neushoornkevers in tubbergen
Ben je op bezoek in Luxemburg, als plots het salsageluid van het mobieltje weerklinkt. Krijg ik één van mijn natuurmaten, Jan Grootelaar, aan de lijn. “Wim: vraagje? Heb je nog belangstelling voor neushoornkevers? Hoezo, is de logische wedervraag. Wel, zegt Jan: “Mijn broer Martin heeft er een paar aangetroffen in het Tubbergse. Ik heb er alvast een plaatje van gemaakt”. Beknopt weergegeven is dit de inhoud van het gesprek, aangevuld met de opmerking dat ik helaas niet in de gelegenheid ben om poolshoogte te komen nemen vanwege de afstand. We schrijven 17 april 2011.
Terug op Twentse bodem – voelt toch altijd weer heel thuis en heel bekend aan – neem ik uit nieuwsgierigheid toch maar contact op met Jan. Een gesprek over neushoornkevers voeren we namelijk niet elke dag. Bovendien is een verhaaltje op de website over bijzondere natuurgebeurtenissen ook niet verkeerd.
Terug op Twentse bodem – voelt toch altijd weer heel thuis en heel bekend aan – neem ik uit nieuwsgierigheid toch maar contact op met Jan. Een gesprek over neushoornkevers voeren we namelijk niet elke dag. Bovendien is een verhaaltje op de website over bijzondere natuurgebeurtenissen ook niet verkeerd.
Al snel is de door hem gemaakte foto via de digitale snelweg doorgestuurd en verschijnt een fraaie neushoornkever in beeld. “Waaauw Jan. Dat is onmiskenbaar een grotendeels ontwikkeld mannetje van de neushoornkever. Waar zat d’ie precies?”.
In het geanimeerde gesprek daarna wordt al snel duidelijk dat broer Martin op de 15e met de aanhanger een halve kuub hout- en bladsnippers heeft opgehaald bij Frans en Maya, twee goede kennissen van hem in Tubbergen. Reden: de eigen tuin te ontzien van al te grote hoeveelheden “onkruid”. De verbazing is groot als twee dagen later bij het egaliseren van het tuinoppervlak maar liefst 6 grote roodbruine kevers al dan niet met hoorntjes uit het gesnipperde materiaal tevoorschijn komen . Dat moet beslist bijzonder zijn, zo wordt beredeneerd. Ook nooit eerder gezien. Even veilig stellen in een emmer.
In het geanimeerde gesprek daarna wordt al snel duidelijk dat broer Martin op de 15e met de aanhanger een halve kuub hout- en bladsnippers heeft opgehaald bij Frans en Maya, twee goede kennissen van hem in Tubbergen. Reden: de eigen tuin te ontzien van al te grote hoeveelheden “onkruid”. De verbazing is groot als twee dagen later bij het egaliseren van het tuinoppervlak maar liefst 6 grote roodbruine kevers al dan niet met hoorntjes uit het gesnipperde materiaal tevoorschijn komen . Dat moet beslist bijzonder zijn, zo wordt beredeneerd. Ook nooit eerder gezien. Even veilig stellen in een emmer.
Al snel wordt de telefoon ter hand genomen. Waarschijnlijk weet “Oons Jan” wel wat het voor beestjes zijn. Laatstgenoemde, nooit zonder mobieltje aan te treffen, is al snel aan de kuierdraad en meent aan de hand van de beschrijving – naar later blijkt terecht - de neushoornkever te herkennen.
Voorzichtig vraagt Martin nog: “Zie zet mie in de tuun toch nig alles op n’’n kop” , daarbij doelend op de wortelvraatschade van engerlingen (meikevers). “Bi’j wiezer” is het ontwapenende antwoord van de jongste broer.
Voorzichtig vraagt Martin nog: “Zie zet mie in de tuun toch nig alles op n’’n kop” , daarbij doelend op de wortelvraatschade van engerlingen (meikevers). “Bi’j wiezer” is het ontwapenende antwoord van de jongste broer.
Jan ontbreekt zijn excursietocht van dat moment en blijkt gelijk te hebben. Geteld worden in totaal 4 mannetjes en 2 vrouwtjes van de Oryctes nasicornis, zoals gezegd, de neushoornkever . Eén ervan wordt op de kiek gezet. Daarna wordt van het gehakselde materiaal op wat rottende takken in de buurt gedeponeerd en de diertjes de vrijheid hergeven. In no-time zijn ze verdwenen in hun vertrouwde omgeving.
Om het verhaal wat meer inhoud te kunnen geven en met wat extra foto’s te omlijsten, wordt aansluitend een gezamenlijke afspraak op locatie gemaakt. Uit beschermings-oogpunt en privacyoverwegingen laten we de exacte vindlocatie in dit artikel echter achterwege. U zult daar ongetwijfeld begrip voor kunnen opbrengen. Al met al voor mezelf ook een mooie gelegenheid om wat meer aan de weet te komen over deze fraaie en niet in grote getale in Nederland voorkomen de keversoort.
Om het verhaal wat meer inhoud te kunnen geven en met wat extra foto’s te omlijsten, wordt aansluitend een gezamenlijke afspraak op locatie gemaakt. Uit beschermings-oogpunt en privacyoverwegingen laten we de exacte vindlocatie in dit artikel echter achterwege. U zult daar ongetwijfeld begrip voor kunnen opbrengen. Al met al voor mezelf ook een mooie gelegenheid om wat meer aan de weet te komen over deze fraaie en niet in grote getale in Nederland voorkomen de keversoort.
Binnenin de hoop voelt het broeierig klam aan in het rottende materiaal van gehakseld hout en bladwerk, zoals we dat ook kennen van ringslangen. Deze broei zorgt onder dergelijke omstandigheden voor zowel een ideale omgevingstemperatuur als voldoende voedsel voor de supergrote larven, die wel 7 tot 8 cm groot kunnen zijn. Mede onder invloed van de buitentemperatuur, welke al bijna 3 weken onophoudelijk hoog is, hebben deze larven zich waarschijnlijk supersnel ontwikkeld. We komen namelijk alleen maar volledig ontwikkelde en bijna ontwikkelde neushoornkevers tegen.
Toen we even niet opletten, waren ze zo weer in “hun” houtsnipperhoop verdwenen. Of zoals Jan het plastisch uitdrukte:
Ze graven zich minstens zo snel in als een mol.
Later lees ik in de literatuur dat de soort zich in Nederland vooral bij menselijke bewoning weet te handhaven, met name in composthopen en andere hopen plantaardig materiaal. Hierin komen de larven tot wasdom. Dat klopt dus volledig met onze eigen waarneming. Frans vertelt onderwijl dat hij bij de overheid werkzaam is en zich onder meer bezig houdt met landschapsonderhoud. Zijn collega’s hebben hem in de zomer van 2009 op zijn verzoek een vracht van deze hout- en bladsnippers gebracht. Een deel hiervan is voor hetzelfde doel gebruikt als in Martins’ tuin.
Ze graven zich minstens zo snel in als een mol.
Later lees ik in de literatuur dat de soort zich in Nederland vooral bij menselijke bewoning weet te handhaven, met name in composthopen en andere hopen plantaardig materiaal. Hierin komen de larven tot wasdom. Dat klopt dus volledig met onze eigen waarneming. Frans vertelt onderwijl dat hij bij de overheid werkzaam is en zich onder meer bezig houdt met landschapsonderhoud. Zijn collega’s hebben hem in de zomer van 2009 op zijn verzoek een vracht van deze hout- en bladsnippers gebracht. Een deel hiervan is voor hetzelfde doel gebruikt als in Martins’ tuin.
De neushoornkever is de grootste soort uit de onderfamilie reuzenkevers (Dynastinae) die tot in westelijk Europa voorkomt. Vrijwel alle andere soorten zijn bewoners van tropische gebieden. Deze keversoort kent maar liefst 18 ondersoorten. In ons land komt de nominaatvorm (Oryctes nasicornis nasicornis) voor. Deze heeft veruit het grootste verspreidingsgebied. Deze, voor Nederlandse begrippen, toch heel bijzondere keversoort is allerminst algemeen.
Wel is de soort waarschijnlijk aan een gestage opmars bezig en wordt de afgelopen jaren wat vaker gezien. De laatst bekende waarneming uit onze contreien dateert van februari 2008 toen er tijdens grondwerkzaamheden in het Ledeboerpark te Enschede grote larven van deze soort ontdekt werden, later gevolgd door allerlei ontwikkelstadia van deze soort.
Wel is de soort waarschijnlijk aan een gestage opmars bezig en wordt de afgelopen jaren wat vaker gezien. De laatst bekende waarneming uit onze contreien dateert van februari 2008 toen er tijdens grondwerkzaamheden in het Ledeboerpark te Enschede grote larven van deze soort ontdekt werden, later gevolgd door allerlei ontwikkelstadia van deze soort.
De neushoornkever dankt zijn naam aan de grote hoorn op de kop van het mannetje. Deze verharde hoorn, die veel gelijkenis vertoont met de hoorn van een neushoorn, dient niet om zichzelf te verdedigen, maar veeleer om concurrenten omver te kiepen. Goed ontwikkelde mannetjes zijn door de grote hoorns indrukwekkende verschijningen.
De neushoornkever dankt zijn naam aan de grote hoorn op de kop van het mannetje. Deze verharde hoorn, die veel gelijkenis vertoont met de hoorn van een neushoorn, dient niet om zichzelf te verdedigen, maar veeleer om concurrenten omver te kiepen. Goed ontwikkelde mannetjes zijn door de grote hoorns indrukwekkende verschijningen.
De neushoornkever dankt zijn naam aan de grote hoorn op de kop van het mannetje. Deze verharde hoorn, die veel gelijkenis vertoont met de hoorn van een neushoorn, dient niet om zichzelf te verdedigen, maar veeleer om concurrenten omver te kiepen. Goed ontwikkelde mannetjes zijn door de grote hoorns indrukwekkende verschijningen.
Sommige mannetjes zijn minstens 4 cm groot. Bij de heel iets kleinere vrouwtjes is de hoorn vrijwel niet ontwikkeld of ontbreekt soms geheel. Net als bij andere grote keversoorten is de grootte en de vorm van de hoorn van de mannetjes overigens afhankelijk van de ontwikkelingsmogelijkheden van de larve. Bij voedselgebrek zal de hoorn van het mannetje klein zijn en klein blijven. Hierdoor lijken ze meer op een vrouwtje. De dekschilden van de neushoornkever zijn in de regel kastanjebruin en hebben een opvallende glans; ze zijn helderder gekleurd dan het halsschild en de kop. Er komen ook lichte en donkere exemplaren voor of exemplaren met een roodbruin halsschild en een donkerbruine kop. De neushoornkever is geen behendige vlieger en vliegt geregeld overal tegen aan. Dit heeft niet zelden een onzachte landing tot gevolg. Op de rug liggend heeft de kever duidelijk moeite om weer overeind te komen. Zoals bij veel andere insecten het geval, wordt de kever sterk aangetrokken door lichtbronnen.
De voortplantingstijd van de neushoornkever staat beschreven van juni tot augustus. In deze periode zijn de kevers doorgaans het vaakst te zien. Tijdens zwoele zomernachten vliegen vooral de mannetjes uit op zoek naar een geschikt vrouwtje. Als ze deze hebben gevonden, worden andere mannetjes verjaagd en omver geworpen. Op deze wijze zijn deze kansloos voor bevruchting. Na de paring zet het vrouwtje korte tijd later haar eitjes af op rottend, plantaardig materiaal. De soort is gemakkelijk van grotere kevers uit andere groepen te onderscheiden door de opmerkelijke lichaamsvorm en kleur. Een andere grote keversoort, die in West Europa voorkomt, is het Vliegend Hert (Lucanus cervus).
Leuke waarnemingen van dit Vliegend Hert deden we in Mander (eveneens gemeente Tubbergen) in 2009. Zie daartoe het artikel over deze soort, elders op onze website onder het tabje "Bijzonder".
Leuke waarnemingen van dit Vliegend Hert deden we in Mander (eveneens gemeente Tubbergen) in 2009. Zie daartoe het artikel over deze soort, elders op onze website onder het tabje "Bijzonder".
Heel opmerkelijk is dat er zo vroeg dit jaar (april!) al volledig ontwikkelde neushoornkevers te vinden zijn. Na een zeer winterse decembermaand hebben we nu dus een zomerse aprilmaand. Dat de natuur op deze lenteversnelling inspeelt, is momenteel overal om ons heen te zien. Dit jaar moeten de meikevers hun naam ook maar laten veranderen in aprilkever, want al zeker 14 dagen kun je ze overal tegenkomen.
De steenuil, als echte “kevervreter”, zal hier zeker niet rouwig om zijn.
De steenuil, als echte “kevervreter”, zal hier zeker niet rouwig om zijn.
Tot slot lijkt een aanbeveling op zijn plaats voor het aanleggen van compost- annex broeihopen. Een soort als de neushoornkever kan daarmee, zoals in dit geval onbewust, geholpen worden om zich verder uit te breiden. Voor overheden, landschapsbeheerders en geïnteresseerde particulieren zou dit een stimulans moeten zijn om de soort wat meer in het zadel te helpen.
Frans geeft alvast het goede voorbeeld. Hij zegt toe de broeihoop verder ongemoeid te laten, totdat de neushoornkevers;
a. hun weg naar buiten hebben gevonden en
b. bij het afzetten van de eieren voor beginnend nageslacht hebben gezorgd.
Wim Wijering
Frans geeft alvast het goede voorbeeld. Hij zegt toe de broeihoop verder ongemoeid te laten, totdat de neushoornkevers;
a. hun weg naar buiten hebben gevonden en
b. bij het afzetten van de eieren voor beginnend nageslacht hebben gezorgd.
Wim Wijering