natuurkalender december 2024
Over het weer in de kalendermaand december kunnen we kort zijn. Het was de somberste december sinds 1993! Met slechts 30 zonuren gemiddeld ~ tegen 58 normaal over het hele land ~ scheen de zon amper. Het was een grauwe, grijze maand, waarin ook nog eens veel regen viel. Normaliter is december goed voor 2 ijsdagen, maar ook dat gebeurde deze keer niet. IJsdagen in de laatste maand van het jaar komen overigens deze eeuw steeds minder vaak voor. Al met al nodigde de weersituatie niet bepaald uit om er lekker met de camera op uit te trekken. Nochtans hebben we toch een redelijke serie weten neer te zetten. Oordeel zelf.
De vogelwereld liet zich jammer genoeg niet al te veel zien. Toch hebben we nog soorten als grote zaagbek, wilde zwaan, buizerd, sperwer, groene specht, Turkse tortels met holenduiven en glanskop weten te “scoren”.
De wereld in het klein kreeg daarom deze maand extra aandacht. Wat te denken van: zwart- en dekselvormig draadwatje, langstelig kroeskopje, troskalknetje (allemaal myxomyceten) en plooivlieswaaiertje, rode kelkzwam en zwarte trilzwam (3-tal paddenstoelen). Mossen en korstmossen zijn evenmin groot: ook hiervan zijn foto’s gemaakt, zoals: bosschildmos, grauw rijpmos, rafelig- en smal bekermos, maar ook ruig haarmos. Qua formaat past ook het meeldauwlieveheersbeestje bij deze opsomming.
Voorts hebben we nog een eekhoorn met nestmateriaal voor u, een dotterbloem in bloei en we sluiten af met een drietal sfeerplaatjes, waarbij de mist bij twee opnames een belangrijke rol speelt.
We beginnen eerst maar eens met een 7-tal vogels. Van groot naar klein zijn dat:
De vogelwereld liet zich jammer genoeg niet al te veel zien. Toch hebben we nog soorten als grote zaagbek, wilde zwaan, buizerd, sperwer, groene specht, Turkse tortels met holenduiven en glanskop weten te “scoren”.
De wereld in het klein kreeg daarom deze maand extra aandacht. Wat te denken van: zwart- en dekselvormig draadwatje, langstelig kroeskopje, troskalknetje (allemaal myxomyceten) en plooivlieswaaiertje, rode kelkzwam en zwarte trilzwam (3-tal paddenstoelen). Mossen en korstmossen zijn evenmin groot: ook hiervan zijn foto’s gemaakt, zoals: bosschildmos, grauw rijpmos, rafelig- en smal bekermos, maar ook ruig haarmos. Qua formaat past ook het meeldauwlieveheersbeestje bij deze opsomming.
Voorts hebben we nog een eekhoorn met nestmateriaal voor u, een dotterbloem in bloei en we sluiten af met een drietal sfeerplaatjes, waarbij de mist bij twee opnames een belangrijke rol speelt.
We beginnen eerst maar eens met een 7-tal vogels. Van groot naar klein zijn dat:
Elk jaar gedurende de wintertijd lukt het ons om overwinterende Wilde Zwanen (Cygnus cygnus) op de gevoelige plaat vast te leggen. De meeste kans heb je daartoe in de provincies Drenthe, Groningen en Friesland. Bijgaande opname is gemaakt in de boswachterij Gees (Drenthe). De soort onderscheidt zich van de Kleine Zwaan (Cygnus columbianus bewickii) door zijn grotere formaat en grotere hoeveelheid geel op de snavel. Ze zijn net zo groot als knobbelzwanen, maar een stuk slanker en lichter en verschillend qua snavelvorm- en kleur. Het is een gewone wintergast in ons land, alhoewel de aantallen niet al te groot zijn (minder dan 2500 exx.). Alleen bij strenge vorst kunnen de aantallen fors toenemen. Broeden doen ze in Noord- en Noordoost-Europa, alhoewel er ook enkele broedgevallen bekend zijn in ons land. Dat gaat jaarlijks maar om een handjevol gevallen. Het eerste broedgeval dateert van 2005.
|
Alhoewel het daartoe nog net iets te vroeg is, kan je in het voorjaar, vaak al in februari, maar soms al eerder, genieten van de balts van de Buizerd (Buteo buteo). Onlangs was een tweetal al overijverig bezig met het maken van avances. De geïnteresseerde toeschouwer wordt vroegtijdig op de balts opmerkzaam gemaakt door het “gemiauw” in de lucht. Niet zelden is er dan een spectaculaire vliegshow te zien. Er worden door de vogels grote cirkels “beschreven”, ze klimmen steeds hoger en maken met ingetrokken vleugels spectaculaire duikvluchten. Rustig en moeiteloos stijgen ze daarna weer omhoog. Een poos draaien ze om elkaar heen, maar geleidelijk komen ze dichter bij elkaar. De capriolen die daarbij worden uitgehaald kan je in één enkele foto, zoals deze, eigenlijk niet vastleggen.
|
In de winter komen er nogal eens vogels onze kant op om hier tijdelijk te bivakkeren. Daar zitten soms leuke soorten bij, zoals in dit geval deze Grote Zaagbek (Mergus merganser). Het is een eendensoort, die in ons land overwintert en zowel op grote zoete wateren als meren en rivieren te vinden is. Het afgebeelde vrouwtje heeft een overwegend grijs lichaam met een lichtere borst, die scherp is afgesneden door de donker roodbruine hals en kop. Het veel lichtere mannetje heeft een zwarte rug, een zwartgroene kop en een knalrode snavel. De buik daarentegen is roomwit tot soms bijna geel. Daarom worden deze vogels in het vogeljargon ook wel “boterbuikjes” genoemd. Grote zaagbekken vangen vooral visjes. Ontsnappen kan niet: in de buitenrand van de snavel zitten zowel onder- als bovenin haakjes, die naar binnen wijzen.
|
Bij onze fotografiehut in Reutum hebben we tot dusverre weinig Sperwers (Accipiter Nisus) op bezoek gehad. Op 07 december j.l. verscheen dit juveniele mannetje heel even ten tonele; net lang genoeg om er twee foto’s van te kunnen maken. Daarna was d’ie weer verdwenen. Sperwers zijn echte vogeljagers. De kleinere mannetjes hebben het vooral gemunt op kleine zangvogels, zoals mussen en mezen. De duidelijk grotere wijfjes doen zich vooral te goed aan lijsters en duiven. De natuur houdt zichzelf in stand met voedselketens. Dit houdt nu eenmaal in dat het ene dier door het andere opgegeten wordt. No problems with that.
|
De Groene Specht (Picus viridus) ‘is de specht die je het meest op de grond kunt aantreffen. Het is niet voor niets een echte “miereneter”. Mieren vormen namelijk het lievelingsvoedsel van deze vogel. Ze hebben een zeer lange tong met een kleverig uiteinde, waarmee ze de mieren en larven als het ware “oplikken”. Niet iedereen is even blij met deze soort als d’ie gaten in het gazon pikt. In tegenstelling tot andere spechten roffelen groene spechten maar heel weinig. Het zwart onder het oog bij dit exemplaar verraadt dat het een vrouwtje is. Bij mannetjes is dit rood en zwart omzoomd. Deze spechtensoort is goed te herkennen aan het olijfgroene verenkleed, rode kruin en zwarte gezichtsmasker, maar wordt wellicht nog vaker opgemerkt en herkend aan zijn luide “lach”.
|
In dezelfde omgeving konden ook deze 9 duiven worden gefotografeerd. Goed geteld ziet u 7 Turkse tortels (Streptopelia decaocto), geflankeerd door 2 Holenduiven (Columba oenas). De eerste soort is een van origine uit Zuidoost Europa afkomstige tortelsoort. Veelal zijn ze met z'n tweeën. Vrijwel dagelijks komen ze even buurten om te zien of er nog voedsel te “scoren” valt. Ze zijn pas na 1950 in Nederland gaan broeden. De tweede soort is een echte inheemse jaarvogel. De holenduif zou je het kleinere broertje van de houtduif kunnen noemen en is niet alleen te herkennen aan zijn kleinere formaat, maar ook aan de groenige zweem aan de zijhals en de zwarte streepjes op de vleugels. Bovendien ontbreken bij de holenduif de witte banden op de vleugels en de witte vlek in de nek, die de houtduif wel heeft.
|
De Glanskop (Poecile palustris) is de laatste vogelsoort, die we u deze maand kunnen laten zien. Het beestje had geen zin om lekker te poseren en keerde de fotograaf letterlijk de rug toe. Zoals bekend mag worden verondersteld, lijkt de Glanskop sprekend op de Matkop (Poecile montanus). Gelukkig is hun zang behoorlijk verschillend, alhoewel je daar in de winterperiode weinig aan hebt. De matkop houdt vooral van een natte omgeving. De glanskop daarentegen kom je tegen in tuinen, maar vooral in bossen met rijke ondergroei. Het beste kenmerk tussen de “tweelingsoorten” is het lichte vlekje op de bovensnavel, die bij de matkop ontbreekt. Ook handig om te weten is dat glanskoppen geregelde bezoekers zijn van voedertafels. Dat zul je bij matkoppen vrijwel nooit meemaken.
|
Ook lastig is het op naam brengen van myxomyceten. Intussen heeft één der onzen zich daar de laatste jaren aardig in verdiept. Volgens hem zijn de slijmzwammetjes op de foto Zwarte Draadwatjes (Trichia botrytis). Het zijn - zoals u ziet - minuscule “hangende slijmerige bolletjes”. Ze zaten er op de dag van de foto al een week of drie. Dat is relatief lang, omdat het leven van een slijmzwam doorgaans maar kort duurt. Een aantal exemplaren is kennelijk nog op weg naar het laatste (zwarte) kleurstadium. De soort staat te boek als vrij zeldzaam in ons land. Voor een zekere determinatie is bij deze soort microscopisch onderzoek noodzakelijk, wat bij deze soort niet heeft plaats gevonden
|
Van dezelfde fotograaf is deze fraaie foto van een drietal mogelijke Dekselvormige Draadwatjes (Trichia crateriformis). Deze drie waren aanvankelijk wit, daarna geelachtig (zie foto) en tenslotte chocoladebruin. Ook dit is een vrij zeldzame soort in ons land. Net als bij de vorige soort moeten ook bij deze exemplaren qua naamgeving vraagtekens worden gezet. Ook voor deze soort is namelijk microscopisch onderzoek noodzakelijk. Alleen al het zoeken naar en het überhaupt vinden van deze organismen is een kunst op zich. De afgeplatte bovenkant waar de soort zijn naam aan te danken heeft is bij deze soort lang niet altijd aanwezig en op deze foto dan ook niet te zien.
|
Zoals eerder vermeld is het In de wereld van de myxomyceten bijzonder lastig om soorten op naam te brengen. Daarvoor is in deze minuscule wereld - waarin sprake is van een grote variëteit aan groeivormen en stadia - veelal microscopisch onderzoek nodig. Neem nou deze opname van Langstelige Kroeskopjes (Comatricha nigra), die vrij algemeen in ons land voorkomen, met name in het oosten. Ze groeien op naaldbomen en struiken. De foto is gemaakt bij mistig weer, hetgeen met regendruppeltjes erbij een speciaal effect teweeg heeft bracht. De kroeskopjes zelf bevonden zich ten tijde in hun laatste groeistadium.
|
We sluiten de categorie van myxomyceten af met deze Troskalknetjes (Badhamia utricularis). Dit kleine trosje werd aangetroffen onder een stuk berkenschors. Goed om te weten is dat deze soort in vrij korte tijd enorm van kleur en samenstelling kan veranderen. In het tweede groeistadium worden de vruchtlichamen op steeltjes gevormd en zijn aanvankelijk helder geel van kleur (zoals op de foto). In het 3e stadium nemen de bolletjes (van amper een 0,5 - 1,5 mm!) een grijze kleur aan. Bij het daaropvolgende stadium worden de bolletjes nog donkerder, maar nu evenwel met een prachtige structuur.
|
De overstap van de myxomyceten of ~ zo u wilt ~ slijmzwammen naar de paddenstoelen is snel gemaakt. Zie hier het Plooivlieswaaiertje (Plicaturopsis crispa). Deze algemene plaatjeszwam is vooral te vinden op dode stammen of takken van berk, beuk, hazelaar, wilde kers etc. Vrijwel steeds is er sprake van een voedselrijke vochtige bodem. De soort is doorgaans goed herkenbaar aan de vruchtlichamen, die dakpansgewijs op elkaar groeien. De onderzijde van deze soort is redelijk eenvoudig te determineren. In tegenstelling tot het Gewone Waaiertje zijn er bij deze soort namelijk aan de onderkant geen lamellen te zien, maar gerimpelde plooien, die vuilwit van kleur zijn. Deze waaiervormige soort komt wereldwijd voor
|
Aannemelijk is dat deze foto de Rode Kelkzwam (Sarcoscypha coccinea) laat zien. Pakweg 25 jaar geleden was het nog een zeldzame soort in ons land. Tegenwoordig is die status veranderd in algemeen. Ze komen voor in loofbossen en parken. Dat zou kunnen, want de opname is gemaakt in het Arboretum in de Lutte. Ze zijn in de winter en in het vroege voorjaar te vinden op vaak bemost verterend hout op vochtige, voedselrijke grond. In ons land komt ook de Krulhaarkelkzwam (Sarcoscypha austriaca) voor, die er heel veel op lijkt en ongeveer even vaak en op dezelfde plaatsen voorkomt. De twee soorten zijn alleen onder een microscoop van elkaar te onderscheiden. Bij inzending dient in feite deze kelkzwam als Sarcoscypha coccinea sl, incl. austriaca, te worden ingevoerd.
|
Voordat we overgaan naar de mossen en de korstmossen eerst nog deze zwam; de Zwarte Trilzwam (Exidia nigricans). Als je bij de eerste oogopslag naar deze foto kijkt, lijkt het alsof een konijn of een haas zijn uitwerpselen op een tak heeft achtergelaten, zoals je dat ook wel eens bij een vos ziet. Wat dichterbij gekomen was het overduidelijk dat zich op de dode tak een trosje zwarte trilzwammen had “genesteld”. Niet zelden kan een stam of een tak er helemaal vol mee zitten. Als de vruchtlichamen hiervan samen vloeien, kan er zelfs een zwarte hersenachtige structuur ontstaan. Trilzwammen behoren tot de zogeheten steeltjeszwammen en zien er gelatineachtig uit. Ze leven van en op afstervende of dode twijgen en takken.
|
Alhoewel er geen verwantschap is, hebben we toch de mossen en korstmossen bij elkaar gebracht. Eigenlijk doen we dit vanwege de naam. Afgebeeld is Bosschildmos (Flavoparmelia caperata). Dit is een mintgroene korstmossoort, die op bomen groeit met een niet al te zure schors. Bij oudere exemplaren is het midden opvallend gerimpeld. De lobben zijn rond van vorm en ongeveer 2 cm groot. In Europa kan je de soort aantreffen van Zuid-Scandinavië tot aan de Middellandse Zee. Het is een indicatorsoort vanwege z’n hoge gevoeligheid voor zure luchtverontreinigende stoffen. In een verzuurde omgeving zal je deze soort dan ook niet aantreffen. Ze zijn in ons land te vinden op laanbomen en in duinbossen
|
De volgende korstmossoort, die we deze maand hebben weten vast te leggen, is Grauw Rijpmos (Physconia grisea). Je treft ze zowel aan op boomschors als op steen, althans als het gaat om cement, beton, baksteen en kalksteen. Het is een vrij algemene soort in ons land. De naam is afgeleid van de grauwe kleur, die grijs tot grijsbruin kan zijn en aan de uiteinden van de lobben witachtig berijpt is. Aan de buitenkant zijn ze rond en ze kunnen een diameter van 8 cm bereiken. De lobben zelf zijn zo’n beetje 3 mm breed. Het meest algemeen zijn ze in Midden en Zuid Europa; een warmteminnende soort dus
|
De volgende korstmossoort is Rafelig Bekermos (Cladonia ramulosa); een soort uit de familie van de Cladonia’s. Ze gedijen goed in kustduinen en bossen. Ze groeien zowel op bomen, op hout, rottend materiaal, maar ook gewoon op de grond. De opname is gemaakt in Noord Limburg. Kenmerkend voor deze cladoniasoort is een beker met een bruinachtig “ontploft uiterlijk”. Dat is op bijgaande soort goed te zien. Hij heeft verder een gladde schorslaag met weinig blaadjes en de lichtgroene grondschubben lijken ietwat op zomersneeuw. Het is een vrij algemene korstmossoort in ons land.
|
Een verwante cladoniasoort, die in de Lemselermaten in Weerselo kon worden gefotografeerd, is Smal Bekermos (Cladonia coniocraea). Een behoorlijke boomstronk was met een deel van deze korstmossoort bedekt. Smal bekermos is een algemeen korstmos dat vooral groeit op bomen met zure schors (zoals eiken) en dood of rottend hout. De soort wordt gekenmerkt door het bezit van tamelijk kleine gekromde "steeltjes", die met wat fantasie wel wat op grijsgroene wormpjes lijken. Vooral boven op de stronk zijn ze zichtbaar. Ze zijn redelijk goed bestand tegen zure regen, maar minder goed tegen stikstofbemesting.
|
De enige echte mossensoort in het gezelschap vindt u op bijgaande foto. We hebben hier te maken met Ruig Haarmos (Polytrichum piliferum). Het is een algemene kosmopoliet die voornamelijk voorkomt in droge heide en uitzonderlijk goed bestand is tegen uitdroging en zowel goed tegen hoge als lage temperaturen kan. Bijzonder genoeg komen ze zelfs op Antarctica voor. Van nabij is haarmos herkenbaar aan de zichtbare glasharen op de top van de blaadjes. Op deze foto is dat zonder vergrootglas evenwel niet te zien. De roodbruine “kaboutermutsjes” zijn overigens de jonge sporenkapsels van dit plantje.
|
Als iemand het over lieveheersbeestjes heeft, denken de meeste mensen aan het zevenstippelig lieveheersbeestje. Met hun rode dekschilden met zwarte stippen is dit niet alleen de algemeenste soort van Nederland, maar ook de bekendste. Wat de meeste mensen evenwel niet weten, is dat er in Nederland nog ongeveer 60 soorten lieveheersbeestjes meer voorkomen. Deze soorten variëren in kleur van rood, tot geel, tot wit, tot zwart en ook tot oranje, zoals in dit geval het Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimgutatta). De regendruppel op de foto past precies om het lieveheersbeestje heen. Het kevertje heeft meestal 16 witte stippen op de oranjekleurige dekschilden. De naam hebben ze te danken aan het voedsel, want ze eten schimmels uit de groep die als meeldauw bekend staat.
|
In Albergen kon deze maand weer eens een Europese Rode Eekhoorn (Sciurus sciurus) op de kiek worden gezet. Niets bijzonders zal je wellicht zeggen, maar zoals je ziet gaat dit beestje aan de haal met een bek vol nestmateriaal. Dat noemen we nog eens een mooie rijmtekst voor een Sinterklaas- of Kerstgedicht. Eekhoorns houden er meerdere nesten op na, elk met een eigen functie, zoals een slaapnest, een rustnest, een kraamnest om jongen te baren etc. Ze kunnen op die manier tot wel 12 nesten maken! En al die nesten moeten worden natuurlijk bekleed. En daar is het beestje op de foto druk mee bezig. In tegenstelling tot veel andere dieren, houdt een eekhoorn er geen winterslaap op na
|
Men zegt dat de bloei van de Dotterbloem ook wel Gewone Dotterbloem (Cáltha palústris) genoemd, het nieuwe vijverseizoen, maar ook de lente aankondigt. De plant laat namelijk al in maart de eerste goudgele bloemenpracht zien. Dat rijmt volstrekt niet met deze opname, die nota bene op 20 december j.l. in Albergen is gemaakt. Ter verdere info: in de boeken staat zelfs beschreven dat de bloeitijd plaats vindt in april en mei. De natuur staat zo nu en dan op z’n kop, zo blijkt maar weer eens. Dotterbloemen gedijen het best in voedselrijk ondiep water, zowel langs plassen, in moerassen en vochtige weides. Bijzonder is dat ze zelfs temperaturen van - 35 gr. C kunnen verdragen.
|
Eén der onzen was met de camera aan de wandel in een bosgebied in de omgeving van Enschede. Het was, zoals op heel veel plaatsen in de natuur, overal erg nat. Op één van die schaarse momenten in december liet de zon zich zelfs zien. Het looppad werd echter allengs moeilijker begaanbaar. Regelmatig moest via omgevallen boomstammen, waterpartijen, modder e.d. het pad worden “omzeild”. Opeens stuitte hij op een waterplas op de route waarbij doorlopen geen enkele zin had. De plas water was zodanig groot en diep dat het tijd werd om de camera voor de dag te halen en een foto te maken van de eigenlijk best fraaie omgeving. Dat zijn zo van die toevalligheden als je aan het wandelen bent. Ons inziens mag de compositie van de foto en de mooie weerspiegeling in het water best gezien worden. Het woord “onverrichterzake” kwam op de terugweg dan ook zeker niet in hem op.
|
Van de hand van dezelfde fotograaf is bijgaande foto; getiteld “Sterrenbos in de mist”. Er was op de bewuste dag mist voorspeld. Dat geeft wat extra mogelijkheden bij bosfotografie, waarbij de achtergrond wat rustiger wordt. In dit geval maakt dat de foto extra sfeervol. Het Sterrenbos maakt deel uit van Hof Espelo (gelegen tussen Hengelo en Enschede) wat momenteel door de landschapsbeheerder (Landschap Overijssel) onder handen wordt genomen. De droogte van de laatste jaren heeft het bosgebied, alhoewel je dat op dit moment niet zou zeggen, geen goed gedaan. Bijzonder zijn hier de acht beukenlanen, die in het midden samenkomen. Het middelpunt ziet er als een ster uit. De naam is dan ook niet zomaar uit de lucht komen vallen.
|
Ook aan de laatste foto van deze natuurkalender hebben we een titel toebedeeld, te weten “waar de tijd verdwijnt”. Eveneens in de buurt van Enschede, in het bos met het vele water, was de focus en die ochtend wederom gericht op voorspelde mist. Wanneer het flink mistig is, ziet de natuur er immers heel anders uit. Althans, wat er dan nog zichtbaar is natuurlijk. Bij natuurfotografie geldt vaak dat de kracht in de eenvoud zit. Mist helpt je daarbij. Vaak zijn rustige en eenvoudige beelden het prettigst om naar te kijken. Deze foto straalt dan ook rust uit. Vandaar ook de titel. Op de bewuste locatie is best veel tijd doorgebracht, want de eenden op de foto zaten aanvankelijk niet bij de tak die je op de foto ziet. Het was lang wachten tot ze dichterbij zwommen en een mooie aanvulling vormden op deze serene foto. Daarmee luiden we 2024 uit en maken we ons op voor een hopelijk mooi nieuw en vooral natuurlijk jaar. Eenieder die dit leest alsnog de beste wensen.
|
Samenstelling: Wim Wijering E-mail: [email protected] tel. 06.46202123
De foto’s zijn deze keer gemaakt door: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Marcel Grunder en Jaimey Wilbers,
De foto’s zijn deze keer gemaakt door: Leo, Fons en Wim Wijering, Laurents ten Voorde, Marcel Grunder en Jaimey Wilbers,
Er zijn deze maand meer natuurfoto’s gemaakt; evenwel zonder toelichting. Wilt u ook deze foto’s bekijken, klik dan op “Recente foto's”.