natuurkalender augustus 2015
De vakantiemaand augustus zit er weer op. Als u mocht denken dat we in deze maand lekker op het strand hebben liggen “bakken”, dan hebt u het mis. Deze vakantiebesteding is niet bepaald aan ons besteed. Stilzitten is er in de figuurlijke zin van het woord meestal dan ook bij ons niet bij. In de letterlijke zin hebben we uiteraard wel geduldig in een schuilhut of in de auto zitten wachten op het bekende “moment suprême”. En daar moet je dan wél vaak (langdurig) voor stilzitten.
Ook nu weer is het gelukt om veel bijzondere opnames in en van de natuur te maken. Of ze het predicaat “goed, fraai, leuk of matig” meekrijgen, laten we graag ter beoordeling aan u over. Een deel van de vele foto’s wordt met toelichting gepresenteerd in deze natuurkalender. De restant foto’s (absoluut niet de minste) treft u binnenkort voor de 3e keer in successie aan in onze nieuwe rubriek “Recente foto’s”. Het is leuk dat meer natuurliefhebbers van onze Vereniging voor deze laatste rubriek materiaal hebben aangeleverd. Dat verhoogt de natuurinteresse, enthousiasmeert en prikkelt wellicht anderen om ook mee te doen. Waarbij aangetekend dat er wel gelet wordt op de kwaliteit van de foto’s.
Deze maand hebben we wat minder aandacht aan onze gevleugelde vrienden besteed of u zou daar de vlinders, libellen en zweefvliegen ook toe willen rekenen. Aan vogelsoorten hebben we dit keer desalniettemin op de gevoelige plaat kunnen vastleggen: bosruiter, kolgans, draaihals, kleine bonte specht, matkop, grauwe vliegenvanger, grasmus, boerenzwaluw, kievit, spreeuw, tapuit, sperwer en torenvalk. In de categorie vlinders en libellen komen dit keer aan bod: metaalvlinder, kolibrievlinder, staartblauwtje, blauwe glazenmaker, houtpantserjuffer en bloedrode heidelibel. Bruine sprinkhaan (2 x), witte halvemaanzwever, stadsreus, glanzende druivenpit, gewone wimperzwam, Europese bruine beer en een fraaie zonsondergang completeren deze keer onze keuze voor de maand augustus. Wederom veel kijk- en leesplezier toegewenst.
We beginnen deze sessie voor de verandering eens met twee paddenstoelensoorten. Veel mensen denken namelijk dat je paddenstoelen alleen maar in de herfst kunt vinden. Niets is echter minder waar. Paddenstoelen kun je in feite het gehele jaar door tegenkomen, mits de groeiomstandigheden gunstig zijn. Alhoewel microscopische controle nodig is voor een zekere determinatie, menen we toch in deze afgebeelde slijmzwam het zogeheten Glanzend Druivenpitje (Leocarpus fragilis) te herkennen. Ze kunnen nogal variëren in kleur, van geel tot (kastanje)bruin en zelfs roodachtig. Je kunt ze vinden op dood blad, afgevallen takjes, op kruiden, mossen en stammetjes. De soort is redelijk algemeen in ons land. De soort vertoont gelijkenis met het Troskalknetje (Badhamia utricularis).
|
De tweede paddenstoelensoort ziet er, net als de vorige soort, ook heel opmerkelijk uit. We hebben het in dit geval over een wimperzwam. We gaan er in dit geval vanuit dat het de Gewone Wimperzwam (Scutellinia scutellata) betreft. Die is namelijk het meest algemeen in ons land. De juiste determinatie bij wimperzwammen is best lastig . Ze zijn namelijk moeilijk van elkaar te onderscheiden en ook in dit geval zou microscopisch onderzoek noodzakelijk zijn geweest. Wat de wimperzwammen wel allemaal met elkaar gemeen hebben, zijn de oranjerode tot bruinrode schijfjes met donkere stijve haren aan de rand. Deze lijken, zoals uzelf kunt constateren, daadwerkelijk op (oog)wimpers. Ze zijn vaak te vinden op dood hout, maar ook in karrensporen. Een aantal mycologen is de mening toegedaan dat dit beker-zwammetje één van de mooiste soorten is.
|
Pantserjuffers zijn metaalkleurig ; vaak met blauw berijpte lichaamsdelen. De afgebeelde Houtpantserjuffer (Lestes viridis) is weliswaar prachtig glanzend groen, maar bij deze soort ontbreekt de blauwe berijping. Bovendien zijn ze langer en slanker dan de overige pantserjuffersoorten in ons land. Houtpantserjuffers zijn voornamelijk ~ zoals de naam reeds doet vermoeden ~ te vinden in opgaand hout. De vrouwtjes boren hun eitjes in takken van bomen en struiken die boven het water of aan de waterkant groeien. Aan de zogeheten “spoortekening” aan de zijkant van het borststuk is te zien dat het een vrouwtje betreft. Vliegen doet deze pantserjuffersoort vooral in augustus en september.
Een andere fraaie zweefvlieg, die in augustus in de achtertuin op de gevoelige plaat kon worden vastgelegd, is het vrouwtje van de Witte Halvemaanzwever (Scaeva pyrastri). De naam is goed gekozen vanwege de 2 tot 4 halvemaanvormige, witte vlekken op het achterlijf. Ook goed te zien is de metaalachtige glans op het borststuk. Bij veel zweefvliegsoorten is het verschil tussen het mannetje en het vrouwtje overduidelijk. De ogen bij de vrouwtjes staan, net als bij dit exemplaar, uit elkaar. Bij de mannetjes zijn de ogen als het ware tegen elkaar aan “geplakt”. De soort heeft verder een lengte van circa 1,5 cm en een afgeplat lichaam en is een stuk algemener dan de stadsreus en zijn neefje, de gele halvemaanzwever (Scaeva selenitica). Bij deze foto is vooral gekeken naar de compositie, wat bij insectenfotografie erg belangrijk is.
|
Voordat we overstappen naar de vogels, laten we u eerst nog even kennis maken met de Bruine Sprinkhaan (Chorthippus brunneus). Het is één van de talrijkste sprinkhanen in ons land. Je kunt ze overal in graslanden en bermen tegen komen, mits er open stukjes aanwezig zijn. Zelfs in steden kun je ze tegenkomen. Onderzoek heeft uitgewezen dat de “stadssprinkhanen” langere vleugels en poten hebben, maar minder vruchtbaar zijn. De soort is, buiten de kleur, te herkennen aan de sterk ingeknepen halskielen. Verder steken de vleugels (althans bij de mannetjes) duidelijk voorbij de zogeheten achterknie. De soort toont veel gelijkenis met twee andere veldsprinkhanen, te weten de ratelaar en de snortikker.
|
Van dezelfde Bruine Sprinkhaan (Chorthippus brunneus) kon ook deze vooraanzichtfoto worden gemaakt. Dat valt lang niet altijd mee, omdat sprinkhanen zich in heel veel gevallen constant van de fotograaf afkeren. Ze draaien als het ware in tegengestelde richting met je mee. Het leek ons deze keer wel leuk om de opvallende koptekening van deze soort eens duidelijke in beeld brengen. De korte antennes van deze veldsprinkhaansoort zijn op de foto bijvoorbeeld goed te zien.
Ook van deze Draaihals (Jynx torquila) kon een koptekening worden vervaardigd. In dit geval was het echter een stuk gemakkelijker om deze doorgaans lastig te fotograferen soort voor de lens te krijgen. De vogel werd namelijk gevangen op het ringstation in Uebersyren (Luxemburg) en mocht na te zijn geringd door samensteller dezes weer worden vrij gelaten. Een dergelijk buitenkansje laat je je natuurlijk niet ontgaan. Draaihalzen worden niet al te vaak opgemerkt. Dit komt door zijn teruggetrokken leefwijze, maar vooral door zijn schutkleur. De bruine, zwarte en grijzige strepen in en op het verenkleed hebben namelijk veel weg van een stuk boomschors. De draaihals kan zijn kop bijna 180 graden draaien. Daar heeft d’ie zijn naam ook aan te danken. Ze zijn nauw verwant aan de spechten.
Beslist geen alledaagse soort om voor de lens te krijgen is deze op lariksappeltjes foeragerende Matkop (Poecile montanus). Het doffe, matte kopje van deze mezensoort komt goed tot zijn recht ten opzichte van de fraaie achtergrondkleuren. Nochtans vertoont de matkop veel gelijkenis met zijn “tweelingbroer”, de glanskop. Dit fenomeen doet zich ook voor bij menige andere soort. Hierbij valt te denken aan: fitis en tjiftjaf, bonte- en withalsvliegenvanger, visdiefje en Noordse stern als ook Nachtegaal en Noordse nachtegaal. Bij al deze soorten zijn de uiterlijke verschillen marginaal en is veelal de zang de doorslaggevende factor.
Tapuiten (Oenanthe oenanthe) zijn doorgaans een stuk gemakkelijker te fotograferen, ook al wordt de soort in ons land als broedvogel ernstig bedreigd. Wil je ze in de broedtijd in Nederland nog tegenkomen, dan is het Bargerveen één van de laatste bolwerken voor deze eens zo talrijke broedvogelsoort. Als doortrekker is de tapuit tijdens de voor- en najaarstrek gelukkig nog wel geregeld te zien. Het zijn dan vooral vogels van Scandinavische herkomst. Familiegroepjes houden zich vaak in het agrarische cultuurland op. Daar zijn ze dan ook het gemakkelijkst te portretteren. Tapuiten hebben een opvallende staarttekening, te weten een zwarte T-vorm op een verder witte staart. Dit patroon is echter pas te zien als ze opvliegen. Juveniele vogels en mannetjes lijken in het najaar sterk op vrouwtjes.
Een slaapplaats met Spreeuwen (Sturnus vulgaris) blijft een indrukwekkend schouwspel, ook al is dat in dit geval een hoogspanningsleiding. Tegenlicht kort voor zonsondergang zorgt in dit geval voor een extra dimensie. Let bij deze foto ook eens op de onderlinge afstand tussen de vogels. Daar komt geen meetlat aan te pas. Een spreeuw, die met duizenden soortgenoten ’s avonds een slaapplaats opzoekt, heeft een veel geringere kans om gepakt te worden door een sperwer. Op slaapplaatsen schijnt ook informatieoverdracht plaats te vinden.
De laatste foto van deze natuursessie is deze keer voorbehouden aan de Rietplas in Emmen, terwijl de zon even tevoren is ondergegaan en de lucht prachtig rood kleurt. Een zonsondergang is het moment waarop de zon onder de horizon verdwijnt. De plaats is afhankelijk van de tijd van het jaar. Bij een laag staande of net onder gegane zon worden de nog aanwezige kleuren als het ware verstrooid, met uitzondering van de rode kleur. Dat verklaart het fraaie avondrood wat u op deze foto voorgeschoteld wordt. De bewolking moet dan ook nog een beetje meewerken.
Auteur: Wim Wijering
Foto’s: Leo, Fons en Wim Wijering, evenals Laurents ten Voorde
Wilt u meer recente foto’s bekijken, klik dan hier . . . .
Auteur: Wim Wijering
Foto’s: Leo, Fons en Wim Wijering, evenals Laurents ten Voorde
Wilt u meer recente foto’s bekijken, klik dan hier . . . .