natuurkalender april 2016
April 2016 was de warmste aprilmaand wereldwijd ooit gemeten. Dat gold overigens niet voor ons eigen land. April ging juist hier als té koud de boeken in met een gemiddelde temperatuur van ongeveer 8,7 graden; bijna een graad kouder dan december 2015! En het begon nog wel zo goed met aanvankelijk overdag temperaturen van meer dan 20 graden. Daarna kregen we vaak te maken met vrij zacht en wisselvallig weer en niet zelden stevige buien. De slotdagen van april zorgden voor de uiteindelijk té lage temperaturen. In dat stadium hadden we overigens al heel wat mooie natuurkiekjes gemaakt, zodat we toen volop tijd hadden om er op de PC aandacht aan te besteden.
Als gebruikelijk treft u in deze voorjaarsmaand weer veel vogelfoto’s aan. De volgende soorten hebben we deze keer voor u in petto, te weten: blauwborst, boomklever, buizerd, geel- en rietgors, gele kwikstaart, kleine plevier, oeverzwaluw, patrijs, raaf, slobeend, tapuit, visdiefje, zwarte kraai en een 3-tal ganzensoorten, te weten: grauwe-, grote Canadese- en Indische gans. Verder hebben we in april opnames gemaakt van: blauwgroen trechtertje, grote lisdodde, grote spinnende watertor, grijze zandbij, schubkarper en vroege spanner. De sessie wordt ten slotte afgesloten met een panorama van een landschap met voorjaarskleuren en een opname van een heuse windhoos. Door een vogeltrip naar het buitenland heeft het deze keer wat langer geduurd om de foto’s te kunnen plaatsen.
Wij wensen u als steeds veel kijk- en leesplezier toe en verwijzen u graag naar de eerstvolgende natuurfoto’s, die u zeer binnenkort in de rubriek “Recente foto’s” van ons mag verwachten.
Als gebruikelijk treft u in deze voorjaarsmaand weer veel vogelfoto’s aan. De volgende soorten hebben we deze keer voor u in petto, te weten: blauwborst, boomklever, buizerd, geel- en rietgors, gele kwikstaart, kleine plevier, oeverzwaluw, patrijs, raaf, slobeend, tapuit, visdiefje, zwarte kraai en een 3-tal ganzensoorten, te weten: grauwe-, grote Canadese- en Indische gans. Verder hebben we in april opnames gemaakt van: blauwgroen trechtertje, grote lisdodde, grote spinnende watertor, grijze zandbij, schubkarper en vroege spanner. De sessie wordt ten slotte afgesloten met een panorama van een landschap met voorjaarskleuren en een opname van een heuse windhoos. Door een vogeltrip naar het buitenland heeft het deze keer wat langer geduurd om de foto’s te kunnen plaatsen.
Wij wensen u als steeds veel kijk- en leesplezier toe en verwijzen u graag naar de eerstvolgende natuurfoto’s, die u zeer binnenkort in de rubriek “Recente foto’s” van ons mag verwachten.
Zoals de naam al doet vermoeden is de Vroege Spanner (Biston strataria) er in het voorjaar ook bijtijds bij. De eerste exemplaren vliegen namelijk reeds in één generatie van half maart tot begin mei. In een zachte winter zijn ze zelfs al in februari te zien. De vlinder vliegt alleen ’s nachts en mag dus met recht een nachtvlinder worden genoemd. De mannetjes komen graag op licht af; de vrouwtjes bijna nooit en worden daarom zelden gezien. Dit exemplaar (vrijwel zeker een mannetje) werd op de grond aangetroffen bij een benzinestation en zal ongetwijfeld veel energie hebben verspild bij de aanwezige lichtbronnen. Na een nachtje rust is deze spannersoort, die je eigenlijk alleen maar in de bosgebieden op de hogere zandgronden aantreft, de vrijheid hergeven.
Begin april is de beste tijd om op zoek te gaan naar het Blauwgroen Trechtertje (Omphalina chlorocyanea). Dit bijzondere trechtertje is een klein paddenstoeltje van amper 3 cm hoog. De soort staat te boek als zeldzaam, maar wordt vanaf 2004 echter steeds vaker gemeld. Dit is vooral het geval in gebieden waar natuurontwikkeling heeft plaats gevonden. Met name op bemoste kale plekken met wat pioniersvergetatie - zoals pitrus - komt het blauwgroen trechtertje het best tot zijn recht. Je moet ze hoe dan ook zoeken in een voedselarme omgeving met een zure bodem. De hoed is aanvankelijk zwartblauw van kleur en kleurt daarna via groenblauw door naar geelbruin. De steel is van meet af aan blauwzwart en verkleurt - gek genoeg - niet bij het ouder worden.
Een andere soort, die het vooral moet hebben van pioniersvegetatie is de Grijze Zandbij (Andrena vaga). Met een lengte van anderhalve centimeter is het één van de grootste zandbijen van ons land. Dat geldt overigens alleen voor de vrouwtjes, want de mannetjes zijn een stuk kleiner en hebben bovendien een wit snorretje. De enige functie van de mannetjes is te zorgen voor nageslacht. Als het paren achter de rug is sterven ze. De vrouwtjes doen bij deze nijvere insecten al het belangrijke werk. Ze graven pijpjes in de bodem tot wel 50 centimeter diep, verzamelen stuifmeel van voornamelijk wilgen en nemen de broedzorg op zich. Ze groeperen zich graag in “kolonieverband”. Deze wilde bijensoort dankt zijn naam aan de grijszwarte kleur. Niet zelden komen ze al in maart uit de grond tevoorschijn, hetgeen ook op de foto te zien is. Grijze zandbijen hebben geen angel en kunnen dan ook niet steken.
Bij veel vogelfotografen staat zijn kleinere neef, de Zwarte kraai (Corcus corone) bepaald niet op het lijstje van de meest gewenste objecten. Dat zal ongetwijfeld met het zwarte uiterlijk van deze soort te maken hebben. Bovendien zijn kraaien bij veel mensen niet bijzonder populair. Nochtans vertonen kraaiachten opvallend intelligente gedragspatronen, zoals reeds beschreven bij voorgaande soort. Dit exemplaar trok in de onderhavige situatie de aandacht van de fotograaf, omdat deze voortdurend omlaag dook. Dichterbij gekomen bleek de vogel het aan de stok te hebben met een Nijlgans; ook niet bepaald de meest vredelievendste soort. De duikvluchtopname is ons inziens bijzonder goed gelukt; scherp en detailrijk.
Ook dit opvliegende mannetje Slobeend (Anas clypeata) kan ons inziens de toets der kritiek meer dan weerstaan, temeer daar het nog zwemmende vrouwtje ook scherp in beeld kon worden gebracht. De kunst van het fotograferen van vogels in de vlucht is om het onderwerp op het juiste moment te “bevriezen”, zoals gezegd met behoud van scherpte en detail. Dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan, omdat je naast het inschatten en inspelen op de snelheid ook moet beschikken over de nodige vogelkennis. Kortom; je moet kunnen voorzien hoe de vogel zal reageren. Poseren is er natuurlijk niet bij. Vluchtfotografie is dan ook een kwestie van oefenen, oefenen en nog eens oefenen, maar beslist de moeite meer dan waard.
Eén der onzen is in het bezit van een vakantiewoning aan de Grote Rietplas in Drenthe met een houten vlonder voor “de deur”. Deze vlonder wordt door menige vogelsoort - vooral ganzen - het gehele jaar door bezocht. In het voorjaar en in de broedperiode maken Visdiefjes (Sterna hirundo) ook graag van deze vlonder gebruik en kan er volop worden genoten van de (balts)rituelen van het aanstaande ouderpaar en in een later stadium de zorg voor de jongen. Als ze op de vlonder plaats nemen is het kieerrrrr geluid van deze prachtige sternsoort niet van de lucht. Voor veel fotografen is de visdief dan ook een geliefd foto-object. Afgebeeld is één van de vogels in een karakteristieke baltshouding, waarbij het lichtje in het oog niet is vergeten.
Speciaal voor de Kleine Plevier (Charadrius medius) is bij de Oelemars in Losser een eilandje met grind aangelegd. Deze pionierssoort weet deze natuurvriendelijke geste naar waarde te beoordelen en heeft dit minibiotoopje - net als een jaar eerder - wederom in gebruik genomen. Om de onderlinge band van het broedpaar te versterken, werd er meteen bij terugkeer gebaltst. Dit was uiteraard voor de “vaste” fotografen in de observatiehut aanleiding om dit aandoenlijke tafereeltje op de gevoelige plaat vast te leggen. Nu maar afwachten of het tot een succesvol broedsel komt. Vorig jaar moest er een metalen korfje over het nest worden geplaatst om (verdere) predatie te voorkomen.
De geelgors (Emberiza citrinella) is een kenmerkende soort in Noordoost Twente met z’n kleinschalige cultuurlandschap. Dit landschap herbergt zo hier en daar nog wat geschikte houtwallen, kruidenrijke bermen, overhoekjes, bloemrijke graanakkerranden, als ook boomgroepjes en heggen. In een dergelijke omgeving voelt de geelgors zich thuis. Jammer genoeg zijn er de afgelopen jaren heel veel van dit soort gebiedjes verloren gegaan. De soort staat van oudsher bekend als akkervogel. Op heel veel plaatsen zijn evenwel de graanakkers verdwenen en ook veel plekken met bloemrijke kruidenmengsels zijn schaars geworden. Hopelijk kunnen een aantal gorzen dit jaar meeprofiteren van het inzaaien van verschillende akkerranden en bermen met bloemenmengsels en granen, welke we dit voorjaar speciaal voor de (wilde) bijen en vlinders hebben aangelegd.
Nog maar veertig jaar geleden was de Patrijs (Perdix perdix) een kenmerkende soort van het Nederlandse platteland. Sinds de jaren zeventig zijn de aantallen echter met ruim 95 % afgenomen! De grootschalige en intensieve landbouw heeft zijn tol geëist voor deze uitgesproken akkervogel. Landelijke organisaties als SOVON en Vogelbescherming Nederland doen verwoede pogingen om de patrijs in ons land niet te laten uitsterven. Ook binnen onze Vereniging zijn we hier mee bezig door weer akkerranden in te zaaien met allerlei bloemmengsels en granen. Ook (semi)ruderale terreinen zoals moestuinen, industrieterreinen en nog in te richten woonwijken bieden zo hier en daar soelaas, maar veel zijn het er niet. Voor de patrijs geldt als voor zoveel andere soorten: het ontbreekt aan voldoende voedsel, dekking en rust. Elders in Overijssel wordt overigens sinds kort geëxperimenteerd met het creëren van geschikte plekjes in de nabijheid van kuilvoerhopen.
In het voorjaar is er op fotografisch vlak vaak veel te beleven. De natuur komt dan langzaam maar zeker in bloei en bruist van leven. Als je er oog voor hebt, zijn er in die periode fraaie landschapsfoto’s te maken. Het succes daarvan hangt daarbij natuurlijk wel af van een aantal factoren, zoals de compositie, de lichtinval en in dit geval uiteraard de voorjaarskleuren. De weergoden werkten in de onderhavige situatie ook goed mee, omdat er volop gebruik kon worden gemaakt van de dreigende donkere lucht op de achtergrond, terwijl de voorgrond nog volop verlicht werd door de zon. Dat het één en ander in een panoramafoto “verpakt” is, zal u niet verbazen.
De natuur heeft, zoals ook bij de vorige foto, voor ons niet zelden bijzondere natuurverschijnselen in petto. Neem nou deze roterende wolkenslurf, die op 22 april de Grote Rietplas in Drenthe passeerde en meteen fotografisch werd vastgelegd. Als je goed kijkt kun je in de foto zelfs nog wat vliegende vogels ontdekken. Voor Nederlandse begrippen heet dit verschijnsel: wervelwind. In de volksmond wordt dit echter windhoos genoemd. Windhozen ontstaan als de verschillen in temperatuur en vochtigheid tussen de lucht aan het aardoppervlak op grote hoogte in de atmosfeer groot zijn. Zware wervelvinden kennen we als tornado’s. Deze kunnen grote schades aanrichten. Hiervan was in de onderhevige situatie evenwel geen sprake. Met deze slotfoto maken we ons op voor een hopelijk nog interessantere meimaand.
Tekst: Laurents ten Voorde en Wim Wijering
Foto’s: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baayens en Laurents ten Voorde
Tekst: Laurents ten Voorde en Wim Wijering
Foto’s: Leo, Fons en Wim Wijering, Rinus Baayens en Laurents ten Voorde
Uiteraard hebben we in deze maand nog veel meer foto’s gemaakt, dan we in deze natuurkalender hebben weergegeven. Wij willen u deze opnames niet onthouden, omdat hier ook veel mooi materiaal bij zit. Oordeelt u echter zelf door hier te klikken. De foto’s kunt u vergroten, net als bij de natuurkalender, door er op te klikken.