draaihals op bezoek
Inleiding
Het is al weer een poosje geleden ~ om precies te zijn op 28 augustus 2019 ~ dat er in Saasveld door Lucy Nijhuis op haar erf een Draaihals (Jynx torquilla) neerstreek, die zich ook nog eens gewillig liet fotograferen en filmen. Het beestje was ontegenzeglijk reeds op trek. De najaarstrek begint bij deze soort namelijk al vroeg; niet zelden al in de tweede helft van augustus. Het is een mysterieuze vogel, die vanwege zijn “camouflagepakje” en zijn heimelijke gedrag maar weinig wordt opgemerkt. Dat laatste is overigens niet zo vreemd, want het gaat dit neefje van de spechten nu niet bepaald voor de wind. De draaihals dankt zijn naam aan het feit dat hij in staat is om zijn kop bijna 180 graden te draaien. Dat draaien met de kop doen ze vooral bij onraad en als afleidingsmanoeuvre |
Herkenning
Het beestje is niet bepaald groot (16 ½ cm) en zit qua formaat zo’n beetje tussen een vink en een spreeuw in. Zowel de kruin, de rug als de staart zijn bruingrijs met zwarte strepen. De buik is grotendeels gestreept. Midden over de rug loopt een zwarte streep. Voor de rest zijn het vooral gemarmerde en bruine tinten, die overheersen. De kleurentekening heeft wel wat weg van die van een Nachtzwaluw. De draaihals heeft voorts een korte rechte snavel met een spitse punt en door het oog loopt een bruine streep. De vrij lange, bruingrijze staart is deels gebandeerd.
Het beestje is niet bepaald groot (16 ½ cm) en zit qua formaat zo’n beetje tussen een vink en een spreeuw in. Zowel de kruin, de rug als de staart zijn bruingrijs met zwarte strepen. De buik is grotendeels gestreept. Midden over de rug loopt een zwarte streep. Voor de rest zijn het vooral gemarmerde en bruine tinten, die overheersen. De kleurentekening heeft wel wat weg van die van een Nachtzwaluw. De draaihals heeft voorts een korte rechte snavel met een spitse punt en door het oog loopt een bruine streep. De vrij lange, bruingrijze staart is deels gebandeerd.
Het is geen “loepzuivere” spechtensoort. De stijve steunstaart ontbreekt namelijk en hakken in boomstammen (roffelen) om voedsel te zoeken of een nest te maken is er ook niet bij. Wel houdt de draaihals, net als zijn familieleden, twee tenen naar voren en twee tenen naar achteren. Het mannetje geeft van zijn aanwezigheid blijk door een hoog klie-klie-klie te laten horen. Deze roep heeft wel wat weg van het geluid van zowel sperwer als kleine bonte specht. Tijdens de broedperiode kun je draaihalzen, net als de “echte” spechten, aantreffen aan boomstammen, maar ze zitten toch vooral op de grond, waar ze zich tegoed doen aan mieren en mierenpoppen. Daarbij steken ze hun lange kleverige tong in mierengangen. Ook spinnen, nachtvlinders en kevers staan op het menu.
|
Broedperiode
De draaihals staat in de Nederlandse “Rode Lijst” te boek als ernstig bedreigd. De soort heeft onder meer te lijden van verzuring, vermesting en stikstofneerslag. Ongeveer 50 jaar geleden werd het aantal broedparen geschat op circa 200. De huidige broedpopulatie in Nederland ligt nu pakweg tussen de 95 - 125 broedparen. Vooral de Veluwe en Drenthe zijn goede leveranciers. Het dieptepunt in de draaihalscyclus werd bereikt rond 2010 toen het aantal broedparen in ons land schommelde rond de 10 broedparen. Er mag dus voorzichtig van een lichte vooruitgang worden gesproken. |
Onze broedvogels arriveren veelal rond half april. Nestelen doen ze vooral in bestaande boomholtes; de berk is daarbij favoriet. Zo nu en dan broeden draaihalzen echter ook in nestkasten. Niet zelden zetten ze de bestaande bewoners “op straat”. De broedtijd ligt met name in mei-juni. Er zijn één of twee broedsels per jaar met tussen de 7-12 eieren per legsel. De broedduur varieert van 11-14 dagen. De jongen verblijven 20-25 dagen in het nest voordat ze uitvliegen. Het biotoop bestaat vooral uit open loofbos op zandgrond en bij heide. In het verleden werd ook wel in boomgaarden en tuinen gebroed.
Buiten de broedtijd
Als er weer blad aan de boom komt, verschijnen ook de eerste draaihalzen weer in ons land. Niet zelden zijn ze in gezelschap van koekoeken. De draaihals wordt in Nederland meestal als (zeldzame) doortrekker waargenomen. Waarschijnlijk zijn het vooral Scandinavische draaihalzen die in de trektijd worden gezien. In het voorjaar passeren ze tussen half april en eind mei en in het najaar van half augustus tot in oktober. Veel waarnemingen worden gedaan in de kuststrook, wat een gevolg is van trekstuwing en een hoge waarnemersdichtheid. Systematisch ringwerk toont evenwel aan dat de draaihals ook regelmatig door het binnenland trekt. Trekkers kunnen overigens op de vreemdste plekken worden waargenomen. Op doortrek verblijven ze meestal maar een korte tijd op een bepaalde locatie. Men ging er in het recente verleden van uit dat de Nederlandse broedvogels ten zuiden van de Sahara overwinterden. Nu is men de mening toegedaan dat onze broedvogels niet verder trekken dan het Iberisch Schiereiland en Noord-Afrika. Van de draaihalzen zijn zes ondersoorten bekend. |
Tot slot willen wij u de 2 filmpjes niet onthouden wat er anderhalf jaar geleden gemaakt is van de rondscharrelende draaihals in Saasveld. Hierop is mooi het foerageergedrag op de grond en de aandacht voor het verenkleed te zien. Met dank aan Lucy Nijhuis.
Zie ook bijgaande diaserie met nog meer fotomateriaal van de draaihals.
Samenstelling: Wim Wijering
Foto’s: Lucy Nijhuis, Johan Drop en Wim Wijering
Zie ook bijgaande diaserie met nog meer fotomateriaal van de draaihals.
Samenstelling: Wim Wijering
Foto’s: Lucy Nijhuis, Johan Drop en Wim Wijering
|
|