Gele pimpelmees
Uit de oude doos – jaargang 2003
Het motto: “In Rossum is niets onmogelijk” wordt weer eens bewaarheid door de volgende gebeurtenis:
Het motto: “In Rossum is niets onmogelijk” wordt weer eens bewaarheid door de volgende gebeurtenis:
Hoezo kanarie!
Het is een zonnige doordeweekse dag. We staan praktisch aan de vooravond van Hemelvaartsdag. Om precies te zijn: 27 mei 2003. Met 2 auto’s vol weidevogelaars kachelen we “hènnig” over de Ootmarsumsedijk, te Rossum, spiedend naar jonge weidevogels. Vooral gruttokuikens hebben onze warme belangstelling. Het zijn er echter nog maar zo verdomd weinig! Bij het plaatselijke Maria-kapelletje staan drie plicht betrachtende Rossummers de boel aan te harken en te fatsoeneren. Voor de dauwtrappers moet alles er immers weer “schier” uit komen te zien. De weidevogelstickers op onze auto’s springen kennelijk in ’t oog. Eén van de noeste werkers spreekt ons in onbetwist Twents aan: “Heej, voggelkearls, wog us eff’n”. En natuurlijk voldoen wij onmiddellijk aan zo’n innemend verzoek. Woordvoerder is Frans Oude Weernink. Ingewijden kennen hem beter als “Kattenpeulersfraans”. Of we maar even mee willen komen, want hij heeft iets héél speciaals voor ons.
Het is een zonnige doordeweekse dag. We staan praktisch aan de vooravond van Hemelvaartsdag. Om precies te zijn: 27 mei 2003. Met 2 auto’s vol weidevogelaars kachelen we “hènnig” over de Ootmarsumsedijk, te Rossum, spiedend naar jonge weidevogels. Vooral gruttokuikens hebben onze warme belangstelling. Het zijn er echter nog maar zo verdomd weinig! Bij het plaatselijke Maria-kapelletje staan drie plicht betrachtende Rossummers de boel aan te harken en te fatsoeneren. Voor de dauwtrappers moet alles er immers weer “schier” uit komen te zien. De weidevogelstickers op onze auto’s springen kennelijk in ’t oog. Eén van de noeste werkers spreekt ons in onbetwist Twents aan: “Heej, voggelkearls, wog us eff’n”. En natuurlijk voldoen wij onmiddellijk aan zo’n innemend verzoek. Woordvoerder is Frans Oude Weernink. Ingewijden kennen hem beter als “Kattenpeulersfraans”. Of we maar even mee willen komen, want hij heeft iets héél speciaals voor ons.
Op de vraag wat dat dan wel niet mag zijn, krijgen we als antwoord: “Hebt oeleu wel ‘ns n’n gellen vöggel in ‘n keastke seen”? Onze gedachten gaan ogenblikkelijk uit naar koolmees en zelfs naar grote gele kwik. Maar “dat ist nig zo”, wordt ons resoluut verzekerd. Nieuwsgierig stiefelen het volgende moment zeven volwassen kerels in ganzenpas achter Frans aan. We steken de straat over en lopen het pad naast de omheinde NAM-locatie op. Op circa 2 meter hoogte hangt een nestkastje in een eik. Aan het model te zien, is het er één uit ons eigen arsenaal, maar al wel een paar jaartjes oud. Tot ons aller verbazing wordt zonder enige aarzeling het kastje van de boom “geplukt”. Voordat we er ook maar iets tegen kunnen ondernemen, wordt de voorklep geopend en vliegen meteen twee of drie vliegvlugge pimpelmeesjes naar buiten. D’r is geen grijpen aan. De kleintjes kunnen reeds behoorlijk vliegen en schieten onmiddellijk het gebladerte in. We staan er wat beduusd bij te kijken. Dat is nou niet helemaal waarom we zijn meegelopen. Zijdelings zien we in het geopende kastje gelukkig nog een 8 of 9-tal jonge pimpelmeesjes zitten. “Dichtdoen” is ons dringende advies: “We hebben het al gezien. Het zijn jonge pimpelmeesjes en die zien er inderdaad wat gelig uit”.
Auteur en dia’s: Wim Wijering