natuurkalender augustus 2022
Augustus gaat net als juli weer de boeken in als een zeer droge maand. De natuur heeft het ieder van ons flink laten merken, maar er viel nog genoeg te fotograferen.
In Nederland hadden we gemiddeld 289 uur zon, terwijl dat normaal op 205 uur zit. Alleen in 1947 scheen de zon nog meer: 307 uur. Er is zelfs een nieuw record gevestigd: in de Bilt waren er maar liefst 31 warme dagen. Dit houdt in dat elke dag in augustus de maximumtemperatuur hoger lag dan 20 graden. Dit is nog niet eerder voorgekomen. In 1911, 1975, 1991 en 2000 stond dit record op 30 warme dagen.
Ondanks de droogte hebben we ook deze maand weer een mooie en diverse mix aan foto’ kunnen maken. Algemene, vrij algemene, vrij zeldzame en zeer zeldzame soorten zijn er deze maand allemaal bij. We hebben natuurlijk ook verscheidene soortgroepen, te weten: vogels, libellen, nachtvlinders, sprinkhanen, zoogdieren, een spin en een paddenstoel. Kortom; alles erop en eraan.
Uiteraard hebben we nog meer augustusfoto’s van verschillende soortgroepen in de rubriek ‘Recente foto’s’ geplaatst om bekeken te worden. We hebben dit keer negen vogelsoorten: geoorde fuut, grote bonte specht, hottentottaling, ijsvogel, kleine plevier, kuifmees, wespendief, zanglijster en zwarte specht. Ook zijn er vier libellensoorten gefotografeerd, namelijk: bandheidelibel, blauwe glazenmaker, bruinrode heidelibel en zwarte heidelibel.
Daarnaast laten we u dit maal vijf nachtvlindersoorten zien: Kolibrievlinder, windepijlstaart, wolfsmelkpijlstaart, sint-jansvlinder en weegbreemot. Ook passeren drie zeldzame sprinkhanensoorten de revue: duinsabelsprinkhaan, kiezelsprinkhaan en steppesprinkhaan. Een ree en een eekhoorn zijn er voor de vertegenwoordiging van de zoogdieren. We hebben tot slot nog de zeer zeldzame grindwolfspin en een tweetal zwavelzwammen.
Als eerste maar eens de vogels:
In Nederland hadden we gemiddeld 289 uur zon, terwijl dat normaal op 205 uur zit. Alleen in 1947 scheen de zon nog meer: 307 uur. Er is zelfs een nieuw record gevestigd: in de Bilt waren er maar liefst 31 warme dagen. Dit houdt in dat elke dag in augustus de maximumtemperatuur hoger lag dan 20 graden. Dit is nog niet eerder voorgekomen. In 1911, 1975, 1991 en 2000 stond dit record op 30 warme dagen.
Ondanks de droogte hebben we ook deze maand weer een mooie en diverse mix aan foto’ kunnen maken. Algemene, vrij algemene, vrij zeldzame en zeer zeldzame soorten zijn er deze maand allemaal bij. We hebben natuurlijk ook verscheidene soortgroepen, te weten: vogels, libellen, nachtvlinders, sprinkhanen, zoogdieren, een spin en een paddenstoel. Kortom; alles erop en eraan.
Uiteraard hebben we nog meer augustusfoto’s van verschillende soortgroepen in de rubriek ‘Recente foto’s’ geplaatst om bekeken te worden. We hebben dit keer negen vogelsoorten: geoorde fuut, grote bonte specht, hottentottaling, ijsvogel, kleine plevier, kuifmees, wespendief, zanglijster en zwarte specht. Ook zijn er vier libellensoorten gefotografeerd, namelijk: bandheidelibel, blauwe glazenmaker, bruinrode heidelibel en zwarte heidelibel.
Daarnaast laten we u dit maal vijf nachtvlindersoorten zien: Kolibrievlinder, windepijlstaart, wolfsmelkpijlstaart, sint-jansvlinder en weegbreemot. Ook passeren drie zeldzame sprinkhanensoorten de revue: duinsabelsprinkhaan, kiezelsprinkhaan en steppesprinkhaan. Een ree en een eekhoorn zijn er voor de vertegenwoordiging van de zoogdieren. We hebben tot slot nog de zeer zeldzame grindwolfspin en een tweetal zwavelzwammen.
Als eerste maar eens de vogels:
De eerste soort van augustus is de Geoorde Fuut (Podiceps nigricollis). Deze opvallende verschijning is bij ons in Nederland geen soort, die je vaak te zien krijgt. Als broedvogel is het een schaarse soort; de aantallen van de broedparen schommelen ieder jaar. Als het winter is blijven de vogels niet in hun broedgebied. Ze zoeken dan vaak bescherming bij kolonies van kokmeeuwen. Dus u moet altijd alert zijn bij plassen en vennen waar kokmeeuwen broeden, want wie weet zwemmen er een paar geoorde futen tussen. Geoorde futen kunnen in de winter gemakkelijk verward worden met dodaarzen en kuifduikers. Ze zijn een slag groter dan dodaarzen en het verschil met kuifduikers zit hem in de kop, die bij de laatste soort langwerpiger is. Deze juveniele vogel werd geportretteerd tijdens onze excursie naar het Zuidlaardermeer
|
Hoewel we de Grote Bonte Specht (Dendrocopos major) kunnen beschouwen als een alledaagse soort, blijft het altijd een genot om ze van dichtbij te kunnen fotograferen. In Nederland is het makkelijk om een dergelijke specht te determineren. Vaak kun je het al zien aan de grootte en anders zijn er andere kenmerken om de soort te kunnen bepalen. Want vooral juveniele (jonge) vogels met hun rode “petje” kunnen snel verward worden met de middelste bonte specht. In het buitenland is het veel lastiger met de spechten. De grote bonte specht heeft namelijk een groot verspreidingsgebied en in andere landen zijn er veel soorten die sterk op de grote bonte specht lijken. Deze meest wijdverbreide spechtensoort is ook absoluut niet kieskeurig qua voedsel of habitat
|
De Hottentottaling (Spatula hottentota) is een kleine eendensoort die voorkomt in het zuiden, zuidoosten en het westen van Afrika, als ook op Madagaskar. Het is een echte exoot voor ons land en bij deze vogels mag zeker afgevraagd worden op welke wijze ze ineens op de Oelemars in Losser zijn terecht gekomen. Opmerkelijk aan dit verhaal is dat er in april van dit jaar ook al een gevalideerde waarneming van 4 hottentottalinge is gemeld vanaf de Oelemars. Het is en blijft in ieder geval een bijzonder geval en er zijn genoeg vogelliefhebbers die recentelijk naar de Oelemars zijn afgereisd om een blik op te vangen van deze voor Nederland bijzondere eendensoort.
Op dezelfde plek werd ook de IJsvogel (Alcedo atthis) op de gevoelige plaat vastgelegd. Men wordt altijd enthousiast wanneer deze verschijning wordt opgemerkt. De familie van de ijsvogels omvat maar liefst 120 soorten. Onze inheemse ‘IJsvogel’ is de enige die tot in noordelijk Europa voorkomt. De meeste soorten moet je echt zoeken in de tropen. De soort op de foto is vrijwel altijd in de buurt van water en is een typische viseter. De meeste mensen kennen de naam wel, maar waar komt die nou vandaan? De Nederlandse naam komt van het Duitse ‘Eisenvogel’, wat daar ijzervogel betekent en dat slaat dan weer op de metaalachtige glans van het blauwe verenkleed. Het heeft dus niets met ijs, bevroren water, te maken
|
We blijven ook voor de volgende foto bij de Oelemars. Die is daar genomen van een Kleine Plevier (Charadrius dubius). Ze vallen op aan het masker die zwart-wit is, met een geel oogringetje. Ze komen in heel Nederland redelijk algemeen voor. Ook in Europa kun je ze ’s zomers op veel plekken vinden. Alleen in het uiterste noorden komen ze niet voor. Ze eten voornamelijk wormpjes, slakjes, spinnen, insecten en zaden. De trend van de kleine plevier is stabiel. Er is een kleine toename in het aantal vogels in Nederland te zien. Ze staan daarom ook niet op de rode lijst
|
Als u deze foto ziet, kan het vast niet lastig zijn om te zien waaraan de Kuifmees (Lophophanes cristatus) zijn naam te danken heeft. U zult een koolmees of pimpelmees waarschijnlijk eerder tegenkomen dan een kuifmees, maar ook deze vogel staat te boek als algemeen. Net als de kleine plevier komt de kuifmees ook in het overgrote deel van Europa voor. In de zomer zijn kuifmezen heuse carnivoren; ze eten dan insecten, insectenlarven, spinnen en andere kleine diertjes. ’s Winters eten ze vooral zaden van naaldbomen. Evenals de kleine plevier van zonet is ook de kuifmees een stabiele vogel in Nederland en kennen ze eveneens een lichte toename. Geen enkele reden om ons zorgen te maken over de kuifmees gelukkig
|
De Wespendief (Pernis apivorus) komt uit de familie van de havikachtigen en behoort dus tot de roofvogels. De fotograaf in kwestie had al een poosje eerder een vrouwtje voor de lens gehad. Maar aan het einde van het broedseizoen verscheen nu ook vlakbij de schuilhut dit mannetje. Deze foto weergeeft een donkere vorm, maar net als buizerds zijn wespendieven zeer variabel van kleur, dus voor hetzelfde geld hadden we hier een foto gehad van een veel lichtere wespendief. Zoals de naam al zegt eet de wespendief onder andere volwassen wespen. Het is best fascinerend hoe goed de wespendief beschermd is tegen insectensteken. Dat bestaat uit een dik verenpakket, schubben op de poten en wimperharen op zijn ogen. Kortom; een prachtsoort om voor de lens te krijgen; zeker van zo dichtbij
|
In Reutum werd deze Zanglijster (Turdus philomelos) op de foto gezet. Ze lijken veel op grote lijsters maar deze soort is een slag kleiner. Dit exemplaar had duidelijk dorst en is, zoals wel meer soorten deze maand betrof het een juveniele vogel. Ze eten insecten, pissebedden, duizendpoten, wormen en slakken. Wat typisch is voor de zanglijster, is dat ze op een vaste plek slakkenhuizen kapotslaan om zo bij het slakkenvlees te kunnen komen. Ze heten natuurlijk niet voor niets zanglijsters, want ze zingen luid, levendig en vol. De zang is zeer variabel, waarbij opgemerkt dat ze hun tonen herhalen
|
Van de ene juveniele vogel naar de andere, want afgebeeld ziet u hier een foto van de Zwarte Specht (Dryocopus martius). Dit vrouwtje zat bij het water en dat is best bijzonder, want men zal zwarte spechten echt niet vaak bij water aantreffen. Zij zal haar dorst hebben willen lessen, gelet op de droogte van deze zomer. Het ideale leefgebied van de zwarte specht bestaat uit volgroeide bossen met voldoende coniferen / naaldbomen. Daar jagen ze op mieren, kevers, keverlarven, die ze uit boomstammen haklen. Ze zijn te herkennen aan hun zwarte verenkleed met rode kopkap
|
Na wat voorwerk te hebben gedaan wilde Jaimey met zijn opa (Wim) naar de Engbertsdijkvenen om de Bandheidelibel (Sympetrum pedemontanum) op te sporen. En zoals u kunt zien, is dat gelukt. Twee exemplaren werden waargenomen. Deze libellensoort behoort tot de familie van de korenbouten en is ongetwijfeld de gemakkelijkst herkenbare libel van Nederland. Dit soort banden over de vleugels is bij geen enkele andere soort libel in Nederland te vinden. Ze mogen dan wel goed herkenbaar zijn, u zult ze lang niet overal vinden. Het is namelijk een soort die zich de afgelopen jaren snel heeft uitgebreid, maar nog steeds zeldzaam is in Nederland. De biotopen waarin u ze moet zoeken zijn sloten, kwelmoerassen of plasjes
|
De volgende libel is er eentje van groter formaat: de Blauwe Glazenmaker (Aeshna cyanea). Echt blauw is dit exemplaar niet, maar dat komt omdat dit een vrouwtje is die altijd een groene tekening hebben. Mannetjes hebben wel een blauwe kleur. Glazenmakers zijn de libellen van het grootste formaat in Nederland. Er zijn in totaal 12 inheemse soorten. Het is zeker geen kieskeurige soort als het gaat om z’n habitat. Het enige echte vereiste is dat er water in de buurt moet zijn. Je kunt ze daardoor op allerlei plekken aantreffen. Ze zijn dan ook best algemeen.
|
Dan hebben we verder voor u een Bruinrode Heidelibel (Sympetrum striolatum), een echte libel uit de familie van de korenbouten. Ze hebben weinig opvallende kenmerken waardoor ze niet heel snel in het veld gedetermineerd kunnen worden. Met een foto er bij lukt het uiteindelijk bijna altijd wel om de libel met zekerheid op naam te brengen. Het is een pioniersoort die zeer algemeen is en een voorkeur heeft voor ondiepe poelen die in de zomer gedeeltelijk of zelfs helemaal droogvallen. Die plekjes moeten ook weinig vegetatie hebben. Een knappe foto wel, want een libel in de vlucht vastleggen is een hele lastige opgave
Ook een heidelibel, maar van een andere kleur, is de Zwarte Heidelibel (Sympetrum danae). In tegenstelling tot de bruinrode heidelibel is deze wel gemakkelijk te determineren. De zwarte band aan de zijkant van het borststuk is altijd een betrouwbaar kenmerk. En in Nederland zijn er sowieso geen libellen die dusdanig op de mannetjes van deze kleinste en zwarte heidelibel lijken. De vrouwtjes zijn een ander verhaal, want die zijn opvallend geel. Dan moet er ~ zoals hierboven beschreven ~ naar het borststuk worden gekeken. De grootste kans om ze te vinden is op hoge zandgronden bij vennen, heideplassen en hoogveen
|
Voor het eerst in lange tijd hebben we deze maand alleen nachtvlinders geselecteerd en geen dagvlinders. Dat wil niet zeggen dat het ineens een stuk minder interessant is. De Kolibrievlinder (Macroglossum stellatarum) heeft u misschien wel zien vliegen dit jaar. Ze zijn er namelijk dit jaar volop, en zijn ook veel te vinden in en bij tuinen. Ze danken hun naam aan het feit dat ze, net zoals een kolibrie, met hun lange tong in de lucht kunnen stilhangen om het nectar op te zuigen uit de bloem. Ze zijn tegenwoordig zeer algemeen en komen net als de volgende twee soorten uit de familie van de pijlstaarten
Een NJN-kamp (Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie) in de Gelderse Poort heeft Jaimey een paar schitterende soorten en foto’s opgeleverd. Om te beginnen deze rups van de Wolfsmelkpijlstaart (Hyles euphorbiae). Tijdens een avondexcursie in de Millingerwaard kwam er zomaar ineens een hele kleine rups in een vlindernet terecht, die meteen als de wolfsmelkpijlstaart werd gedetermineerd. De volgende ochtend zijn ze op dezelfde plek gaan zoeken bij de waardplant (cipreswolfsmelk) voor wellicht nog meer rupsen. En met succes, want mooiere rupsen dan op deze foto zult u in Nederland niet vinden. Ze zijn trouwens ook nog eens zeer zeldzaam
De laatste nachtvlinder van deze maand is de Weegbreemot (Pyrausta despicata). Weegbreemotten komen uit de familie van de grasmotten. De waardplanten zijn smalle- en grote weegbree. Daarop kunnen ze in grote groepen worden aangetroffen. In 2021 werden er beduidend minder weegbreemotten gezien. Wat daar de reden voor is, is nog onbekend. De natuur heeft het evenwel weer mooi hersteld en ze worden nu weer bijna net zo vaak gezien als in 2020, wat tot dusver het beste jaar was voor de weegbreemot. Er zijn wel een aantal gelijkende soorten, maar de weegbreemot is over het algemeen wat grauwer gekleurd. En uiteraard zijn er ook weer wat minuscule betrouwbaardere kenmerken.
|
De Windepijlstaart (Agrius convolvuli) is een schitterende grote pijlstaart. Ze hebben grote rupsen, vaak met een bonte kleur. Zie zelf wat een fantastische rups het is. De naam windepijlstaart is gebaseerd op de voornaamste waardplanten akkerwinde en haagwinde. Wat nog meer opvalt aan deze vlinder is zijn tong, die soms wel 15 centimeter lang kan zijn! De roze staart met zwarte beharing is bij sommige windepijlstaarten afwezig, maar meestal niet. Windepijlstaarten trekken ’s winters massaal vanuit het zuiden wel duizenden kilometers om in Nederland te komen. Waarom? Dat is nog één van de interessantste vragen waar men het antwoord nog niet op weet
We hebben inmiddels een imago (volwassen insect) van een nachtvlinder en een rups gehad. Nu hebben we voor u nog een pop van een nachtvlinder in de aanbieding, namelijk die van de Sint-Jansvlinder (Zygaena filipendulae). De sint-jansvlinder, ook wel bloeddropje genoemd, is een nachtvlinder die overdag actief is: een dagactieve nachtvlinder dus. Dagvlinders hebben knopjes op de antennes, terwijl de antennes van nachtvlinders de gekste vormen en maten kunnen hebben. De sint-jansvlinder heeft antennes in de vorm van hockeysticks, al is daar nu natuurlijk niet veel van te zien. De Sint-Jansvlinder wordt nogal eens verward met de sint-jacobsvlinder. De geelzwarte rupsen van deze soort zijn niet moeilijk op te sporen in de juiste tijd van het jaar, Jacobskruiskruid zit er dan helemaal vol mee. Een pop opsporen van een sint-jansvlinder is echter een veel lastigere opgave
|
Op hetzelfde NJN-kamp werd er ook veel gekeken naar zeldzame sprinkhanensoorten, waar we er een drietal van willen laten zien. De eerste is de Duinsabelsprinkhaan (Platycleis albopunctata). Deze heeft bijna altijd een grijsbruine kleur (heel soms met groen). Wat deze soort bijzonder maakt is het verspreidingsgebied. Ze komen namelijk vrij algemeen voor in de duinen. In het binnenland is er slechts één populatie en dat is bij de Kaliwaal in de Ooijpolder. Er is geen andere populatie in de buurt. Deze populatie lijkt stand te houden. Toch zijn er wel eens vraagtekens geplaatst bij de kwestie of deze populatie wel zo wild is, want het is best vreemd dat een soort zo’n rare verspreiding heeft
|
De volgende sprinkhaan van augustus is een knetterzeldzame: de Kiezelsprinkhaan (Sphingonotus caerulans). Het is een soort waarbij de locatie bij Waarneming.nl om een goede reden vervaagd is. Daarom zullen we het hier ook alleen houden bij de omgeving Molenhoek. De kiezelsprinkhaan dankt haar naam aan de kiezels van treinsporen. Er wordt gedacht dat ze zich door Europa hebben verspreid via de kiezels van de treinrails. Het is een bijzonder verhaal van een bijzonder mooie sprinkhaan. Als deze sprinkhaan namelijk “vliegt” zijn de prachtige, doorzichtige, blauwe vleugels goed te zien. Er moest wel zo’n 50 kilometer voor worden gefietst, maar het was het zeker waard
Aan het einde van het NJN kamp toen onze jongste fotograaf al drie (zeer) zeldzame sprinkhaansoorten had gefotografeerd, werd er bij de Hatertse vennen nog gezocht naar de wrattenbijter en de steppesprinkhaan. De eerste soort werd helaas niet gevonden, maar de Steppesprinkhaan (Chortippus vagans) wel, zoals op de foto te zien. In Nederland is er maar één geïsoleerde populatie van de afgebeelde soort bekend, en die is dus bij de Hatertse vennen; dichtbij Nijmegen. Steppesprinkhanen lijken behoorlijk veel op andere sprinkhanen van hetzelfde geslacht, maar er zijn moeilijke kenmerken die andere soorten uitsluiten
|
Een Eekhoorn (Sciurus vulgaris) bezorgde één van onze fotografen de nodige hoofdbrekens toen het beestje om de haverklap terugkeerde naar een speciaal plekje aan een boomstam. Wat was het beestje in vredesnaam aan het doen? Dat deze roodbruine pluimstaart aan het knagen was, was wel duidelijk, maar waaraan? Een noot, eikel, dennenappel of iets dergelijks kon het niet zijn. Daar zou d’ie zo klaar mee zijn geweest. Van afstand leek het knaagobject op iets zwarts en ronds. Nadat er vanaf afstand foto’s waren gemaakt en het diertje meerdere keren zijn dorst had gelest bij een aanwezig poeltje, kreeg nieuwsgierigheid de overhand. Wat bleek: op de grond lagen veel zwarte schilfers van afgeknaagd hard rubber, hetgeen ooit eens een schrikdraadisolator moet zijn geweest. En als daar in het verleden visolie en / of vismeel in verwerkt is, verklaart dit wellicht het knaaggedrag. Hopelijk heeft hij / zij d’r niets van opgegeten en alleen maar zijn knaagtanden er op aangescherpt
|
Een wel heel grappige foto werd gemaakt van deze Reegeit (Capreolus capreolus) bij de Oelemars in Losser. De reegeit steekt namelijk de tong uit naar de fotograaf, wat ook nog eens op korte afstand prachtig vastgelegd is. Mensen vinden het altijd bijzonder om een ree te zien, maar zeldzaam zijn ze absoluut niet. Er worden zelfs heel wat reeën afgeschoten, omdat het er teveel zijn. Ze kunnen schade aanrichten en hebben hier geen veel voorkomende natuurlijke vijanden. Die vijanden zijn namelijk Euraziatische lynx, wolf, bruine beer en sommige honden. De eerstgenoemde soorten komen hier niet of nauwelijks voor. Aan de hand van deze foto blijkt maar weer dat ook alledaagse soorten de moeite meer dan waard kunnen zijn
|
We hebben u deze maand verscheidene zeldzame soorten laten zien, maar de volgende spant echt de kroon. De Grindwolfspin (Arctosa cinerea) is namelijk niet alleen één van de zeldzaamste spinnen in Nederland, wereldwijd komt de soort ook maar op een paar kleine strandjes voor. De soort staat op meerdere rode lijsten en heeft in België de status van: ‘met uitsterven bedreigd’. Het zijn spinnen die in de nacht actief zijn. Ze kunnen worden opgemerkt doordat hun oogjes glinsteren. De eerste nacht van het NJN kamp bij de Millingerwaard is de auteur van deze natuurkalender al meteen met iemand op zoek gegaan naar deze spectaculaire soort, die een meester is in het camoufleren. Het is gelukt; het beestje staat op de foto
|
De herfstperiode staat weer voor de deur. Tijd dus om ook weer aandacht te schenken aan de paddenstoelen. Een soort, die op heel veel plekken groeit, zo ook in augustus, is de zwavelzwam (Laetiporus sulphureus). Ze worden vooral gezien op loofbomen, met name op eik. Zoals uzelf kunt constateren hebben ze een geel-oranje kleur. Hiermee zijn we aanbeland bij het eind van deze augustussessie. We zijn benieuwd wat de septembermaand ons gaat brengen.
|
Samenstelling: Jaimey Wilbers E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Johan Drop, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Johan Drop, Rinus Baaijens en Jaimey Wilbers.
Er zijn ook deze maand uiteraard nog meer natuurfoto’s gemaakt. Klik daarvoor op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”.