NATUUR- EN VOGELWERKGROEP --"DE GRUTTO"
  • Home
  • Aktiviteiten
    • Landschapsonderhoud
    • Jaarprogramma
    • Excursie verslagen
    • Ringaktiviteiten
    • Vogeltrektellingen >
      • Vogeltrektelling 10 september 2022
    • Waarnemingen
  • Werkgroepen
    • Weidevogel bescherming
    • Uilen
    • Zwaluwen
    • Nestkasten
  • Foto 's
    • Recente foto's
    • Natuurkalender
    • Amfibieën en reptielen
    • Flora
    • Juffers en libellen
    • Landschappen
    • Paddenstoelen
    • Vlinders
    • Vogels
    • Zoogdieren
    • Aruba
  • Jeugd
    • Scholenproject Red de vlinder en de bij 2020
    • Scholenproject Red de vlinder en de bij 2019
    • Scholenproject Red de vlinder en de bij 2018
    • Scholenproject Red de vlinder en de Bij 2017
    • Scholenproject Red de vlinder en de bij 2016
    • Jeugdnatuurgroep
    • Voorlichting en educatie
  • Overig
    • Soortbeschrijving
    • Bijzondere verhalen
    • Reisverslagen
    • Natuurnieuws
    • Vraag en Antwoord
    • Uit de oude doos
    • In memoriam
  • Contact

natuurkalender april 2020

April 2020 gaat de boeken in als de zonnigste aprilmaand sinds het begin van de weermetingen. Met gemiddeld over het land circa 287 zonuren scheen de zon in april ruim 100 uur meer dan normaal !!  De oproep om toch vooral thuis te blijven i.v.m. het Corona-virus werd voor de fotografen onder ons voornamelijk in de weekends opgevolgd. Op de doordeweekse dagen trokken we er geregeld alleen op uit met al die mooie dagen, want er viel in deze voorjaarsmaand van alles te beleven in de natuur. Natuurlijk zochten we plekjes op waar we geen of nauwelijks mensen tegenkwamen om zodoende  risico’s te vermijden.  

Dit alles heeft geresulteerd in een groot aantal foto’s. Allereerst natuurlijk de gebruikelijke 25 keuzefoto’s met daarnaast een zeer goed gevulde rubriek met nog eens ruim 100 overige recente opnames. Zoals u van ons gewend bent, is het wederom een zeer gevarieerd geheel geworden. 

De kalenderfoto’s met toelichting hebben in 11 gevallen betrekking op vogels. Achtereenvolgens passeren de revue: bonte vliegenvanger, grote gele kwikstaart, rietgors, jonge bosuilen, kleine plevier, bokje, patrijs, goudhaan, vuurgoudhaan, visdief en merel.   

De categorie dag- en nachtvlinders behandelt soorten als: agaatvlinder, eikenpurpermot, esperiamot, berkenbrandvlerkvlinder (rupsen en eieren), berkenbrandvlerkvlinder (imago), oranjetipje en landkaartje. Verder hebben we voor u “in de aanbieding”: akkerhommel, Noordse witsnuitlibel, voorjaarskever en mierenkever. De kalendersessie wordt afgesloten met een 3-tal bijzondere planten, te weten: kievitsbloem, zinkviooltje en wildemanskruid. 
​

Maar nu eerst onze gevederde vrienden.
Foto
Bonte vliegenvanger ~ man zingend~ 30-04-2020 Herinckhave Fleringen foto Johan Drop
In het recente verleden begonnen de mannetjes van de Bonte Vliegenvanger (Ficedula hypoleuca) zich begin mei uit te sloven met hun opvallende baltsgedrag en hun zang. Ze komen net iets eerder terug uit hun overwinteringsgebieden in Afrika, zoeken zich alvast een broedlocatie (vrijwel steeds een leeg staande nestkast) uit en proberen dan al zingend een langs trekkend vrouwtje aan zich te binden. Ze zijn tegenwoordig beduidend vroeger dan enkele decennia geleden. Het lijkt er op dat de soort zich gaandeweg heeft weten aan te passen aan de klimaatveranderingen. Mooi op de foto te zien is bij dit mannetje de kleine dubbele witte vlek boven de snavel. In het Herinckhave in Fleringen, waar deze foto is gemaakt, zijn intussen 13 territoria bezet. 
Een echte Twentse beeksoort is de Grote Gele Kwikstaart (Motacilla cinerea), die mede dankzij de plaatsing van speciale nestkasten bij bruggen e.d. zich aanvankelijk heeft uitgebreid, maar de laatste jaren toch weer een veer heeft moeten laten. Van strenge winters  en verontreinigde wateren, waar ze in het verleden wel eens last van hadden is al tijden geen sprake meer. Waar het aan ligt? Dit mannetje kon worden gefotografeerd in de buurt van het Kanaal Almelo Nordhorn. In de buurt van één van de sluizen had een paartje al vroeg in het jaar jongen. De menselijke drukte in de buurt van de nestlocatie heeft er tijdens de coronacrisis helaas voor gezorgd dat het broedsel uiteindelijk is mislukt. Nu maar hopen dat er een nieuwe broedpoging wordt ondernomen. 
Foto
Rietgors ~ vrouw ~ 13-04-2020 omgeving Lochem foto Fons Wijering
Foto
Grote gele kwikstaart ~ man ~ 06-04-2020 Kanaal Almelo Nordhorn foto Wim Wijering
Zit je verwachtingsvol in een schuilhut in een bos; duikt er plotseling een Rietgors (Emberiza schoeniclus) bij de vijver op. Zo maar midden in een gemengd bos verwacht je die daar niet. Het is immers een vogel van moerassen en rietkragen. De eerste ingeving was dan ook: “Hebben we hier wellicht te maken met een zeldzame bosgors”? Thuis op de PC moest  echter al gauw het enthousiasme worden getemperd. Het bleek namelijk een vrouwtje te zijn van de (gewone) rietgors. Het blijft evenwel heel apart, zo midden in het bos. Rietgorzen doen het trouwens goed in ons land. De meeste broedparen zijn te vinden in de natste regio’s en uiteraard in de moerasrijke, lage delen. In Twente en de Achterhoek blijft het voorkomen van deze soort als broedvogel beperkt tot enkele beekdalen en wat natte heideveldjes. Op trek zijn ze hier evenwel wat vaker te zien. 
Foto
Bosuil ~ jonkies ~ 30-04-2020 Denekamp foto Gerard Benerink
Bosuilen (Strix aluco) zijn tamelijk algemeen in ons land, maar toch hebben veel mensen deze  uilensoort waarschijnlijk nog nooit gezien. Dat geldt echter niet voor één van onze natuurfotografen. In zijn eigen tuin huist namelijk al menig jaar een paartje bosuilen. Dat het de bosuilen voor de wind gaat, heeft onder meer te maken met de vele nestkasten die in de loop van de jaren voor deze soort zijn opgehangen. Ook binnen ons verenigingsgebied hangt menige bosuilkast. De soort begint al vroeg te broeden. Dat gebeurt soms al in januari, maar meestal in februari en maart. Dat betekent dat de “uilskuikens” vaak al vroegtijdig worden geboren. Bovendien klauteren ze geregeld  al na 2 of 3 weken uit het nest en zijn dan als takkelingen te bewonderen, zoals ook in de onderhavige situatie. 
Foto
Kleine plevier ~ baltsritueel ~ 07-04-2020 Oelemars Losser foto Leo Wijering
De Kleine Plevier (Charadrius dubius) is een echte pioniersoort. Dat wil zeggen dat hij vaak op broedplaatsen nestelt, die alleen tijdelijk geschikt zijn om er te broeden (afgravingen, bouwplaatsen, opspuitingen, grintgaten e.d.). Kleine plevieren worden nogal eens verward met bontbekplevieren. Deze laatste soort heeft evenwel een oranje snavelbasis, oranje poten en mist het gele oogringetje wat de kleine plevier juist zo kenmerkt. Bovendien is de bontbekplevier veel meer aan de kust te vinden. De kleine plevier houdt meer van het binnenland (zoetwatermilieu), zoals in dit geval de Oelemars bij Losser, waar speciaal voor deze soort een hoeveelheid grind op een eilandje is aangebracht als geschikte nestlocatie. Dat het werkt, ziet u aan het baltsritueel van de vogels. 
Een vogelsoort die we doorgaans niet al te veel te zien krijgen, is het Bokje (Lymnocryptes minimus). Het is een zeer schuw beestje, die er een verborgen levenswijze op na houdt. Ze zijn bovendien vooral 's nachts en in de schemering actief. Bij alarm vertrouwt deze kleine snip volledig op z’n camouflage en drukt zich plat tegen de grond. Hij vliegt pas op als je er bijna boven op staat! Het bokje is het kleinere neefje van de watersnip. Daar waar watersnippen bij verstoring met een schorre roep in zigzagvlucht opvliegen, vliegt het bokje zonder geluid rechtlijnig op om kort daarna weer in de vegetatie neer te strijken. Op afstand lijken beide soorten veel op elkaar. Het bokje is evenwel een slag kleiner en heeft een kortere snavel. Ook deze opname is gemaakt bij de Oelemars. 
Foto
Bokje ~ foeragerend ~ 24-04-2020 Oelemars Losser foto Leo Wijedring
Foto
Patrijs ~ waakzaam mannetje ~ 24-04-2020 Geesteren foto Johan Drop
Vogelbescherming Nederland en SOVON kiezen jaarlijks een soort uit waar extra aandacht aan moet worden geschonken. 2013 is indertijd uitverkoren tot “het Jaar van de Patrijs (Perdix perdix) ”. Met een dergelijke uitverkiezing moet een soort evenwel niet blij zijn. Het betekent namelijk dat het met deze akkervogel slecht gesteld is. Ook in onze contreien ging het de laatste jaren met sprongen achteruit. Momenteel zijn we als Vereniging evenwel druk bezig om het biotoop weer enigszins te herstellen. Dat wordt gedaan met de aanleg van speciale voedselakkers waar dekking en voedsel te vinden is (Patrijzenproject). Naar het zich laat aanzien gaan we - zij het langzaam - weer de goede kant op. Op de foto een mannetje (goed te herkennen aan het “hoefijzer” op de buik), die waakzaam de boel in de gaten houdt. De foto is gemaakt in het weidevogelgebied Geesteren waar nog niet zo lang geleden drie plasdrasgebieden zijn aangelegd.
Als er wordt gesproken over haan, dan ben je geneigd te denken aan een forse vogel. Maar ook bij piepkleine vogeltjes kun je zo maar het woord haan aantreffen. Zoals in dit geval de Goudhaan (Regulus regulus) , die vooral in bossen met veel sparren te vinden is. Omdat het beestje slechts 8,5 centimeter groot is, werd hij altijd aangeduid als goudhaantje, maar dat mag al een tijdje niet meer. De Vlaamse gaai is intussen omgedoopt in gaai en de sprinkhaanrietzanger heet nu kortweg  sprinkhaanzanger. Verantwoordelijk voor deze naamswijzigingen is de CSNA oftewel de Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna. Feit is dat de goudhaan vanwege z’n kleine afmeting lastig voor de lens te krijgen is, maar dat is bij dit “prevelende” vrouwtje toch gelukt. De hoge tonen die het beestje produceert, zijn overigens niet voor iedereen hoorbaar. Je hoeft voor een gehoortest dus niet altijd naar een opticien. 
Foto
Goudhaan ~ met zang ~ 25-04-2020 Arboretum de Lutte foto Wim Wijering
Foto
Vuurgoudhaan 29-04-2020 Herinckhave Fleringen foto Johan Drop
Het is leuk dat ook z’n neefje, de Vuurgoudhaan (Regulus ignicapilla) deze maand op de gevoelige plaat kon worden vastgelegd. Dan zijn namelijk mooi de verschillen te zien. Deze goudhaansoort is wat sprekender van kleur en heeft een opvallende zwart met witte oogstreep. Een ander verschil is dat de vuurgoudhaan niet specifiek gebonden is aan sparrenbossen, maar ook voorkomt in parken en tuinen. Hun aantal is een stuk geringer dan die van hun achterneefje. Wel jammer is dat er in beide gevallen sprake is van een vrouwtje. De (fel) oranje kruin bij de mannetjes geven de beestjes namelijk toch een wat vuriger uiterlijk. Je moet een geoefend en scherp gehoor hebben om de zang van beide soorten niet alleen te horen., maar ook van elkaar te onderscheiden. Met de oren van de fotograaf is dus nog niets mis. 
Wat gold voor de naam goudhaan, geldt in zekere zin ook voor de Visdief (Sterna hirundo). Ook deze kleine stern kennen we van oudsher als visdiefje. Maar ja, ook dat mag niet meer, omdat het een verkleinwoord betreft. Laten we ons echter maar niet al te druk maken om al die aanpassingen, maar ons bij deze foto focussen op de bijzondere houding van dit beestje. Wat u op de bijgaande opname niet kunt zien, is dat deze visdief op een vlonder zijn (toekomstige) partner het hof aan het maken is; zeg maar baltsgedrag vertoont. Aangezien je qua uiterlijk geen verschil ziet tussen beide seksen, mogen we er gevoeglijk van uitgaan dat dit het mannetje is. Het is, net als schrijver dezes, een liefhebber van vis. Ze jagen vooral boven visrijke watergangen en grotere binnenwateren.
Foto
Visdiefje ~ baltshouding ~ 19-04-2020 omgeving Grote Rietplas Emmen foto Leo Wijering
Foto
Merel ~ vrouw zonnend ~ 11-04-2020 Nijstad Weerselo foto Wim Wijering
Net als de merel werd ook deze Agaatvlinder(Phlogophora meticulosa) in de eigen tuin gefotografeerd. Deze fraaie nachtvlinder maakt deel uit van de familie van de uilen (geen vogels wel te verstaan). Het is een gewone soort, die verspreid over het hele land voorkomt. De volwassen dieren zijn een groot deel van het jaar actief, namelijk van maart tot november. Er is sprake van twee generaties. De vleugelvorm van deze “uilensoort” doet met wat fantasie denken aan een dood blaadje. De voorvleugel is sterk geplooid. Overdag rusten ze onbeschut op muren, paaltjes of in de vegetatie (zoals in de onderhavige situatie). Het oog moet er dan wel opvallen. De vlinders zwerven nogal en kunnen om die reden op allerlei plekken worden waargenomen. 
Het klinkt misschien gek, maar ook vogels houden ervan om te zonnebaden. Dit Merelvrouwtje  (Turdus merula) in onze tuin doet dat geregeld. Zo op het oog ziet dat er best vreemd uit. Toch kun je aan het dier zien dat ze heel alert is. Bij het “zonnebaden” spreiden ze al dan niet gedeeltelijk de vleugels of gaan scheef hangen. Door op het heetst van de dag in de zon te gaan “bakken” wordt het voor parasieten onbehaaglijk en verlaten het verenkleed. Over slimheid gesproken! Zo houden vogels hun verenkleed in prima conditie. Andere soorten proberen van hun kwelgeesten af te komen door mieren over zich heen te laten lopen. Mierenzuur op en in het verenkleed is namelijk ook een manier om van parasieten af te komen. 
Foto
Agaatvlinder 23-04-2020 Nijstad Weerselo foto Wim Wijering
Foto
Eikenpurpermot Enschede 11-04-2020 Fotograaf Rinus Baaijens
Eén der onzen is bijzonder geïnteresseerd in de wereld van de microvlinders. Dat levert soms indrukwekkende beelden op van de wereld in het klein. Wat bijvoorbeeld te denken van deze Eikenpurpermot (Dyseriocrania subpurpurella)! Het motje is - zoals u kunt zien - prachtig van kleur. De vleugels zien er metallisch goud van kleur uit met saffierblauwe en robijnrode stippen. Bij verandering van licht zijn er nog meer kleurschakeringen te zien. Het is een dagactieve nachtvlinder, die dus niet alleen ‘ss nachts, maar ook overdag kan worden bewonderd. Erg groot zijn ze niet. Als je de meetlat er naast houdt, kom je niet veel verder dan 9 tot 14 mm. De vliegtijd, van deze in ons land algemene soort, is april en mei. Dit jaar werden overigens reeds halverwege maart de eerste exemplaren gezien.
Ook de Esperiamot (Esperia sulphurella) mag naar onze mening gezien worden. Net als de vorige soort is het eveneens een dagactieve  nachtvlinder. Ze zitten graag op bladeren of vliegen langzaam rond in de volle zon. De meeste waarnemingen vinden plaats in mei en juni, maar ook aprilwaarnemingen, zoals in dit geval, komen voor. Als je dit vlindertje ooit een keer hebt gezien, vergeet je ‘m nooit meer. De esperiamot kwam tot 1975 niet in ons land voor, maar heeft zich sindsdien over geheel Nederland uitgebreid. Toch wordt hij nog maar heel weinig waargenomen in de noordelijkste provincies. De soort staat ook bekend onder de naam: het klein viervlekmolmboordertje. Probeer dat maar eens te onthouden!
Foto
Esperiamot 20-04-2020 Enschede foto Rinus Baaijens
Foto
Berkenbrandvlekvlinder 11-04-2020 Enschede foto Rinus Baaijens
Zeker geen alledaagse foto betreft deze opname van de rupsen van de Berkenbrandvlerkvlinder (Pheosia gnoma), die zojuist kans hebben gezien om hun eitjes te verlaten. De eitjes zijn voor alle duidelijkheid niet veel groter dan een halve mm. De eitjes (zo’n 50 in getal) waren afgezet in de tuin, zodat het proces goed te volgen was. Er ging nochtans heel wat aan vooraf voordat deze foto kon worden gemaakt. Wij besparen u evenwel alle details. De rupsen van deze nachtvlinder worden circa 4 cm lang en glimmen sterk. Ze zijn grijsachtig en hebben een purperen glans. Je treft ze alleen aan op berken.
Foto
Oranjetipje 07-04-2020 omgeving Lutterzand foto Leo Wijering
Ook de Landkaartjes (Araschnia levana) zijn er in het voorjaar doorgaans vroeg bij. Bij deze dagvlindersoort is sprake van een 1e generatie en een 2e generatie, die merkwaardig genoeg veel van elkaar verschillen. Vanuit de wetenschap spreekt men over een voorjaars- en zomervorm. Het is een standvlinder, die verspreid in Nederland voorkomt. Kennelijk door de opwarming van de aarde heeft deze soort zich geleidelijk aan vanuit het oosten en zuiden over het hele land uitgebreid. Als je het zijaanzicht van deze vlindersoort bekijkt, is mooi bij beide vormen het karakteristieke landkaartjespatroon te zien, waar de soort haar naam aan te danken heeft.  
Foto
Akkerhommel 10-04-2020 Beuningerachterveld foto Leo Wijering
Medio april worden in het Bargerveen vaak al de eerste Noordse witsnuitlibellen (Leucorrhinia rubicunda) waargenomen. Deze opname van een vrouwtje is ietwat later gemaakt, namelijk op 20 april j.l., maar toch nog tamelijk vroeg in het seizoen. Bij uitgekleurde dieren is de voorrandader geheel geel, hetgeen bij dit exemplaar nog niet het geval is. Dat zal in mei beter te zien zijn, omdat ze dan overal in het veen van hun aanwezigheid blijk geven. De “witsnuiten” komen hier namelijk erg talrijk voor. De imago’s hebben gele of rood-bruinige vlekken op een zwart achterlijf. In de regel  sluipen Noordse witsnuitlibellen pas het tweede jaar na de ei-afzet uit. 
In Nederland komen circa 32 soorten tandvlinders voor, waartoe deze Berkenbrandvlerkvlinder (Pheosia gnoma); een imago. De naam hebben de tandvlinders te danken aan het tandvormige uitsteeksel aan de binnenrand van de vleugel. Wanneer de vlinder zijn vleugels dichtgevouwen heeft, is dit te zien aan de opvallende uitstulping op de rugzijde, hetgeen goed opvalt op de foto. De berkenbrandvlerkvlinder is te herkennen aan de witte voorvleugels met langs de randen donkere vlekken. Verwarring met de Brandvlerkvlinder (Pheosia tremula) is mogelijk. Deze heeft echter meer wit op de vleugels. De berkenbrandvlerkvlinder vliegt van begin april tot eind september in twee generaties.
Foto
Berkenbrandvlerkvlinder ~ eitjes en rupsen ~ 11-04-2020 Enschede foto Rinus Baaijens
Natuurlijk mogen ook een aantal dagvlinders in deze kalendersessie niet ontbreken. We beginnen met het Oranjetipje, omdat dat één van de eerste vlinders is, die we in het voorjaar kunnen tegenkomen. Ze behoren tot de zogeheten witjes en danken hun naam aan de fel oranje vleugeltoppen, althans de mannetjes. Dit opvallende kenmerk ontbreekt overigens bij de vrouwtjes. Als de vleugels gesloten zijn, is bij beide seksen mooi de kenmerkende gemarmerde groene kleurschakering te zien. Overdag, wanneer de zon schijnt en de vlinders rusteloos rondvliegen, zijn ze niet gemakkelijk te fotograferen. In de onderhavige situatie was evenwel een kort moment op bloeiend koolzaad voldoende om deze opname te maken. Net als vorig jaar lijk het - mede vanwege de prima weersomstandigheden - een topjaar te zijn voor het oranjetipje 
Foto
Landkaartje ~ 1e generatie ~ 21-04-2020 Peddemorsplas Weerselo foto Wim Wijering
Binnen onze Vereniging worden vlinders en bijen vaak in één adem genoemd. Beide groepen hebben het moeilijk en kunnen best wat extra hulp gebruiken, onder meer door de aanleg van gevarieerde bloemstroken. Hommels zijn ook bijen; ze zijn alleen wat groter. Een soort, die het gelukkig nog wel goed doet in ons land, is de afgebeelde Akkerhommel (Bombus pascuorum). Het zijn vriendelijke beestjes, die vrijwel nooit steken. Ze zijn te herkennen aan het oranjebruin gekleurde borststuk en de bruin- tot geelrood gekleurde achterlijfspunt. Ze hebben voorts zwarte haren op het achterlijf. Vermeldenswaardig is verder dat de exemplaren van de akkerhommel in het westen van het land donkerder van kleur zijn dan die in het oosten.
Foto
Noordse witsnuitlibel ~ vrouw ~ 20-04-2020 Bargerveen foto Leo Wijering
Foto
Voorjaarsmestkever 30-04-2020 Beningerchterveld foto Leo Wijering
We maken nu een switch naar een tweetal keversoorten. De keverfamilies krijgen doorgaans niet al te veel aandacht. Allereerst maar eens deze fraai gekleurde Voorjaarsmestkever (Trypocopris vernalis). Vaak hebben ze een metaalkleurig blauw- of groenachtige parelmoerkleur, zoals op de foto. De soort lijkt best veel op de Gewone Mestkever (Geotrupes stercorariusis), maar is kleiner, meer gedrongen en het schild is gladder. Als je heel goed kijkt zie je dat de tasters voor op de kop klein zijn met een oranje- bruinachtig puntje. Ook dat is een kenmerk. Ze komen in grote delen van Europa voor, maar ook in Azië. Zoals bij veel andere kevers zijn ze vaak ten dode opgeschreven als ze op de rug komen te liggen. Ze zijn gewoonweg niet in staat om gemakkelijk overeind te komen. Wat je ook nogal eens ziet, is dat er parasiterende roofmijten op hun lichaam “meeliften”. 
De tweede keversoort is de vrij algemene Mierenkever (Thanasimus formicarius), die door de kleurtekening op het lichaam niet al te moeilijk te determineren is. De dekschilden zijn namelijk zwart en oranjebruin met twee witte banden. Door de kleurstelling en de insnoering van het lichaam lijken ze wel wat op mieren; vandaar de benaming. Mierenkevers leven in naaldbossen en worden vooral aangetrokken door de geur van tanende bomen. Daarin leven namelijk allerlei schorskevers, waarop de mierenkever meer dan verzot is. De vrouwtjes leggen bovendien de eitjes bij die van de schorskevers,  zodat hun larven ook direct wat te eten hebben. Het is kortom een zeer nuttige keversoort, die de vraat van de schorskevers binnen de perken kan houden. 
Foto
Mierenkever 08-04-2020 Enschede foto Rinus Baaijens
Foto
Kievitsbloemen 20-04-2020 Hasselt foto Gerard Benerink
De laatste twee foto’s hebben betrekking op een bloemrijk uitje naar de Eifel in Duitsland. Hier kon onder meer de bekendste vertegenwoordiger van de zinkflora worden gefotografeerd; te weten het endemische Zinkviooltje (Viola Calaminaria). Dit plantje heeft slechts een klein verspreidingsgebied, voornamelijk op plekken, waar vroeger zinkmijnen hebben gestaan. De soort is nauw verwant aan het Gele viooltje (Viola lutea) uit de Vogezen en de Alpen. In totaal zijn er in Duitsland 14 natuurreservaten waar dit bijzondere viooltje nog voorkomt. In België zijn 23 locaties bekend en in Nederland (omgeving Geuldal) is er maar één reservaat waar het Zinkviooltje groeit. Het is kortom een zeldzaam plantje, waar we erg zuinig op moeten zijn. Het is goed te weten dat het zinkviooltje onder meer fungeert als waardplant voor de zilveren maan; één van de zeldzamere dagvlindersoorten.  
Foto
Wildemanskruid 08-04-2020 Eifel Duitsland foto Gerard Benerink
Door het mooie weer van de laatste weken kwam de plantengroei dit jaar vroeg op gang. Het is dan ook niet vreemd dat we deze voorjaarsmaand ook wat botanische inspiratie hebben opgesnoven. Slechts één week per jaar staat natuurgebied “De Brommerd” bij Hasselt vol met zeldzame Kievitsbloemen. De uiterwaarden van de rivier het Zwarte Water is één van de weinige plekken in Europa waar deze unieke bloemen zo massaal voorkomen, zoals u op de foto zelf kunt constateren. De vorm van de bloem lijkt met gesloten bloembladen enigermate op een kievitsei. Je moet dan wel in het donker op pad, want hoe lichter en warmer het wordt, hoe meer de bloemen open gaan.  
Foto
Zinkviooltje 08-04-2020 Eifel Duitsland foto Gerard Benerink
Dan zijn we nu toe aan de laatste kalenderfoto van de maand, waarbij we u kennis laten maken met Wildemanskruid (Pulsatilla vulgaris). Voor zover bekend komt deze vertegenwoordiger van de ranonkelfamilie helaas niet meer voor in ons land. In het verleden was deze nog op enkele plekken langs de IJssel te vinden. Nu moet je voor een plaatje van deze soort speciaal naar het buitenland. De soort groeit vooral op kalkhoudende, niet bemeste grond. Met name hellingen zijn favoriet, waarbij de warme paarse kleuren van de bloemen mooi afsteken. Met deze opname sluiten we de aprilmaand af en wensen u alvast een gezonde meimaand toe. 
Samenstelling:     Wim Wijering        Tel. 06.46202123    E-mail: wimwijering@hotmail.com 
​ 

Foto’s:     Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baaijens, Gerard Benerink en Johan Drop
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken. 
Copyright © 2014 Natuur en Vogelwerkgroep "De Grutto" | Sitemap | Colofon | ​Contact​