Diepholzermoor kraanvogelexcursie 2013
Onze jaarlijks terugkerende kraanvogelexcursie naar het Diepholzermoor e.o. mag zich doorgaans binnen onze Vereniging naar verluidt verheugen in een grote opkomst. De weersvoorspellingen hebben veel deelnemers echter kennelijk doen besluiten om op de eerste zaterdag van november verstek te laten gaan en zich in het warme bedje nog eens lekker om te draaien. We vertrokken die ochtend dan ook maar met slechts 2 auto’s, waarin overigens wel het maximale aantal van 8 personen zat. Het begon inderdaad niet al te gunstig; onderweg motregende het vrijwel constant. Het enige wapenfeit op de route was een overvliegende grote zilverreiger.
Tegen half negen arriveerden we bij onze eerste bestemming. Al enkele jaren achtereen is dat “An der Dadau” in de buurt van het plaatsje Vechta Het miezerde op dat moment nog maar een heel klein beetje en even later werd het tot onze grote vreugde geheel en al droog. Tot aan vertrek hebben we sindsdien geen druppel regen meer gehad. Met dank aan de weergoden en een lange neus naar de thuisblijvers.
Toen we amper het aangeduide en inmiddels bij vele “kraanvogelaars” bekende weggetje waren ingereden, zagen en hoorden we meteen al waarvoor we waren gekomen, namelijk: kraanvogels. Aanvankelijk waren het slechts enkele overvliegende exemplaren met hun kenmerkende roep, maar gaandeweg zagen en hoorden we ze vrijwel overal. Het melancholieke getrompetter van de vogels is - zoals één der onzen opmerkte - “een streling voor het oor”. Deze uitdrukking houden we er van nu af steevast in.
Vooral de maïsakkers hier (Groszes Moor) zijn bij de kraanvogels favoriet. In dit uitgestrekte polderlandschap met verspreid staande bosschages, wordt de maïs nog gedorst; iets wat je helaas bij ons niet meer ziet. Er blijven hierdoor voor de vogels gelukkig heel wat voedselresten achter. Ze hebben dagelijks per individu ook heel wat nodig. Voor volwassen vogels komt dat al gauw neer op een slordige 300 gram. In de akkerbouwgebieden eten ze niet alleen achtergebleven maïskorrels en granen, maar ook aardappeltjes die op de velden zijn blijven liggen. Kraanvogels zijn overigens alleseters. Wanneer ze in hun broedgebied of in hun winterverblijf zijn, eten ze voornamelijk dierlijk voedsel, zoals grote insecten, wormen en amfibieën. Ook bessen, rijstkorrels en eikels worden niet versmaad.
Tijdens het warme bakkie koffie en thee hoorden we overal om ons heen de welluidende geluiden van (heel) veel kraanvogels. Meteen zagen we ook al de eerste 2 reeën. Er zouden er daarna nog eens 23 volgen, te weten “sprongen” van 9, 6, 5 en 3 exemplaren. Het zijn duidelijk "open veld" dieren en kennelijk gewend om in open terrein te leven.
Net als kraanvogels zijn ze overigens tamelijk schuw. Ook een haas spurtte kort daarna het veld uit, waarna we tevens de eerste fazanten te zien kregen. Deze hoenderachtigen liepen op de weg of in de berm en waren allesbehalve schuw. Het werden er allengs meer en meer. Ons bekroop het gevoel dat dit nooit op natuurlijke wijze tot stand kan zijn gekomen. Een groep rietganzen; de ondersoort kon vanwege de grote afstand niet worden gedetermineerd, was op dat moment al genoteerd. Toen hadden we de eerste putters op zicht en geluid ook reeds opgespoord. In de bermen zaten verder enkele grote groepen vinken met daartussen – herkenbaar aan de witte stuit – ook menige keep. Het was sowieso een dag met veel vogels of zo u wilt vogeltrek. We noteerden grote groepen houtduiven en daarnaast ook diverse gemêleerde groepen zangvogels met daartussen opvallend veel geelgorzen en ringmussen. Hierbij zat ook menige vink en groenling. Niet veel later begonnen we met het bijhouden van het aantal grote zilverreigers op één en dezelfde dag in éénzelfde gebied. Gezien eerdere excursies werd een prognose gemaakt van 20 tot 30 exemplaren, die we te zien zouden krijgen. Aan het eind van de dag stond de eindscore echter op maar liefst 32 exemplaren! Dat zegt veel over het extensieve gebruik van de gronden hier, maar ook van de toename van deze reigersoort. Terug echter naar de kraanvogels, want daarvoor waren we immers gekomen. We hoefden niet al te ver te rijden voordat we steeds meer kraanvogels te zien kregen. We zagen lange slierten kraanvogels overvliegen, ontdekten her en der vogels in familieverband, maar zagen vooral diverse grote groepen kraanvogels in het open veld.
Net als kraanvogels zijn ze overigens tamelijk schuw. Ook een haas spurtte kort daarna het veld uit, waarna we tevens de eerste fazanten te zien kregen. Deze hoenderachtigen liepen op de weg of in de berm en waren allesbehalve schuw. Het werden er allengs meer en meer. Ons bekroop het gevoel dat dit nooit op natuurlijke wijze tot stand kan zijn gekomen. Een groep rietganzen; de ondersoort kon vanwege de grote afstand niet worden gedetermineerd, was op dat moment al genoteerd. Toen hadden we de eerste putters op zicht en geluid ook reeds opgespoord. In de bermen zaten verder enkele grote groepen vinken met daartussen – herkenbaar aan de witte stuit – ook menige keep. Het was sowieso een dag met veel vogels of zo u wilt vogeltrek. We noteerden grote groepen houtduiven en daarnaast ook diverse gemêleerde groepen zangvogels met daartussen opvallend veel geelgorzen en ringmussen. Hierbij zat ook menige vink en groenling. Niet veel later begonnen we met het bijhouden van het aantal grote zilverreigers op één en dezelfde dag in éénzelfde gebied. Gezien eerdere excursies werd een prognose gemaakt van 20 tot 30 exemplaren, die we te zien zouden krijgen. Aan het eind van de dag stond de eindscore echter op maar liefst 32 exemplaren! Dat zegt veel over het extensieve gebruik van de gronden hier, maar ook van de toename van deze reigersoort. Terug echter naar de kraanvogels, want daarvoor waren we immers gekomen. We hoefden niet al te ver te rijden voordat we steeds meer kraanvogels te zien kregen. We zagen lange slierten kraanvogels overvliegen, ontdekten her en der vogels in familieverband, maar zagen vooral diverse grote groepen kraanvogels in het open veld.
Er waren groepen bij van wel meer dan 400 exemplaren bij elkaar. Je weet werkelijk niet wat je ziet. De vogels gaan vanwege hun schuwheid wel snel op de wieken, waarna je ze overigens wel mooi in glijvlucht kunt waarnemen. Ze hebben bovendien een hekel aan brandende autokoplampen. Het doven van de lichten is meestal het eerste wat je te doen staat als je kraanvogels wilt bekijken en niet wilt verstoren.
Veel kraanvogels hebben intussen geleerd hoe ze met al die kraanvogeltoeristen om moeten gaan. Het merendeel gaat doorgaans midden in een weiland of maïsakker foerageren; op gepaste afstand van al die vierwielers en tweebeners.
Veel kraanvogels hebben intussen geleerd hoe ze met al die kraanvogeltoeristen om moeten gaan. Het merendeel gaat doorgaans midden in een weiland of maïsakker foerageren; op gepaste afstand van al die vierwielers en tweebeners.
We hebben geruime tijd kunnen genieten van dit schouwspel, wat ze - ook al is dat niet zo intensief als in de paartijd - ook buiten de broedtijd ten toon spreiden. Tot aan de lunch telden we rondom en in het Groszes Moor toch al gauw enkele duizenden kraanvogels. Uit de tellingen door de BDM ( Bund Diepholzer Moorniederung) weten we dat er in het betreffende weekend maar liefst 61262 zaten. Een week eerder waren dat er nog 74.212. Wat een enorme aantallen!! Over niet al te lange tijd zijn ze allemaal op weg naar hun overwinteringgebieden in vooral Spanje, waarbij ze eerst nog het Lac du Der aandoen in de buurt van Parijs. Bekende gebieden waar de soort overwintert zijn Laguna de Gallocante en Extremadura. Op bijgaand kaartje is de enorme verspreiding van de kraanvogel te zien. De gele kleur geeft het broedgebied aan, de blauwe de overwinteringgebieden en de groene lijnen de trekroutes.
Erg spectaculair was het niet in dit vakantieoord. Het bleef beperkt tot diverse futen, wat wintertalingen en een groep “vissende” aalscholvers.
Onze co-pilot had volgens zijn stellige overtuiging voor ons een nieuwe uitkijktoren “in de aanbieding”. Deze hebben we echter – ondanks goed speurwerk – niet kunnen vinden. Het weggetje wat erheen zou leiden, eindigde temidden van vele vakantiewoningen, waar we - en passant - nog wel een eekhoorn konden noteren, als ook een badende Turkse tortel en een eenzame heggenmus. Van Olgahafen ging het richting Ochsenmoor. Hier zagen we op de gedorste maïsakkers een aanzienlijk aantal grauwe ganzen, waartussen diverse kolganzen. Opnieuw kwamen we her en der groepjes geelgorzen tegen. Hier zijn ze allesbehalve schaars.
Onze co-pilot had volgens zijn stellige overtuiging voor ons een nieuwe uitkijktoren “in de aanbieding”. Deze hebben we echter – ondanks goed speurwerk – niet kunnen vinden. Het weggetje wat erheen zou leiden, eindigde temidden van vele vakantiewoningen, waar we - en passant - nog wel een eekhoorn konden noteren, als ook een badende Turkse tortel en een eenzame heggenmus. Van Olgahafen ging het richting Ochsenmoor. Hier zagen we op de gedorste maïsakkers een aanzienlijk aantal grauwe ganzen, waartussen diverse kolganzen. Opnieuw kwamen we her en der groepjes geelgorzen tegen. Hier zijn ze allesbehalve schaars.
In dit deel van het excursiegebied zagen we overigens de meeste grote zilverreigers. Tot onze verrassing troffen we - zij het op afstand - tot 2 keer toe een klapekster aan. Afgaand op het op- en doorvlieggedrag moeten dit welhaast net aangekomen en doortrekkende klapeksters zijn geweest. Jan P. moet bijna havikogen hebben gehad om het 2e exemplaar, wat op grote afstand op een weidepaal zat, te ontdekken. Hier zagen we verder een aantal smienten en een 2–tal zilvermeeuwen, waarvan één exemplaar geelachtige poten leek te hebben.
De aanvankelijke gedachte van een geelpootmeeuw bleek uiteindelijk te stranden in gezichtsbedrog. Omwille van tijdwinst lieten we deze keer het bezoekerscentrum links liggen en parkeerden we bij halteplaats 4 onze auto’s aan de Dümmersee (zeg maar aan de andere kant van Olgahafen). De oren en ogen werden op scherp gezet om onze lijst op te vijzelen met een regiment watervogels. Nadat een boomkruiper en een goudvinkman zich hadden laten horen klonk vanuit het riet het bekende geluid van een waterral..
De aanvankelijke gedachte van een geelpootmeeuw bleek uiteindelijk te stranden in gezichtsbedrog. Omwille van tijdwinst lieten we deze keer het bezoekerscentrum links liggen en parkeerden we bij halteplaats 4 onze auto’s aan de Dümmersee (zeg maar aan de andere kant van Olgahafen). De oren en ogen werden op scherp gezet om onze lijst op te vijzelen met een regiment watervogels. Nadat een boomkruiper en een goudvinkman zich hadden laten horen klonk vanuit het riet het bekende geluid van een waterral..
In een andere boom ontdekten we een andere roofvogel, die eigenlijk ingevolge alle trekvogellogica in zuidelijker streken had moeten zitten, namelijk het wijfje van een bruine kiekendief. Een behoorlijk deel van de Europese populatie overwintert namelijk in Afrika en in Zuid Europa. Van slechts een heel klein percentage is overwintering bekend, maar dan mag het echt niet hard vriezen. Dit zal wellicht zo’n vogel zijn geweest. Door onze collega-vogelaars werden we voorts nog attent gemaakt op een scharrelende waterral, die van bovenaf mooi te bekijken viel.
Kort nadat we onze “hoogzit” hadden verlaten, hadden de excursieleden, die langs het water terugwandelden, het geluk dat de volwassen zeearend eindelijk zijn vleugels spreidde en heel wat watervogels op de wieken deed gaan. Het is en blijft magistraal om een “vliegende deur” te mogen aanschouwen. Voor een afsluitende soort bij de Dümmersee kwam dit allerminst ongelegen.
Met een blik op de klok reden we gezapig door in de richting van het Oppenweher Stemmermoor. We dachten tussen drie en half vier daar nog een graantje van de grote kraanvogelaantallen mee te kunnen pikken. Al van ver zagen en hoorden we ze, maar verontrustend was dat er intussen al heel veel in de lucht vlogen, naar elkaar roepend en koers zettend richting Rehdener Geestmoor. Dat had waarschijnlijk alles te maken met de grauwe donkere weersomstandigheden van dat moment en klok kijken is er bij deze dieren natuurlijk niet bij. We zagen in de verte weliswaar nog heel wat kraanvogels in het veld staan, maar je wilt natuurlijk niets van de inmiddels befaamde slaaptrek van deze prachtige vogels missen. Kortom; de plannen werden bijgesteld. Op weg dus naar de Moordamm, die dwars door het Rehdener Geestmoor is aangelegd. Gelukkig was de weg erheen niet al te ver. Als zovele jaren stond het langs deze internationaal bekende “Damm” weer vol met “kraanvogelaars”. Elke keer verbazen we ons weer over het grote aantal geïnteresseerde toeschouwers, maar vooral het aantal voertuigen met Nederlandse kentekens. Even was er de neiging om onze voertuigen ergens halverwege in de berm te plaatsen, maar de stopborden deed ons toch maar besluiten om door te rijden en een andere locatie te kiezen. Met dit alles verloren we jammer genoeg behoorlijk wat tijd waardoor we ongetwijfeld heel wat aanvliegende kraanvogels gemist hebben. Overal in het gebied tref je overigens borden aan met toelichting over het gebied.
We posteerden ons langs de Speckendamm, zeg maar het zuidoostelijk deel van het Rehdener Geestmoor. Daar heb je (nog) geen last van hinderlijke verkeersvoorzieningen. Ook hier stonden reeds heel wat toeschouwers. We zagen zelfs een aanhangwagen (die valt zelfs te huren!) waarop een uitkijkplatform (compleet met camouflagekleuren) was geconstrueerd. Hierop stond een groepje vogelaars, uiteraard met statieven, telescopen, foto-apparatuur en wat dies meer zij. Het geheel was wel praktisch, maar het is toch ook een beetje de kraanvogelgekte ten top.
Al snel merkten we dat er al heel wat kraanvogels op de overbekende slaapplek in het Rehdener Geestmoor waren neergestreken. We waren kortom duidelijke aan de late kant. Nochtans was en werd het toch nog behoorlijk druk in de lucht; qua vogels en geluid. Daar word je elke keer weer stil van. Het is geweldig om al die roepende kraanvogelgeluiden tot je door te laten dringen. Het is een voorrecht om dit telkens opnieuw te mogen meemaken; het is nu eenmaal dé ultieme natuurbeleving! Indrukwekkend waren ook de vele ganzen in de lucht. Alhoewel op enig moment de soorten niet meer door de invallende schemering op zicht konden worden gedetermineerd, konden we op geluid toch vooral kol- en grauwe gans herkennen, zo nu en dan afgewisseld met groepjes rietganzen. Alhoewel we daar heel wat kraanvogels hebben zien aan – en overvliegen, hadden we toch de indruk dat het er beduidend minder waren dan de excursiejaren hiervoor. Omdat er dat weekend heel veel zijn geteld, moeten er welhaast vele duizenden naar andere slaapplaatsen zijn (door)gevlogen. Deze keer waren het vooral ook de vele ganzen, die diepe indruk maakten en in hetzelfde gebied neerstreken.
Al snel merkten we dat er al heel wat kraanvogels op de overbekende slaapplek in het Rehdener Geestmoor waren neergestreken. We waren kortom duidelijke aan de late kant. Nochtans was en werd het toch nog behoorlijk druk in de lucht; qua vogels en geluid. Daar word je elke keer weer stil van. Het is geweldig om al die roepende kraanvogelgeluiden tot je door te laten dringen. Het is een voorrecht om dit telkens opnieuw te mogen meemaken; het is nu eenmaal dé ultieme natuurbeleving! Indrukwekkend waren ook de vele ganzen in de lucht. Alhoewel op enig moment de soorten niet meer door de invallende schemering op zicht konden worden gedetermineerd, konden we op geluid toch vooral kol- en grauwe gans herkennen, zo nu en dan afgewisseld met groepjes rietganzen. Alhoewel we daar heel wat kraanvogels hebben zien aan – en overvliegen, hadden we toch de indruk dat het er beduidend minder waren dan de excursiejaren hiervoor. Omdat er dat weekend heel veel zijn geteld, moeten er welhaast vele duizenden naar andere slaapplaatsen zijn (door)gevlogen. Deze keer waren het vooral ook de vele ganzen, die diepe indruk maakten en in hetzelfde gebied neerstreken.
Alle deelnemers lieten direct na dit alles weten dat ze wederom intens hadden genoten. Kortom; het was weer een prachtige afsluiting van wat je beslist een memorabele dag mag noemen. Oh ja, het aantal vogelsoorten op die dag bleef steken op 65. Dat had wat meer mogen zijn, maar het gaat nu eenmaal niet om de kwantiteit, maar om de kwaliteit. Helaas hebben we het gebruikelijke soepje ook moeten missen! Das war ja einfach schade.
Foto’s en tekst: Wim Wijering
Foto’s en tekst: Wim Wijering