de zwarte specht in woord en beeld
Veel mensen hebben iets met spechten. Dat heeft vooral te maken met de kleurtekening van het verenkleed, het gemak waarmee ze langs boomstammen klauteren, maar niet in de laatste plaats vanwege het kenmerkende geroffel in het bos, wat vaak op grote afstand te horen is. In Nederland kennen we een 5-tal soorten spechten, te weten: de groene specht, de grote bonte specht, de middelste bonte specht, de kleine bonte specht en de zwarte specht. In deze special beperken we ons tot de Zwarte Specht (Dryocopus martius).
De zwarte specht komt in ons land nog maar een eeuw voor en is te vinden in de grotere naald- en beukenbossen. Er moeten echter wel volop houtmieren in hun territorium aanwezig zijn. Dit is het voedsel wat ze het liefst eten. Op bijgaande foto is een vrouwtje bezig met het nuttigen van de maaltijd. Daarbij krijgen ze ook hars binnen. Mieren gebruiken namelijk een mengsel van hars en mierenzuur om hun nest te beschermen tegen schimmels. Naast mieren eten ze ook de larven van allerlei kevers; vooral schorskevers. De zwarte specht is beslist geen algemene soort in ons land. Erg vaak kom je ‘m dan ook niet tegen. Het is verreweg de grootste specht van Europa en onderscheidt zich van de andere spechtensoorten door zijn formaat en zijn overwegend zwarte verenkleed. Ze zijn bijna net zo groot als een zwarte kraai of een roek en verschuilen zich graag achter stammen
Het verschil tussen de mannetjes en de vrouwtjes is van dichtbij goed te zien. Mannetjes hebben namelijk een geheel rode kruin en bij de vrouwtjes is alleen de achterkruin rood. Het vrouwtje is doorgaans een fractie kleiner en lichter dan het mannetje, maar dat verschil is in de vrije natuur niet te zien. Het vrouwtje heeft over het algemeen ook een iets kortere snavel dan het mannetje. Op bijgaande close-ups is mooi het verschil op de kop te zien bij beide sekses. Wat bij deze twee opnames ook opvalt is dat de pupil in het oog onregelmatig gevormd is. Dat komt door een zwarte vlek op de iris. Het lijk wel of ze daardoor ietwat scheel kijken.
Het vliegbeeld van de zwarte specht lijkt op dat van de kauw en de gaai, zodat ze van ver in de vlucht zomaar met een kraaiachtige kunnen worden verward. Ze vliegen bovendien niet in en golvende vlucht, zoals andere spechten dat wel doen. Zwarte spechten laten zich dan wel niet zo vaak zien, maar wel geregeld horen. De vluchtroep klinkt zoiets als kruu-kruu-kruu-kruu en de zit- of locatieroep als een klagend kli-èèèhh. Dat laatste lijkt behoorlijk veel op dat van een havik. De baltsroep daarentegen heeft veel weg van het lachen van een groene specht, maar is minder uitbundig. De roffel van de zwarte specht is hard, klinkt zwaar en duurt lang. Met wat fantasie zou je er het geluid van een mitrailleur in kunnen horen. De veel algemenere grote bonte specht roffelt een stuk sneller, korter en lang niet zo hard als dat van zijn grotere zwarte neef.
|
Insectenetende vogels, zo ook spechten, nemen het meeste vocht op door het verorberen van “sappige” prooien. Desalniettemin moeten alle vogels zo nu en dan water drinken, vooral bij warm weer. Dat zijn dan dagen waarop je ook foto’s kunt maken van water drinkende en badderende zwarte spechten. Bij de eerste foto houdt een mannetje, schuw als d’ie is, bij het water drinken de omgeving nauwkeurig in de gaten. Een havik kan op zulke momenten zo maar ineens toeslaan. De andere foto maakt duidelijk dat het nemen van een heerlijk bad ook niet te versmaden is. De dame in kwestie vermaakt zich in dit geval prima. Zwarte spechten nemen trouwens ook regelmatig een “mierenbad”. Daarbij wordt een bezoek gebracht aan een mierenhoop en laten ze zich “besproeien” met mierenzuur. Zeer waarschijnlijk gebeurt dit als afweermiddel tegen parasieten en schimmelinfecties. Na dit alles is, net als bij alle andere vogels, het verenkleed toe aan een grondige onderhoudsbeurt.
|
Zwarte spechten zijn standvogels en hebben een vrij groot territorium. Ze broeden vrijwel uitsluitend in de wat oudere bossen. Er is bij deze soort sprake van een groot aanpassingsvermogen, wat heeft geresulteerd in een relatief groot verspreidingsgebied. Hun nestholtes hakken ze in driekwart van de gevallen uit in levende bomen; het liefst dikke beuken, maar ook kwijnende naaldbomen komen in aanmerking. Met dat hakken zijn ze doorgaans twee tot drie weken bezig. Dat doen ze elk jaar in een andere boom. Boommarters, bosuilen en tal van andere diersoorten maken dankbaar gebruik van deze extra nestholtes. Van maar liefst 58 diersoorten in Europa is bekend dat ze holen van zwarte spechten gebruiken! Op bijgaande foto ziet u een mannetje bij een uitgehakte nestholte op het Singraven in Denekamp.
De nestholte wordt meestal in een vrijstaande boom uitgehakt en bevindt zich gewoonlijk tussen de 10 en 20 m boven de begane grond; behoorlijk hoog dus. Zowel het mannetje als het vrouwtje houden zich bezig met het “pasklaar” maken van een geschikte invliegopening. Het verder uithakken van de holte is naar alle waarschijnlijkheid de taak van het mannetje. Het vlieggat is groot en ovaal, met een gemiddelde afmeting van 13 x 8 cm. De nieuwe nestlocatie valt al heel snel op. Je hoeft namelijk alleen maar naar de hoeveelheid houtsnippers onder aan de stam te kijken. Een broedsel bestaat in de regel uit drie tot vijf relatief kleine (porselein-witte) eieren. Beide ouders bebroeden de eieren en brengen gezamenlijk de jongen groot. Wanneer de jongen worden gevoerd, vechten ze om de beste plaats bij het invlieggat. Ze worden gevoerd met een voedzame brei van mieren en miereneieren.
|
Zoals op de laatste foto te zien, gebruikt de zwarte specht zijn staart tevens als steun bij het klauteren langs boomstammen en het voeren van de jongen. Dat geldt overigens ook voor alle andere “echte spechten”. Voor het klauterwerk staan de twee middelste tenen naar voren gericht en de buitenste twee naar achteren. Met zijn krachtige, lange en grijsachtig witte snavel kan de zwarte specht prooidieren bereiken die voor andere spechten onbereikbaar zijn. Hierdoor heeft hij weinig last van voedselconcurrentie. Op de foto is te zien hoe een juveniel vrouwtje met haar kleverige tong voedsel uit een oude boomstam peutert.
Juveniele vogels, zoals dit afgebeelde mannetje, hebben al een volledig rode koptekening. Het verenkleed is echter op verschillende plekken nog bruinachtig van kleur, in plaats van zwart. Aan het einde van het eerste levensjaar verschijnt pas het volwassen verenkleed. Ze zijn in die tijd ook al geslachtsrijp. Het broedsucces bij zwarte spechten is relatief hoog. Bij verschillende veldstudies lag het sterftecijfer zelfs beneden de 15 %. Jonge vogels blijven niet bij hun ouders, maar zwermen uit, op zoek naar een eigen territorium. Dat is vaak binnen een straal van 50 kilometer van de geboorteplek. De oudervogels blijven trouw aan hun broedgebied. Wel leven ook zij het overgrote deel van hun leven solitair. Ze houden er in de broedperiode, zoals wij dat in menselijke termen zeggen, slechts een “losse relatie op na”
Oude, volgroeide bossen met veel vermolmd en dood hout genieten bij zwarte spechten de voorkeur. Ze zitten verder regelmatig op de grond om te foerageren. Ze gedragen zich daarbij nogal onhandig. Korte afstanden worden “hoppend met twee poten tegelijk” afgelegd. Vaak wordt echter al snel de voorkeur gegeven aan vliegen. Ze hameren er bij het voedsel zoeken trouwens behoorlijk wat af. Uitgerekend is dat ze dat wel acht- tot twaalfduizend keer per dag doen. Last van koppijn hebben ze klaarblijkelijk niet. We moeten blij zijn met het feit dat het de zwarte specht voor de wind gaat. Ze zorgen namelijk voor de vitaliteit in het bos en extra nest(el) gelegenheid voor andere holbewoners.
Foto’s: Fons Wijering en Robert Pluimers
Samenstelling: Wim Wijering
Samenstelling: Wim Wijering