natuurkalender december 2015
De temperatuur brak ook in de decembermaand weer een aantal records. Het houdt maar niet op. Het was bijvoorbeeld de warmste decembermaand sinds 1974. Er werden zelfs 65 zonuren genoteerd, zodat het niet vreemd is dat er in die tijd nog dagvlinders werden waargenomen als: kleine vos, dagpauwoog, citroenvlinder en gehakkelde aurelia. Zo nu en dan werden zelfs zingende roodborstjes en merels gehoord. Nu is dat in december voor de eerste soort niet ongewoon, maar voor een `gieteling` wel.
Schrijver dezes verbleef zelf in de laatste maand van het jaar in nog warmere oorden, namelijk op het eiland Aruba; pakweg 8000 km van de thuisbasis. De temperatuur daar liep op sommige dagen op tot 32 en 33 ° C. Gelukkig waait er een verkoelend windje; de noordoostpassaat. Dat de camera´s niet thuis zijn gebleven, laat zich raden.
U krijgt deze keer dan ook een mix aan foto´s voorgeschoteld, welke zowel in Nederland als op Aruba zijn gemaakt. Van het grote aantal tropische foto’s is een selectie gemaakt. Binnenkort zijn veel meer natuuropnames van de flora en fauna van Aruba te zien in de rubriek “Recente foto’s”.
In de categorie paddenstoelen hebben we deze keer voor u in de aanbieding: gewone wimperzwam, blauwgrijze schorsmycena, draadwatje, glanzend druivenpitje, (mogelijk) parelstuifzwam, oranje aderzwam, gekraagde aardster en doolhofzwam. De Arubafoto’s hebben betrekking op: striped saddleback (libellensoort), Arubaanse purperlibel, oranje parelmoervlinder, Arubaanse ratelslang, Arubaanse holenuil, bruine pelikaan, groene kolibrie, visarend, Amerikaanse torenvalk en Chileense kievit. Bij de inheemse vogels is de keuze gevallen op: kievit, kolgans, zwartbuik-waterspreeuw, rietgors, roodborst, zwarte specht en zwarte mees. Ter completering is verder een (blauwe) slak toegevoegd. Wij hopen dat u aan de natuuropnames wederom net zoveel plezier zult beleven, dan wij bij het maken ervan.
In de categorie paddenstoelen hebben we deze keer voor u in de aanbieding: gewone wimperzwam, blauwgrijze schorsmycena, draadwatje, glanzend druivenpitje, (mogelijk) parelstuifzwam, oranje aderzwam, gekraagde aardster en doolhofzwam. De Arubafoto’s hebben betrekking op: striped saddleback (libellensoort), Arubaanse purperlibel, oranje parelmoervlinder, Arubaanse ratelslang, Arubaanse holenuil, bruine pelikaan, groene kolibrie, visarend, Amerikaanse torenvalk en Chileense kievit. Bij de inheemse vogels is de keuze gevallen op: kievit, kolgans, zwartbuik-waterspreeuw, rietgors, roodborst, zwarte specht en zwarte mees. Ter completering is verder een (blauwe) slak toegevoegd. Wij hopen dat u aan de natuuropnames wederom net zoveel plezier zult beleven, dan wij bij het maken ervan.
Als de vorst niet te vroeg invalt kun je ~ zelfs nog in december ~ volop genieten van paddenstoelen in al hun pracht en verscheidenheid. Wat te denken van deze Gewone Wimperzwam (Scutellinia scutellata), die van nabij eerder ongewoon lijkt dan gewoon. Het is een minuscuul schotelvormig bekerzwammetje van amper 3 mm. Ze kunnen oranjerood tot vermiljoenrood van kleur zijn met “op het oog” echte wimpers. Je kunt ze ook in wat grotere groepen bij elkaar tegenkomen op vochtige en beschaduwde plaatsen. Als grapje zou je kunnen zeggen dat dit exemplaar alleen nog wat oogschaduw nodig heeft.
|
Nog kleiner is deze Blauwgrijze Schorsmycena (Mycena pseudocorticola), die niet veel groter is dan 2 mm. Het gehele rijtje afgebeelde mycena’s is niet veel breder dan 1 cm! Deze mycenasoort is vrij zeldzaam in ons land. De vruchtlichamen zijn in de winterperiode (zeg maar van november tot in februari) aan te treffen op bemoste loofbomen; niet zelden wilgen, zoals ook in de onderhavige situatie.
|
Erg minuscuul zijn eveneens de zogeheten Draadwatjes (Trichia spec.), een slijmzwammetje wat niet tot de echte zwammen behoort. Mogelijk hebben we bij de afgebeelde foto te maken met het zogeheten Fopdraadwatje (Trichia varia), alhoewel de zekerheid hiertoe wel altijd ongewis zal blijven, omdat er geen microscopisch onderzoek heeft plaats gevonden. Voor een zekere determinatie is dat bij deze soort namelijk noodzakelijk. Het leven van een slijmzwam duurt doorgaans maar kort. Het verval trad bij deze soort al na een dag op.
|
Een dood blad op een boomstam fungeerde dit keer als decor voor het afgebeelde Glanzend Druivenpitje (Leocarpus fragilis). Er zaten er meerdere op de betreffende boomstam. Dit slijmzwammetje komt vrij algemeen voor in ons land. Ze kunnen nogal variëren in kleur, van geel tot roodbruin. Je kunt ze eveneens aantreffen op levende planten en stammen van jonge bomen, maar ook op takjes en zelfs dennennaalden. Ze zitten vaak in kleine groepjes dicht bij elkaar. Ook deze soort is niet veel groter dan 2 tot 4 mm. Qua vorm kunnen ze variëren, namelijk van bolvormig, eivormig tot kort cilindrisch.
|
Bij de afgebeelde Stuifzwam is het aftakelingsproces ook al enige tijd gaande en hebben de sporen ogenschijnlijk hun werk gedaan. Als foto-object zag dit exemplaar er echter nog heel presentabel uit en daar gaat het per slot van rekening in deze natuurkalender om. Het zou overigens maar zo een oude Parelstuifzwam (Lycoperdon perlatum) kunnen zijn, maar net als bij de vorige soort durven we daar geen hand voor in het vuur te steken. Zeker niet als je weet dat er maar liefst 1100 soortnamen in omloop zijn in relatie tot stuifzwammen.
|
Omdat de ene opname de andere niet is en ook de ene zwam de andere niet, hebben we ook in deze kalendermaand wederom een Oranje Aderzwam (Phlebia radiata) in deze natuursessie opgenomen. Zoals reeds eerder vermeld zijn de korstplakkaten van deze zwam onregelmatig van vorm en kunnen ze een behoorlijke omvang aannemen. In dit geval is slecht een klein detail van de zwam gefotografeerd waarbij de oranje buitenzijde, gecombineerd met de vleeskleurige of grijzige binnenkant, goed tot zijn recht komt. Er zaten er, rondom een afgezaagd boompje, overigens nog veel meer.
|
De Gekraagde Aardster (Geastrum triplex) is in Nederland de algemeenste aardster. Het is een forse aardster, welke goed herkenbaar is aan de komvormige kraag aan de basis van het bolletje. Soms ontbreekt deze kraag echter. Ze zijn zowel in jong als oud bos te vinden. De opname is gemaakt tijdens motregen, vandaar de glans. Verwarring van de soort is mogelijk met andere aardsterren, zoals de Roze Aardster (Geastrum rufescens), de Gewimperde Aardster (Geastrum fimbriatum), de Viltige Aardster (Geastrum saccatum), de Slanke Aardster (Geastrum lageniforme) en de Tuinaardster (Geastrum smardae). Het is maar dat u het weet.
|
Als je een Doolhofzwam (Daedalea quercina) wilt vastleggen ben je genoodzaakt om deze van onderaf te fotograferen. Pas dan zijn de plaatachtige structuren, die in elkaar overlopen als in een doolhof of zo u wilt labyrint, goed te zien. De geur van deze soort is aangenaam en zoals de meeste houtzwammen is de doolhofzwam niet eetbaar. Giftig is deze evenwel ook niet. De soort komt vrij algemeen voor in ons land, maar dan wel op dood loofhout; vooral eiken. Doolhofzwammen voelen hard en kurkachtig aan. Ze groeien solitair of in groepjes boven elkaar.
|
Geduld is een schone zaak, zeker bij slakken. Neem nou deze naaktslak, die met een aantal andere slakken heerlijk zat te smullen van een papje van vergane paddenstoelen. Het beestje zat aanvankelijk niet mooi, dus toen maar gewoon gewacht totdat de juiste positie was ingenomen, of zo u wilt, de juiste compositie was ontstaan. En dat kan bij slakken, zoals u ongetwijfeld weet, best lang duren. Het ongewone bij deze slak is echter de blauwe kleur. Het zou een Gewone Wegslak (Arion rufus) kunnen zijn, omdat de kleur van deze slak tamelijk variabel kan zijn (oranje, knalrood, bruin , groengrijs en zelfs zwart), maar toch ..... Het zou daarnaast ook nog een kleurvariant kunnen zijn van de Zwarte Aardslak (Limax cinereoniger), waarvan sommige exemplaren blauwachtige tinten kunnen hebben. Wie het zeker weet mag het zeggen.
We beginnen de opnames uit Aruba met deze afgebeelde libellensoort (Tramea calverti), waarvoor (nog) geen Nederlandse benaming beschikbaar is. In het Engels heet deze Striped Saddleback. Vrij vertaald zou je deze soort de “Gestreepte zadelruglibel” kunnen noemen. De soort heeft in ieder geval zijn Engelse naam te danken aan de donkere vlekken op beide vleugels en aan de strepen op het borststu. Waarschijnlijk betreft het een vrouwtje. Voor deze foto is gekozen vanwege de bijzondere houding van deze libellensoort. In Nederland mogen we ons gelukkig prijzen met de aanwezigheid van heel veel gedocumenteerd materiaal en illustraties van insecten; hetgeen in de “West” helaas niet of nauwelijks aanwezig is.
De Arubaanse Purperlibel (Orthemis arubensis) lijkt een endemische soort op het eiland. De soort, mogelijk een kruising tussen de korenboutsoorten Orthemis discolor en Orthemis ferruginae, is pas in 2007 voor het eerst beschreven door de Nederlandse libellenspecialist Theo Muusse. In hoeverre de soort als zodanig wetenschappelijk is geaccepteerd is niet geheel duidelijk. Op de foto een volgroeid mannetje met zijn fraaie purperrode kleur. Het fotograferen van libellen op Aruba is overigens een hels karwei, vanwege de noordoostpassaat, die tijdens mijn verblijf vrijwel steeds windkracht 4 tot 5 opleverde. Vooral als ze op beweegbare onderwerpen plaats nemen, zijn ze zeer lastig te portretteren.
Het aantal opvallende en kleurrijke vlindersoorten op Aruba is beperkt. Eén hiervan is de zogeheten Oranje Parelmoervlinder (Agraulis vanillae), die in het Papiamento wordt aangeduid als: Barbulet oranjo. De soort is, zoals op de foto goed te zien, bij een zijaanzichtfoto goed te herkennen aan de parelmoervlekken op de vleugels. De vlinder heeft hieraan zijn naam te danken. Als de vleugels gespreid zijn, is de vlinder helder oranje van kleur met een bijzondere zwarte tekening. De vlinder komt wijd verspreid voor van Peru in Zuid-Amerika tot in de Verenigde Staten.
De wetenschappelijke naam van de Arubaanse Holenuil (Athene cunicularia arubensis), laat eveneens zien dat deze onder soort endemisch is en dus alleen op Aruba voorkomt. Zuinig op zijn dus, want het zijn er niet zo veel (meer). Biotoopvernietiging en de opmars van een faunavervalser als de boa constrictor heeft het aantal in de loop der jaren behoorlijk doen slinken. Qua uiterlijk vertoont de shoko, het nationale symbool van Aruba, veel gelijkenis met onze steenuil. Zoals de naam al doet vermoeden graven ze holen, waarin ze hun jongen groot brengen en de hitte ontlopen. Een behoorlijk deel van de dag kun je ze echter ook boven de grond - vlakbij hun hol - aantreffen. Ze zijn bovendien niet al te schuw, waardoor het maken van deze opname niet al te moeilijk was.
|
De Cascabel of Arubaanse Ratelslang (Crotalus unicolor) is eveneens een endemische soort op Aruba. Deze soort begint geleidelijk aan behoorlijk zeldzaam te worden. Niet geheel duidelijk is of dit komt door de aanwezigheid en toename van eerdergenoemde boa’s. Het aantal cascabels wordt geschat op nog hooguit 100 tot 150 exemplaren. Tijdens mijn verblijf heb ik twee keer het genoegen mogen smaken om deze gifslang (met z’n typische ratel) van dichtbij in het Nationaalpark Arikok “tegen het lijf te lopen”. Daarvoor moet je in de regel wel vroeg je bed uit, want overdag verschuilen ze zich tegen de hitte. Het afgebeelde exemplaar betreft een mannetje van circa 5 à 6 jaar oud.
|
Met een spanwijdte van ruim 2 meter is de Bruine Pelikaan (Pelecanus occidentalis) een niet te missen (broedvogel)soort op Aruba. Deze zware vogel is bovendien niet al te schuw. Het is dan ook met afstand de meest gefotografeerde vogelsoort op het eiland. De Arubanen noemen hem Rògans. Spectaculair om te zien is zijn duikgedrag, waarbij je ‘m van behoorlijke hoogte met de snavel recht naar beneden het kustwater van de Caraïbische Zee in ziet schieten. De vogels maken een massieve indruk vanwege hun ingetrokken nek. Van dichtbij zien bruine pelikanen er in broedkleed best kleurrijk uit, temeer daar de meeste pelikaansoorten een (vrijwel) wit verenkleed hebben.
|
Een hemelsbreed verschil met de pelikanen vormen de kolibries; de juweeltjes in het vogelrijk. Op Aruba komen met zekerheid twee soorten voor, ook al worden er soms drie genoemd. Op de foto ziet u het mannetje van een Groene Kolibrie (Chlorostilbon mellisugus) in de vlucht. Het is een hele opgave om de “Blenchi bèrde” geportretteerd te krijgen, omdat ze van links naar rechts zoeven met hun bijzonder snelle vleugelslag (15 tot 80 slagen per seconde). Met hun lange tong zuigen ze ~ al vliegend ~ nectar uit bloemen. Kolibries zijn de kleinste vogels ter wereld. Dit exemplaar heeft bijvoorbeeld slechts een lichaamslengte van 6 cm! Met de 2 cm lange snavel erbij meet deze niet meer dan 8 cm! Het nestje heeft een doorsnee van zegge en schrijve 3 cm.
|
Een ander voorbeeld van de geringere natuurlijke schuwheid op het eiland vormt deze Visarend (Pandion haliaetus carolinensis), die op Aruba Gabilan piscadó wordt genoemd. De vogel had even tevoren in de Bubaliplas een behoorlijke vis gevangen. De arend werd “betrapt” bij het oppeuzelen van deze forse maaltijd. Al snel werd duidelijk dat de vogel geenszins van plan was de maaltijd in de steek te laten. Op amper 15 meter afstand waren namelijk onophoudelijk werklieden bezig met opschoonwerkzaamheden. Zelfs toen de vis geheel en al was verorberd, bleef de vogel rustig zitten en was tot op 5 meter afstand (!) benaderbaar. Dit leverde ettelijke fraaie opnames op van deze voor vele natuurfotografen aanspreekbare soort.
In Aruba komen nog meer roofvogelsoorten voor, zoals dit mannetje van de Amerikaanse Torenvalk (Falco sparverius). Het betreft in dit geval de ondersoort brevipennis. In het Papiamento wordt deze fraaie valkensoort met zijn karakteristieke “bakkebaarden” aangeduid als Kinikini. In tegenstelling tot onze torenvalk bidt deze soort niet. Vanaf een hoge uitkijkpost houdt de “kinikini” nauwgezet de omgeving in de gaten en duikt van daaruit op zijn prooi. Dat zijn vooral hagedissen; het stapelvoedsel voor deze soort. Vogels en insecten staan evenwel ook op het menu. Ook deze roofvogelsoort was – overigens met het nodige geduld – heel goed benaderbaar.
|
Een andere (incidentele) broedvogelsoort op het eiland is de Chileense kievit (Belonopterus chilensis), die ook wel te boek staat als Zuidamerikaanse kievit. Tijdens eerdere bezoeken aan het eiland kwam je deze langpotige (kievit)soort slechts heel sporadisch tegen. Dit keer waren het er zeker vijf, waartoe dit exemplaar, die zich van zeer korte afstand bij de Bubaliplas eenvoudig liet vereeuwigen. De vogel was in gezelschap van een tweede exemplaar. Het is trouwens toch heel opvallend hoeveel minder schuw de vogels op Aruba als je dat vergelijkt met die in ons eigen land. Tja, hoe zou dat nu komen?!
|
Dat zorgt voor een mooie overgang naar ons eigen (koude) kikkerlandje. In december zie je in onze contreien doorgaans maar weinig Kieviten (Vanellus vanellus). Kennelijk vanwege de aangename temperaturen medio december waren ze ook bij ons op meerdere plaatsen aanwezig, zoals onder meer te zien op bijgaande foto, gemaakt bij de Oelemars te Losser. Onze kieviten trekken in de winter naar Zuidwest-Europa en een klein deel maakt de oversteek naar Engeland. Vanuit Noord- en Oost-Europa nemen andere kieviten echter hun plaats in. Als het begint te vriezen trekken ook deze vogels weg, maar zijn bij dooi al snel weer terug.
|
In de winter komen honderdduizenden ganzen naar Nederland om te overwinteren. Hiertoe zeer veel Kolganzen (Anser albifrons). Kolganzen zijn gemakkelijk te herkennen aan de witte kol bij de snavelbasis en de zwarte dwarsbanden op buik en borst. Verder hebben ze merkwaardig genoeg oranje poten en een roze snavel. De jongen blijven het eerste jaar bij de ouders in familieverband, zoals te zien op de foto. De beide middelste exemplaren zijn jonkies. Bij deze vogels ontbreken de donkere banden op de onderzijde en ook de witte kol is een stuk kleiner.
|
Na anderhalf uur op beter weer te hebben gewacht kon deze weinig schuwe Zwartbuik-waterspreeuw (Cinclus cinclus) alsnog op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Voor het maken van goede opnames was slechts 10 minuten beschikbaar. Gekozen is voor bijgaande opname, waarbij de vogel zijn vleugels probeert uit te slaan. Gelukkig stond het ten tijde niet vol met fotografen, want dat is niet bepaald “ons ding”. De “zwartbuik” is meestal niet erg schuw. Van deze Scandinavische variant worden bijna elke winter wel exemplaren gezien in ons land. Ook bestaat de zogeheten Roodbuikwaterspreeuw. Deze komt hoofdzakelijk voor in Midden Europa. Broeden doen ze zelfs in België en sporadisch in Nederlands Limburg.
Het lijkt alsof deze Ringmus (Passer montanus) alvast Kerstfeest aan het vieren is met een eigen kerstboompje. Ook al is de opname door de ruit gefotografeerd, dan nog zie je meteen dat dit exemplaar enorm op zijn hoede is. Dat zijn ringmussen eigenlijk altijd. Uiterlijk is het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes bij deze soort niet te zien. Hun naam danken ze aan de witte kraag, die als het ware een ring om de hals vormt. Kenmerkend is de roestbruine kruin of zo u wilt pet en de zwarte “oorvlek”. Daar waar huismussen altijd en overal te vinden zijn waar mensen wonen, is dat bij ringmussen veel minder het geval. Ze zijn veeleer vogels van het platteland.
Bij gorzen is het altijd even goed opletten, want het kan maar zo zijn dat je plots een bijzondere soort voor de lens hebt. De kans daartoe is in de trektijd natuurlijk een stuk groter, maar toch. Zelfs bij deze Rietgors (Emberiza schoeniclus) in winterkleed was er even sprake van twijfel. Gelukkig bieden de gemaakte opnames dan al gauw uitkomst, maar ach ach die oh zo verschillende koptekeningen! We zijn geneigd te zeggen dat het afgebeelde exemplaar een mannetje is, omdat er vaag een doorlopende halsband te zien is. Deze ontbreekt in de regel bij het wijfje. Gorzen zijn echte zaadeters, zoals aan de dikke snavel goed te zien is.
|
Een soort als de Roodborst (Erithacus rubecula) met zijn oranjerode borst is daarentegen onmiskenbaar. De gekleurde borst dient in feite om indringers in zijn territorium af te schrikken. Eigenlijk heeft hij / zij dat helemaal niet nodig, want ze zijn erg onverdraagzaam en dulden al helemaal geen soortgenoten in hun nabijheid. Territoriumgevechten kunnen er zelfs zeer fel aan toe gaan. Het is dan ook een opgewonden standje. Dat zal ongetwijfeld heel wat hartkloppingen teweeg brengen. Wist u trouwens dat het hartje van de roodborst ( tijdens het vliegen) meer dan acht maal zo snel tikt als dat van een mens?
|
Een Zwarte Specht (Dryocopus martius) is bijna net zo groot als een zwarte kraai; zo om en nabij de 45 cm. Doorgaans is het verschil tussen een mannetje en een vrouwtje goed te zien. De mannetjes hebben namelijk een geheel rode kruin wat zich bij de vrouwtjes beperkt tot een rode vlek op het achterhoofd. Op deze zijaanzichtfoto is dat evenwel totaal niet te zien. Nochtans hebben we in dit geval wel degelijk met een wijfje te maken. De opvallende en kenmerkende witte iris is bij de vogel wel goed waarneembaar. Zwarte spechten zijn behoorlijk schuw en laten zich doorgaans maar weinig zien.
We zijn inmiddels aanbeland bij de laatste foto van de maand. Alhoewel de soort op de foto wel niet herkenbaar zal zijn, leek ons een afsluiting met een spetterende Zwarte mees (Parus ater) , die op deze manier het Nieuwe jaar inluidt, helemaal op z’n plaats. In 2016 gaan we onverdroten voort met onze fotografiepassie. Hopelijk lukt het dan opnieuw om mooie en interessante foto’s (met tekst) met u te delen. Wij wensen ieder van u een heel voorspoedig, maar vooral natuurrijk en inspirerend Nieuw Jaar toe.
Auteur: Wim Wijering
Foto´: Leo, Fons en Wim Wijering
Foto´: Leo, Fons en Wim Wijering