natuurkalender juli 2024
De kalendermaand juli verliep volgens de huidige maatstaven redelijk normaal. De temperatuur ging evenwel deze maand alle kanten op. Het begon weliswaar koel, maar gaandeweg kregen we ook met warmere dagen te maken. Er waren ook uitschieters. De vierdaagse van Nijmegen moest bijvoorbeeld vanwege de hitte worden ingekort. Ook de regen speelde ons weer eens danig parten. Zware stortbuien zorgden ook deze maand weer voor veel (water)overlast. Het is uitzonderlijk dat die wateroverlast al gaande is vanaf oktober 2023! Juli was kortom weer grillig en een maand van uitersten.
We hebben ook deze keer weer veel natuurfoto’s voor u. Bij de samenstelling van de natuurkalender wordt er naast goede scherpe foto’s, ook gelet op bijzondere soorten, actiebeelden of andere opmerkelijke zaken.
In de categorie libellen, juffers en vlinders komen aan bod: Kempense-, zwarte- en bruinrode heidelibel, kleine tanglibel, gewone pantserjuffer, veenbes- en braamparelmoervlinder, dambordje, kompassla-uil (rupsen), gouden langsprietmot en tijmvedermot.
Verder hebben we foto’s van: langpootmug, Europese hoornaar, twee soorten sluipvliegen en een krasser. De vogelgalerij bestaat deze keer uit: grasmus, winterkoning, ijsvogel, geelgors, patrijs, torenvalk en kauw. De afsluiting vindt plaats met kleine zonnedauw.
We beginnen echter eerst met een aantal libellen en juffers met aansluitend enkele vlindersoorten.
We hebben ook deze keer weer veel natuurfoto’s voor u. Bij de samenstelling van de natuurkalender wordt er naast goede scherpe foto’s, ook gelet op bijzondere soorten, actiebeelden of andere opmerkelijke zaken.
In de categorie libellen, juffers en vlinders komen aan bod: Kempense-, zwarte- en bruinrode heidelibel, kleine tanglibel, gewone pantserjuffer, veenbes- en braamparelmoervlinder, dambordje, kompassla-uil (rupsen), gouden langsprietmot en tijmvedermot.
Verder hebben we foto’s van: langpootmug, Europese hoornaar, twee soorten sluipvliegen en een krasser. De vogelgalerij bestaat deze keer uit: grasmus, winterkoning, ijsvogel, geelgors, patrijs, torenvalk en kauw. De afsluiting vindt plaats met kleine zonnedauw.
We beginnen echter eerst met een aantal libellen en juffers met aansluitend enkele vlindersoorten.
In onze fotocollectie van de heidelibellen ontbrak tot dusverre de Kempense Heidelibel (Sympetrum depressiusculum). Het is niet voor niets de heidelibel met de kleinste verspreiding in ons land. Net als de bloedrode heidelibel heeft ook deze soort zwarte poten. Het is een warmteminnende soort, die zich voortplant bij stilstaande of langzaam stromende, niet te voedselrijke wateren met grote, ondiepe, snel opwarmende, moerasgedeelten. Het Woldlakebos in de Weerribben is de uitgesproken plek om ze te zien te krijgen. Het duurde niet lang voordat we op 22 juli j.l. op één van de bekendere plekken de eerste exemplaren ontdekten. We telden in een half uurtje tijd zeker70 exemplaren. Het betrof vrijwel uitsluitend vrouwtjes, die relatief gemakkelijk waren te herkennen aan de driehoekige vlekjes aan de zijkant van het lichaam (op de foto goed te zien). Ook de oranjebruine kleur maakte al snel de determinatie een stuk gemakkelijker. De Kempense heidelibel vliegt van half juli tot begin oktober Ze zijn vooral in de ochtend actief. Deze vrij zeldzame soort lijkt zich langzaam maar zeker in ons land uit te breiden.
|
Op dezelfde dag vloog er In hetzelfde gebied ook menige Zwarte Heidelibel (Sympetrum danae) rond. Daar was de verhouding man/vrouw wat meer in evenwicht. Vanwege hun zwarte kleur zijn de mannetjes over het algemeen snel en eenvoudig te herkennen. Bij de vrouwtjes zult u tevergeefs zoeken naar de zwarte kleur. Daar overheerst met name de kleur geelbruin. Ook deze schaarse Sympetrumsoort heeft zwarte poten en is met z’n 29 – 34 mm de kleinste uit het geslacht. De mannetjes zijn overigens kleiner dan de vrouwtjes. De soort is dan wel niet zeldzaam, maar heeft de afgelopen jaren toch een behoorlijke veer moeten laten. Het lijkt er zelfs op dat ze uit steeds meer heideterreinen verdwijnen. In laagveengebieden is daarentegen sprake van een lichte toename. Dit zwarte mannetje liet zich op de jonge bruine bladeren van een eik gewillig portretteren.
We gooien deze maand nog een derde heidelibel “in de strijd, namelijk de Bruinrode Heidelibel (Sympetrum striolatum). Ook dit is een warmteminnende soort. Het beestje voelt zich zelfs het prettigst bij een temperatuur van 30 graden of hoger. Hij (in dit geval een zij) liever dan wij. Ook bij deze soort doet de naam wellicht vermoeden dat je voor deze libel de hei op moet, maar dat is geenszins het geval. Heidelibellen komen namelijk overal in ons land voor. Algemeen zijn, naast de bruinrode heidelibel, ook de steenrode- en bloedrode heidelibel. Met name de vrouwtjes van de “rode” heidelibellen zijn lastig uit elkaar te houden. Wat wel nog de moeite van het vermelden waard is, is dat deze opname gemaakt is door één van onze fotografen, die recentelijk een zware operatie heeft moeten ondergaan. Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan. In de revalidatieperiode zijn in de eigen tuin intussen weer de eerste opnames gemaakt.
|
Dichtbij Eys vinden we een paar prachtige natuurgebieden. Alle hebben ze een hoge natuurwaarde en zijn daarom aangewezen als Natura 2000 gebieden. Eén daarvan heet “de Piepert”. Een bezoek aan dit prachtige Zuidlimburgse gebied leverde onder meer deze opname op van een Kleine Tanglibel (Onychogomphus forcipatus); een zeer zeldzame libellensoort in Nederland. De soort maakt deel uit van de familie van de rombouten. Er zijn van deze soort maar enkele kleine populaties bekend. Ze zijn te vinden in de buurt van snelstromende beken met stenige oevers. Het is heel lastig om deze soort te vinden, laat staan te fotograferen. Toen dit lukte, bleek de soort gemakkelijk herkenbaar aan het zwart-gele borststuk en -achterlijf plus de groene ogen. De Kleine tanglibel draagt deze naam, omdat de mannetjes een tangvormig, naar elkaar toegebogen, achterlijfaanhangsel hebben. Vrouwtjes hebben deze niet.
|
We maken een klein overstapje naar de juffers. Eén van de belangrijkste verschillen tussen echte libellen en waterjuffers is de vleugelstand in rusthouding. Let er maar eens op. De juffers houden de vleugels namelijk min of meer gesloten op de rug, terwijl de echte libellen de vleugels zijdelings (uitgestrekt) houden. De afgebeelde soort, de Blauwe Breedscheenjuffer (Platycnemis pennipes) is vrij gemakkelijk te herkennen aan de opvallende, verdikte schenen. Ze zijn vrijwel uitsluitend te vinden in het oostelijk deel van ons land. Met name traag stromende beekjes zijn favoriet. De eitjes van deze soort worden in tandem afgezet op allerlei drijvende en in het water staande planten. Daartoe boort het vrouwtje met haar legboor eerst gaatjes in een stengel en plaatst vervolgens in ieder gaatje een eitje Zoals u kunt zien waren deze twee beestjes s daar nog niet aan toe. Wel mooi is de tandemhouding in beeld gebracht.
|
Ons land kent een vijftal pantserjuffers, waartoe de afgebeelde Gewone Pantserjuffer (Lestes sponsa).
Deze in ons land gelukkig nog algemene soort, komt voor in vegetatierijke stilstaande wateren. Het is een metaalgroene forse juffer, die je - net als de meeste pantserjuffers - vaak met de vleugels half gespreid bij water kunt aantreffen. Andere waterjuffers houden de vleugels meestal langs het lichaam gevouwen. Je kunt de soort in heel Nederland tegenkomen. De kans daarop is het grootst in de maanden juli en augustus. Op de foto ziet u een mannetje, die goed te herkennen is aan de blauwe “berijping” op het lichaam. De mannetjes kunnen verward worden met die van de tangpantserjuffer (Lestes dryas). Beide soorten komen ook vaak nog op dezelfde plaats voor.
Deze in ons land gelukkig nog algemene soort, komt voor in vegetatierijke stilstaande wateren. Het is een metaalgroene forse juffer, die je - net als de meeste pantserjuffers - vaak met de vleugels half gespreid bij water kunt aantreffen. Andere waterjuffers houden de vleugels meestal langs het lichaam gevouwen. Je kunt de soort in heel Nederland tegenkomen. De kans daarop is het grootst in de maanden juli en augustus. Op de foto ziet u een mannetje, die goed te herkennen is aan de blauwe “berijping” op het lichaam. De mannetjes kunnen verward worden met die van de tangpantserjuffer (Lestes dryas). Beide soorten komen ook vaak nog op dezelfde plaats voor.
We maken wederom een overstapje; in dit geval naar de vlinders. Kleinzoon Jaimey, de jongste natuurfotograaf in onze gelederen, bezocht tijdens een korte vakantie met z’n ouders in Frankrijk het natuurreservaat Tourbière de Machais. Altijd “in” voor bijzondere vlindersoorten duurde het niet lang voordat hij de eerste soorten had gevonden, daartoe onder meer deze Veenbesparelmoervlinder (Boloria aquilonaris). De vlindersoort voedt zich met nectar van met name gewone dophei. Ook op wateraardbei zijn ze geregeld te vinden. Deze aureliasoort vliegt van half mei tot eind juli. Net zoals we in de vogelwereld praten over standvogels, kennen we in de vlinderwereld “standvlinders”. In ons land is de veenbesparelmoervlinder een uiterst zeldzame standvlinder, die alleen nog voorkomt op enkele locaties in Drenthe. Op de Rode lijst staat d ‘ie te boek als ernstig bedreigd
|
In de kalendermaand kon door een andere fotograaf uit onze gelederen nog een tweede parelmoervlinder worden vereeuwigd. Het betreft in dit geval de Braamparelmoervlinder (Brenthis daphne), die in de Eifel werd ontdekt. Van dit exemplaar kon deze mooie zijaanzichtopname worden gemaakt. In Nederland werd deze soort voor het eerst op 2 juli 2011 in Zuid-Limburg waargenomen. Sindsdien zijn er veel meer waarnemingen gedaan in heel Zuid-Limburg en in andere delen van Zuid-Nederland. De aantallen zijn evenwel gering. Het moet nog blijken of deze soort zich in de toekomst in ons land (voorgoed) weet te vestigen. De soort kent één jaarlijkse generatie. De vliegperiode ligt tussen mei en augustus. De waardplanten van de braamparelmoervlinder zijn uiteraard braamsoorten, maar ook viooltjes worden bezocht.
|
Nog een bijzondere dagvlinder, die deze maand in de Eifel kon worden geportretteerd, betreft het Dambordje (Melanargia galatheais). Het is een vlinder uit de onderfamilie van de zandoogjes en de erebia's. Tot de jaren dertig van de vorige eeuw heeft deze soort zich op meerdere plaatsen in ons land gevestigd. Na een aantal jaren verdwenen de populaties weer. Niet allen in Limburg, maar ook op de Veluwe, in de Achterhoek en in Twente waren ze destijds te zien. Vanuit de Zuid-Limburgse kalkgraslanden wordt zo af en toe nog een enkel verdwaald exemplaar gesignaleerd. Het is voor ons land tegenwoordig een zeer zeldzame onregelmatige standvlinder. Vliegen doen ze van half juni tot eind augustus. Ze hebben veel nectar nodig en worden vooral op kruidachtige planten met roze of paarse bloemhoofdjes, zoals beemdkroon en knoopkruid, gezien. Het dambordje ontleent z’n naam aan de geblokte vleugeltekening, wat enigermate op een dambord lijkt.
|
Uit de wereld van de nachtvlinders tonen we u deze keer de rupsen van één van deze vlinders. Het gaat om de Kompassla-uil (Hecatera dysodea) uit de familie van de uilen. Deze soort is waarschijnlijk in ons land jaren over het hoofd gezien en stond tot enkele jaren geleden zelfs als zeer zeldzaam te boek. Tegenwoordig weten we dat de soort in het westen en zuiden van ons land geregeld wordt gezien, met name rupsen. Het is mooi dat deze soort nu ook in Enschede is vastgesteld en dat er foto’s van enkele rupsen zijn gemaakt. Volgroeide rupsen zijn tussen de 30 en 35 millimeter groot. Ze zijn nogal variabel van kleur, namelijk van roodachtig bruin tot bruin, maar ook lichte of donkergroene exemplaren komen voor. Let ook eens op de gekleurde lijn aan de rugkant. De kop van deze uil is bleek geelachtig bruin. De variatie van de rupsen is op bijgaande foto goed zichtbaar.
|
In het eerdergenoemde Natura 2000 gebied “de Piepert” in de buurt van het plaatsje Eys, kon ook deze Gouden Langsprietmot (Nemophora metallica) op de gevoelige plaat worden vastgelegd. De soort behoort tot de microvlinders; in dit geval de langsprietmotten. Lange sprieten (antennes) hebben de mannetjes zeker. De soort komt in Nederland uitsluitend voor in het zuiden van de provincie Limburg. Het vlindertje werd aangetroffen op vrijwel uitgebloeid duifkruid, een waardplant voor deze soort. Ook beemdkroon mag daartoe worden gerekend. In het kalkgraslandgedeelte van het gebied waren beide plantensoorten in ruime mate aanwezig. We zaten dus precies op de goede plek. De soort kent één generatie, die vliegt van juni tot augustus. De gouden langsprietmot kan worden verward met de Gentiaan- en de Koperen Langsprietmot.
|
We hebben ter afsluiting van deze categorie nog een bijzondere mot voor u. Dit keer betreft het één van de zogeheten vedermotten. Dit zijn merkwaardig uitziende microvlinders. De soorten uit deze groep worden gekenmerkt door diepe insnijdingen in zowel de voor- als de achtervleugel. In rust zijn de vleugels vaak enigszins opgerold en staan ze ver van het lichaam af, zodat er een soort T-vorm ontstaat. De vlindertjes zijn moeilijk te vinden. Ze houden zich veelal goed gecamoufleerd op in het grasland. Vrijwel alle vedermotten zijn gebonden aan slechts één waardplant en zijn daar ook naar vernoemd. In de onderhavige situatie hebben we te maken met de Tijmvedermot (Merrifieldia leucodactyla). Mag u drie keer raden wat z’n waardplant is. In ons land komt de soort alleen voor in het zuiden van Limburg en in de Hollandse duinen. De foto is overigens in de Eifel gemaakt.
|
Hoornaars zijn de laatste tijd veelvuldig in het nieuws. Het gaat dan vrijwel steeds over de Aziatische hoornaar, die inheems is in Zuidoost-Azië. Het is hier een invasieve exoot die sinds een aantal jaren en dan vooral in Zuid-Nederland voorkomt. Deze hoornaarsoort is niet alleen schadelijk voor honingbijen, maar ook voor hommels en andere bestuivende insecten. Niet iets waar we blij van worden. Ze zijn iets kleiner en ook zwarter dan de afgebeelde Europese hoornaar (Vespa crabro). Ondanks z’n lichaamsgrootte van ruim 3 cm en het luide gezoem is de inheemse Europese hoornaar niet schadelijk en evenmin agressief. Bij deze foto ben je wellicht geneigd om daar wat vraagtekens bij te zetten. Hier zien we namelijk twee Europese hoornaars, die in een ogenschijnlijk dodelijke strijd verwikkeld zijn. De fotograaf in kwestie heeft dit gevecht ongeveer 6 minuten mogen volgen. Toen ging één van de duelleerders er vandoor, maar wel met één poot minder.
|
Als het woord mug valt, dan denkt iedereen ogenblikkelijk aan die vervelende zoemende beestjes. ’s Nachts vliegen we het bed uit om deze stekende kwelgeesten te weren. Langpootmuggen, zoals op de foto, lijken weliswaar op grote muggen, maar steken doen ze niet. In de regel hebben we er geen last van of het zouden de emelten in het gazon moeten zijn. Langpootmuggen zijn te herkennen aan hun slanke uiterlijk met 3 paar superlange poten. Ze zijn hoofdzakelijk actief in de nacht- en in de schemer. Door het licht aangetrokken komen ze niet zelden ’s avonds de woning binnen. Er zijn zo’n 50 - 60 soorten in ons land actief. Het meest zien we de koollangpootmug en de weidelangpootmug. Het afgebeelde exemplaar kon helaas niet op naam worden gebracht. We vonden echter dat deze langpootmug met zijn helicopterachtige pose en kleurschakeringen in de vleugels een plaatsje verdiend had in de kalender.
|
In Nederland komen maar liefst 337 soorten sluipvliegen voor. Wereldwijd zijn er zelfs bijna 10.000 beschreven. De soorten kunnen onderling erg verschillen van elkaar. Sommige soorten lijken veel op de gewone huisvlieg, anderen hebben oppervlakkig gezien het uiterlijk van een zweefvlieg of een wesp. Het zijn robuuste insecten met een robuust lichaam en een harig achterlijf. Aan dat laatste zijn sluipvliegen vaak te herkennen. De volwassen vliegen voeden zich met honingdauw en nectar. De larven daarentegen leven als parasieten in de larven of poppen van vlinders, kevers, sprinkhanen en andere insecten. Sluipvliegen zijn over het algemeen erg nuttig. Ze parasiteren niet zelden op plaaginsecten en worden aldus ingezet bij biologische bestrijdingsprogramma's. Op de foto ziet u een sluipvlieg met de wetenschappelijke naam Ectophasia crassipennis. De volwassen exemplaren zijn pakweg 5-9 millimeter groot. Ze variëren aanzienlijk in kleur (zwartachtig tot oranjebruin). Hun grote samengestelde ogen zijn roodachtig
|
Toen bijgaande foto van een andere sluipvliegsoort werd aangeleverd, moest samensteller dezes ogenblikkelijk denken aan een zinsnede uit het bekende liedje van Wim Sonneveld en Leen Jongewaard, getiteld “in een rijtuigje”. Daarin komt onder andere de zinsnede voor: “en maar kijken naar de kont van . . . . .”. Tja, die kont is in dit geval van een sluipvlieg uit waarschijnlijk het geslacht Gymnosoma. Het op naam brengen van de soort lukt in dit geval niet. Even nog is gedacht aan wellicht de groene sluipvlieg, maar daarvoor ontbreken echter te veel details. Het is natuurlijk wel bijzonder om zo’n foto te maken van het achtereind van een sluipvliegsoort. Je zou bij deze opname kunnen denken als “een schot in de roos” of wellicht bullseye bij darts.
|
We laten u thans kennismaken met een sprinkhaan. Het gaat in dit geval om een Krasser (Pseudochorthippus parallelus). Het beestje wilde zich aan het oog onttrekken door zich achter bloeiende dopheide te verschansen. De rechte halskielen, de korte vleugels en de zwarte achterknie zijn bij deze veldsprinkhaan goede herkenningskenmerken. De krasser is een klein formaat sprinkhaan met korte vleugels. De beestjes zijn meestal groen van kleur met bruine en zwarte accenten. Bij het vrouwtje zijn de vleugels gereduceerd tot schubben. Het is een vrij algemene soort, die in het overgrote deel van Nederland voorkomt. De krasser ontbreekt alleen in delen van Noord-Holland, Friesland en Groningen. Omdat ze in grote dichtheden kunnen voorkomen, kunnen ze een belangrijke voedselbron zijn voor insecteneters
|
Zoals u van ons gewend bent, laten we steevast ook menige vogelsoort de revue passeren. Zo ook nu. We beginnen deze keer met een zingende Grasmus (Silvia communis). Deze Afrikaganger nestelt graag in doornstruiken. Daarin of daarop mag je ‘m dus het meest verwachten, maar ook op wat hogere zangposten. Mooi op de foto zijn de roestbruine vleugels en de witte keel van deze vogel te zien. De korte zang van de grasmus is niet al te moeilijk te herkennen. Het is of er een “kras in de plaat“ zit. Gekscherend wordt deze soort dan ook wel eens “krasmus” genoemd. Dat past bovendien mooi bij voorgaande soort. Ook de alarmroep “tsjurrrrrrrr” is gemakkelijk te herkennen. Als broedvogel zijn ze niet al te lang bij ons te gast. Zeg maar van half april tot begin september. Als overwinteraar in de Sahel zijn grasmussen erg gevoelig voor droogtes.
|
Een vogeltje, die we jaarrond in ons verenigingsgebied bij onze vogelfotografiehut mogen begroeten, is de Winterkoning (Troglodytes troglodytes). Wij noemen ‘m vaak ”Klein Jantje”. Het is één van de kleinste vogelsoorten van ons land en goed herkenbaar aan z’n opgewipte staartje en luide zang, zoals op bijgaande foto te zien. Het beestje heeft in dit geval een oude ploeg als zangpost uitgekozen. In de trektijd krijgen “onze klein Jantjes” geregeld gezelschap van soortgenoten van elders. Het is namelijk bekend dat vogels uit Scandinavië en het Oostzeegebied ons land in de trektijd aandoen. Daarvoor is het deze maand evenwel nog te vroeg. In tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden, overleven bij aanhoudende kou veel winterkoninkjes de winter niet. Daar staat tegenover dat ze, net als ijsvogels, beschikken over een groot reproductievermogen. Wereldwijd kent deze soort maar liefst 29 ondersoorten.
|
Ook de IJsvogel (Alcedo atthis) kon op dezelfde dag op onze vogelfotografielocatie worden geportretteerd. Een beetje geoefende vogelaar weet vaak al vroeg dat deze soort er aan komt. Het beestje kondigt zijn komst namelijk al van ver aan met een hoog, luid en scherp klinkende roep. Eén der onzen smaakte - nota bene tijdens zijn eerste bezoek aan de hut - het genoegen om deze tropisch aandoende soort op de gevoelige plaat vast te leggen. En dat op nog geen vier meter afstand van ‘m vandaan. Hij schreef dan ook bij de aanlevering van de foto “Lucky me”. Dat dit een mannetje is, kan je zien aan de zwarte snavelbasis. Slechts zo nu en dan laat deze soort zich op de bewuste locatie zien. In het aanwezige poeltje wordt dan af en toe een kleine watersalamander of stekelbaarsje buit gemaakt. Het heeft er overigens alle schijn van dat de ijsvogelstand in Twente weer ietwat lijkt toe te nemen
|
Om het drieluik op deze locatie compleet te maken, offreren we nu ook een foto van een Geelgors (Emberiza citrinella). Het is trouwens de eerste keer dat deze gorzensoort zich op locatie liet zien. De vogel - een vrouwtje - kwam er om de dorst te lessen. Zaadeters, zoals de geelgors, moeten vaak drinken om de benodigde hoeveelheid vocht binnen te krijgen. Het gaat niet goed met deze soort. De afgelopen decennia zijn ze met 75 % in aantal afgenomen. De laatste jaren lijkt er evenwel sprake te zijn van enig herstel. Een tijdje geleden stond het beestje nog op de Rode lijst, maar is er door populatieherstel inmiddels weer vanaf. De geelgors (met name het mannetje) valt op door het vele geel in het verenkleed, de bruinachtige stuit en de donkere streeptekening. Zoals te zien bij dit exemplaar valt bij vrouwtjes weinig geel te ontdekken.
|
Eén van onze natuurfotografen is vaak te vinden in Drenthe, omdat hij daar een vakantiehuis bezit. Als fervent liefhebber van vogelfotografie is hij regelmatig in de buurt van Emmen, Gees en het Bargerveen te vinden. Maar ook het plaatsje Erica, waar de bekende zanger Daniel Lohues woonachtig is, is geen onbekende omgeving voor hem. Even buiten dit plaatsje kon op 08 juli j.l. dit mooie plaatje worden gemaakt van een paartje Patrijzen (Perdix perdix) met vliegvlugge jongen. Als u ze gaat tellen zijn het er op de foto zeven. In werkelijkheid waren het er evenwel acht. Het ging al jaren bar slecht met deze hoendersoort, maar de laatste jaren begint zich langzaam maar zeker een kentering af te spelen. Niet alleen in Drenthe, maar ook binnen ons Verenigingsgebied wordt al meerdere jaren extra aandacht aan de patrijs besteed om het tij te doen keren. Biotoopverbetering en de aanleg van wintervoedselakkers werpen geleidelijk hun vruchten af.
|
In de meeste gevallen laten Torenvalken (Falco tinnunculus) zich niet zo gemakkelijk benaderen. Dit mannetje bleef op 11 juli j.l. echter doodgemoedereerd zitten bij vogelkijkhut “de Tureluren” in Dakhorst bij Ypelo. Kennelijk fixeerde het beestje zich op een prooi; zeer waarschijnlijk een veldmuis. Dat is immers z’n favoriete prooi. Het is een bekend gegeven dat het gezichtsvermogen van deze “biddende” roofvogelsoort uitzonderlijk goed is ontwikkeld. In dit geval zal de focus op de prooi kennelijk groter zijn geweest dan de angst voor de mens. Met de bloeiende sedum op de achtergrond levert dit in onze ogen een bijzonder plaatje op. In de buurtschap Ypelo ligt Natuurgebied het Mokkelengoor “de Doorbraak”. Deze ecologische verbindingszone tussen Twente en Salland heeft een waterloop van maar liefst 13 kilometer. Er is kortom veel groen, water en natuur te vinden.
|
Menige vogelsoort overnacht buiten het broedseizoen gezellig bij elkaar. Eén van de bekendste, maar ook luidruchtigste, is de slaapplaats van de kauw. Nu het broedseizoen voorbij is, zie je grote groepen kauwen zich in de schemering “voorverzamelen”. Dat is op bijgaande foto mooi te zien. Met hun kabaal overstemmen ze op sommige plekken zelfs het drukke verkeer. Na het nodige heen- en weer gevlieg verzamelen ze zich in hoge bomen, niet zelden in de directe omgeving van bewoning. Dat laatste wordt niet altijd geapprecieerd. En dan ineens vliegen ze massaal op om te vertrekken naar de vaste overnachtingsplek waar ze dan uiteindelijk gaan slapen. In die verzamel- en opvliegfase is het zeker een half uur een gekakel van jewelste. Kauwen zijn overigens intrigerende vogels, Ze zijn niet alleen intelligent, maar ook sociaal en houden er een soort dialect op na. Verder hebben ze een bijzonder scherp gezichtsvermogen en kunnen een behoorlijk hoge leeftijd bereiken. De paarband tussen een mannetje en een vrouwtje duurt een leven lang; de vogels zijn bijna altijd onafscheidelijk.
We sluiten de julisessie af met een leuk en bijzonder plantje; de Kleine Zonnedauw (Drosera intermedia). Deze plantjes zijn maar enkele centimeters groot en kunnen gemakkelijk over het hoofd worden gezien. De foto is gemaakt in het Bargerveen. Het afgebeelde exemplaar komt goed tot z’n recht temidden van veenmos. Zonnedauw, ook wel bekend als Drosera, is misschien wel de meest bekende vleesetende plant, tenminste als we het over Nederland hebben. Het woord vleesetend is eigenlijk niet de juiste benaming. Eigenlijk zijn het vleesverterende plantjes, maar dat klinkt wellicht wat minder stoer. Hun naam danken ze aan het kleverige vocht wat aan de bladschijven “hangt” en veel weg heeft van dauwdruppels. Insecten, die hierop plaats nemen zijn ten dode opgeschreven. In ons land kennen we drie soorten zonnedauw. Naast de Kleine-, kennen we ook de Ronde- (Drosera rotundifolia) en de Lange zonnedauw (Drosera anglica).
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] tel. 06.46202123
De foto’s zijn deze keer gemaakt door: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Marcel Grunder, Jaimey Wilbers, Gerard Benerink en Rinus Baaijens.
De foto’s zijn deze keer gemaakt door: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Marcel Grunder, Jaimey Wilbers, Gerard Benerink en Rinus Baaijens.
Deze maand zijn er wederom veel extra natuurfoto’s gemaakt. Geïnteresseerd? Neem dan ook eens een kijkje in de rubriek overige “Recente foto's”. Klik daartoe op “Foto's juli 2024” of surf eenvoudigweg naar genoemde rubriek