natuurkalender februari 2025
Ze zeggen wel eens dat er niets veranderlijker is dan het weer. Daar kan de maand februari 2025 over meepraten. We kregen met allerlei weertypes te maken, zoals sneeuw, vorst, regen zon, kou, maar ook warmte. Eén ding is wel zeker; de lente komt eraan. Dat is aan alles te merken.
Vooral de vogelwereld deed zich gelden; iets wat we de afgelopen twee maanden toch een beetje gemist hebben. Dit keer hebben we soorten als: kraanvogel (2 x), brilduiker, wilde eend, wulp, blauwe kiekendief, sperwer, boomklever, boomkruiper, groene specht, kokmeeuw, alsmede kauw en roek op de gevoelige plaat weten vast te leggen.
Aan zoogdieren hebben we reebok, eekhoorn en gewone bosmuis voor u in petto en uit de amfibieënwereld kamsalamander en kleine watersalamander. Verder passeren open rendiermos, rood bekermos, boomspikkel, boerenkrokus en winterakoniet de revue.
Een slakkenaaseter, een gewone bostrechterspin en een beeldje in een holle boom completeren de natuurkalender van februari. Nu eerst maar eens een aantal vogels.
Vooral de vogelwereld deed zich gelden; iets wat we de afgelopen twee maanden toch een beetje gemist hebben. Dit keer hebben we soorten als: kraanvogel (2 x), brilduiker, wilde eend, wulp, blauwe kiekendief, sperwer, boomklever, boomkruiper, groene specht, kokmeeuw, alsmede kauw en roek op de gevoelige plaat weten vast te leggen.
Aan zoogdieren hebben we reebok, eekhoorn en gewone bosmuis voor u in petto en uit de amfibieënwereld kamsalamander en kleine watersalamander. Verder passeren open rendiermos, rood bekermos, boomspikkel, boerenkrokus en winterakoniet de revue.
Een slakkenaaseter, een gewone bostrechterspin en een beeldje in een holle boom completeren de natuurkalender van februari. Nu eerst maar eens een aantal vogels.
Deze maand werd op dezelfde locatie ook een Boomkruiper (Certhia brachydactyla) “betrapt” toen d’ie in het zonnetje een tukkie deed. Als je dit ziet, vraag je je in gerede af of ze niet op enig moment naar beneden kukelen, maar dat gebeurt uiteraard niet. Een “klemmechanisme” in hun poten zorgt er namelijk voor dat het vasthouden als vanzelf gaat. Niet alleen boomkruipers, maar ook spechten en boomklevers hangen niet zelden op dezelfde manier tegen een ruwe stam om een poosje weg te doezelen. De meeste vogels slapen overigens met hun kop naar achter gedraaid en onder de veren gestoken.
|
Dat de lente er aan staat te komen is aan alles te merken. Dat was in Reutum onder andere te zien, maar vooral te horen aan / via deze zingende Boomklever (Sitta europaea). Deze klauteraar roept en zingt zowel in de vlucht als op een tak of aan een boomstam. Al in februari gedragen ze zich erg luidruchtig in hun territorium. Dat heeft uiteraard te maken met de hormonen die dan beginnen op te spelen, omdat het broedseizoen nadert. De zang van de boomklever is één van de eenvoudigste zangtypes. Het bestaat uit niet veel meer dan een herhaling van de roep. Bijzonder is echter dat d ‘ie zingt in verschillende varianten en op verschillende snelheden.
|
Op de slotdag van de maand kon in de late namiddag onder donkere omstandigheden deze groep Kokmeeuwen (Chroicocephalus ridibundus) in de lucht worden gefotografeerd. Het heeft wel wat; donkere - in de vooravond gemaakte - foto’s van vogels op weg naar hun slaapplaats. Bekende beelden zijn op dat vlak ook die van kraanvogels, spreeuwen, kauwen, houtduiven etc. Slapen doen ze namelijk met z’n allen (ook kokmeeuwen in het winterhalfjaar); niet zelden in grote groepen en uiteraard op veilige slaapplaatsen. Dat kunnen eilandjes zijn, boomgroepen maar ook grote platte daken van gebouwen. Van alle kanten komen dan 's avonds groepjes vogels aanvliegen om gezamenlijk de nacht door te brengen
|
Dat laatste is mooi te zien op bijgaande foto van een groepje Wulpen (Numenius arquatus), die in Markelo kon worden vereeuwigd. Drie van deze langsnavelige weidevogels staan te doezelen, terwijl de andere twee een oogje in het zeil houden. Bij de Domelaar in Markelo worden al sinds jaar en dag slaapplaatstellingen gehouden van deze soort. Dit om de populatiegroottes en aantalstrends van de wulp in de gaten te houden. De informatie van het aantal vogels, die gezamenlijk op slaapplaatsen verblijven, wordt opgeslagen in het landelijk Meetnet Slaapplaatsen. Met name wordt ingezet op Natura 2000 gebieden.
|
Het lijkt wellicht eenvoudig, maar het vereeuwigen van vliegende vogels is zo gemakkelijk nog niet. Als het dan qua vliegbeeld en scherpte lukt, geeft dat nadien best wel de nodige voldoening. Het met de camera “volgen van de vogel” en op de geschiktste momenten gebruik maken van continue autofocus geeft over het algemeen de beste resultaten. Veel licht, een korte sluitertijd en het inschatten van de toepassing van overbelichting zijn daarnaast belangrijke ingrediënten. Bij deze foto van het landen van dit paartje Wilde Eenden (Anas platyrhychos) op de Berkel is dat naar onze mening prima gelukt.
|
Door dezelfde fotograaf werd onder daglichtomstandigheden ook een opname gemaakt van Roeken (Corvus frugilegus) en Kauwen (Corvus monedula) in de vlucht. Het klinkt wellicht gek, maar deze kraaiachtigen worden met hun “gekras en gekauw” toch echt tot de zangvogels gerekend. Ze behoren daarnaast ook nog eens tot de intelligentste diersoorten op aarde. In ieder geval zijn ze veel inventiever dan andere vogels. Beide soorten foerageren in het winterhalfjaar vaak in grote groepen samen met niet zelden spreeuwen in de gelederen. Ze eten vooral wormen, emelten en andere bodeminsecten, maar ook zaden en bessen worden niet versmaad.
|
Dat het in februari toch nog wel een beetje winterde is te zien op deze foto, die eveneens is gemaakt bij de Oelemars. Op deze besneeuwde stronk was deze Groene Specht (Picus viridis) waarschijnlijk op zoek naar mieren. Het rood in de “snorstreep” laat zien dat we te maken hebben met een mannetje. Vaak vliegt deze spechtensoort, als ze zich betrapt voelen, meteen in een golvende vlucht weg, zoals eigenlijk alle spechten. We kunnen het hele jaar door genieten van deze spechtensoort, die voornamelijk op de grond leeft. In veel gevallen verraden ze hun aanwezigheid door een lachende roep.. Als ze eenmaal een goede voedselplek hebben gevonden, keren ze meer dan eens terug.
|
Een eendensoort , die we wat minder vaak in onze contreien tegenkomen, is de Brilduiker (Bucephala clangula). Dit mannetje werd in Losser op de Oelemars ontdekt. Het is een prachtig getekend eendje, wat te boek staat als doortrekker en wintergast. Het broedgebied van deze soort is met name te vinden in bossen met naaldhout, zowel in Scandinavië als Rusland. Sedert 1985 broeden er overigens ook kleine aantallen in ons land. Het mannetje op de foto is goed herkenbaar aan de witte vlek op de wang - de zogeheten bril - waaraan de soort z’n naam te danken heeft. Deze witte vlek ontbreekt bij het veel minder opvallende vrouwtje.
|
Het is al weer even geleden dat we een andere roofvogelsoort, namelijk een Sperwer (Accipiter nisus), voor de lens hebben gekregen. In de omgeving van Reutum liet dit mannetje zich met wat geduld mooi portretteren. De mannetjes van deze soort zijn een stuk kleiner dan de vrouwtjes. Hun prooien - het zijn echte vogeljagers - verschillen ook danig van elkaar. Mannetjes jagen vooral op vinkachtigen, mussen, mezen en gorzen. Vrouwtjes hebben daarentegen een voorkeur voor lijsterachtigen, spreeuwen en duiven. Minder bekend is dat sperwers naast vogels ook in staat zijn om kleine zoogdieren, als muizen en jonge konijnen, te “slaan”.
|
Het duurt waarschijnlijk niet lang meer voordat de Blauwe kiekendief (Circus cyaneus), althans als broedvogel, uit ons land gaat verdwijnen. Uit de laatst bekende gegevens blijkt dat er nog ten hoogste 3 tot 5 paar over zijn. Hoe triest allemaal. Heel lang geleden (zo omstreeks 1890) schijnt er nog een paartje in onze contreien (Agelerbroek) te hebben gebroed. Dat is evenwel nooit met zekerheid bewezen. Het is treffend dat bijgaande opname is gemaakt op de nabij gelegen Ageler-es. Tegenwoordig worden blauwe kieken in Twente alleen nog maar als wintergasten waargenomen. De Engbertsdijksvenen en het Haaksbergerveen worden voor deze soort gelukkig nog jaarlijks gebruikt als slaapplaats,
|
In de kalendermaand kregen we te maken met zeer veel Kraanvogels (Grus grus), die over Nederland trokken. Dat was vooral in de oostelijke helft van ons land het geval. Het overgrote deel is namelijk al ruim twee weken op weg naar hun broedgebieden in Scandinavië. Met name in de periode van 19 tot en met 21 februari j.l. hebben naar schatting zo’n 300.000 kraanvogels ons luchtruim voorzien van hun prachtige trompetterende geluiden. Dit had te maken met bijzonder warm weer, gecombineerd met een zuidoostenwind. Zo vroeg en zo veel hebben we in jaren niet meer gezien. Zulks noemen we een influx. Bijgaande opname is gemaakt tijdens een trip naar onze Oosterburen, waar een bezoek werd gebracht aan de bekende Moorsiedlungen in de omgeving van Diepholz.
|
De enorme aantallen Kraanvogels (Grus grus), die overtrokken, hebben de winter doorgebracht in Spanje en Frankrijk en deels ook in Noord Afrika. Ze hebben daar tamelijk vaste verblijfplaatsen. Ook hun trekroutes wijken jaarlijks niet veel van elkaar af. Dat geldt voor zowel het voor- als het najaar. Ze maken geen non-stop vluchten. Daarvoor is de afstand net iets te lang. Als het weer en de wind meezit, kunnen ze overigens wel 90 km/u halen! De tocht naar het broedgebied verloopt sneller dan de tocht naar het overwinteringsgebied. Uiteraard worden er onderweg tussenstops ingelast. Dat zou het geval kunnen bij dit afgebeelde familiegroepje in Haaksbergen. Sinds 2001 zijn deze majestueuze vogels na honderden jaren afwezigheid, als broedvogel weer terug in ons land.
In de directe nabijheid stond ook een andere “cladoniasoort”, te weten: Rood Bekermos (Cladonia coccifera), wat veel lijkt op rode heidelucifer (Cladonia floerkeana). Deze korstmossoort heeft evenwel geen bekervormige, maar staafvormige tot vertakte vruchtlichamen. Bij beide soorten zijn de toppen rood van kleur. Je moet goed kijken, want groot zijn ze niet. Korstmossen staan bekend om hun vreemde en onregelmatige uiterlijk. De groeivorm is zelfs zo onregelmatig dat je vrijwel nooit twee identieke structuren van dezelfde soort aantreft.
|
Als je het hebt over Open Rendiermos (Cladonia portentosa) dan ben je, net als bij de kraanvogels, geneigd te denken aan het hoge Noorden; daar waar immers rendieren voorkomen. Rendiermos vormt inderdaad het hoofdvoedsel van dit hertachtige zoogdier. De naam rendiermos is evenwel niet afgeleid van het dier, maar van de vorm van het korstmos, wat enigszins op een hertengewei lijkt. De opname is gemaakt in Limburg op de Tungeler Wallen. Deze “cladoniasoort” groeit vaak samen met schapengras, buntgras en struikhei. De groengrijze kleur is onmiskenbaar. Verwarring is echter mogelijk met Vals Rendiermos (Cladonia rangiformis) en Sierlijk Rendiermos (Cladonia ciliata).
|
Net als het sneeuwklokje is ook de Krokus een vroege voorjaarsbloeier. In ons land kom je geregeld de Bonte Krokus (Crocus vernus) tegen, maar ook - zoals op de foto – waarschijnlijk de Boerenkrokus (Crocus tommasinianus). Momenteel zie je ze overal in bloei staan in borders, gazons en niet zelden in de vrije natuur. Meestal zijn ze wit, geel of paars van kleur. In de prille lente is de krokus, samen met het sneeuwklokje, een belangrijke voedselbron voor vroege honingbijen en wilde bijen. De meeste krokussoorten hebben hun thuisbasis in de Europese gebergten rond de Middellandse zee (vooral in de Balkan en Klein-Azië, maar ook in de Alpen en de Karpaten). Slechts een paar soorten zijn afkomstig uit de bergen van Centraal-Azië. Wist u trouwens dat veldmuizen verzot zijn op de bolletjes van de krokus?
|
Een zeer zeldzame korstmossoort werd door onze jongste natuurfotograaf gevonden en gefotografeerd in het Cronebos in Hilversum. Het betreft een korstmossoort met de treffende naam: Boomspikkel (Strigula jamesii). Ze groeien meestal als “spikkels” op bomen, niet zelden laanbomen, maar ook op steen, zoals in de onderhevige situatie. De afgebeelde soort is niet alleen klein, maar ook korstvormig. De beoordeling van de soort werd vanwege z’n zeldzaamheid goedgekeurd door een specialist. Er is maar weinig bekend over de boomspikkel. Wel weten we dat deze soort behoort tot de zogeheten zakjeszwammen.
Een plant, die nog vroeger - zelfs in de winter - bloeit, is de Winterakoniet (Eranthis hyemalisis), die tot de ranonkelfamilie behoort. Net als de krokus en het sneeuwklokje is het een “stinsenplant”; een veelal ingevoerde sierplant die zich in ons kikkerlandje heeft kunnen handhaven of verwilderd is. De plant heeft stengels met daarop telkens één gele bloem, die omringd wordt door een krans van ongeveer zes ongesteelde bladeren. Dat zijn meestal zes langwerpige bloemdekbladen, zoals op de foto te zien. De fotograaf in kwestie heeft ervoor gekozen de foto vanuit een liggende positie te maken.
|
Zoals op de foto, zien we Reeën (Capreolus cappreolus) het liefst; struinend door een natuurlijke omgeving. Dat is in dit geval het Haaksbergerveen. Dat het een bok is, lijkt vanwege het gewei vrij duidelijk. Alhoewel; er komen ook reegeiten voor, die eveneens getooid zijn met een gewei! Als je de foto goed bekijkt is te zien dat het “tooisel” van deze “zesender” nog voorzien is van de basthuid. Op enig moment zal het dier hier last van krijgen. In deze fase veegt en schuurt de bok er op los om de jeukende basthuid kwijt te raken. Hierdoor ontstaat nogal eens veegschade. Ook zorgen reeën voor vraatschade aan vooral jong plantgoed. Het zijn nu eenmaal knabbelaars, die graag knoppen, scheuten en loten van jonge struiken en bomen verorberen.
|
Een tweede zoogdier, waaraan dit keer aandacht wordt besteed, is de eekhoorn, die officieel te boek staat als Europese Rode Eekhoorn (Sciurus vulgaris).Deze roodbruine rakkers zijn in de winterperiode niet weg te slaan bij voederplekken. Zelfs een voor hem veel te klein voederhuisje kan zijn drang om zoveel mogelijk voedsel te verzamelen niet bedwingen. Dat is vooral waarom ze dit soort plekken graag bezoeken. Veel mensen omarmen deze koddige beestjes, omdat ze niet alleen zeer actief zijn, maar ook grappig en altijd op zoek zijn naar voedsel. Ze hebben bovendien een hoog aaibaarheidsgehalte. Echte lieverdjes zijn het evenwel niet. Let er maar eens op als je een voederplaats hebt waar eekhoorns op bezoek komen.
|
Voor de verandering werd deze maand ook nog een Gewone Bosmuis (Apodemus sylvaticus) “gekiekt”. Bosmuizen behoren tot de ware muizen en worden gekenmerkt door grote ogen en oren en tamelijk witte poten, zoals op de foto is te zien. Er bestaat ook nog zoiets als een Grote Bosmuis (Apodemus flavicollis), maar die komt alleen maar voor in Limburg en in de buurt van Winterswijk. Deze opname is evenwel gemaakt in een beukenbos bij Hilversum. De mannetjes worden ietsiepietsie groter dan de vrouwtjes, maar dat is in het veld niet te zien, laat staan dat je ze überhaupt overdag te zien krijgt, want het zijn echte nachtdieren. Ze hebben verder korte voorpoten met 4 tenen en gek genoeg lange achterpoten met 5 tenen.
Door dezelfde fotograaf is ook een foto gemaakt van de veel algemenere Kleine Watersalamander (Lissotriton vulgaris). Mannetjes van deze relatief kleine amfibieënsoort (circa 10 cm) ontwikkelen in de voortplantingstijd ook een kam op de rug, zoals ook hier te zien. Zijn buik is geel tot oranje met donkere zwarte vlekken. Die van z’n grotere neef is duidelijk feller gekleurd. Tegen de tijd dat ze aan land kruipen, zijn zowel de mannetjes als de vrouwtjes evenwel eenvormig bruin. Te sterk verontreinigde wateren is niet hun domein. Ze hechten echter veel minder aan een goede waterkwaliteit dan de kamsalamander. Dat is de reden dat ze nog verspreid over het hele land voorkomen. Alleen wateren met brak en zou water zijn niet geschikt.
|
In onze provincie wordt de tamelijk zeldzame Kamsalamander (Triturus cristatus) geholpen met de aanleg van nieuwe poelen. Het Overijssels Landschap geeft daarbij het goede voorbeeld. Deze amfibiesoort is namelijk erg kieskeurig qua waterkwaliteit. Het mannetje is in het voorjaar getooid met een karakteristieke kam, hetgeen op de foto goed te zien is. Circa 60 jaar geleden zaten er volop kamsalamanders in een poel in Enschede. Omdat er op die plek nieuwbouw plaats vindt, werd de poel onlangs bemonsterd door één van onze natuurfotografen. En warempel; 60 jaar na dato zaten ze er nog steeds! Nadat ze gefotografeerd waren, werd de stadsecoloog op de hoogte gesteld, die ervoor gaat zorgen dat de poel zal blijven bestaan.
Op zoek naar de zeldzame goudglanzende schallebijter (zie bij de rubriek recente foto’s) werd in dezelfde aangetaste boomstam deze Slakkenaaskever (Phosphuga atrata) aangetroffen in het Duivelshof te Losser. Het is een aaskever, die naast aas zich vooral tegoed doet aan huisjesslakken. Deze keversoort spuit de slak met gif in trekt deze daarna uit het huisje en peuzelt ‘m op. Slakkenaaskevers leven ’s nachts en hebben een sterk afgeplat lichaam. Alhoewel ze niet zeldzaam zijn, zijn ze bijzonder moeilijk te vinden. Het afgebeelde exemplaar is een adult exemplaar, hetgeen te zien is aan de zwarte kleur. Jonge dieren zijn bruinachtig.
|
Vooral op de bodem van vochtige bossen, onder stenen en liggend hout is de Gewone Bostrechterspin (Coelotes terrestris) te vinden. De spin behoort tot de zogeheten nachtkaardespinnen en zit in dit geval midden tussen zijn voornaamste prooien, namelijk Kelderpissebedden (Oniscus asellus). Ook kevers staan bij deze spin op het menu. Het is een gedrongen donkerbruine spin met korte, stevige poten. De naam van het beestje is ontleend aan de trechtervormige schuilplaats wat d’ie d’r op na houdt. Ze komen vrij algemeen is ons land voor. De soort lijkt sterk op de Leemtrechterspi
|
De slotfoto van de maand is deze keer voorbehouden aan dit bijzondere tafereeltje, vastgelegd tijdens een wandeling door de Groote Peel. Het oog viel namelijk op dit beeldje wat verstopt was in een holle berk. Wel vaker tref je bijzondere dingen aan in bomen, zoals vlinders, kabouters en zelfs Marabeeldjes. Het zou een religieuze achtergrond kunnen hebben of deel uit kunnen maken van een speurtocht, maar je weet het eenvoudigweg niet. Het maakt echter wel nieuwsgierig. Dat doet ineens denken aan het Kabouterpad wat we ooit eens in een bos van Staatsbosbeheer hebben mogen aanleggen voor kinderen van 3 – 7 jaar. Het wordt weer eens tijd om het in onbruik geraakte pad weer eens een opknapbeurt te geven. We zijn immers niet voor niets al jaren bezig in het kader van Jeugd en Natuur.
Samenstelling: Wim Wijering
Contact via: [email protected] tel. 06.46202123 De foto’s zijn deze keer gemaakt door: Leo, Fons en Wim Wijering, Marcel Grunder, Laurents ten Voorde, Jaimey Wilbers en Hennie Gunnink |
In februari zijn nog veel meer natuurfoto’s gemaakt; evenwel zonder toelichting. Bent u nog niet uitgekeken, klik dan op “Recente foto's” voor nog veel meer beelden.