetjes te komen kijken. Tweelingen bij schapen is overigens een normaal verschijnsel, alhoewel ook menige ooi er slechts één ter wereld brengt. Soms krijgen schapen 3 lammetjes en in uitzonderlijke gevallen komt wel eens een vierling voor. Uit hygiënische overwegingen werden bij deze dieren in het recente verleden de staarten gecoupeerd. Met ingang van 2007 is dat verboden.
|
Het gewone Sneeuwklokje (Galanthus nivalis) is meestal de vroegste bloeier. Niet zelden is dat in januari al het geval. Voor iedereen die reikhalzend uitkijkt naar het voorjaar betekent dit alvast een sprankje lentebloei. Het sneeuwklokje is een bolgewas uit de narcisfamilie, waarvan de bloem wit lijkt, doch feitelijk kleurloos is. Er bestaan 19 soorten van, maar intussen zijn er al meer dan 500 gecultiveerde varianten van in omloop. Ze vermeerderen zich snel, zoals te zien op bijgaande foto langs de waterkant. In de natuur helpen mieren een handje bij de verspreiding. Aan het zaad zitten namelijk aantrekkelijke “mierenbroodjes”. Wellicht ook leuk om te weten is dat één van de vele volksnamen het “vroegopje” is. Verder is het bij velen van u vast niet bekend dat sneeuwklokjes giftig zijn; zowel blad, bloem als bol.
Intussen zijn de temperaturen weer gedaald naar normalere waarden. Het gaat daardoor gelukkig weer wat minder hard met de lente. Dat betekent immers dat we wat langer mogen genieten van al die fraaie lentebodes, zeker als hiervan van heel nabij een opname kan worden gemaakt door een meer ervaren natuurfotograaf. De paarskleurige krokus op de foto staat weliswaar niet vol open, maar is daardoor misschien wel op z’n mooist. De nagenoeg dichte bloem heeft een slanke en sierlijke vorm, kortom ideaal voor het maken van een meer abstractere beeltenis. Door het diafragma ver open te zetten en te spelen met louter vormen en kleuren is als het ware deze opname “ontstaan”. Het tegenlicht en de contouren van een sneeuwklokje op de achtergrond zorgen in dit geval voor extra sfeer.
De natuur lag in februari 2019 een maand voor op schema vanwege het zachte en lenteachtige weer. Bloeiende hazelaars en elzen zorgden aldus al vroeg voor pollen. Hooikoortspatiënten hebben de afgelopen tijd hiervan veel last ondervonden. Dat laat onverlet dat de bloeivorm van de langwerpige mannelijke katjes van zowel els als hazelaar beslist fraai is om te zien. Ze geven bovendien uiting aan het feit dat het voorjaar in aantocht is. Afgebeeld ziet u de bloeivorm van de Zwarte Els (Alnus glutinosa), die in ons land veel voorkomt, net als de grauwe els (Alnus incana). Beide soorten zijn eenhuizig en hebben zowel mannelijke als vrouwelijke bloeiwijzen. Deze worden katjes genoemd. De mannelijke katjes zijn langwerpig en hangen. De vrouwelijke katjes zijn kort en groeien uit tot groene, ribbelige kegeltjes. Deze rijpen in de herfst tot zogeheten elzenproppen. Op bijgaande foto ééet u zowel de langwerpige mannelijke katjes als de elzenproppen.
|
Als de zon begint te schijnen en de temperatuur oploopt tot boven de 10 ° C dan worden de eerste vlinders weer wakker uit hun winterslaap. Van de dagvlinders, die hier overwinteren, werd de Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) in februari het meest gezien. Deze vlindersoort is door zijn opvallende kleur en zijn vlieggedrag gewoonweg niet te missen en wordt al snel opgemerkt. Het eerste wat ze doen, is op zoek gaan naar bloeiende planten om “bij te tanken”. Als het onverhoopt daarna weer gaat vriezen, gaan ze gewoon weer in de “slaapstand”. Ze wachten dan rustig af tot de vorst voorbij is.
|
Mede als gevolg van het mooie weer van de afgelopen tijd kwam ook dit Zestienstippelig lieveheersbeestje (Tytthaspis sedecimpunctata) “zich even bij de fotograaf melden”. Deze vrij algemene soort kan het gehele jaar door worden aangetroffen. Pieken zijn er evenwel in april en mei, maar ook in augustus. De soort is te herkennen aan de geel-beige dekschilden met op elk dekschild acht zwarte stippen, waarvan de drie aan de zijkant verbonden kunnen zijn tot één golvende streep. Verwarring is mogelijk met het schaakbordlieveheersbeestje (Propylea quatuordecimpunctata), maar bij deze soort zijn de stippen niet alleen hoekig, maar ook minder in aantal (14). Overwinteren doen ze op boomstammen, palen en muren, in lage kruidlagen en bladstrooisel. We staan er wellicht niet genoegzaam bij stil, maar veel nieuw leven verdwijnt niet zelden vroegtijdig met het bladstrooisel in de groenbak. Dus . . . . . .
Tijdens het mooie weer van de afgelopen weken doken er plotseling ook verschillende Grote Vossen (Nymphalis polychloros) op in ons land, zo ook in Enschede (zie bijgaande foto). En dat terwijl deze dagvlindersoort toch als “ernstig bedreigd” vermeld staat. Tot voor kort leek het er op dat de grotere broer van de Kleine Vos (Aglais urticae) voorgoed uit Nederland zou verdwijnen. De afgelopen jaren werden er namelijk nog maar heel weinig waargenomen. Vermoedelijk betrof het in die gevallen ook nog zwervers. Tot ieders verrassing werden er echter in het voorjaar van 2018 ineens weer tientallen grote vossen gezien in ons land. Nog verheugender is het dat de Vlinderstichting de afgelopen weken wederom verschillende waarnemingen heeft mogen ontvangen van deze bijzondere soort en zelfs van de nog schaarsere Oostelijke Vos (Nymphalis xanthomelas). Beide soorten staan in Nederland te boek als zeldzaam. De grote vos overwintert, net als de kleine vos, als vlinder. Dit betekent dat ze vroeg in het jaar te zien kunnen zijn. De toekomst zal uitwijzen of de grote vos het in ons land gaat redden.
|
In tegenstelling tot de grote vos komt de Grote Voorjaarsspanner (Agriopis marginaria), zeer algemeen in ons land voor. Van deze nachtvlindersoort, die zowel dag- als nachtactief is, krijgen we doorgaans alleen de mannetjes te zien. De vrouwtjes hebben namelijk rudimentaire vleugels en kunnen niet vliegen. Ze vallen om die reden dan ook bijna niet op. Zoals op de foto te zien, heeft het mannetje een opvallende rij zwarte stippen aan de rand van de vleugels. Dat is een goed kenmerk, omdat ze qua kleurstelling nogal variabel kunnen zijn. De grootste kans om ze tegen te komen is van begin februari tot en met eind april. Overal waar maar lichtbronnen (tankstations, bushaltes etc.) aanwezig zijn, kon je ze de afgelopen tijd tegenkomen. Dat zal waarschijnlijk nog wel een poosje aanhouden.
De hier afgebeelde Roodkeelduiker (Gavia stellata) werd daarentegen wel vliegend waargenomen en ook nog eens op de gevoelige plaat vastgelegd. En dat in Twente! In onze regio staat de soort als dwaalgast te boek, maar jaarlijks wordt deze wintergast toch met enige regelmaat op de grotere recreatieplassen gezien. Zo ook in dit geval bij de Oelemars in Losser. Wat opvalt in de vlucht is de dunne, enigszins doorhangende hals, wat de vogel een gebogen uiterlijk geeft. Als je heel goed kijkt kun je bovendien zien dat de snavel licht opgewipt is. In winterkleed is het een grijsachtige vogel, die zich onder meer tegoed doet aan kreeftjes, vissen, slakken, maar ook amfibieën. De roodkeelduiker is een broedvogel van het noordelijk halfrond. In broedkleed valt de vogel op door z’n rode keel, waaraa ook z’n naam ontleend is.
Overvliegende Kraanvogels (Grus grus) maken op veel mensen altijd diepe indruk. Zo ook nog steeds op de doorgewinterde natuurfotograaf of vogelaar. Van het nasale, schelle getrompetter van deze soort krijgt menigeen nog steeds kippenvel. Ook al zijn ze soms (nog) niet te zien, dan nog kun je ze vaak al van grote afstand horen. Je hebt bij die aanzwellende geluiden dan gelukkig voldoende tijd om de apparatuur “op scherp” te zetten. Als de lichtomstandigheden goed zijn levert dat niet alleen in de herfst, maar ook tijdens de voorjaarstrek niet zelden alleraardigste opnames op van deze aansprekende vogelsoort met zijn kenmerkende geluiden. De over Nederland doortrekkende kraanvogels broeden in Scandinavië en overwinteren in Zuid-Spanje en Noord Afrika. Al zeventien jaar broedt de soort gelukkig ook weer in ons land en … … het worden er gaandeweg steeds meer.
|
Net als bij de vorige soort kan de Kleine Voorjaarsspanner (Agriopis leucophaearia) ook nogal variabel van kleur zijn; de vrouwtjes kunnen evenmin vliegen. Wel zijn vaak op de vleugels van de mannetjes twee gekromde donkere lijnen / banden te zien, hetgeen ook bij dit exemplaar het geval is. Deze nachtvlindersoort kan zo nodig nog vroeger worden waargenomen dan “z’n grotere broer”. Dat kan soms al begin januari zijn. Dat is mede afhankelijk van een rits aaneengesloten mildere nachten. Ook deze soort komt vrij algemeen in ons land voor en dan met name in de Oostelijke helft en in de duinen. Beide soorten behoren tot de zogeheten spanners. De kleine voorjaarsspanner is wel een echte nachtvlindersoort. Overdag zul je ‘m niet vliegend tegenkomen.
Tijdens een dagje vogelen en fotograferen in de omgeving van het Lauwersmeer viel het oog op deze eenzame Lepelaar (Platalea leucorodia) in een weiland bij Anjum. We schrijven 15 februari 2019! Persoonlijk heb ik deze soort nooit eerder zo vroeg mogen begroeten. Slechts èèn dag eerder werden ook de eerste exemplaren op enkele andere plekken in Nederland gezien. Daarna zijn er vele waarnemingen gedaan van deze kolonievogel. Naar het zich laat aanzien zijn ze weken vroeger dan normaal. Ook dat zal het gevolg zijn van het mooie weer en de hoge temperaturen van februari. Tegenwoordig schijnt zelfs een handjevol lepelaars te overwinteren in ons land. Komend vanuit hun overwinteringsgebied in Afrika verzamelen ze zich aanvankelijk vooral in Friesland en Groningen om daarna door te vliegen naar de broedkolonies. Bijzonder om in één foto een Afrikaganger en een tweetal wintergasten (wilde zwanen op de achtergrond) uit het hoge Noorden te hebben “gevangen”.
|
Hoe vreedzaam en sierlijk hun uiterlijk ook is, maar oh zo agressief en tiranniek kan het gedrag van Knobbelzwanen (Cygnus olor) zijn. Voorafgaand en tijdens het broedseizoen vormt het mannetje in het water een aanzienlijk territorium, waaruit hij elk dier verjaagt. Vooral bij mannelijke soortgenoten kan het er soms heftig aan toe gaan. Vaak begint het met dreiggedrag, waarbij de hals nog eens extra wordt gebogen en de vleugels worden opgezet. Vervolgens zwemmen ze op hun rivalen, maar ook op andere indringers, af. De mannetjes kunnen vechten als leeuwen. Dat gaat gepaard met veel lawaai, veel vleugelgeklapper, het uitdelen van forse stoten en happen naar en in elkaars verenkleed. In een fel zwanengevecht kan het maar zo zijn dat de één de ander verzuipt. Meestal eindigt het gevecht evenwel in de vlucht van de zwakste. Dat laatste komt onder meer tot uiting op bijgaande foto.
|
Net als de knobbelzwaan heeft ook de woerd van de Bergeend (Tadorna tadorna) een felrode knobbel op zijn snavel, zoals te zien op de foto. Dit in tegenstelling tot het vrouwtje, die ook minder fraai van kleur is. De bontgekleurde schakeringen op een verder wit verenkleed van het mannetje maken dat het een prachtige eendensoort is om te zien. Hoewel eendensoort!? Eigenlijk zit de bergeend, net als de casarca en de Nijlgans, een beetje tussen een eend en een gans in. Ze zijn vooral te vinden langs de kust, maar toch ook geregeld in het binnenland. In zekere zin zou je kunnen zeggen dat de bergeend, net als de tafeleend en de wilde eend, een grondeleend is. Toch kunnen bergeenden tot wel 10 meter diep duiken. Ze zijn vooral verzot op slakjes. De bergeend is het symbool van het Nationaal Park Schiermonnikoog, waar we vrijwel elk jaar in verenigingsverband naartoe gaan.
|
Als broedvogel is de Blauwe Kiekendief (Circus cyaneus) in ons land danig in de gevarenzone terecht gekomen. Hoe veelbelovend zag het er nog uit in de tachtiger jaren. Alleen al op de Waddeneilanden kwamen toen nog zeker 120 paar blauwe kiekendieven voor. Hiervan is nog hooguit 10 % over. De afname wordt waarschijnlijk veroorzaakt door voedselproblemen (te weinig prooidieren), zowel in natuurgebieden als op het boerenland. Ook de toegenomen sterfte onder jonge vogels na het broedseizoen heeft mede geleid tot deze enorme afname. Dit adulte wijfje werd “gekiekt” in Drenthe, voedsel zoekend boven één van de weilanden in het Weiteveen. Het vrouwtje is groter dan het mannetje en bruin van kleur met een witte stuit. Dat laatste is op de foto jammere genoeg niet helemaal goed te zien. De mannetjes zijn effen blauwgrijs.
|
De kleurtoevoeging cyaneus in de wetenschappelijke benaming van de Blauwe kiekendief (Circus cyaneus) is, zoals u zelf bij dit vliegende exemplaar kun constateren, eigenlijk alleen van toepassing op het mannetje. Weliswaar gaat het de soort allesbehalve voor de wind, maar toch kunnen we in de winterperiode gelukkig nog van enkele honderden exemplaren, verspreid over ons land, genieten. Dan namelijk hebben we Scandinavische vogels te gast. De broedvogels van het Waddengebied lijken by the way tegenwoordig merendeels in de eigen regio of zuidelijk tot in Zeeland en Limburg te overwinteren. Een trend, die al enige tijd gaande is, is dat de blauwe kiekendief niet alleen als broedvogel, maar echter ook als overwinteraar in ons land afneemt. Het schijnt dat ook zij “dichter bij huis” overwinteren.
|
De Staartmees (Aegithalos caudatus) is geen wintergast, maar een standvogel, die bij ons het gehele jaar door te zien is. De staartmezen, die deel uitmaken van de Nederlandse broedpopulatie, verblijven doorgaans in de winter veelal binnen hun eigen broedgebied. Meestal krijgen we in die periode te maken met rondzwervende groepjes. Niet zelden zijn ze in gezelschap van andere mezensoorten. Als je de lange staart van de staartmees buiten beschouwing laat, zijn het maar kleine en uiterst fragiele vogeltjes. Ze zijn dan ook beduidend kleiner dan een koolmees. Staartmezen hebben een extreem lange trapvormige staart. Bij dit exemplaar is die overigens danig gerafeld. Deze mezensoort staat bekend om z’n sociale gedrag. Ze wachten voortdurend op de achterblijvers in de groep.
|
Ook de Spreeuw (Sturnus vulgaris) behoort tot de groep van sociaal levende vogels, zelfs voor een deel in de broedtijd, maar vooral daarbuiten. De spreeuwen uit gematigde streken trekken voor een deel in de winter weg, soms in enorme zwermen van vele duizenden exemplaren. De spreeuw staat heel vaak in de top drie als het om trektellen gaat. Je zou het wellicht niet zeggen, maar qua verenkleed doet hij ook mee voor de hoogste plaatsen. Let maar eens op het winterkleed met zijn metaalachtige kleur vol met lichtgekleurde “vinkjes”. Die vinkjes zijn bij de afgebeelde vogel goed te zien. Opvallend is verder de bijzondere houding van deze vogel; diepzittend en tegelijkertijd klapwiekend. De spreeuwen die hier de winter doorbrengen, komen vaak uit Scandinavische streken en soms zelfs uit Rusland. Die “van ons” brengen de winter door in Frankrijk en Spanje en het zuidelijk deel van Engeland.
|
Na alle aandacht m.b.t. het mooie weer van de afgelopen tijd, zouden we bijna vergeten dat er in de eerste dagen van februari wel degelijk ook sneeuw is gevallen. Dat bewijst deze foto van een tweetal Hazen (Lepus europaeus), die op de gevoelige plaat zijn vastgelegd tijdens een heftige sneeuwbui. De beestjes zijn gefotografeerd in hun karakteristieke zit- / luisterhouding. Deze twee lijken elkaar te hebben gevonden, tijdens hun amoureuze zoektocht naar een partner. Ze zitten sowieso vaak rechtop en zijn bij het minste of geringste alert. Daarbij spelen de lange oren een belangrijke rol. In de volksmond worden die oren lepels genoemd. Ze zijn grijs met een zwarte punt, zoals goed te zien bij het exemplaar rechts op de foto.
|
De Beverrat (Myocastor coypus) ook wel Nutria genoemd, is een groot Zuid-Amerikaans knaagdier, die in het water leeft en als exoot ook Europa en Noord-Amerika heeft ontdekt. Qua grootte en uiterlijk lijkt dit zoogdier verrassend veel op een bever (Castor fiber). Het is een zwaar gebouwd knaagdier met een brede hoekige kop. Het verschil tussen beide genoemde soorten zit ‘m met name in de staart. De bever heeft een brede, geschubde, horizontaal afgeplatte staart. De beverrat daarentegen heeft een ronde staart, die schaars behaard is en uitloopt in een punt. De beverrat heeft duidelijk zichtbare snijtanden, die oranje van kleur zijn. Ze zwemmen meestal met een deel van de achterrug boven het water en hebben witte snorharen. Al deze kenmerken zijn op bijgaande foto goed te zien. De beverrat werd in het recente verleden gefokt voor zijn pels en wordt door sommigen ook wel moerasbever genoemd.
|
Galwespen zijn vliesvleugelige insecten, die met een lange legboor hun eitjes in planten leggen, waarna gallen ontstaan. Een gal is in dit geval een woekering van een plant, veroorzaakt door een parasiet of symbiont; meestal een insect die haar eieren in de plant legt. De gal, waarvan de vorm specifiek is voor een bepaalde parasiet, dient als behuizing en voedsel voor de larve. Niet alleen galwespen, maar ook galmuggen, zijn de veroorzakers van gallen. Hoogstwaarschijnlijk is dit de behuizing van de Gordelgalwesp (Andricus curvator). Dat is bij lange na niet de meest bekende galwesp in ons land. Dat is namelijk de eikengalwesp (Cynips quercusfolii) die verantwoordelijk is voor de bekende 3 centimeter grote gele tot rode galappels aan de onderkant van eikenbladeren.
|
Het Waaiertje (Schizophyllum commune) is in Nederland een algemene paddenstoelensoort, die het gehele jaar door kan worden aangetroffen. Eigenlijk is het ‘s werelds meest verspreide paddenstoel. Ze komen namelijk ~ met uitzondering van de poolgebieden ~ voor op elk continent. De soort is vooral aan zijn mooie waaiervormige onderzijde (zie foto) te herkennen. Het waaiertje wordt al geruime tijd gekweekt voor medicinaal gebruik (behandeling baarmoederhalskanker). Ook bevat het waaiertje een stof met sterk waterafstotende eigenschappen. De onderzijde van deze paddenstoel is vaak mooier dan de bovenzijde. Dat is de reden waarom deze exemplaren van onderaf op de foto zijn gezet.
|
Je bent in de buurt van het Haaksbergerveen en voorziet dat het wel eens een mooie zonsondergang kan gaan worden en dan plots werkt de camera niet meer. De sluiter begeeft het. Dat overkwam één van “de onzen” tijdens één van de vele foto-uitjes. We willen u immers blijven voorzien van mooie en bijzondere opnames uit het veld. Je kunt dan twee dingen doen; gefrustreerd naar huis gaan en de pee in hebben of gewoon de mobiele telefoon pakken en te proberen alsnog één van de mooiste momenten van de dag vast te leggen met beduidend mindere apparatuur. U begrijpt het al; tot dat laatste werd besloten. En dat leverde bijgaande foto op; nu eens niet gemaakt met geavanceerde appratuur, maar met een eenvoudig toestelletje. Het moet gezegd: “Het resultaat mag er zijn”. Dus in geval van nood . . . . . . Gelukkig is de camera intussen weer gerepareerd en maken we ons op voor hopelijk een interessante en pechvrije maand maart.
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde, Selva Wilbers-Wijering, alsmede Jaimey Wilbers.
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde, Selva Wilbers-Wijering, alsmede Jaimey Wilbers.
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.