natuurkalender februari 2017
De maanden december, januari en februari associëren we van oudsher met periodes van sneeuw en ijs. Ondanks de koude januarimaand was de winter 2016 – 2017 echter voor het vierde jaar op rij zachter dan gewoonlijk. De afgelopen winterperiode gaat dan ook de boeken in als zonnig, droog en vrij zacht. Nochtans hebben we ook in de eerste helft van februari nog een staartje van de winter meegekregen, hetgeen bij meerdere foto’s overduidelijk naar voren komt.
U vraagt zich wellicht af waarom wij geregeld refereren aan het weer. Welnu; natuurfotografen houden graag de weersvooruitzichten in de gaten en spelen daar niet zelden op in. Ook met periodiek terugkerende natuurverschijnselen wordt rekening gehouden. Om maar wat te noemen: wanneer verschijnen de eerste bladeren aan de bomen, in welke tijdvakken komen bepaalde trekvogels terug, wanneer vliegen bepaalde vlinders en libellen etc. etc. Op dat soort zaken proberen we - naast de zoektocht naar geschikte biotopen - voortdurend in te spelen.
Omdat de amfibieën-, reptielen-, flora-, vlinder- en overige insectentijd nog niet is aangebroken en ook de paddenstoelen het waarschijnlijk nog een poosje laten afweten, hebben we ons deze maand vooral gefocust op de vogelwereld. Dat resulteerde deze kalendermaand in soorten als: blauwe kiekendief, bosuil, dodaars, fuut, grote zilverreiger, kauw, kievit, krakeend, meerkoet, patrijs, roodborst, stormmeeuw, staartmees, torenvalk, waterhoen, wilde eend, wilde zwaan en wintertaling.
Daarnaast hebben we deze keer voor u: een heuse egel in de sneeuw, sneeuwklokjes in bloei, wilgenkatjes, de dynamiek van het water, overstroming van de Dinkel en een tweetal zonsondergangen.
Bij het maken van de toelichting zijn onze gedachten op enig moment wel eens afgedwaald naar vroegere tijden, werden we soms zelfs een beetje filosofisch, maar hebben toch wel geprobeerd de realiteit van de maand vast te houden. Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. Vergeet daarnaast niet om alle overige recente foto’s van februari te bekijken.
U vraagt zich wellicht af waarom wij geregeld refereren aan het weer. Welnu; natuurfotografen houden graag de weersvooruitzichten in de gaten en spelen daar niet zelden op in. Ook met periodiek terugkerende natuurverschijnselen wordt rekening gehouden. Om maar wat te noemen: wanneer verschijnen de eerste bladeren aan de bomen, in welke tijdvakken komen bepaalde trekvogels terug, wanneer vliegen bepaalde vlinders en libellen etc. etc. Op dat soort zaken proberen we - naast de zoektocht naar geschikte biotopen - voortdurend in te spelen.
Omdat de amfibieën-, reptielen-, flora-, vlinder- en overige insectentijd nog niet is aangebroken en ook de paddenstoelen het waarschijnlijk nog een poosje laten afweten, hebben we ons deze maand vooral gefocust op de vogelwereld. Dat resulteerde deze kalendermaand in soorten als: blauwe kiekendief, bosuil, dodaars, fuut, grote zilverreiger, kauw, kievit, krakeend, meerkoet, patrijs, roodborst, stormmeeuw, staartmees, torenvalk, waterhoen, wilde eend, wilde zwaan en wintertaling.
Daarnaast hebben we deze keer voor u: een heuse egel in de sneeuw, sneeuwklokjes in bloei, wilgenkatjes, de dynamiek van het water, overstroming van de Dinkel en een tweetal zonsondergangen.
Bij het maken van de toelichting zijn onze gedachten op enig moment wel eens afgedwaald naar vroegere tijden, werden we soms zelfs een beetje filosofisch, maar hebben toch wel geprobeerd de realiteit van de maand vast te houden. Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. Vergeet daarnaast niet om alle overige recente foto’s van februari te bekijken.
In het najaar leggen Egels (Erinaceus europaeus) een vetreserve aan door veel te eten, zodat ze gezond en dik aan de winterslaap kunnen beginnen. Egels brengen de winter dan ook voor het grootste deel slapend door. Tijdens de winterslaap daalt de lichaamstemperatuur met circa 30 º C . Inherent hieraan daalt in dat geval ook de hartslag aanzienlijk. Normaliter ontwaken de dieren pas in maart of april. In zachte winters kunnen egels soms echter tussentijds ontwaken, zoals kennelijk ook in de onderhavige situatie. Aangezien het voedselaanbod dan zeer beperkt is, kun je ze in dergelijke situaties met speciaal egelvoer bijvoeren. Ze hebben het sowieso al zwaar te verduren. Niet alleen het wegverkeer, maar ook slakkenkorrels en insectenverdelgers zorgen voor veel slachtoffers.
|
Van Kieviten (Vanellus vanellus) is bekend dat ze gedurende het winterseizoen ogenblikkelijk reageren op temperatuurswisselingen. Ze pendelen als het ware mee met de vorstgrens. Als de grond net iets te veel aanvriest schuiven ze automatisch zuidwaarts. Dooit het weer wat op, dan zijn ze vaak ook zo weer terug. Nochtans doet een kievit in een besneeuwde omgeving eigenlijk best wel vreemd aan. In Twente kennen we meerdere locaties waar je regelmatig in de winterperiode nog groepen kieviten kunt zien. De Oelemars bij Losser is één van die gebieden.
|
Daar waar de kievit in een duizelingwekkende vaart uit onze weilanden en akkergebieden aan het verdwijnen is, gaat het de Krakeend (Anas strepera) juist voor de wind. Tot ongeveer 1960 was deze weinig opvallende eendensoort een zeldzame broedvogel in ons land. Sindsdien heeft de soort vooral weten te profiteren van tal van aangelegde nieuwe wateren, waartoe de Oelemars bij Losser. Net als de kievit kon ook deze opvliegende krakeend bij de Oelemars op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Het maken van goede vluchtfoto’s is overigens niet eenvoudig. Het belangrijkste is dat je er qua camera-instelling op voorbereid moet zijn. Geregeld oefenen is ook een must. Belangrijk zijn in ieder geval: een goede timing, voldoende snelheid van de camera, het blijven volgen van de vogel, werken met automatisch scherpstelling (met name gericht op de kop) en belichtingscompensatie bij een (te) lichte achtergrond.
|
Steeds minder vaak zien we kluchten Patrijzen (Perdix perdix) in het winterseizoen, alhoewel je bij deze drie vogels niet echt over een klucht kunt spreken. We zijn hard op weg om deze akkervogel bij uitstek kwijt te raken. Vanwege biotoopvernietiging ziet deze soort nauwelijks kans om nog jongen groot te brengen. Niet alleen binnen onze Vereniging, maar ook binnen wildbeheereenheden wordt er met de aanleg van kruidenakkertjes en bloemrijke akkerranden sinds kort extra aandacht aan deze - ooit zo algemene soort - besteed. Het valt nog te bezien of we op tijd zijn om het tij te kunnen keren. Ze verdwijnen namelijk als sneeuw voor de zon, om maar eens een bij de foto passende woordspeling te gebruiken.
|
Als echte wintergast wordt de Wilde zwaan (Cygnus cygnus) bijna uitsluitend tussen november en maart in ons land gezien. Dat dit exemplaar op de ijsvloer kon worden geportretteerd is dan ook niet vreemd. Het aantal wilde zwanen dat Nederland in de winterperiode aan doet, is doorgaans gering. Bij strenge vorst en zware sneeuwval elders kan er echter ook zo maar een enorme toename plaats vinden. Kenmerkend bij de wilde zwaan is het vele geel in de snavel, waarmee deze soort zich onderscheidt van de sterk op ‘m gelijkende kleine zwaan (Cygnus bewickii). Deze laatste heeft namelijk veel minder geel in de snavel. Zo wild als de naam wellicht doet vermoeden was dit exemplaar evenwel niet. Het beestje liep - of beter gezegd waggelde - uit zichzelf op de geduldig wachtende fotograaf af.
|
We kennen de Torenvalk (Falco tinnunculus) vooral van twee karakteristieke houdingen, namelijk die van de “biddende“ vogel langs de kant van de weg en die van een spiedend exemplaar op een hoge zitplek. Dit exemplaar behoort overduidelijk tot de laatste categorie. Het is een uitgesproken jager op veldmuizen, waarvan d’ie er dagelijks een stuk of vier verorbert. Lange tijd was de torenvalk de talrijkste roofvogel van ons land, maar hij is intussen voorbij gestreefd door de buizerd. Jonge, onervaren torenvalkken hebben het in hun eerste winter erg moeilijk. Pakweg 60 % van deze jonge vogels overleeft het dan niet. Ze komen vooral om door honger en uitputting.
|
Als broedvogel is de Blauwe kiekendief (Circus cyaneus) in ons land ernstig in de gevarenzone terecht gekomen. Hoe veelbelovend zag het er nog uit in de tachtiger jaren. Alleen al op de Waddeneilanden kwamen destijds 120 paar blauwe kiekendieven voor! Hiervan is inmiddels minder dan 10 % over.
Verder is de reproductie bij deze soort zo laag dat we moeten vrezen dat deze prachtige roofvogel-soort als broedvogel uit ons land dreigt te verdwijnen. In de herfst- en winterperiode kunnen we gelukkig nog van deze kiekendief genieten. Russische en Scandinavische blauwe kiekendieven overwinteren namelijk in West- en Midden-Europa. Een deel hiervan kan gerekend worden tot de Nederlandse winterpopulatie. Op de foto een prachtig mannetje tijdens z’n jachtvlucht. |
Bosuilen (Strix aluco) zijn tamelijk algemeen in ons land en toch hebben veel mensen ‘m waarschijnlijk nog nooit in het echt gezien. Als je eenmaal de plekjes weet, zoals op de foto, dan laten ze zich (van afstand) goed bekijken. Veel mensen hebben ‘m ongetwijfeld wel eens gehoord, maar konden het geluid niet thuis brengen. Februari is in ieder geval dé maand waar je volop de kans krijgt om de aanwezigheid van deze uilensoort op te merken. Ze zijn rond deze tijd erg luidruchtig en reeds van afstand goed te horen. De spookachtige roep van het mannetje (wat klinkt als hoe-hoe-hoe) is dan ook onmiskenbaar. Het vrouwtje antwoordt in de regel met een kwiekend geluid. Dat het de bosuilen voor de wind gaat, heeft onder meer te maken met de vele nestkasten die voor deze soort zijn opgehangen. Ook binnen ons verenigingsgebied hangt menige bosuilkast.
|
Als je er op let, zie je dat kleurafwijkingen in het verenkleed bij donkere vogels, zoals kraaiachtigen, geregeld voorkomen. De meest voorkomende afwijking is een enigszins bont, vlekkerig uiterlijk van zwarte en witte veren. Ook deze maand kon een dergelijke vogel worden gefotografeerd. Vaak is er bij dit soort gevallen sprake van leucisme. Bij sommige veren wordt dan geen melanine aangemaakt. Deze veren blijven dan geheel wit. De Kauw (Corvus monedula) op deze foto met zijn deels witte buik is evenwel geen leucistische vogel, maar hoort thuis in de categorie “bont-mutatie”. Bij deze mutatievorm zitten in het donkere verenpak halfwitte veren. Deze kleurafwijking wijst in de richting van een “ongezonde levensstijl”. Niet dat deze vogels uitsluitend leven van junkfood, maar zich wel vaak te goed doen aan hetgeen afvalbakken te bieden hebben. Tijdens de veerontwikkeling ontstaat bij dergelijke vogels een gebrek aan voedingstoffen of ze krijgen bepaalde gifstoffen binnen. Daardoor kan niet overal pigment worden aangemaakt.
Met de volgende vogelsoort lijkt ook het een en ander aan de hand. Toen deze opname werd gemaakt en het resultaat op de display van de camera werd bekeken, had het er alle schijn van dat we met een zingende Roodborst (Erithacus rubecula) van doen hadden. Pas op de PC werd duidelijk dat de vogel helemaal niet in staat is om te zingen. Een behoorlijk deel van de mondhoeken / snavel is namelijk bedekt met wratachtige uitwassen, waardoor de snavel constant open blijft staan. Mogelijk is hier sprake van “Het geel”, een vogelziekte die een geelkleurig abces in de keelholte teweegbrengt. De vogels gaan hierdoor helaas de verstikkings- dan wel hongerdood tegemoet. De infectie komt vooral voor bij duiven en roofvogels, die besmette dieren eten. Ook groenlingen en vinken worden van deze ziekte nogal eens het slachtoffer, maar van roodborsten is ons dat eigenlijk niet bekend.
|
Na lange tijd kon eindelijk ook weer eens een Staartmees (Aegithalos caudatus) worden “verschalkt”. Zeg nou zelf; zijn het niet van die prachtige pluizenbolletjes! Let ook eens op de staart, die langer is dan het lichaam zelf. Wat bij deze soort vooral aanspreekt, is het onderlinge groepsverband. Ze staan voortdurend met hun ijle roepjes met elkaar in contact. Ze wachten zelfs op achterblijvers. Onze inheemse staartmezen zijn standvogels, die hooguit wat rondzwerven, maar nooit ver weg zijn van de geboorteplek. We kennen ook witkopstaartmezen, die afkomstig zijn uit Scandinavië en Oost Europa. Deze nominaatvorm (Aegithalos caudatus cvaudatus) trekt wel en wordt met enige regelmaat in ons land waargenomen. We kunnen hier trouwens ook staartmezen tegenkomen, waarvan de koptekening behoorlijk wit is, hetgeen verwarring met de vorige (onder)soort kan opleveren.
|
Bij Waterhoentjes (Gallinula chloropus) valt vooral de rode snavel met de gele eindpunt op. Dat is althans het geval bij volwassen vogels. Jonge vogels missen aanvankelijk deze kleurtekening in de snavel. Op de foto is zowel een adult als een subadult exemplaar te zien. De roodgele kleuren zijn bij de laatste vogel nog niet geheel ontwikkeld. In tegenstelling tot meerkoeten hebben waterhoentjes geen zwemvliezen tussen hun tenen. Ze kunnen slecht tegen een al te koude winter en ook een te droog voorjaar is ongunstig voor de soort, die het toch vooral van plas-dras moet hebben. Los daarvan nemen de aantallen al tientallen jaren geleidelijk af. Een te intensief slootrandenbeheer en de invloed van een surplus aan meerkoeten zouden mogelijke oorzaken kunnen zijn.
|
In tegenstelling tot waterhoentjes zijn Meerkoeten (Fulica atra) uitgesproken fel. Ze verdedigen hun territorium niet alleen tegenover soortgenoten, maar ook tegenover allerlei andere soorten. Dat is vooral in de broedtijd het geval. Ook op andere momenten kunnen ze een ander het leven behoorlijk zuur maken. Zo’n schermutseling kondigt zich altijd heel rustig aan. Langzaam zwemmen ze in dreighouding (als op de foto) naar elkaar toe. Als een denkbeeldige grens van het territorium wordt overschredens, is het hommeles geblazen. Met veel kabaal en gespetter vliegen de meerkoeten elkaar dan letterlijk in de haren (in dit geval de veren). De poten schieten vooruit en met trappende bewegingen proberen ze hun opponent uit het territorium te verjagen. Bij meerkoeten is dan ook altijd wel wat te beleven.
|
Iedere keer is het een uitdaging om minder algemene soorten op de gevoelige plaat vast te leggen. Voor “gewonere soorten” is vaak ten onrechte minder aandacht. Zelfs een gewone Wilde eend (Anas platyrhynchos) kan evenwel - met het juiste zonnetje erbij - een prachtig plaatje opleveren. Mooi toch zo’n kwakend mannetje (de woerd) met z’n glanzend groene kop, de witte halsband, z’n oranjekleurige poten en de gekrulde veren bij de staart! Overigens; gewone vogels bestaan eigenlijk niet, hooguit veel voorkomende.
Een familielid van de wilde eend; de Wintertaling (Anas crecca), kon na lange tijd ook weer eens worden geportretteerd. Samen met de zomertaling behoort deze soort tot de kleinste eenden van ons land. Voorafgaand aan de broedtijd zijn de mannetjes op z’n mooist. De één praat in dat geval over prachtkleed, de ander over baltskleed, maar ook de woorden broedkleed en bruilofstkleed worden regelmatig gebezigd. Laten we het er maar op houden dat ze er voor de vrouwtjes op hun paasbest willen uitzien.
|
Wellicht minder spectaculair om te zien - althans in winterkleed - is deze Dodaars (Tachibaptus ruficollis); onze kleinste fuut. Het is een schuw watervogeltje, wat heel vaak duikt en zelfs nog kleiner is dan het waterhoentje. Alle vogels hebben een staart behalve de fuutachtigen. Dat zijn naast dodaars ook kuifduiker, geoorde fuut, fuut en roodhalsfuut. Het afgebeelde “donskontje” heeft even tevoren een larve uit het water opgedoken.
|
Zijn grotere broer, de "gewone" Fuut (Podiceps cristata) is vooral herkenbaar aan zijn bijzondere kraag. De eerste exemplaren laten zich al weer op verschillende plaatsen zien. Soms alleen, maar zo hier en daar ook al met z’n tweetjes. Ze leven van vis en zijn uitstekende duikers, dankzij hun gestroomlijnde bouw. De poten zijn - opvallend genoeg - helemaal aan de achterkant van het lichaam gepositioneerd. Dit exemplaar werd “gekiekt” op het moment dat er allerlei rek- en strekoefeningen werden uitgevoerd. Hierbij is goed te zien dat futen - net als meerkoeten - afgeplatte lobben hebben aan de tenen; dit in tegenstelling tot eenden, die zwemvliezen bezitten.
|
Als je het woord Stormmeeuw (Larus canus) hoort, denk je in de eerste plaats aan vogels, die altijd boven zee of vlak aan zee te vinden zijn. Niets is evenwel minder waar. Stormmeeuwen zijn buiten de broedtijd ook veelvuldig en in behoorlijke aantallen landinwaarts aan te treffen. Qua uiterlijk hebben ze wel wat weg van zilvermeeuwen, maar hun koppie oogt een stuk vriendelijker en bovendien zijn ze duidelijk kleiner. Als er ergens mest wordt geïnjecteerd, dan zijn stormmeeuwen er als de kippen bij om hun “graantje” mee te pikken. Let er maar eens op. Op de foto is een stormmeeuw te zien op een paal, samen met een meerkoet en een drietal kokmeeuwen.
|
Na al dit “vogelgeweld” lijkt het ons goed om nu ook wat aandacht te schenken aan andere natuurgerelateerde zaken. Daartoe eerst maar eens dit Gewoon Sneeuwklokje (Galanthus nivalis), wat soms al bloeit in december en januari, maar in februari zo’n beetje overal te zien is. Het is een bolgewas uit de narcisfamilie, waarvan de bloem wit lijkt, doch feitelijk kleurloos is. Van oudsher wordt dit fraaie klokvormige bloempje gezien als de eerste boodschapper van de komende lente. Goed te zien zijn de kenmerkende groene gebogen groene vlekjes op de drie binnenste bloemdekbladen.
|
Het is al weer heel wat jaren geleden dat je voor een waarneming van een Grote zilverreiger (Ardea alba) naar de polders of het westen van ons land moest. In die tijd waren dit soort reigers vrijwel alleen daar te zien. Tegenwoordig kun je deze sneeuwwitte reiger ook in onze regio overal in de winterperiode bewonderen. Je ziet ze bijna elke dag wel ergens in een weiland staan, op jacht naar muizen, kikkers of mollen, zoals ook te zien op bijgaande opname. We kunnen het ons haast niet meer voorstellen, maar de dames gebruikten vroeger de pronkveren van uitgerekend deze reigersoort voor hun hoeden. Daarbij past een mooi citaat uit 1824: “Aan het zoogenoemde bruiloftskleed van sommige vogels, die maar eens ieder jaar ruijen, wordt tegen dien tijd der paring een bijzonder sieraad toegevoegd”.
Andere prille voorjaarsbodes zijn de bekende Wilgenkatjes (Salix sp.). Ook deze katjes zijn al weer vroeg in het jaar te bewonderen. Eerst zijn ze vol met met mooie zachte witte katjes, zoals afgebeeld op bijgaande foto. Aansluitend veranderen ze in een heerlijke “snoepwinkel” voor tal van insecten. We staan er wellicht niet vaak genoeg bij stil, maar bloeiende wilgen zijn vroeg in het jaar van essentieel belang voor de voedselvoorziening van vroeg vliegende bijen en hommels. Deze insectengroep mag samen met de vlinders binnen onze Vereniging de komende jaren rekenen op extra veel aandacht.
|
Dan nu nog een aantal opnames voor de fijnproevers op ander fotografisch niveau. Bijgaande foto hebben we als titel “de dynamiek van het water” meegegeven. Bij deze opname is bewust geprobeerd om te werken met de juiste sluitersnelheid, zodat het water als het ware mooi blijft stromen. Zelfs de weerspiegeling van de bomen in het water is bij deze foto goed te zien. Menigeen zou wellicht geneigd zijn geweest om een dergelijke situatie te “bevriezen”. In dit geval is evenwel bewust gekozen voor een ISO-snelheid van 160 met daarnaast een F-stop van F25 en een belichtingstijd van 1/10 sec. Om helemaal compleet te zijn: de foto is gemaakt met een Nikon D 750 camera. Goed om te vermelden is verder dat water voor de fotograaf in kwestie een prachtig iets is om bij te kunnen ontspannen.
|
Over water gesproken! Het komt jaarlijks meer dan eens voor dat de Dinkel bij Losser - zoals dat zo mooi heet - buiten zijn oevers treedt. Dat is in de winterperiode kenmerkend voor één van de weinige riviertjes in ons land, die hun natuurlijke karakter hebben mogen behouden. Daar ging uiteraard wel een grote hoeveelheid regenval in de afgelopen periode aan vooraf. De zware storm, die op de 23e over ons land trok, zal daarbij het laatste zetje wel zijn geweest. De overstroming van circa 450 hectare grond werd zelfs voor even landelijk nieuws. Eén der onzen zag een dag na de storm kans om hiervan bij het Welpelo een fraai landschapsplaatje te “schieten”.
Geleidelijk zijn we aanbeland bij de laatste twee foto’s van deze maand. Deze foto is kort voor zonsondergang gemaakt aan het Kanaal Almelo - Nordhorn in de buurt van het Agelerbroek. Een laagstaand zonnetje geeft het landschap vaak diepe en donkere kleuren, wat bij deze opname extra mooi tot uitdrukking komt. Een natuurfotograaf werkt voor dit soort doeleinden dan ook graag in de vroege ochtend of tegen de late avond. De locatie en de directe omgeving zijn daarbij overigens heel bepalende factoren. De laagstaande zon, de weerspiegeling op het water en het ijs, de rietpluimen langs de oever en zelfs de ver weg vliegende aalscholver, maken deze opname best wel bijzonder.
|
De solitaire eik bij een ondergaande zon, is deze keer uitverkoren tot slotfoto van deze kalender-maand. Al heel lang stond deze mooie eik op het verlanglijstje om op de gevoelige plaat vastgelegd te worden. Het ontbrak vaak aan het juiste moment van de dag, een geschikte zonsondergang, dan wel een mooie wolkenpartij op de achtergrond. Deze drie ingrediënten vormden op de bewuste dag het algehele decor. Het is aan u om te beoordelen of het resultaat van deze foto de toets der kritiek kan weerstaan. Zelf zijn we er in ieder geval best tevreden mee. Op nu naar de maand maart met nieuwe uitdagingen. De lentekriebels laten zich al voelen.
|
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baayens en Selva Wilbers - Wijering
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baayens en Selva Wilbers - Wijering