natuurkalender december 2019
Koning winter heeft tot dusverre nog niet kunnen regeren. Wellicht dat dat in de komende anderhalve maand alsnog staat te gebeuren. Volgens een aantal vooraanstaande meteorologen is de kans hierop echter klein. Voorspeld wordt dat, net als in december, ook in januari en februari zuidwestenwinden zullen overheersen, waardoor het weer zacht zal blijven. Terugblikkend kan de decembermaand de boeken in als wisselvallig met behoorlijk wat regen. En dat laatste wordt ook voor de komende tijd voorspeld.
Om u toch wat nostalgische kou te gunnen, hebben we rond de feestdagen een heuse Kerstspecial op onze site gezet met ruim 100 leuke en interessante beelden van een betoverende witte wereld. Mocht u de special nog niet hebben gezien, dan raden we u aan dit alsnog te doen. (https://www.nvwgdegrutto.nl/kerstspecial-met-winterbeelden.html).
Deze maand zijn het vooral opnames van paddenstoelen, vogelfoto’s en landschapsportretten, die we u offreren. Voor wat betreft de paddenstoelen zijn het deze keer soorten als: zwart draadwatje, houtknoopje, jeneverbesbekertje, plooivlieswaaiertje, winterdonsvoetje, grote kale inktzwam en scherpe schelpzwam. In de categorie vogels komen aan bod: dodaars, kuifeend (2 x), houtduif, roek, buizerd, bosuil en steenuil.
Verder tonen we u beelden van reegeiten (w.o. een zwart exemplaar), het verse groen van speenkruid, mistige omstandigheden, alsmede rijp en lichtstralen. Ook kunt u genieten van een zonsondergang, de avondschemering, het allerlaatste licht van de dag en wensen wij u alle geluk van de wereld toe voor het nieuwe jaar. We doen ons best om er ook in 2020 weer in woord en beeld voor u te zijn.
Om u toch wat nostalgische kou te gunnen, hebben we rond de feestdagen een heuse Kerstspecial op onze site gezet met ruim 100 leuke en interessante beelden van een betoverende witte wereld. Mocht u de special nog niet hebben gezien, dan raden we u aan dit alsnog te doen. (https://www.nvwgdegrutto.nl/kerstspecial-met-winterbeelden.html).
Deze maand zijn het vooral opnames van paddenstoelen, vogelfoto’s en landschapsportretten, die we u offreren. Voor wat betreft de paddenstoelen zijn het deze keer soorten als: zwart draadwatje, houtknoopje, jeneverbesbekertje, plooivlieswaaiertje, winterdonsvoetje, grote kale inktzwam en scherpe schelpzwam. In de categorie vogels komen aan bod: dodaars, kuifeend (2 x), houtduif, roek, buizerd, bosuil en steenuil.
Verder tonen we u beelden van reegeiten (w.o. een zwart exemplaar), het verse groen van speenkruid, mistige omstandigheden, alsmede rijp en lichtstralen. Ook kunt u genieten van een zonsondergang, de avondschemering, het allerlaatste licht van de dag en wensen wij u alle geluk van de wereld toe voor het nieuwe jaar. We doen ons best om er ook in 2020 weer in woord en beeld voor u te zijn.
Rijp of rijm is een witte aanslag die je vooral in het winterhalfjaar op gras, struiken en voorwerpen als auto’s, daken, hekken en draden kunt aantreffen. Deze ontstaat bij temperaturen onder nul, als gevolg van de overgang van waterdamp in ijs. Al die kleine ijskristallen samen zorgen ervoor dat die witte wereld er schitterend uit kan zien. Dit verschijnsel doet zich meestal vroeg in de ochtend voor, omdat de lucht ’s nachts aanzienlijk kan zijn afgekoeld. Geniet dan eerst van de witte omgeving om u heen en vergeet even dat het niet prettig is om met koude handen de autoruiten ijsvrij te krabben.
|
De decembermaand begon op de eerst dag met mist en eindigde op oudejaarsdag ook met een “kleine en mysterieuze wereld”. Op de foto, gemaakt op de allereerste dag van de maand, is door één der onzen de Zwanenhof in Zenderen vastgelegd onder mistige omstandigheden. De sfeer van de treurwilgen op de voorgrond passen er prima bij. De in kloosterstijl opgetrokken Zwanenhof dateert van 1927 en werd indertijd gebouwd als Retraitehuis. Het is een prachtig gebouw met binnen nog vele authentieke elementen. Het perceel ligt in een fraai Twents coulissenlandschap, waar het bovendien heerlijk wandelen is.
Wie geïnteresseerd is in de wondere wereld van de slijmzwammen oftewel de myxomyceten kan zich in deze tijd van het jaar goed uitleven. Op dode boomstammen / stronken zijn nu veel kleine soorten te vinden. Ze zijn vaak maar enkele millimeters groot. Slijmzwammetjes profiteren voornamelijk van de sponsachtige en vochtige delen van het dode hout. Eén van deze zwammetjes is het Zwart Draadwatje (Trichia botrytis) wat in de buurt van de Zandbergen in Losser kon worden geportretteerd. De soort is tamelijk zeldzaam in ons land. Tot dusverre werd deze soort nog maar in 97 van de 1700 atlasblokken in ons land aangetroffen. Microscopische controle (nodig voor een zekere determinatie) heeft niet plaats gevonden.
|
Nog zo’n kleine rakker is het Houtknoopje (Cudoniella acicularis), die in dezelfde omgeving groeide en ook op de gevoelige plaat kon worden vastgelegd. Deze soort behoort voor de verandering tot de zogeheten ascomyceten, ook wel zakjeszwammen genoemd. In tegenstelling tot de vorige soort komt het houtknoopje algemeen in ons land voor; met name op de hogere zandgronden. Ze groeien op vermolmde stronken van loofbomen, waarbij eik veruit favoriet is. Het formaat is klein en tolvormig (5 – 10 mm), ze zijn wit tot lichtgrijs van kleur en hebben een afgeplat hoedje zonder plaatjes of buisjes.
|
Een andere ascomyceet, die de afgelopen maand kon worden vereeuwigd, is het zogeheten Jeneverbesbekertje (Pithya cupressina). Dit is een minuscuul winterpaddenstoeltje, wat vooral in ons land op gecultiveerde jeneverbessoorten te vinden is. De soort is overigens slechts van een paar plaatsen bekend; wellicht omdat ze zo klein zijn en men in de winter geen paddenstoelen in de tuin verwacht. Het is goed mogelijk dat dit “bekertje” in ons land op grotere schaal voorkomt dan de thans bekende vondsten. Ook bij deze opname heeft geen microscopische controle plaats gevonden. Men neemt aan dat het Jeneverbesbekertje van origine uit Amerika stamt.
Het Plooivlieswaaiertje (Plicaturopsis crispa) behoort tot de plaatjesloze vlieszwammen en is in tegenstelling tot veel andere soorten eenvoudig te herkennen aan de kleine - dicht op elkaar groeiende - vruchtlichamen (1 – 2 cm) en dat alles mooi in waaiervorm. Ze groeien als het ware dakpansgewijs. De onderzijde kenmerkt zich door gerimpelde, onderling verbonden (vuil)witte plooien. De benaming plooivlieswaaiertje is derhalve goed gekozen. Ze zijn vooral te vinden op dode stammen en takken van berk, beuk, hazelaar en wilde kers. De soort werd pas voor het eerst met zekerheid in 1989 in Nederland vastgesteld. Sindsdien heeft dit leuke waaiertje zich enorm uitgebreid. Hoe dat kan is nog steeds niet duidelijk.
|
In Nederland komen 5 soorten donsvoetjes voor. Onze jongste natuurfotograaf legde hiervan het Winterdonsvoetje (Tubaria furfuracea) op de gevoelige plaat vast. Locatie: Arboretum de Lutte. Het winterdonsvoetje schijnt een variëteit (hiemalis) te zijn van het gewone donsvoetje. Het winterdonsvoetje oogt wat warmer van kleur dan z’n tweelingbroer. De eerste is vooral te vinden in de periode van oktober tot en met januari, vandaar waarschijnlijk de naamgeving. De andere soorten donsvoetjes zijn namelijk het hele jaar door te vinden. Ze groeien vaak op houtsnippers, takjes en twijgen of op grof strooisel en humus. De kleur van de hoed varieert nogal. Dat kan roodbruin, okercrème, oker, okerbruin, rossig, kaneel, leerkleurig, oranjegeel, oranjebruin of wit van kleur zijn.
|
In het Arboretum kon door onze fotografietelg ook deze Grote Kale Inktzwam (Coprinopsis atramentaria) worden vereeuwigd. De soort wordt tot één van de bekendste plaatjeszwammen van Nederland gerekend. Kale inktzwammen leven op dood loofhout, onder andere op stronken, stammen en houtsnippers. Ze zijn ook relatief vaak op ondergronds dood wortelhout te vinden. Humusrijke of voedselrijke bodems hebben de voorkeur. Behalve de grote kale inktzwam komen er in Nederland nog twee kale inktzwammen voor, namelijk de kleine kale inktzwam (Coprinopsis acuminata) en de bruine kale inktzwam (Coprinopsis romagnesiana). Deze beide soorten zijn evenwel een stuk zeldzamer.
De laatste paddenstoelsoort, die we u deze maand willen laten zien, is de Scherpe Schelpzwam (Panellus stipticus), die werd aangetroffen op het landgoed Baasdam bij Tubbergen. Deze zeer algemeen voorkomende plaatjeszwam is te vinden op dood hout; meestal op stronken van eik, zoals ook in de onderhavige situatie. De hoed van deze soort is bleekbruin tot roze-bruin. Naast de bruingele variëteit (stipticus) wordt ook een kleurloze variëteit onderscheiden (albus). De Scherpe schelpzwam groeit vooral in loof- en gemengde bossen. Ze groeien in groepen en zijn goed herkenbaar aan de wat kleiachtige structuur van de hoedhuid.
Op hetzelfde landgoed werd ook deze tanende en uit elkaar gescheurde of gegroeide knoteik geportretteerd op één van de best bewaarde ouderwetse houtwallen. De boom valt met name op door zijn bijzondere vorm, waarbij opgemerkt dat genoemd landgoed gelukkig nog redelijk wat van dit soort bomen kent. De houtwallen dienden vroeger als een soort afrastering. De eik leverde indertijd geriefhout op. Dit hout werd op de boerderij gebruikt voor zowel gereedschap als bouwmateriaal en natuurlijk om als brandhout te worden verstookt. Om de zoveel jaar worden er takken uit de bomen gezaagd. Dit proces is op genoemd landgoed op veel plekken nog te zien.
|
Door de ongewone temperaturen zag je de afgelopen maand al weer voorjaarsachtige tafereeltjes. Hier bijvoorbeeld al het eerste jonge groen van Gewoon Speenkruid (Ficaria verna). Speenkruid is een ranonkelsoort, die je als één van de eerste soorten na de winter in bloei ziet komen. De soort wordt tot de zogeheten schaduwflora gerekend. Dat zijn planten, die het grootste deel van hun levenscyclus voltooien als de hogere lagen in het bos nog in volle rust zijn.
Af en toe kom je afwijkend gekleurde reeën (Caprimulguis caprimulgus) tegen in het veld. Zo ook op 12 december j.l. in het Mekkelhorst te Weerselo. Er liepen daar twee reegeiten te grazen, waarvan één pikzwart exemplaar. Dat zou maar zo een melanistisch exemplaar kunnen zijn, maar ook gewoon een kleurvariant. Je ziet dergelijke zwarte dieren wel niet zo heel veel, maar zeldzaam zijn ze nu ook weer niet. Er wordt beweerd dat 8 tot 10 procent van het reeënbestand in Nederland bestaat uit zwarte reeën. . . . . . . Al in het begin van de vorige eeuw werden er meldingen gedaan van zwarte reeën in ons land. Het zouden nazaten of afstammelingen zijn van zwarte dieren uit Duitsland. Ook in de buurt van Agelo houdt zich al een poosje een zwart ree op.
|
Tijd nu voor opnames van vogels, want de meesten van ons hebben toch veel sympathie voor onze gevederde vrienden. Het zijn bovendien hele dankbare onderwerpen. In het Kristalbad tussen Enschede en Hengelo (retentiegebied) kon deze Kuifeend “madame” (Aythya fuligula) worden vereeuwigd. Zowel mannetjes als vrouwtjes zijn in het bezit van een kuif, maar deze is bij mannetjes langer en hangt af. Nederlandse broedvogels overwinteren voornamelijk in Zuid-Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en op het Iberisch schiereiland. De kuifeenden, die hier in de winter te zien zijn, zijn voornamelijk afkomstig uit Centraal- en Noord-Europa.
|
Met hun zwart-witte verenpakje en kuif vallen de mannetjes van de Kuifeend (Aythya fuligula) onmiddellijk op. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de wilde eend, duiken kuifeenden hun voedsel op. Het gele oog bij beide echtelieden is opvallend. Op de diepere wateren zie je ze in de winter graag ronddobberen; niet zelden in gezelschap van vele anderen. Kuifeenden eten zowel waterdiertjes als waterplanten. Het zijn dus - wat je noemt - omnivoren. Tijdens zachte winters overwinteren tegenwoordig relatief veel kuifeenden ten noorden van ons land.
|
Eveneens aanwezig in het retentiegebied was deze Dodaars (Tachybaptes ruficollis); de kleinste fuutachtige van ons land. Ze zijn nogal schuw van aard en duiken bij het minste of geringste onder. Ze klampen zich daarna onder water vast aan waterplanten. De snavel wordt daarbij als een soort snorkel gebruikt. Het lichaam van de dodaars is gedrongen en in de winterperiode onopvallend grijsbruin van kleur. Mannetjes en vrouwtjes zijn uiterlijk niet van elkaar te onderscheiden. Tijdens strenge winters kunnen er behoorlijke verliezen optreden. Ook een te droog voorjaar doet de soort meestal geen goed.
|
De broedperiode van de Houtduif (Columba palumbus) ligt doorgaans tussen maart en augustus. Niet zelden ondernemen ze jaarlijks twee tot drie broedpogingen. Veel legsels ( 1 of 2 eieren) gaan vroegtijdig verloren. Predatiedruk of gestuntel van de oudervogels bij de nestbouw of tijdens het broeden ligt hieraan ten grondslag. Sommige houtduifkoppeltjes wagen evenwel in oktober of zelfs in november nog een laatste poging om een nestje groot te brengen. Op 28 december j.l. viel het oog van samensteller op een broedende houtduif in Tierpark Nordhorn. Het nest was gebouwd in een boompje langs een druk wandelpad. Het beestje zat prinsheerlijk op het nest en trok zich van de vele bezoekers niets aan. Natuurlijk konden we het niet laten om dit uitzonderlijke tafereeltje fotografisch vast te leggen.
|
Bij een soort als de Buizerd (Buteo buteo) vindt de paarvorming en afbakening van het territorium deels al in het najaar, maar meestal in de winter, plaats. Ze “miauwen” er in de lucht dan danig op los, geregeld elkaar opzoekend, maar ook vaak “los van elkaar” cirkelend. Als dat laatste net boven je woonadres gebeurd en de camera binnen handbereik ligt, dan zijn enkele shots snel gemaakt. Bijgaand één van de twee vogels cirkelend boven de eigen woning. Aan de brede eindband van de staart is te zien dat het om een adulte vogel gaat. Bij buizerds duurt het 2 tot 3 jaar voordat ze volwassen zijn en zich kunnen voortplanten.
|
Net even buiten Losser foerageerde deze Roek (Corvus frugilegus) in een weiland met een groot aantal soortgenoten. Als ze in de zon zitten hebben ze een prachtige metalige glans over hun veren, zoals te zien op de foto. Roeken lijken op het eerste gezicht op zwarte kraaien. Een makkelijke manier om het verschil te zien zijn de afhangende veren bij de poten. Hier geldt het ezelsbruggetje: “Een roek draagt een broek”. Volwassen roeken zijn verder te herkennen aan de grijswitte naakte huid rond de snavelbasis; het directe gevolg van het vele wroeten / hakken in de grond. Zie je een grote groep ‘kraaiachtigen bij elkaar dan moeten het welhaast roeken zijn. Net als spreeuwen eten roeken veel lastige emelten en engerlingen uit het gras.
|
De Bosuil (Strix aluco) komt wijd verspreid voor in de beboste delen van ons land, met de hoogste dichtheden in oud loofbos. Hij nestelt echter ook geregeld in bebouwde omgeving met oude parken en tuinen. Open landschappen met verspreide plukjes bos komen ook in aanmerking. De soort gaat het al jaren voor de wind. Na een sterke toename in de afgelopen decennia is er thans sprake van een stabiele populatie. Bosuilen hebben een vaste plaats om de dag door te brengen. Dit beestje heeft al heel lang z’n vaste stekkie in een boomholte in de gemeente Losser. Veel natuurfotografen kennen inmiddels dergelijke plekjes, want als je ze overdag wilt zoeken dan moet je van goede huize komen om ze te vinden. Het zijn niet voor niets nachtdieren.
Een vast stekkie, nota bene in een melkbus in Agelo, heeft ook deze Steenuil (Athene noctua), zich uitgezocht. Zoals op de foto te zien, kijken ze je recht in het gezicht aan; inschattend om nog even te blijven zitten of direct te verkassen. Het beestje is dus niet chagrijnig, zoals iemand, die deze foto zag, de gezichtsuitdrukking interpreteerde. De steenuil is wat je noemt een warmteminnende soort, die nog graag van de laatste zonnestralen wenst te genieten. Binnen onze Vereniging hebben we voor deze uilensoort heel wat speciale nestkasten opgehangen. Oude en vervallen schuurtjes genieten evenwel de voorkeur. Spijtig genoeg hebben gaandeweg veel van deze bouwsels letterlijk en figuurlijk het veld moeten ruimen.
|
Over zonnestralen gesproken. Wat te denken van deze vastgelegde zonnestralen in het Twickelse bos bij Delden. Gewoon vanaf de weg gemaakt; wat deze foto iets extra’s meegeeft. Lichtstralen zijn normaliter voor ons menselijke oog niet zichtbaar. Licht kun je namelijk pas waarnemen als het op een voorwerp valt en het wordt weerkaatst. In de winter zijn daar in de vrije natuur - ook overdag - wat meer mogelijkheden toe, want dan staat de zon een stuk lager en is vaak sprake van gespreid licht. En hoe lager de zon staat, hoe gemakkelijker het wordt om het licht te doen breken.
We laten u nu 3 impressiefoto’s zien, die alle te maken hebben met het laatste licht van de dag. In de wandelgangen wordt, als de zon ook nog een beetje wil meewerken, al gauw gesproken over een zonsondergang. Een zonsondergang is evenwel maar een kort durend moment. De zon is pas volledig ondergegaan op het moment dat de hele zonneschijf, ook wel de gouden bol genoemd, niet meer te zien is. Bij de eerste foto, gemaakt in Saasveld, is de zon evenwel nog niet onder en kunnen we nog niet spreken van een zonsondergang. In dit geval betitelen we deze fase gewoonweg als avondrood. De lucht is immers bij een laagstaande zon vaak rood of oranje gekleurd en dat levert meestal fraaie plaatjes op.
|
Fotograferen met een langere sluitertijd was bij deze opname (allerlaatste licht van de dag) een eerste vereiste. Wat vooral mooi is, zijn de warme kleuren die je te zien krijgt. Dat gebeurt vooral tegen het einde van de schemering. Natuurlijk is er in dit geval gebruik gemaakt van een statief. Dit om bewegingsonscherpte te voorkomen. Vanwege de langere sluitertijd was het mogelijk om met een redelijk lage iso-waarde te fotograferen en een klein diafragma te gebruiken voor voldoende scherptediepte. Dat heeft ons inziens gezorgd voor een dynamisch en sfeervol effect. De opname is wederom gemaakt met het Haaksbergerveen als decor.
|
Het duurt doorgaans 3 tot 4 minuten voordat de zon achter de horizon is verdwenen (wat overigens heel vaak niet te zien is). Het is dan zeker nog niet helemaal donker. Door reflectie in de atmosfeer blijft het immers nog wel een poosje licht. We spreken in dat geval over avondschemering. Dit is de overgangsfase van dag naar nacht. Op bijgaande foto is de avondschemering, net nadat de zon is ondergegaan, mooi vastgelegd in het Haaksbergerveen. Omdat er in de regel maar weinig licht beschikbaar is, zorgt de avondschemering er perfect voor om te fotograferen met langere sluitertijden.
|
De Kerstballen zijn weer opgeruimd, het vuurwerkgebeuren is weer achter de rug en een nieuw jaar staat voor de deur. Wat 2020 ons op natuurgebied gaat brengen is nog geenszins te voorspellen. Dat de camera’s niet in de tas zullen blijven is welhaast zeker. We hopen dat u het afgelopen jaar weer volop heeft kunnen genieten van de toelichting bij en de kwaliteit van de vele foto’s, die we graag met u hebben willen delen. Met deze opname en gelukwensen sluiten we de decembersessie af. Een welgemeend gezond en natuurrijk 2020 toegewenst!
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde en Jaimey Wilbers
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Laurents ten Voorde en Jaimey Wilbers
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.