2025 jaar van de torenvalk
|
De torenvalk is één van de meest algemene roofvogels van ons land. Toch gaat het niet goed met deze soort. De soort staat namelijk al vanaf 2017 op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. Nu ~ acht jaar later ~ wordt er intensief onderzoek gedaan wat er nu precies met de torenvalk aan de hand is, maar vooral wat we eraan kunnen doen. Vogelbescherming en SOVON hebben daarom de handen ineengeslagen en hebben 2025 uitgeroepen als het Jaar van de Torenvalk. Ze vragen om die reden dan ook extra aandacht voor deze muizeneter bij uitstek.
|
In ons land was de torenvalk lange tijd de talrijkst broedende roofvogel. Tegenwoordig wordt die plek ingenomen door de buizerd. Rond de zestiger jaren daalden de landelijke aantallen door het gebruik van allerlei landbouwgif. Na menig verbod leefde de stand weer enigszins op. Dertig jaar later daalde de populatie opnieuw en zien we eigenlijk alleen tijdens veldmuisrijke jaren (kleine) oplevingen. Steeds intensiever grondgebruik maakt tegenwoordig grote delen van het boerenland ongeschikt voor de torenvalk. Er is dan ook nog maar een kwart over van de aantallen van halverwege de vorige eeuw.
|
|
Er zullen maar weinig mensen zijn, die nog nooit een torenvalk hebben gezien of er iets over hebben gehoord of gelezen. De meesten kennen de vogel als ze ‘m zien “bidden” vanaf de auto(snel)weg. Dat is meestal boven wegbermen, dijken en taluds. De soort voelt zich evenwel het beste thuis op het platteland.
De mannetjes zijn herkenbaar aan hun grijsblauwe kop, roodbruine rug, vleugels met donkere vlekken en grijsachtige niet gebandeerde staart met zwarte eindband. De vrouwtjes hebben een geheel roodbruine bovenzijde en een sterk gebandeerde bruine tot grijzige staart. |
Torenvalken zijn ware luchtacrobaten en staan vooral bekend om het “bidden voorafgaand aan de maaltijd”. Ze hangen daarbij in de lucht met de kop in de wind en de staart gespreid. Op deze wijze staan ze klapwiekend en spiedend naar hun favoriete prooisoort (de veldmuis) vrijwel stil in de lucht. Het gezichtsvermogen van torenvalken is uitzonderlijk goed ontwikkeld. Ze zijn zelfs in staat om urinesporen van veldmuizen waar te nemen en te onthouden. Dat vergemakkelijkt het bemachtigen van de prooi. Jonge torenvalken zijn in het begin niet erg handig met het vangen van muizen. Ze oefenen in het begin dan ook vooral met het vangen van grotere insecten als kevers en sprinkhanen.
Per dag verorberen volwassen torenvalken ongeveer 3 tot 4 veldmuizen. In de winter komt dit prooidier elke twee uur boven de grond om te eten en dat weten torenvalken. Om niet te veel energie te verspillen jagen ze alleen op momenten dat er muizen zijn; dus niet de hele dag. Ze zijn verder alleen actief op plaatsen waar daadwerkelijk muizen te vinden zijn. Als ze genoeg gegeten hebben, verstoppen ze de overige vangsten voor de volgende dag. Ze houden er als het ware een soort eigen “provisiekast” op na.
|
Torenvalken maken geen eigen nest, maar zoeken altijd naar een voor hen geschikte nestgelegenheid. Dat kan een holte in een boom, zijn, een oud kraaiennest of een locatie in- of bij gebouwen en zelfs hoogspanningsmasten en windmolens. Heden ten dage wordt er ook veel in speciale nestkasten gebroed. Dat zijn over het algemeen halfopen nestkasten. Deze kunnen worden geplaatst in bomen, maar ook gewoon op palen. Onze nestkastengroep heeft in de loop der jaren in ons werkgebied al veel zelfgemaakte nestkasten opgehangen.
|
Gedijen doen ze het best in een (half)open, gevarieerd boerenland. Belangrijk is dat er ruimte is voor overhoekjes en bloemrijke bermen, maar ook voor kruidenrijke, extensieve graslanden. Hier voelen veldmuizen zich immers thuis. Je kunt verder denken aan het aanleggen van vogelakkers. Dat gebeurt binnen onze Verenging al jaren met de aanleg van wintervoedselakkers voor een andere Rode Lijstsoort; de patrijs. Ook de torenvalk profiteert hiervan mee.
|
Vorig jaar zijn binnen ons Verenigingsgebied 37 torenvalkkasten gecontroleerd, waarvan er uiteindelijk 23 werden bezet. Bij één paar mislukte de broedpoging. De overige 22 nestkasten leverden 88 torenvalkjongen op. Gemiddeld genomen komt dat neer op 3,8 jong per nest. Dit jaar werd er nog een schepje bovenop gegooid. Er werden maar liefst 57 nestkasten gecontroleerd, waarvan er uiteindelijk 26 werden bezet. Hiervan waren er 22 succesvol. Vier broedpogingen mislukten helaas. Uiteindelijk weden er 102 jongen vliegvlug. Gemiddeld kwam dat in 2025 uit op een gemiddelde van 3,9 per nestkast.
|
Helaas is het aantal muizen niet altijd toereikend en moeten torenvalken niet zelden overstappen op andere prooidieren. Daarbij moet je denken aan mussen, spreeuwen en grote insecten. Als ze geen voedsel kunnen vinden trekken ze weg. Om dit te voorkomen wordt al een tijdje geëxperimenteerd met het aanleggen van “muizenhotspots”. Dat zijn veelal simpele takkenhopen van snoeihout en afgevallen takken waar prooidieren in kunnen schuilen.
|
Onze “eigen” torenvalken zijn over het algemeen standvogels. Deels zijn het daarnaast trekvogels. Bij gebrek aan voedsel vindt er namelijk ook trek plaats naar Zuid-Europa tot in Noord-Afrika aan toe. Ringvondsten van onder andere bij ons geringde (jonge) torenvalken bewijzen dit. Het is verder goed te weten dat in de winter ook Scandinavische en Noordoost-Europese exemplaren ons land met een bezoek vereren.
|
|
Door deze aantrekkelijk te maken voor muizen strooi je er in de broedtijd en in de winter regelmatig wat graan bij. Het kost aldus maar weinig moeite om de veldmuizen- en daarmee ook de torenvalkstand op deze manier een handje te helpen. Zelfs steenuilen profiteren ervan mee. Beide soorten hebben immers baat bij een dergelijk “wegrestaurant” in de buurt van hun nestkast of in hun territorium. Doe dit alleen als er torenvalken of steenuilen in de buurt verblijven, anders creëer je wellicht ongewild een muizenplaag in je tuin.
|
Ook in en onder heggen, houtwallen of struiken leven veel muizen en andere prooidieren. Het is dus belangrijk om deze landschapselementen te bewaren of extra aan te leggen. Als Vereniging gaan we binnenkort beginnen aan een pilotproject struweelhagen met inheemse en streekeigen soorten. De eerste drie deelnemers hiervoor hebben zich al gemeld. Het is de bedoeling dat we bij het inplanten de schooljeugd gaan betrekken.
Vogelwerkgroepen, die iets voor de torenvalk willen betekenen, kunnen een beroep doen op het zogeheten Torenvalkfonds. Aanvragen daartoe kunnen tot en met 23 november 2025 worden gedaan bij Vogelbescherming Nederland. Het is te hopen dat met al deze initiatieven de torenvalk weer enigszins terugkeert op z’n oude niveau. Het zou een enorme verarming van ons landschap zijn als we deze roofvogel op het platteland zouden kwijtraken.
Samenstelling en foto’s: Wim Wijering