natuurkalender december 2018
December kent in feite twee soorten winters. Meteorologen houden de meteorologische winter aan, die op 1 december is begonnen. Daarnaast kennen we de astronomische winter, die inmiddels ook is ingegaan en wel op 21 december j.l. Liefhebbers van winterweer zijn deze maand - althans in ons land - nog allesbehalve aan hun trekken gekomen. Van een witte Kerst was al helemaal geen sprake. De laatste is trouwens al weer 8 jaar geleden. Zo vaak komen die overigens niet voor; de voorlaatste was in 2000.
Door de hoge temperaturen van de afgelopen maanden zijn de eerste hazelaars en elzen in deze kalendermaand reeds in bloei geraakt. Een dag voor de Kerst werd daarnaast in onze contreien zelfs nog een vliegende citroenvlinder waargenomen. De maand december 2018 mag derhalve de boeken in als een voorlentemaand en zeker niet als wintermaand. Voor fotografiedoeleinden was december vanwege het regenachtige karakter en de vele donkere dagen allesbehalve een topmaand. Dat laat onverlet dat we er toch geregeld met de camera op uit zijn getrokken.
Deze maand hebben we uit de insectenwereld: citroenvlinder, zevenstippelig lieveheersbeestje en bladpootrandwants voor u “in de aanbieding”. Hazelaar, smalle stekelvaren en vlozegge vertegenwoordigen de florawereld. Aansluitend laten we u een Twents landschapsplaatje zien en een zonsondergang met een solitaire eik. Het rijk der schimmels krijgt dit keer de meeste aandacht met soorten als: lilabruine schorsmycena, helmmycena, dennenkleefsteelmycena, sparrenkegel-zwam, rondsporig oorzwammetje, donzige korstzwam, berkenzwam, platte tonderzwam, waaiertje, echt judasoor, gewone krulzoom, koperrode gordijnzwamen, boompuist. We sluiten de decembermaand af met een viertal vogelfoto’s. Te weten: een zwerm groenlingen en kepen, een groepje holenduiven en een Turkse tortel. De slotfoto is voorbehouden aan een heggenmus.
Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. We attenderen u tevens op de overige rubriekfoto’s. Daar zit beslist (ook) interessant materiaal bij. Gewoon een kwestie van de link onderaan aanklikken. We beginnen deze maandsessie met een aantal opnames, die een goed beeld geven van wat we bedoelen met voorlente.
Door de hoge temperaturen van de afgelopen maanden zijn de eerste hazelaars en elzen in deze kalendermaand reeds in bloei geraakt. Een dag voor de Kerst werd daarnaast in onze contreien zelfs nog een vliegende citroenvlinder waargenomen. De maand december 2018 mag derhalve de boeken in als een voorlentemaand en zeker niet als wintermaand. Voor fotografiedoeleinden was december vanwege het regenachtige karakter en de vele donkere dagen allesbehalve een topmaand. Dat laat onverlet dat we er toch geregeld met de camera op uit zijn getrokken.
Deze maand hebben we uit de insectenwereld: citroenvlinder, zevenstippelig lieveheersbeestje en bladpootrandwants voor u “in de aanbieding”. Hazelaar, smalle stekelvaren en vlozegge vertegenwoordigen de florawereld. Aansluitend laten we u een Twents landschapsplaatje zien en een zonsondergang met een solitaire eik. Het rijk der schimmels krijgt dit keer de meeste aandacht met soorten als: lilabruine schorsmycena, helmmycena, dennenkleefsteelmycena, sparrenkegel-zwam, rondsporig oorzwammetje, donzige korstzwam, berkenzwam, platte tonderzwam, waaiertje, echt judasoor, gewone krulzoom, koperrode gordijnzwamen, boompuist. We sluiten de decembermaand af met een viertal vogelfoto’s. Te weten: een zwerm groenlingen en kepen, een groepje holenduiven en een Turkse tortel. De slotfoto is voorbehouden aan een heggenmus.
Wij wensen u - als steeds - veel kijk- en leesplezier toe. We attenderen u tevens op de overige rubriekfoto’s. Daar zit beslist (ook) interessant materiaal bij. Gewoon een kwestie van de link onderaan aanklikken. We beginnen deze maandsessie met een aantal opnames, die een goed beeld geven van wat we bedoelen met voorlente.
Op dezelfde dag en op dezelfde locatie kon ook dit Zevenstippelig Lieveheersbeestje (Coccinella septempunctata) worden geportretteerd. Alhoewel dit populaire kevertje er net als de citroenvlinder een winterslaap op na houdt, was dat op de dag voor de Kerst nog allesbehalve het geval. Overwinteren doen ze trouwens als volwassen kever; nooit als ei of larve. Het zevenstippelig lieveheersbeestje is het bekendste en meest algemene lieveheersbeestje van de ruim 50 soorten die in ons land voorkomen. Wereldwijd komen er zelfs om en nabij de 5000 soorten voor. Als kind dachten we vroeger dat hun leeftijd was af te lezen aan het aantal stippen, maar intussen weten we wel beter. Ze leven namelijk hooguit een jaar. Vermeldenswaard is verder dat bijgaande foto is gemaakt door kleinzoon Jaimey (12 jaar). Prima toch!
|
De meeste dagvlinders in Nederland brengen de winter door als eitje, als rups of als pop. Zoals reeds vermeld in de novembersessie kennen we evenwel ook een aantal dagvlinders, die in staat zijn om als vlinder de winterperiode te overbruggen. Daartoe behoort ook de Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni). Deze soort kan zelfs, aan een takje hangend, overleven als de temperatuur tot onder het vriespunt daalt. Dat op het weer van de afgelopen maanden geen peil is te trekken, bewees de waarneming van een vliegend citroenvlindermannetje op 24 december j.l. in de Lemselermaten te Weerselo. Kennelijk is het beestje even wakker geworden toen de zon enkele uren doorbrak. Dat leverde kort daarna bijgaande opname op.
|
Al in de eerste week van december zijn op een aantal locaties Hazelaars (Corylus avellana) in bloei geraakt. Bloeiende hazelaars aan het begin van de meteorologische winter mag best wel bijzonder worden genoemd. De karakteristieke katjes van de hazelaar zijn momenteel - zo ook op bijgaande foto - vrijwel overal te zien. Het is de eerste plantensoort uit onze wilde flora die in het jaar begint te bloeien; in dit geval zelfs al ver voor de jaarwisseling. Dat er qua opwarming van de aarde de afgelopen decennia veel veranderd is, blijkt wel uit het feit dat een halve eeuw geleden de piek van de eerste bloei nog rond half februari lag. De hazelaar kennen we vooral van de hazelnoten, die niet alleen door de mens, maar ook door veel diersoorten met graagte worden gegeten.
|
Nadat we de afgelopen twee jaar binnenshuis reeds bezoek hadden gehad van enkele grauwe schildwantsen, hadden we deze maand een nieuwe wantsensoort “te gast”, namelijk een Bladpootrandwants (Leptoglossus occidentalis). Deze wants brengt, net als veel andere soorten, de winter door op verwarmde plekken. Of we met diens bezoek blij moeten zijn is vraag twee, omdat het de zoveelste exoot is, die intussen ons land heeft bereikt. Van origine hoort de soort namelijk thuis in Amerika. De eerste exemplaren werden reeds in 2007 in Nederland aangetroffen. De laatste jaren worden er steeds meer waarnemingen gedaan. Ook is intussen een behoorlijk deel van Europa gekoloniseerd. De naamgeving van de bladpootrandwants verwijst naar de vorm van de achterpoten. De bovenkant van het onderbeen lijkt namelijk op een blad. Dat laatste is op de foto overigens niet goed te zien. Na vereeuwiging is deze tamelijk grote wantsensoort weer buiten de deur gezet.
|
Bij het fotograferen van waterdruppels werd onbewust een opname gemaakt van Vlozegge (Carex pulicaris). Deze zeggesoort, die behoort tot de Cypergrassenfamilie staat in ons land te boek als (behoorlijk) zeldzaam. Vlozegge groeit zowel in matjes, losse pollen en heel soms in dichte pollen. In de onderhavige situatie was dat in natte hei. Zeggen kenmerken zich door een driekantige knooploze stengel, waaromheen de bladeren in drie rijen gerangschikt zijn. De plant komt van nature voor in Europa, maar is zeer sterk in aantal afgenomen. De vlozegge lijkt op de tweehuizige zegge (Carex dioica), maar verschilt daarvan door de eenhuizige bloeiwijze.
|
In onze bossen tref je vaak ondergroei aan van varens. Daaronder niet zelden de brede stekelvaren (Dryopteris dilatata), maar ook de Smalle Stekelvaren (Dryopteris carthusiana). Beide soorten behoren tot de zogeheten niervarenfamilie. Bij de eerste soort hellen de bladeren als het ware over naar de bosbodem, terwijl bij de smalle stekelvaren de bladeren vaak recht overeind staan. Afgaand op bijgaande foto zou je geneigd zijn het afgebeelde blad toe te schrijven aan de brede stekelvaren, maar de fijnere structuur van het blad en het ontbreken van de donkere lijn op de schubben maken dat het in deze de smalle stekelvaren betreft. De verschillen zijn vooral tijdens de groei te zien. Dat het blad zelfs in december nog groen is, wijst wederom op de uitzonderlijke weersomstandigheden van de afgelopen maanden.
|
Als je mooie zonsondergangen wilt fotograferen is het van belang om vooraf te weten waar je je opname(s) wilt maken. Een geschikte omgeving is bijvoorbeeld de Lemselose-es; halverwege Weerselo - Oldenzaal. Daar staat een solitaire eik met een prachtig takkenstelsel. Na veel donkere, grauwe en regenachtige dagen bleek de dag voor de Kerst, eindelijk weer eens geschikt. Dit mede vanwege de aanwezige sluierbewolking. Als het zonlicht daar doorheen schijnt, krijg je niet zelden fraaie verkleuringen aan het firmament. Dat leverde uiteindelijk deze meer dan geslaagde foto op van een ondergaande zon, die door de onderste takken scheen. Het gezegde “Avondrood zorgt voor mooi weer aan boord” ging in vervulling, want het bleef op de eerste Kerstdag droog, terwijl ook de zon zich geregeld liet zien.
|
Meestal plaatsen we zonsondergangen en landschapsfoto’s aan het eind van de maandelijkse fotosessie. Voor de verandering zijn we daar, zoals u ziet, bij deze decembermaand eens van afgeweken. In dit geval tonen we u een panoramafoto, gemaakt onder de rook van Enschede met op de achtergrond een oude Twentse boerderij met zadeldak. Jammer genoeg is de gevel wit, wat afbreuk doet aan de tradionaliteit. Dergelijke boerderijen zijn van grote cultuurhistorische waarde. Het is goed dat ze behouden blijven, want ze illustreren de meer dan interessante Twentse geschiedenis. In ieder geval is deze boerderij alvast vereeuwigd met een - in onze ogen - mooi en weids vergezicht.
De volgende mycenasoort, die in december kon worden gefotografeerd, betreft de Helmmycena (Mycena galericulata). Dit is zo’n soort, die tot diep in de winter kan worden aangetroffen. De hoed van deze soort heeft een doorsnede van 2-6 cm en is klokvormig met een centrale bult. Deze welving heeft wel wat weg van een helm, zoals op de foto te zien. Hieraan heeft de soort zijn naam te danken. Een ander kenmerk is de meelgeur die de soort bij beschadiging verspreidt. Het gestreepte hoedje kan zeer variabel van kleur zijn en is leerachtig en taai. De steel is 7-10 cm lang en eveneens taai. De helmmycena groeit vaak in bundels op verterend hout, maar ook op de schors van levende loofbomen en soms op naaldbomen. Bij oudere exemplaren worden de lamellen roze.
|
Aangezien de winter nog nergens zijn intrede heeft gedaan, hebben we deze maand veel aandacht kunnen besteden aan het rijk der schimmels, daartoe onder meer enkele mycena’s. Dit is een omvangrijke groep kleine, sierlijke plaatjeszwammen met gewelfde of klokvormige hoedjes. De eerste soort, die we u uit deze groep willen laten zien, is een minuscuul “boombewonertje”, die op uiterlijk kon worden gedetermineerd als Lilabruine Schorsmycena (Mycena meliigena). De determinatie is niet geheel zeker, omdat microscopische controle niet heeft plaats gevonden. De soort staat op de Rode lijst als bedreigd en is behoorlijk zeldzaam. De soort schijnt voor te komen samen met de veel algemenere blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola).
|
Een andere soort, die je eveneens in naaldbossen kunt tegenkomen, is de Sparrenkegelzwam (Strobilurus esculentus). Zoals al uit de naamgeving valt af te leiden, is deze soort te vinden op de kegels van sparren, zoals zichtbaar op de foto. De soort komt matig algemeen in ons land voor. De hoed van dit kleine zwammetje is gewelfd tot vlak en heeft een bultje. Verder is deze glad en mat en heeft een doorsnede van 1-2,5 cm. De kleur is doorgaans donkerbruin tot roodachtig bruin. Ook komen, zij het spaarzaam, witte exemplaren voor. Zoals u zelf kunt constateren heeft de fotograaf bij deze foto “gespeeld” met het licht.
|
Zoals de naam al aangeeft moet je de Dennenkleefsteelmycena (Mycena epipterygioides) zoeken in naaldbossen, tussen de dennennaalden. Ze groeien namelijk op rottend hout van dennenbomen, vooral op de hogere zandgronden. Deze mycenasoort komt vrij algemeen in ons land voor en heeft een kegelvormig dan wel gebold streperig hoedje. Deze is groengeel tot bruinachtig van kleur, soms met roestbruine vlekjes. In het centrum is de kleur vaak wat donkerder. Het velletje (velum) op de hoed is “afstroopbaar”. Daarnaast is de steel vettig en kleverig. Hieraan heeft deze soort zijn naam te danken. Net als de helmmycena riekt ook deze soort melig. Dat onderscheidt ‘m van de sterk gelijkende graskleefsteelmycena (Mycena epipterygia), die een zurige geur verspreidt.
|
Met het Rondsporig Oorzwammetje (Crepidotus cesatii) zal het niet zo’n vaart lopen, omdat deze soort nog steeds zeer algemeen voorkomt in ons land. Het is een zogeheten saprotroof, die witrot veroorzaakt op takjes van vooral loofhout. In de onderhavige situatie betrof dit wilde kers. De determinatie vond in dit geval plaats via de beeldherkenningssite van Naturalis. Voor een zekere determinatie zou microscopisch onderzoek noodzakelijk zijn geweest. Het rondsporig oorzwammetje kent namelijk twee varianten, te weten: cesatii en subsphaerosporus. Ook deze foto is gemaakt door de 12 jarige Jaimey.
|
In veengebieden, zoals het Haaksbergerveen, is de Koperrode Gordijnzwam (Cortinarius uliginosus) aan te treffen. De hoed en de steel zijn koper- tot oranjekleurig, zoals te zien op de foto. De gebolde tot vlakke hoed heeft een doorsnede van 2-6 cm met een vezelig oppervlak. De geur van deze zwam is niet bepaald aangenaam en ruikt naar een ontsmettingsmiddel. Alhoewel de soort nu nog als vrij algemeen te boek staat, kan dit zo maar omslaan in bedreigd, omdat de soort erg gevoelig is voor verdroging van de standplaats. Dit laatste met het oog op de ingrijpende verdroging in de natuur van het afgelopen jaar. De soort heeft via de wortels een samenlevingsvorm met wilg en in mindere mate els. Van deze gordijnzwam komen twee variëteiten voor.
|
Het (gewone) Waaiertje (Schizophyllum commune) kun je vinden aan allerlei soorten hout, mits blootgesteld aan de zon. Zelfs op strobalen kun je ze tegenkomen. De soort kan dan ook goed tegen hitte en droogte. Het waaiertje vormt groepjes kleine, leerachtige gelobde of waaiervormige vruchtlichamen. De bovenkant heeft een grof viltig grijsbeige en groenachtig oppervlak, zoals te zien op bijgaande foto. De fraai gevormde lamellenstructuur aan de onderkant ziet er vaak mooier uit dan de bovenkant. Het waaiertje vertoont veel overeenkomsten met het Plooivlieswaaiertje (Plicaturopsis crispa). In tegenstelling tot het waaiertje zijn er bij het plooivlieswaaiertje aan de onderkant evenwel geen lamellen te zien, maar gerimpelde plooien.
|
Korstzwammen kun je op heel veel plekken in het bos aantreffen. Uiteraard op dood hout, maar soms ook op levend hout. Op dode bladeren zijn ze eveneens te vinden. Korstzwammen lijken als het ware te zijn “vastgeplakt” op het hout of het blad. Veel van deze zwammen krullen om en vormen hele bijzondere structuren, zoals waaiers, dakjes en zelfs hoedjes. De korstlaag zelf kan er ook heel verschillend uitzien. Dat kan zijn van glad tot rimpelig, stekelig, getand, pukkelig, grillig en zelfs slijmerig en poederig. Ze worden ook wel schorszwammen genoemd en hebben niet zelden fraaie kleuren. Op de foto ziet u de in ons land zeer algemeen voorkomende Donzige Korstzwam (Cylindrobasidium laeve). Het “vruchtvlees” van deze korstzwam meet soms wel 20 cm in doorsnee. De kleur is geel/bruin of crèmewit met een witte wollige rand. Ze zijn het hele jaar aanwezig.
Voor het Echt Judasoor (Auricularia auricula-judae) hoef je je oor niet te luisteren te leggen. Deze typische boomzwam, die vooral op vlierbomen is te vinden, doet zijn naam alle eer aan, want ze hebben inderdaad wel iets weg van een oorschelp. De bovenkant is fluwelig bruin, terwijl de binnenzijde grijs “geaderd” is. Judasoren zijn gemakkelijk te herkennen en zijn eigenlijk niet met andere soorten te verwarren. Naast vlier kun je deze paddenstoel ook aantreffen op beuk, es en wilg. Als het een poosje droog weer is, schrompelt deze paddenstoelensoort in, maar als het (opnieuw) begint te regenen zwelt hij gewoon weer op en neemt zijn normale proporties aan.
|
Over krullen gesproken. De hoed van de Gewone Krulzoom (Paxillus involutus) is vooral herkenbaar aan zijn karakteristieke omgekrulde rand wat op bijgaande foto mooi is vastgelegd vanuit een laag standpunt. De paddenstoel heeft met wat fantasie wel wat weg van een bruine houten tol. Hoewel de gewone krulzoom plaatjes heeft, is hij meer verwant aan de boleten dan aan de typische plaatjeszwammen. Het is een algemene soort, die zowel in bossen als in bermen voorkomt. Bij beschadiging of druk verkleuren de plaatjes via bruin naar zwart. Het hoedoppervlak is aanvankelijk donzig en vezelig, maar wordt later glad en kleverig; vooral bij vochtig weer.
De Berkenzwam (Piptoporus betulinus) is één van de bekendste buisjeszwammen van ons land, die alleen maar voorkomt op de berk. Vooral zachte- en ruwe berk zijn vaak het “slachtoffer” van deze berkenkiller. Aanvankelijk zijn de jonge zwammen wit en glad, maar bij veroudering worden ze geleidelijk steeds bruiner. Niet zelden tref je op de hoed allerlei figuurtjes aan, zoals op bijgaande foto is te zien. De soort is eenjarig en kan het hele jaar worden aangetroffen op kwijnende of dode stammen en takken. Sinds de jaren tachtig neemt de berkenzwam in Nederland explosief toe. Ze vervullen nochtans een belangrijke rol in de natuur. Zo zijn ze vooral belang voor allerlei insecten en geleedpotigen die er in leven of in overwinteren.
|
Eén van de bekendste houtzwammen in ons land is de echte tonderzwam (Fomes fomentarius). Deze tonderzwam is bij veel mensen bekend als de voorloper van de lucifer. Minder bekend in ons land zijn onder meer de dikrandtonderzwam (Ganoderma australe) en de hier afgebeelde Platte Tonderzwam (Ganoderma lipsiense). Deze laatste 2 soorten behoren tot een geheel andere groep van houtzwammen dan de echte tonderzwam. De platte tonderzwam leeft aanvankelijk als parasiet op een levende boom. Daarbij kan hij intensieve witrot veroorzaken. Wanneer de boom gestorven is, leeft de zwam verder als saprofiet. De platte tonderzwam komt gedurende het hele jaar algemeen voor op stammen en stronken van loofbomen. Sinds kort kennen we in ons land een nieuw fenomeen; namelijk zwammenroof! Hieraan maken vooral Aziaten zich schuldig, omdat ze van mening zijn dat deze zwammen een medicinale werking hebben, als middel tegen slaapproblemen, hartklachten, kanker en impotentie.
|
De laatste zwammen die we u willen laten zien, zijn een tweetal Boompuisten (Oligoporus ptychogaster), die op een berkenstam werden aangetroffen. Je zou verwachten dat deze soort behoort tot de schimmels, maar dat is niet zo. Het is wat men noemt een slijmzwam, oftewel een myxomyceet. Ze komen veel voor, maar vallen meestal niet op. Andere bekende slijmzwammen in ons land zijn onder meer: zilveren boomkussen, heksenboter en bloedweizwam. Boompuisten kunnen tot wel 10 centimeter groot worden. In tegenstelling tot de echte zwammen is deze soort in staat zich te verplaatsen. Ze zijn eenjarig en uiteraard te vinden op dood hout. Ze komen matig algemeen in ons land voor en zijn één van de veroorzakers van bruinrot. Boompuisten kunnen allerlei kussenvormige vormen (zoals op de foto) aannemen en zijn hoofdzakelijk wit tot bleekbruin van kleur.
|
Eén van onze Saasveldse leden heeft het afgelopen jaar - ter vergroting van de biodiversiteit op zijn terrein en als voedselbron voor vogels - een perceel van circa 1 ha ingezaaid met voornamelijk zonnebloemen. Op 10 december kwam er van hem een enthousiast telefoontje binnen dat er op het bewuste perceel een grote zwerm vogels was neergestreken. Deze deden zich tegoed aan de vele zonnepitten. Zo’n buitenkansje laat je niet zomaar schieten, zodat al snel koers werd gezet richting Saasveld. Er bleek niets teveel gezegd, want bij aankomst zag samensteller dezes hier een enorme zwerm vinkachtigen, wat na telling aan de hand van meerdere fotoshots een recordaantal van ruim 1200 vogels opleverde. De zwerm wintergasten kon worden onverdeeld in pakweg 500 tot 600 kepen en evenzovele groenlingen. Spaarzaam waren putter (enkele 10-tallen) en vink (eveneens enkele 10-tallen) aanwezig. De slechte lichtomstandigheden, de aanwezigheid van roofvogels en de afstand maakten dat er helaas geen goede opnames konden worden gemaakt. Toch willen we u voor de beeldvorming bijgaande foto niet onthouden.
|
Op hetzelfde terrein vertoefden op die dag, naast meerdere houtduiven, ook circa 60 Holenduiven (Columba oenas). Diverse keren vlogen de duiven in kleinere groepjes op, omdat een havik het kennelijk op ze had voorzien. Eén van deze vliegende groepjes treft u hierbij aan. Holenduiven hoeven we niet als wintergast te begroeten, omdat ze hier het gehele jaar zijn waar te nemen. Deze duif zou je het kleinere broertje van de houtduif kunnen noemen en is niet alleen te herkennen aan zijn kleinere formaat, maar ook aan de groenige zweem aan de zijhals en de zwarte streepjes in de vleugels. Bovendien ontbreken bij de holenduif de witte banden op de vleugels en de witte vlek in de nek, die zo kenmerkend zijn voor de houtduif. Het is een echte plattelandssoort, die je in de bewoonde kernen maar weinig zult aantreffen. Zoals de naam al doet vermoeden, zijn het echte holenbroeders, die graag van nestkasten gebruik maken.
|
De overstap naar een andere duivensoort, de Turkse tortel (Streptopelia decaocto), is snel gemaakt. Deze van origine uit Zuidoost Europa afkomstige tortelsoort zien we veelal met z'n tweeën. Vrijwel dagelijks komen ze even buurten om te zien of er nog wat voedsel te “scoren” valt. Het zijn sierlijke duiven met een vrij lange staart en een duidelijke zwarte nekband. De soort is in Nederland pas na 1950 gaan broeden. Turkse tortels kunnen meerdere broedsels per jaar produceren. Er zijn weinig of geen vogels die zich zo snel kunnen vermenigvuldigen. Daar staat echter tegenover dat ze een hoog verlies aan jongen hebben. Bijzonder is dat ze zelfs in de winterperiode tot broeden komen. In de lucht maken mannetjes zogeheten bruidsvluchten. Je ziet ze dan steil omhoog vliegen om vervolgens al zeilend in een grote boog terug te keren.
|
Om toch in een winterse sfeer te eindigen hebben we uit de “oude doos” een Heggenmus (Prunella modularis) in de sneeuw tevoorschijn getoverd. Deze kijkt overduidelijk reikhalzend uit naar het nieuwe jaar. Heggenmussen worden normaliter niet al te vaak opgemerkt. Dat heeft alles te maken met zijn onopvallende uiterlijk en gedrag. Ze scharrelen graag op de grond tussen de struiken, waar ze hun kostje bij elkaar scharrelen. De heggenmus heeft de dunne snavel van een insecteneter en staat ook als zodanig te boek. 's Winters schakelen ze evenwel moeiteloos over op zaden en ander vast voedsel. Met deze opname nemen we afscheid van 2018. Wij, natuurfotografen, wensen al onze lezers en volgers een inspirerend en natuurrijk 2019 toe. Uiteraard doen we ons best om u ook dan ~ net als alle voorgaande jaren ~ wederom te vergasten met aansprekende foto’s en verhalen.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected]
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde, Rinus Baayens, Selva Wilbers - Wijering, alsmede Jaimey Wilbers
Foto’s: Leo en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Laurents ten Voorde, Rinus Baayens, Selva Wilbers - Wijering, alsmede Jaimey Wilbers
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.