natuurkalender april 2023
De natuurkalender van april wordt dit keer aanzienlijke later gepubliceerd dan normaal. Dat heeft alles te maken met allerlei activiteiten in het jubileumjaar van onze vereniging; we bestaan namelijk 40 jaar!
April 2023 verliep voor het gevoel van veel mensen vrij koud. Echt aangenaam voorjaarsweer bleef daardoor beperkt. Het weer was vaak wisselvallig en van warme dagen was nauwelijks sprake, terwijl we normaliter in april vaak wel van een aantal aangename dagen kunnen genieten. Er viel in het gehele land - net als in maart - wederom veel regen.
We hebben in deze kalendermaand weer een mooie mix aan natuurfoto’s bij elkaar “geschoten”. De rubriek vogels werd deze keer achtereenvolgens gevuld met: appelvink, keep, witte- en gele kwikstaart, zwartkop, grauwe gans, meerkoet, grote bonte specht en zwarte kraai.
De florawereld was deze maand goed voor: donkersporig bosviooltje, witte klaverzuring, schedegeelster, wilde kievitsbloem en gagel. Het schimmelrijk wordt vertegenwoordigd door: blauwgroen trechtertje, kapjesmorielje en peervormig draadwatje. De overige aprilfoto’s hebben betrekking op: klein klokhoedje, grote vos, hommelnestmot, bonte ribbelboktor, bruine winterjuffer, strontvlieg, veelvlekblaaskaakje en muurhagedis.
Nu eerst echter een 9-tal vogelfoto’s.
April 2023 verliep voor het gevoel van veel mensen vrij koud. Echt aangenaam voorjaarsweer bleef daardoor beperkt. Het weer was vaak wisselvallig en van warme dagen was nauwelijks sprake, terwijl we normaliter in april vaak wel van een aantal aangename dagen kunnen genieten. Er viel in het gehele land - net als in maart - wederom veel regen.
We hebben in deze kalendermaand weer een mooie mix aan natuurfoto’s bij elkaar “geschoten”. De rubriek vogels werd deze keer achtereenvolgens gevuld met: appelvink, keep, witte- en gele kwikstaart, zwartkop, grauwe gans, meerkoet, grote bonte specht en zwarte kraai.
De florawereld was deze maand goed voor: donkersporig bosviooltje, witte klaverzuring, schedegeelster, wilde kievitsbloem en gagel. Het schimmelrijk wordt vertegenwoordigd door: blauwgroen trechtertje, kapjesmorielje en peervormig draadwatje. De overige aprilfoto’s hebben betrekking op: klein klokhoedje, grote vos, hommelnestmot, bonte ribbelboktor, bruine winterjuffer, strontvlieg, veelvlekblaaskaakje en muurhagedis.
Nu eerst echter een 9-tal vogelfoto’s.
We trappen deze maand af met de Appelvink (Coccothraustes coccothraustes). Deze forse vinkensoort is goed te herkennen aan zijn grote opvallende snavel, die blauwgrijs tot staalblauw van kleur kan zijn. Die grote snavel dient ervoor om harde pitten te kraken, waar ze hun voedsel uit halen. Ze mogen dan wel vrij algemeen zijn in Nederland, maar zijn allesbehalve gemakkelijk te vinden. De zang, maar ook de roep stelt bij deze soort niet veel voor. Ook daardoor vallen ze niet echt op. Appelvinken leven veelal teruggetrokken en zijn vaak te vinden in hoge bomen. Bovendien zijn ze behoorlijk schuw. Ons land kent tussen de 8.000 en 10.000 broedparen. Wel nemen de aantallen af. Op bijgaande foto staat een vrouwtje afgebeeld, die met haar koppie net boven de begroeiing uitkomt.
|
Maart en deels ook nog april is de tijd van vertrekkende en doortrekkende wintergasten. Dan zie je niet zelden honderden vinkachtigen bij elkaar. De hoofdmoot bestaat dan uit gewone vink, maar hun neefje de keep, is niet zelden ook van de partij. Net als bij de vorige soort is het wijfje beduidend minder fraai gekleurd. Wist u trouwens dat kepen niet ruien, zoals veel andere vogelsoorten dat wel doen! Bij deze soort slijten geleidelijk de veertopjes. Tegen het eind van de winter zijn ze zodanig afgesleten dat er weer een heel nieuw verenpak is ontstaan. De afgebeelde soort is zeer nauw verwant aan de vink en broedt in naald- en berkenwouden in het Noorden van Europa en Azië.
|
De Witte Kwikstaart (Motacilla alba) is de meest voorkomende kwikstaart van ons land en heeft een groot verspreidingsgebied. De soort is veelal in de buurt van menselijke bewoning te vinden, zoals ook in dit geval op het dak van een woning. Zoals de naam al doet vermoeden, wipt de soort voortdurend met zijn staart op en neer. Dat doen ze vooral tijdens het foerageren. Net als boerenzwaluwen en spreeuwen kennen witte kwikstaarten 'slaaptrek'. Dat wil zeggen dat ze zich tegen de avond in groepen verzamelen en gezamenlijk de nacht doorbrengen. Aan de koptekening is bij het afgebeelde exemplaar te zien dat we met een vrouwtje van doen hebben, te herkennen aan de grijsachtige nek. Bij de mannetjes is die zwart. Ze zijn vaak in paardenweitjes te vinden of bij vee, net als de nu volgende soort.
|
Nauw verwant aan de “witte kwik”, is de Gele Kwikstaart (Motacilla flava). Het is een algemene soort die in heel Nederland voorkomt. In 2004 stond de soort nog op de Rode Lijst met als status ‘gevoelig’, maar inmiddels is dat door een licht herstel van de laatste jaren verandert in ‘niet bedreigd’. Alleen al het enorme, wereldwijde verspreidingsgebied van de gele kwikstaart maakt de kans op uitsterven van deze soort zeer klein. We hoeven ons dus geen zorgen te maken. De foto laat u een karakteristiek beeld zien van een mannetje “gele kwik” bij een grazende Schotse Hooglander. Gele kwikstaarten eten voornamelijk bodembewoners, zoals spinnen, kevers, vliegen, muggen, wantsen en cicaden. Ze rennen als het ware hun voedsel achterna. Ze zoeken die graag tussen grazend vee en pikken de insecten op die door het vee worden opgejaagd.
|
Het gegak van de Grauwe gans (Anser anser) kun je vaak al van ver horen. Het is tegenwoordig een zeer algemene soort in ons land. Ooit was dat totaal anders. Uit deze soort is de gedomesticeerde variant ontstaan (Anser anser domesticus), die men vooral houdt voor de gezelligheid thuis. Ook worden ze gehouden als erfbewakers, maar ook voor de eieren die ze leggen en natuurlijk voor de vleesliefhebbers. Het is en blijft altijd een aandoenlijk gezicht om een oudervogel op de gevoelige plaat vast te leggen met jonkies bij zich. Zo te zien zijn het raszuivere gansjes, maar dat wil nog wel eens anders zijn. Net als de wilde eend bastaarderen ze vaak. Vandaar de vaak gehoorde uitdrukkingen als soepgans en soepeend.
|
Voor een soort als de Zwartkop (Sylvia atricapilla) hoeven we met het oog op de toekomst evenmin bevreesd te zijn. Het gaat de soort namelijk in alle opzichten voor de wind. De naamgeving van dit vroege voorjaarsvogeltje geldt eigenlijk alleen voor het mannetje. Deze heeft inderdaad een zwart kapje, zoals te zien bij dit badderende exemplaar. Die van het vrouwtje is daarentegen bruin. Ze zijn dan ook gemakkelijk uit elkaar te houden. Het is - zoals gezegd - een soort, die de afgelopen decennia sterk in aantal is toegenomen. Dat komt met name door natuurlijker bosbeheer en ouder wordende bossen. Ze hebben een duidelijke voorkeur voor struiken en oudere bomen. De melodieuze zang is in het voorjaar vrijwel overal te horen.
|
De kleur zwart komt ook bij de Grote Bonte Specht (Dendrocopos major) goed tot zijn recht, samen uiteraard met de kleuren wit en rood. Niet voor niets heeft deze meest algemene spechtensoort van ons land, bij z’n naam de toevoeging bont meegekregen. Ze zijn het hele jaar door in de omgeving van hun broedgebied te vinden. Bij gebrek aan insecten nemen ze in koudere periodes ook wel genoegen met noten en zaden van sparren- en dennenkegels. Of dat in de onderhavige situatie ook het geval was, zal als vraag wel altijd onbeantwoord blijven. Wat wel duidelijk is, is dat het een mannetje is, hetgeen te zien is aan de rode nekvlek.
|
Een mooie actiefoto kon deze maand worden gemaakt van deze parende Meerkoeten (Fulica atra), die zich even helemaal lieten gaan. Het zal niet vreemd klinken als we zeggen dat de bovenste, die met die klapperende vleugels, het mannetje is. Alhoewel er tussen beide seksen nauwelijks verschillen zijn, moet u toch eens letten op de witte voorhoofdplaat. Die is bij de mannetjes namelijk groter dan bij de vrouwtjes. De Latijnse naam atra verwijst naar de kleur zwart. Je zou derhalve verwachten dat de meerkoet een volledig zwarte watervogel zou zijn, maar dat is niet zo. Bij het klapwiekende exemplaar is dat overduidelijk te zien. Aan de binnenkant van de vleugels zie je allerlei grijstinten tot wit aan toe. Meerkoeten zijn, vooral in de broedtijd, niet erg verdraagzaam
Een bijzondere foto is die van deze twee Zwarte kraaien (Corvus corone), waarbij sprake is van kleurafwijkingen op de vleugels. Het zal bekend zijn dat er, met name in de vogelwereld, nogal eens kleurmutaties voorkomen. Die zijn vaak erfelijk. Bij deze twee exemplaren, vermoedelijk uit hetzelfde nest, kan dit evenwel veroorzaakt zijn door een tijdelijke factor. Zeer waarschijnlijk hebben we hier te maken met pigmentverlies in de jeugdveren als gevolg van slechte voeding. De oudervogels hebben de jongen in de nestperiode mogelijk voedsel van slechte kwaliteit aangeboden. Niet zelden gebeurt dit door de beschikbaarheid van achtergelaten “junkfood”. Na verbetering van de eetgewoontes en de eerste volledige rui keren de zwarte veren terug; een tijdelijk manco dus. Zie hiertoe ook het boek “Zwarte merels Witte merels” van Harvey van Diek en Hein van Grouw.
|
Nu het voorjaar overduidelijk weer is aangebroken, brengen we ook weer enkele soorten uit de omvangrijke florawereld voor het voetlicht, te beginnen met het Donkersporig Bosviooltje (Viola reichenbachiana). Het is een plantje die voorkomt in loofbossen en groeit op vochtige, kalkrijke of lemige grond. In Nederland is deze bosbewoner vrij zeldzaam tot zeer zeldzaam. De opname is dan ook in Duitsland gemaakt. De soortaanduiding verwijst naar de Duitse botanicus en zoöloog met de prachtige naam: Heinrich Gottlieb Ludwig Reichenbach. Het donkersporig bosviooltje bloeit van begin april tot begin mei en heeft, zoals u kunt zien, paarse bloemen. De spoor van de bloem is diep paars, waaraan de plant haar Nederlandse naam te danken heeft
|
Ook in Duitsland gefotografeerd werd Witte Klaverzuring (Oxalis acetosella), wiens naam te danken is aan de bladeren die op klaver lijken. De blaadjes van deze soort gaan ’s avonds hangen. ’s Morgens bij daglicht richten ze zich weer op. Te fel zonlicht kunnen ze niet verdragen en ook dan gaan ze weer “hangen”. Dit leuke plantje komt zowel voor in loof- als naaldbos op min of meer vochtige beschaduwde bodems. De “pennenstreken” in de bloembladen maken de determinatie vrij eenvoudig. De bladen bezitten oxaalzuur wat giftig is. Je moer er dus niet teveel van eten! Over de gehele wereld komen meer dan 800 verschillende Oxalissoorten voor.
|
Eveneens bij onze oosterburen in de buurt van Samerott, werd deze Schedegeelster (Gagea spathacea) geportretteerd. Het is een bolgewas dat behoort tot de leliefamilie. Deze geelster is een echte aprilsoort, die in ons land tamelijk zeldzaam is. Je kunt ze vinden In het oostelijk deel van Twente (zelfs in Volthe) en in het noordelijk deel van Drenthe. Het is een plant van tamelijk vochtige en matig voedselrijke grond. Ze groeit in loofbossen en tussen hakhout. In bloei is de Schedegeelster door de aanwezigheid van één schutblad, die de stengel als een schede omvat, goed te onderscheiden van alle andere geelsterren. Op de foto is duidelijk de stervormige bloeivorm te zien.
Niet ver van het eigen woonadres werd deze maand van nabij dit takje van de Wilde Gagel (Myrica gale) gefotografeerd, zulks vanwege z’n prachtige bruinrode katjes. De struik valt door z’n kleur in het voorjaar al van ver op. In tegenstelling tot de roodbruine mannelijke katjes, zijn de vrouwelijke katjes geelgroen, veel kleiner en minder opvallend. De hele struik draagt harskliertjes, die bij aanraking een aromatische en aangename geur afgeven. De sterke reuk verjaagt luizen, vlooien, muggen en motten. Vroeger werden er dan ook voor dit doel, bladeren en takken van de gagel onder de beddenzak gelegd. Daarom werd gagel ook wel mottenkruid of vlooienhout genoemd. Van de takken maakt men tegenwoordig nog steeds bezems. De struik kan pakweg anderhalve meter hoog worden
|
Een stuk dichterbij, namelijk ergens in de gemeente Dinkelland, werden deze Wilde Kievitsbloemen (Fritillaria meleagris) gefotografeerd. Ook dit is een typische lentebloem, die te boek staat als een bolgewas uit de leliefamilie. Zoals op de foto zichtbaar, zijn de bloembladen roodpaars geblokt. Soms zijn de bloembladen egaal crème-wit van kleur, waarvan er ook een aantal op deze niet nader te noemen locatie, stonden. Zoals op de foto te zien, heeft de plant een tere stengel met smalle bladen. De planten doen er maar liefst acht jaar over om in bloei te komen! Ze worden ook wel Zwolse tulpen genoemd. Helaas is de kievitsbloem erg zeldzaam geworden in ons land. Ze komen nog maar op enkele plekken voor. Veranderingen in het grondwaterpeil en veel bemesting zijn de grootste bedreigingen voor deze prachtige bloemensoort.
Ook in de lente zijn er paddenstoelen te vinden. Een soort die zijn piek heeft in het voorjaar, is het Blauwgroen Trechtertje (Omphalina chlorocyanea). Dit opvallende paddenstoeltje heeft sinds de eeuwwisseling een enorme opmars gemaakt in Nederland. De eerste vondsten in Nederland dateren van 1973 en 1986, respectievelijk bij Wijster (Drenthe) en op Texel. Vanaf de eeuwwisseling is de soort aan een enorme opmars begonnen. De soort komt nu zelfs algemeen voor op de zandgronden van Oost-Nederland. Je kunt ze aantreffen op schaars begroeide, zandige en vochtige bodems, met name in vochtige natuurontwikkelingsgebieden
|
Tot het rijk van de schimmels behoort ook de zogeheten Kapjesmorielje (Mitrophora semilibera). Het is een sponsachtige zakjeszwam, die je zomaar in april of mei kunt tegenkomen. Ze worden pakweg 10 – 20 cm hoog. De hoed is in verhouding tot de holle steel nogal klein, zoals ook op de foto te zien. Ze groeien alleen of in groepjes op humusrijke, voedselrijke (omgewerkte) grond onder loofbomen en vaak langs paden, in parken en moestuinen. Het is in ons land een vrij algemene soort. De hoed is kegelvormig en bruin tot donkerbruin van kleur met een honinggraatachtig oppervlak. De steel wordt vaak naar onder toe dikker.
|
Het Peervormig Draadwatje (Trichia decipiens) is een zeer klein formaat slijmzwammetje, die je vooral aan de onderzijde van dikke liggende stammen kunt aantreffen. Het is overigens een myxomyceet, welke niet tot de paddenstoelen wordt gerekend. Hoewel hun uiterlijk sterk aan schimmels doet denken, vormen ze een aparte groep. Voor deze soort is microscopische controle nodig voor een zekere determinatie. Het rijpingsproces van deze slijmzwam kan maandenlang aanhouden, zodat ze in verschillende groeistadia kunnen worden aangetroffen. Ingeval van rijping hebben ze harige pruikjes, die er uitzien als watjes. Daar heeft de soort zijn naam aan te danken
Dan komen we nu aan bij de mossen. Dit keer is dat slechts één soort, te weten: het Klein klokhoedje (Encalypta vulgaris). Op de foto is duidelijk te zien waar deze mossensoort haar naam aan dankt. De kapsels lijken inderdaad op klokhoedjes. In Nederland kennen we de soort alleen uit Zuid-Limburg maar ook daar is het voorkomen heel beperkt. Op de Rode Lijst voor mossen heeft het zeer zeldzame Klein klokhoedje de status gevoelig. Klokhoedjes groeien voornamelijk in bergbossen, op frisse tot vochtige plaatsen met een kalkrijke ondergrond. Je kunt ze aantreffen op rotsen, aarde, muren en hellingen
|
We maken nu een sprongetje naar de vlinders. In dit geval gaat het om een dagvlindersoort die nu nog als zeldzaam te boek staat. Ze komen evenwel steeds meer voor in Nederland. Het gaat hier om de Grote vos (Nymphalis polychloros). Ze waren een aantal jaren geleden nog zeer zeldzaam in ons land. Waarschijnlijk als gevolg van het opwarmen van de aarde is het nu nog net geen algemene soort. Van origine zijn ze afkomstig uit Zuid- en Centraal Europa, waar het over het algemeen een stuk warmer is dan bij ons. De soort onderscheidt zich van de kleine vos, die uit hetzelfde geslacht komt, door de vier stippen i.p.v. de drie stippen op de voorvleugels. Beeldherkenning bij Waarneming.Nl heeft dan ook vrijwel nooit problemen met het determineren van deze soort
|
De Hommelnestmot (Aphomia sociella) is weliswaar ook een vlinder, maar in tegenstelling tot de vorige soort een nachtvlinder. Ze worden ook wel koloniemotten genoemd en dat heeft wellicht te maken met de levenscyclus. De larven van deze motten zitten namelijk in nesten van hommels, maar ook van bijen en wespen (wel in mindere mate). Daar eten ze de was in deze nesten, waar ze in dit stadium dan ook van leven tot ze volwassen zijn. Imkers zijn niet zo blij met deze soort, omdat ze geulen graven in hun geliefde nesten van bijen. Dit exemplaar was één van de circa 15 exemplaren, die dag na dag in de eigen woning te zien waren. Uiteraard kregen ze allemaal de vrijheid in de buitenlucht.
|
U ziet de Bonte Ribbelboktor (Rhagium bifasciatum) wellicht nu voor het eerst. Dat is niet zo gek want velen hebben ‘m nog nooit gezien. Het zou kunnen dat we hier te maken hebben met een exoot of een zeldzame soort voor Nederland, maar beide opties zijn hier niet van toepassing. De bonte ribbelboktor is hier namelijk inheems en ook nog eens algemeen. Dat is voor de liefhebber van kevers alleen maar mooi, want het zijn schitterende verschijningen met een behoorlijk formaat. In het veld viel gelijk op dat ze nogal snel kunnen rennen. Ze leggen hun eieren in diepe tunnels in naald- of loofhout, waardoor ze nog steeds één van de algemeenste boktorsoorten van Europa zijn.
|
Samen met zijn broertje de Noordse winterjuffer is de Bruine Winterjuffer (Sympecma fusca) de enige libellensoort in Nederland, die de hele winter blijft doorvliegen en niet als de overige libellen en juffers in de winter alleen als larve voorkomt. Je hebt de grootste kans om deze vrij algemene pantserjuffer aan te treffen bij droge heideterreinen. Op warme(re) dagen vliegen ze tussen de vegetatie door. Dit kan al in maart of april het geval zijn, wat relatief vroeg is, vergeleken met andere libellensoorten. Ze hebben voorkeur voor ondiepe, voedselrijke plassen met veel riet. Deze juffersoort staat als niet bedreigd te boek.
|
Een soort waar je maar weinig moeite voor hoeft te doen om ‘m tegen te komen in de natuur, is de Strontvlieg (Scatophaga stercoraria). Ze worden wel eens verward met bromvliegen, die er overigens totaal niet op lijken. Strontvliegen hebben namelijk een lichte, bruingele kleur, terwijl bromvliegen vaak veel groter zijn en een donkere kleur bezitten. U vraagt zich wellicht af waar deze soort haar niet al te vleiende naam aan te danken heeft. Velen zullen denken dat ze voortdurend op stront of mest te vinden zijn, maar dat is helemaal niet zo. Ze leven juist van nectar en soms eten ze zelfs andere vliegen! De paring vindt daarentegen wel plaats in de buurt van koeienvlaaien. Uiteindelijk worden de eieren hier op afgezet. Op de foto is een mannetje te zien met een mooie oranjebruine kleur.
Zoals de afgelopen maanden wel vaker, kunnen we u ook deze maand weer kennis laten maken met een zeer zeldzame vliegensoort, namelijk het Veelvlekblaaskaakje (Myopa polystigma). Het is een soort blaaskopvlieg, die je tegen de tijd dat deze natuurkalender online is, eigenlijk niet meer kunt vinden. De vliegtijd is dan namelijk voorbij. Je vindt ze in principe alleen in april en mei. In dit geval waren het er een aantal, die op een schitterende vogelkers afkwamen. Dit was de enige boom in de wijde omgeving, die daarvoor geschikt bleek te zijn. Ze zijn van andere soorten te onderscheiden aan het compleet donkere borststuk en de veel duidelijker vlekken in de vleugels
|
Om april af te sluiten hebben we nog een mooie close-up van de zeldzaamste reptiel in Nederland: de Muurhagedis (Podarcis muralis). In Maastricht bereikt deze soort de noordgrens van zijn areaal (wereldwijde verspreidingsgebied). Toch worden ze inmiddels al op veel meer plekken in Nederland waargenomen. Alleen weten mensen vaak niet dat dit in veel gevallen “geen wilde hagedissen” zijn. Vaak komen ze uit gevangenschap of zijn ter plekke vrij gelaten. De mens heeft ervoor gezorgd dat de enige wilde populatie van Nederland intussen heel zeldzaam is geworden. Waarom toch, vraag je je af. Nu er een muurhagedisvriendelijk beheer wordt toegepast, neem de populatiegrootte inmiddels weer toe. In 2007 werden er circa 700 geteld. Dit aantal is nog steeds gering. We moeten dus extra zuinig zijn op deze schitterende hagedis
|
Samenstelling: Wim Wijering en Jaimey Wilbers E-mail: [email protected] Tel. 06.46202123
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Gerard Benerink en Jaimey Wilbers.
De foto’s zijn dit keer van: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Gerard Benerink en Jaimey Wilbers.
Als altijd zijn er ook deze maand weer veel extra natuurfoto’s gemaakt. Benieuwd; klik dan op “Hier” of surf eenvoudigweg naar de rubriek: “Recente Foto’s”.