natuurkalender september 2024
De maand september 2024 is intussen de boeken ingegaan als warm, zonnig, maar ook nat. De eerste acht dagen van september verliepen zomers warm. Vanaf 14 september brak wederom een droge periode aan met nauwelijks neerslag. Deze duurde tot en met 22 september. Al met al werden er 5 zomerse dagen en maar liefst 16 warme dagen genoteerd. Toch viel er verhoudingsgewijs veel regen. Op sommige dagen kwam het met bakken uit de lucht. De laatste week van de maand verliep koel en wisselvallig.
Met al dat mooie weer trokken we er in september veelvuldig op uit, niet zelden wat verder van huis. Dat leverde een mooie mix aan natuurfoto’s op, die we wederom graag met u willen delen.
Op vlindergebied kregen we achtereenvolgens voor de lens: Oostelijk resedawitje, koninginnenpage, scherphoekvedermot en wilgenhoutvlinder (rups). Vanuit de florawereld komen voorbij: beemdkroon, ronde zonnedauw en groot- of gewoon blaasjeskruid.
De vogels zijn dit keer goed vertegenwoordigd met een gemêleerd gezelschap bestaande uit: buizerd, sperwer, oehoe, middelste bonte specht, ijsvogel, grote gele kwikstaart, tapuit, grauwe franjepoot, bonte strandloper, geelgors, kievit, sprinkhaanzanger, tjiftjaf en fitis.
Ook paarse knoop, groene kikker en een hoornaarroofvlieg komen aan bod en tot slot een landschapsfoto van de Waddenzee.
We starten meteen maar met wat vlinders en daarna komen enkele bloeiende planten aan bod.
Met al dat mooie weer trokken we er in september veelvuldig op uit, niet zelden wat verder van huis. Dat leverde een mooie mix aan natuurfoto’s op, die we wederom graag met u willen delen.
Op vlindergebied kregen we achtereenvolgens voor de lens: Oostelijk resedawitje, koninginnenpage, scherphoekvedermot en wilgenhoutvlinder (rups). Vanuit de florawereld komen voorbij: beemdkroon, ronde zonnedauw en groot- of gewoon blaasjeskruid.
De vogels zijn dit keer goed vertegenwoordigd met een gemêleerd gezelschap bestaande uit: buizerd, sperwer, oehoe, middelste bonte specht, ijsvogel, grote gele kwikstaart, tapuit, grauwe franjepoot, bonte strandloper, geelgors, kievit, sprinkhaanzanger, tjiftjaf en fitis.
Ook paarse knoop, groene kikker en een hoornaarroofvlieg komen aan bod en tot slot een landschapsfoto van de Waddenzee.
We starten meteen maar met wat vlinders en daarna komen enkele bloeiende planten aan bod.
De wellicht grootste vlinderliefhebber binnen onze gelederen reisde op 7 september j.l. af naar het Rivierpark Maasvallei Meers op de grens tussen Belgisch en Nederlands Limburg. Hij had zijn zinnen gezet op het vinden en fotograferen van het uiterst zeldzame Oostelijk Resedawitje (Pontia edusa). Dat hij ‘m uiteindelijk gevonden heeft en kunnen portretteren kunt u zien op bijgaande foto. Bijzonder genoeg werd geconstateerd dat de bewuste vlinder bezig was met eileg. Dat maakt deze waarneming extra speciaal. Het moge duidelijk zijn dat in dit bijzondere landschapspark niet alleen vogels, zich thuis voelen, maar ook bijzondere vlindersoorten. Het Oostelijk resedawitje wordt maar heel weinig in ons land waargenomen, waarbij aangetekend dat de soort als twee druppels water lijkt op het “gewone” Resedawitje (Pontia daplidice), die in ons land eveneens zeldzaam is.
|
Tamelijk laat in het seizoen zag dezelfde fotograaf kans om ook deze Koninginnenpage (Papilio machaon) te vereeuwigen. September is zo ongeveer de laatste maand waarin je deze veelkleurige pagevlinder nog zou kunnen tegenkomen. De waarneming van 7 september is zelfs één van de laatste exemplaren, die er dit jaar via Waarneming.nl gemeld zijn. Het is in onze ogen één van de mooiste dagvlinders, die we in Nederland hebben. De soort staat te boek als een vrij schaarse standvlinder, die vooral in de zuidelijke helft van het land wordt waargenomen. Dat klopt dus in de onderhavige situatie. Jaar na jaar komen er echter ook steeds meer meldingen uit de rest van ons land, tot aan de Waddeneilanden toe. Dat gebeurt vooral tijdens gunstige zomers. Het is dan ook een zeer mobiele vlinder die zich over grote afstanden kan verplaatsen.
|
Vedermotten worden tot de microvlinders gerekend en hebben een bijzonder uiterlijk. Het lijken op het eerste gezicht wel minuscule kleerhangertjes. Ze hebben een lang en slank lichaam. De poten zijn eveneens lang met opvallende vertakkingen. De vleugels zijn smal en vormen samen met het lichaam in rusthouding de letter T. Kenmerkend zijn hun diep gespleten vleugels waardoor drie onderdelen ontstaan elk met een brede franje. Het zijn nachtvliegers. Qua kleur zijn ze veelal bruin en grijs, soms wit met lichte en donkere markeringen. In de onderhavige situatie hebben we te maken met de zogeheten Scherphoekvedermot (Amblyptilia acanthadactyla), die in ons land vrij algemeen voorkomt. De soort kent twee jaarlijkse generaties, die vrijwel het gehele jaar door kunnen worden waargenomen
|
We sluiten de vlinderreeks af met de forse rups van de Wilgenhoutvlinder (Cossus cossus). De rupsen van deze soort zijn enorme knoeperds. Ze hebben wel wat weg van “rode worstjes op pootjes”. Ze zijn maar liefst 8 tot 10 centimeter lang en nauwelijks behaard. Met dit formaat is het meteen de grootste rups van Europa. Het kan overigens wel vier jaar duren voordat ze zich verpoppen. Het lijf is glimmend roodachtig purper en aan de zijkanten lichter wordend tot rose aan toe. De kop en de nekplaat zijn glimmend zwart en ook de stigma’s (ademopeningen) zijn zwart. De rupsen zijn echte houtboorders, die in het hout van loofbomen leven. De wilgenhoutvlinder is tamelijk algemeen in ons land en geeft de voorkeur aan een vochtige omgeving, het liefst met oude bomen..
|
Na de vlinders komen nu een drietal planten aan bod, te beginnen met een close-up opname van Beemdkroon (Knautia arvensis). Hoe mooi de bloeivorm van dichtbij is, is hier te zien van een volgroeide bloem. De bloemen zien er niet alleen fraai uit, maar trekken ook veel insecten aan. Het is mooi om te zien dat ze meestal worden bedolven onder vlinders, bijen en andere insecten. De plant behoort tot de kamperfoeliefamilie. Alhoewel de soort als algemeen te boek staat, “prijkt” deze helaas toch op de Nederlandse Rode lijst van planten. Zulks in verband met de sterke afname. Het is een vaste plant, die tot wel 60 cm hoog kan worden en grijsgroene bladeren heeft. Beemdkroon komt zowel voor in Europa als in Azië.
|
Een plantje waar we in meerdere opzichten zuinig op moeten zijn, is zonnedauw, die we vooral kennen als vleesetend plantje. Het woord vleesetend is in dit verband wat “overdone”, omdat ze hun voedsel / mineralen gewoon uit de schrale bodem halen en hun dieet aanvullen met het verteren van insecten. Op de rode bladeren bevinden zich druppeltjes met een kleverige substantie, waaraan (kleine) insecten vast blijven zitten. Het blad rolt zich daarna op en verteert het insect, hetgeen extra voedsel oplevert. Op de foto ziet u een mooie macro opname van Ronde Zonnedauw (Drosera rotundifolia). Voor dit plantje geldt dezelfde criteria als bij beemdkroon. Wel algemeen voorkomend, maar zeer sterk in aantal afnemend. Ronde zonnedauw is te vinden langs en in vennen en plassen waarvan de oever in de winter vaak onder water staat.
|
Ook Groot of Gewoon blaasjeskruid (Utricularia vulgaris) wordt ingedeeld bij de vleesetende plantjes. Met vangblaasjes worden kleine kreeftachtigen en waterinsecten “gevangen”, die gaandeweg worden verteerd. Het is een overblijvende waterplant, die behoort tot de blaasjeskruidfamilie. De wortels zweven als het water in het water. De plant komt van nature voor in Europa, Noord-Afrika en de gematigde gebieden van Azië. Vooral zweefvliegen bezoeken de dooiergele bloemkronen met hun oranje gestreepte gehemelte. Voor bijen is de ingang van de bloem te nauw. Blijft insectenbezoek uit, dan is de plant in staat tot zelfbestuiving. Het Groot blaasjeskruid is gemakkelijk te verwarren met Loos blaasjeskruid (Utricularia australis). Veelal worden beide soorten dan ook bij waarnemingen als combinatiesoort ingevoerd.
|
Deze maand hebben we weer een mooie serie vogels weten te “scoren”, te beginnen bij deze overvliegende Buizerd (Buteo buteo). Deze loepzuivere opname werd gemaakt tijdens een recentelijke vogeltrektelling op de kijkheuvel bij de Sterrenwacht in Lattrop. De vogel vloog pal over de telpost en heeft beslist gedacht ons hiermee een plezier te doen. De soort is verreweg de algemeenste en meest opvallende roofvogel van ons land. In de herfst- en winterperiode zou je bijna geloven dat het bodembewoners zijn. Dan namelijk strijken er grote aantallen Scandinavische buizerds neer in onze contreien, die we in weilanden zien zitten of op paaltjes langs snelwegen. Ze doen zich tegoed aan verkeersslachtoffers en in de weilanden vooral aan veldmuizen. Ook wormen, emelten, ritnaalden en slakken staan op het menu.
|
Dat beetje geluk vond ook plaats op 25 september j.l. Toen stond namelijk de wijk Stroinkslanden in Enschede op z’n kop, nadat ’s middags in de buurt van het woonadres van één van onze natuurfotografen een heuse Oehoe (Bubo bubo) werd ontdekt. Natuurlijk was onze Rinus er als de kippen bij om de op één na grootste uil ter wereld op de gevoelige plaat vast te leggen. Zoals op de foto te zien, werd de vogel gefocust en wel vereeuwigd Het kolossale beest met oorpluimpjes heeft het tot de vooravond volgehouden en hield het daarna voor gezien. Mogelijk heeft deze bijzondere ontmoeting te maken met het zoeken naar een partner. De paarvorming vindt namelijk al in de herfst plaats. Het broedseizoen zelf begint overigens ook vroeg. De eerste legsels zijn er al in februari! De meeste paren beginnen evenwel in maart met de eileg. Het eerste broedgeval in ons land, na lange afwezigheid, werd ontdekt in 1997. Sindsdien is het “crescendo” gegaan met onze “Bubo bubo”.
|
Een beetje geluk heb je soms nodig bij natuurfotografie. Neem nou dit Sperwermannetje (Accipiter nisus), die zich - heerlijk genietend van het zonnetje - liet portretteren op een boomstronk. Mooier kan je ze - op ooghoogte - welhaast niet op de foto krijgen. De paddenstoelen op de stronk zorgen ook nog eens voor een hele bijzondere herfstsfeer. Met zijn korte, brede vleugels en zijn lange poten is de sperwer goed toegerust om vogels te vangen in bossen en tuinen. Daar hield dit beestje zich even niet mee bezig. We hebben ‘m dan ook lekker laten genieten van het najaarszonnetje. Gezeten in een schuilhut is en blijft het een voorrecht om dergelijke vogels van dichtbij te mogen observeren en fotograferen.
|
Met bijgaande soort gaat het eveneens “crescendo”. Opnieuw kon namelijk weer eens een Middelste Bonte Specht (Dendrocopos medius) worden gefotografeerd. Zoals bekend mag worden verondersteld is Twente gaandeweg één van de belangrijkste bolwerken geworden van deze steeds meer oprukkende soort. Van enkele paartjes in 2004 zijn het er momenteel enkele honderden. Mibo’s, zoals veel vogelaars deze soort noemen, hebben een duidelijke voorkeur voor loofbossen of singels met oude eiken, haagbeuken en iepen, in combinatie met open plekken en dichte bosschages. In augustus zwermen de jonge vogels uit vanaf de geboorteplek. Dat gaat door tot ver in de herfst, waarbij ook trekbewegingen lijken voor te komen. In tegenstelling tot andere spechten roffelt de middelste bonte specht maar heel sporadisch. Bovendien zoeken ze vaak voedsel op horizontale takken.
|
De IJsvogel (Alcedo atthis) hebben we de afgelopen jaren al in veel verschillende gedaantes weten vast te leggen. Het is en blijft - mede door z’n tropische uiterlijk - dan ook één van de favoriete soorten voor vogelfotografen. Bijgaande opname wilden we u in geen geval onthouden. Hierop is te zien dat dit ijsvogelmannetje een voorntje heeft bemachtigd en bezig is deze te positioneren om ‘m uiteindelijk in het keelgat te doen verdwijnen. Bij deze foto is er precies op het juiste moment afgedrukt. Je ziet zelfs het doodsbange koppie van de prooi, die het wel uit wil schreeuwen van angst. Sneu, maar de één z’n dood is nu eenmaal de ander z’n brood. Na een poosje zullen de restanten van dit visje als braakbal worden uitgespuugd. De ijsvogel beschikt weliswaar over sterke maagsappen om vis te verteren, maar dat lukt nu eenmaal niet met schubben, graten en beenstukjes uit de kop. Deze onverteerbare delen worden tot een braakbal samengeperst, net als dat bij uilen het geval is.
|
Zo nu en dan laat de Grote Gele Kwikstaart (Motacilla cinerea) zich zien bij onze fotografiehut in de omgeving van Reutum. Met het oog op deze soort is een tijdje geleden een stapeltje veldkeitjes in het water gelegd in de hoop hierop ooit deze soort te kunnen vereeuwigen. En jawel hoor. Op 13 september j.l. was het zover en kon deze opname worden gemaakt van een foeragerend vrouwtje. In tegenstelling tot de mannetjes blijft het blijft het geel bij vrouwtjes beperkt tot de onderzijde. Altijd leuk is het om opnames te maken met een weerspiegeling in het water. De sierlijke grote gele kwikstaart is te vinden langs stromende beken, maar ook wel aan stilstaand water. Alhoewel Twente, samen met de Achterhoek en Limburg als bolwerk in ons land te boek staat, gaat het met deze soort allesbehalve voor de wind. De soort is, net als de ijsvogel, minstens zo gevoelig voor koud winterweer.
|
Dit Tapuitmannetje (Oenanthe oenanthe) liet zich - eveneens in Reutum - mooi van nabij fotograferen. Zelfs in het najaar is de maskertekening bij het mannetje nog goed zichtbaar, zoals te zien op bijgaande foto. Tapuiten hebben een opvallende staarttekening. Deze bestaat uit een zwarte T-vorm op een verder witte staart. Dit patroon is echter pas te zien als de vogel opvliegt. Als broedvogel in ons land heeft hij het erg moeilijk. Ze broeden namelijk graag in konijnenholen. Door de afname van het aantal konijnen is er veel nestgelegenheid verloren gegaan. Als tegenwicht op de reclame van “Bolletje”, hebben wij een nieuwe slogan bedacht, namelijk “alleen voor een tapuit trekken we er op uit”. Dat geldt natuurlijk alleen voor de maanden augustus en september, wanneer de doortrek plaats vindt. Je ziet ze dan vaak in familieverband op akkerlanden zitten en op weidepaaltjes. Onderweg naar het zuiden moet immers de voedselvoorraad voortdurend worden aangevuld.
|
Van dezelfde fotograaf is deze opname van een juveniele Kievit (Vanellus vanellus), gemaakt bij de Oelemars in Losser. Volgens hem zou het merendeel van de kieviten, die daar op dat moment pleisterden, bestaan uit jonge vogels. Dat is opmerkelijk, omdat de broedresultaten uit onze eigen omgeving de laatste jaren niet de hoofdprijs verdienen. Zeer waarschijnlijk zijn dit dan ook jonge vogels, die elders zijn grootgebracht en wel een goed broedsucces achter de rug hebben. Dat het een juveniele vogel betreft, is onder meer te zien aan de korte kuif, maar vooral aan de bruine “schubjes” op het verenkleed. De kievitstand in ons eigen verengingsgebied is de afgelopen jaren ontluisterend gekelderd. Wie had ooit kunnen denken dat deze recentelijk nog meest algemene weidevogel zo’n enorme veer zou gaan laten.
|
In het Ottershagen (Lattrop) kon deze maand een Geelgors (Emberiza citrinella) worden vereeuwigd. Bij ons is deze gorzensoort gelukkig (nog) niet schaars. Elders in ons land is de soort met pakweg 75 % in aantal achteruit gegaan. Doorgaans is het een typische vogel van akkerranden. Geelgorzen zijn te herkennen aan hun kegelvormige snavels (een echte zaadeter dus) en het geel in het overwegend bruin gestreepte verenkleed. Bij dit wijfje is de kleur geel overigens ver te zoeken. Volwassen geelgorzen eten voornamelijk zaden van grassen, granen en onkruid. In de winter, als ze in groepen leven, zijn ze prima te helpen met het bijvoeren van wat haver. Daar zijn ze dol op.
|
Tijdens onze vogeltrektelling op 21 september j.l. scharrelden er tientallen Tjiftjaffen (Phylloscopus collybita) aan onze telpost voorbij. Het was leuk om te zien dat ze zich onderwijl tegoed deden aan vliegjes en bladluizen. De plek langs de gekanaliseerde Dinkel leent zich bij uitstek voor deze kleine zangertjes. Het overgrote deel van de populatie trekt in de herfst / winter naar het zuiden. Een ander, steeds groter wordend deel, overwintert hier. Hoezo opwarming van de aarde! Tjiftjaffen lijken sterk op fitissen. In het voorjaar zijn de mannetjes echter gemakkelijk uit elkaar te houden op grond van hun zang. De overige verschillen zijn evenwel marginaal. De poten van een tjiftjaf zijn over het algemeen donkerder dan van een fitis. Verder is een tjiftjaf vaak wat groen/bruin/olijfkleurig en een fitis vaak wat levendiger groen/geel/witkleurig.
|
Het toeval wil dat er deze maand ook een (late) Fitis (Phylloscopus trochilus) kon worden geportretteerd. Het beestje kwam even voorbij om te badderen. Een donkere achtergrond en fraai licht op de vogel doet het in zo’n geval goed. Met de hierboven vermelde determinatietabel en wat hulp van Waarneming.nl kwamen we er gelukkig qua determinatie uit. Het is en blijft lastig om die look-a-likes - als ze geen zang ten gehore brengen - op naam te brengen. Het wordt nog lastiger als beide soorten zich met elkaar kruisen, hetgeen in een enkel geval wel eens gebeurt. Dat noemen we hybridisatie. Wat in veel gevallen ook handig is, is te letten op de waarnemingsdatum. Nog voordat de vogeltrek goed en wel op gang is gekomen, is de fitis vaak al met stille trom vertrokken. Ongemerkt, midden in de nacht, gaan ze op weg naar Afrika. Dat gebeurt meestal in de maanden juli en augustus.
|
Samensteller dezes brengt al 10-tallen jaren een bezoek aan Luxemburg. Dit om de familie gedag te zeggen en uiteraard om er bijzondere plaatjes te schieten. Steevast wordt dan ook een bezoek gebracht aan het “Beringungsstation Schlammwiss in Uebersyren”. Het 375 ha grote en sterk vernatte gebied bezit veel rietkragen en is zeer afwisselingsrijk. Het is een unieke plek voor vogels op trek. Het bewuste ringstation is een begrip in Luxemburg. Het speelt een belangrijke rol bij studies over het behoud van biodiversiteit. Veel jongeren uit diverse landen komen er naartoe om hun kennis hier op natuurgebied te vergroten. Bijgaand een niet alledaagse sprinkhaanzanger (Locustella naevia) één van de vele soorten, die er op de dag dat ik daar te gast was, kon worden geringd. Ik beperk me daar doorgaans overigens tot het maken van koptekeningen van vogels. Op die dag werd er ook nog een superlate Snor (Locustella luscinioides) gevangen, naast uiteraard een groot aantal andere soorten.
|
Onze webmaster, die al jaren meedoet met het aanleveren van fotomateriaal, heeft zich tijdens een wat verlate vakantie heerlijk met de camera kunnen uitleven in Noardeast-Fryslân en het Lauwersmeergebied. Het is vrijdag 27 september en de weersvoorspellingen zijn stormachting met windkracht 6 á 7 Bf en windstoten tot 96 km/uur. De meeste mensen blijven dan binnen, maar niet onze webmaster. Het leverde prachtige opnames op van vogels die tegen de wind in probeerden te vliegen. Wat te denken van deze vliegende Grauwe Franjepoot (Phalaropus lobatus), die bij Ezumakeeg kon worden vereeuwigd met een sluitertijd van 1/2500, diafragma f/11 en een ISO instelling van 8000. Het zijn lange afstandstrekkers, die hun arctische broedgebied eind juni-augustus verlaten en mondjesmaat ons land aandoen. In winterkleed lijkt de grauwe op z’n neefje, de Rosse Franjepoot (Phalaropus fulicarius). Als je goed kijkt zijn er verschillen te ontdekken. De ”rosse” heeft namelijk een dikkere, gele snavel met zwarte punt en z’n voorkeur gaat uit naar zout water. De “grauwe” heeft daarentegen een “naalddunne” snavel en is vooral in zoet water te vinden. Hij valt vaak al van afstand op door z’n drukke pikgedrag als hij in het water rondzwemt. Hij voedt zich voornamelijk met kleine insecten, die in en het water leven.
Natuurlijk werden er naast al dit “vogelgeweld” ook andere natuurplaatjes gemaakt, zoals deze opname van waarschijnlijk de Paarse Knoopzwam (Ascocoryne arcoides). Naast deze soort komt in ons land ook de Grootsporige Paarse Knoopzwam (Ascocoryne cylichnium) voor. Beide soorten lijken zoveel op elkaar dat enkel door microscopisch onderzoek het verschil kan worden onderscheiden. Veelal dient een dergelijke opname als Ascocoryne arcoides / cylichnium op Waarneming.nl of Observation.org te worden ingevoerd. Zoals u kunt zien is de opname onder donkere omstandigheden gemaakt. De knoopzwammen zijn bovendien her en der op hun retour.
|
Een bezoek aan de pier van Paesens-Moddergat, wat zo’n beetje twee kilometer de Waddenzee in loopt, leverde van dezelfde fotograaf dit plaatje op van een foeragerende Bonte Strandloper (Calidris alpina). Om deze soort van zo nabij te kunnen fotograferen was hij vroeg uit de veren en is ondanks de overtrekkende buitjes plat op de grond gaan liggen in de buurt waar de bonte strandlopers en steenlopers foerageerden. Na twee uur wachten kwamen ze steeds dichterbij tot op zo'n 2 meter met de foto als resultaat. Het leven van dit steltlopertje wordt bepaald door het getij. Bij hoogwater drommen heel veel strandlopers samen op hoogwatervluchtplaatsen. Andere vogels verzamelen zich bij hoogwater achter de dijk. Het is steeds een massaal komen en gaan langs de Waddenkust. Een prachtig schouwspel is het om een grote groep bonte strandlopers in de vlucht te volgen. De ene keer scheren ze laag over het water om daarna plots omhoog te stijgen en zich daarna weer als een blok naar beneden te laten vallen. Het ene moment aanschouw je de bruine bovenzijde als in een wolk en het andere moment zijn ze amper waar te nemen, omdat ze dan door te zwenken hun witte onderkant laten zien.
Het op naam brengen van soorten aan de hand van foto’s levert uiteraard vaker problemen op. Neem nou de groene kikker, die geen soort is, maar een geslacht dat bestaat uit drie soorten groene kikkers. Ze zijn nauw aan elkaar verwant en zijn zeer lastig uit elkaar te houden. Het zijn achtereenvolgens de Poelkikker (Pelophylax lessonae), de Bastaardkikker (Pelophylax klepton esculentus) en de Meerkikker (Pelophylax ridibundus). De poelkikker is de kleinste, de meerkikker de grootste en de bastaardkikker zit er als het ware tussenin. Van oudsher is de laatste een kruising tussen de andere 2 soorten. Wist u trouwens dat groene kikkers in de vrije natuur wel 10 jaar oud kunnen worden en de winter onder water doorbrengen? Het ademen geschiedt dan door hun huid. De kikker op de foto betreft waarschijnlijk een poelkikker. Graag verwijzen we de liefhebber naar de herkenningskaart groene kikkers, die te vinden is op de site van RAVON.
|
De meesten van u zullen er waarschijnlijk nog nooit van gehoord hebben; de Hoornaarroofvlieg (Asilus crabroniformis).Het is een roofvlieg die op het eerste gezicht gelijkenis vertoont met een hoornaar, maar ook wel wat weg heeft van een plooivleugelwesp. Het beestje werd gefotografeerd in het natuurgebied “de Plateaux” bij Valkenswaard. Het is een vrij algemene soort, die verspreid over het land voorkomt. Vliegen doen ze van juli tot oktober. Ze komen vooral voor op zandgronden en droog, kort begraasd grasland. Het is één van de laatst vliegende roofvliegen en ook de grootste. Zoals op de foto te zien zit vooraan de kop een korte, naar voren uitstekende, zwarte steeksnuit. Voor de rest is het voornamelijk een geelbruin insect.
|
Een fraaie ode aan het wad, gemaakt tijdens zonsondergang, hebben we voor het laatst bewaard. De Waddenzee (in dit geval bij Ternaard), verandert steeds door getij, stroming en wind. Hierdoor ontstaan geulen, platen, kwelders en wat dies meer zij. Het weer, eb en wolken speelden op deze dag prima mee. Het leverde al met al dit mooie landschapsplaatje op. Tot slot maken we u er alvast op attent dat we volgende maand een extra editie uitbrengen, waarbij onze natuurfotografen zich in het kort aan u voor zullen stellen met enkele van hun meest favoriete foto’s. We brengen namelijk al 20 jaar onafgebroken maandelijks een natuurkalender uit, die we graag met u delen. Laat u verrassen.
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] tel. 06.46202123
De foto’s zijn deze keer gemaakt door: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Marcel Grunder, Jaimey Wilbers, Gerard Benerink en Rinus Baaijens.
De foto’s zijn deze keer gemaakt door: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Marcel Grunder, Jaimey Wilbers, Gerard Benerink en Rinus Baaijens.
Als steeds zijn er deze maand nog veel meer natuurfoto’s gemaakt. Bent u geïnteresseerd, neem dan ook eens een kijkje bij de rubriek "Recente foto's”. Klik op “Foto's september 2024” of surf eenvoudigweg naar genoemde rubriek